1 Assen, 4 september 2017 Ons kenmerk 201701605-00713214 BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE ONTHEFFING OP BASIS VAN HOOFDSTUK 3 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) Ontheffinghouder Activiteit Locatie : Woningstichting de Volmacht : Dakrenovatie : Bergweg 9 t/m 19 in Gasselte, gemeente Aa en Hunze Deze ontheffing wordt verleend voor de periode vanaf het moment van afgifte tot en met 15 maart 2018. Besluit Gedeputeerde Staten van Drenthe hebben besloten op basis van bijgevoegde motivering (zie bijlage 1) een ontheffing te verlenen aan Woningstichting de Volmacht voor wat betreft de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 2, en artikel 3.5, lid 2 en lid 4 van de Wnb waar het gaat om het opzettelijk vernielen van verblijfplaatsen van de huismus, het beschadigen van een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis en het verstoren van individuen van de gewone dwergvleermuis. Afwijzing artikel 3.2 lid 4 Met betrekking tot uw aanvraag voor een ontheffing van artikel 3.1 lid 4 van de Wnb hebben wij besloten uw aanvraag af te wijzen omdat wij hebben vastgesteld dat hiervoor geen ontheffing noodzakelijk is. Indien de ontheffinghouder handelt overeenkomstig de zorgplicht genoemd in artikel 1.11 van de Wnb is er geen sprake van het opzettelijk verstoren van de huismus. Tijdens de werkzaamheden zijn steeds voldoende alternatieve rustplaatsen beschikbaar in andere woningen als ook in de aangrenzende tuinen. Daarmee beschikken de huismussen op elk moment over voldoende schuilmogelijkheden. Van een verstoring die van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de huismus is hiermee geen sprake (art. 3.1 lid 5 Wnb). Een ontheffing van de verbodsbepaling genoemd in artikel 3.1, lid 4 van de Wnb is derhalve niet aan de orde. De ontheffing wordt verleend onder de volgende voorschriften: 1. Algemene voorschriften 1.1 De ontheffing wordt slechts voor de hierboven beschreven verbodsbepalingen en genoemde soorten verleend. 1.2 Deze ontheffing geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in deze ontheffing zelf niet anders is aangegeven. 1.3 De ontheffinghouder dient onverwijld contact op te nemen met de Provincie Drenthe indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als bedoeld in voorschriften 1.1 en 1.2 noodzakelijk zijn. 1.4 Deze ontheffing kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers blijven daarbij verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juiste naleving van deze ontheffing.
2 1.5 Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing en de bijbehorende brief op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te worden getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren. 1.6 De ontheffinghouder dient, zodra de datum van aanvang van de werkzaamheden bekend is, doch uiterlijk 7 dagen van tevoren, hiervan melding te maken bij de Provincie Drenthe. Dit kan door een e-mail te sturen naar wnb@drenthe.nl. 2. Specifieke voorschriften 2.1 Er dient gewerkt te worden zoals beschreven in hoofdstuk 7 uit het Activiteitenplan Soortenbescherming Bergweg Gasselte (2 augustus 2017) en het Ecologisch werkprotocol (24 augustus 2017) die bij de aanvraag zijn toegestuurd. 2.2 U dient bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met de kwetsbare perioden van de huismus en de gewone dwergvleermuis. Gezien de functie van het plangebied voor de huismus (voortplantingsplaats) loopt deze periode globaal van maart t/m augustus. Gezien de functie van het plangebied voor de gewone dwergvleermuis (paarverblijf) loopt deze periode globaal van 15 augustus tot 15 oktober. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kan deze periode langer of korter zijn. De periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient daarom afgestemd te worden met een deskundige op het gebied van beide soorten. 2.3 Voorafgaand aan de werkzaamheden dient door een deskundige vastgesteld te zijn dat er geen huismussen of gewone dwergvleermuizen op/ in de woningen aanwezig zijn. 2.4. Indien er nog gewone dwergvleermuizen in het paarverblijf aanwezig zijn dan dient het verblijf volgens de beschreven maatregelen (B2.2.3) in het Ecologisch werkprotocol ongeschikt gemaakt te worden. 3. Overige voorschriften 3.1 Een deskundige op het gebied van de soorten waarvoor ontheffing is verleend dient in ieder geval de volgende activiteiten uit te voeren dan wel te begeleiden: a) Voorafgaand aan de werkzaamheden controleren of er nog broedende huismussen (of andere vogels) aan het broeden zijn op de daken. b) Het ongeschikt maken van de woningen voor de huismussen. c) Voorafgaand aan de werkzaamheden controleren of er vleermuizen in het paarverblijf aanwezig zijn. d) (indien noodzakelijk) Het ongeschikt maken van de woning voor de vleermuizen. 3.3 Het kan voorkomen dat de in de ontheffing gestelde termijn niet voldoende is om de werkzaamheden waarop de ontheffing betrekking heeft uit te voeren. In dat geval dient de ontheffinghouder, zo spoedig mogelijk voor het verstrijken van deze termijn een nieuwe aanvraag in te dienen. Dit voorkomt onnodige vertraging van het project. 4. Zorgplicht 4.1 De ontheffinghouder dient voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Activiteiten of werkzaamheden die leiden tot negatieve effecten op plant- of diersoorten dienen achterwege gelaten te worden, of zo uitgevoerd te worden waardoor de effecten beperkt of ongedaan gemaakt worden.
3 4.2 In navolging van het voorgaande voorschrift dient u rekening te houden met het broedseizoen van vogels. De werkzaamheden dienen zoveel mogelijk uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen. Mocht dit niet mogelijk zijn, dient een deskundige voorafgaand aan de werkzaamheden het plangebied en/of alle te kappen bomen te controleren op in gebruik zijnde nesten. Als er in gebruik zijnde nesten worden aangetroffen dienen de werkzaamheden te worden uitgesteld tot na het broedseizoen. Het plangebied moet hiervoor worden vrijgegeven door de deskundige. Bezwaar Belanghebbenden die het niet eens zijn met dit definitieve besluit, kunnen binnen zes weken na de dag van verzending van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij het College van Gedeputeerde Staten van Drenthe. Voor meer informatie over de bezwaarprocedure zie http://provincie.drenthe.nl/loket/bezwaarschriften. Gedeputeerde Staten voornoemd, namens dezen,. mevrouw M. Volkers-Bredewold, Teamleider Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving
4 BIJLAGE 1: MOTIVERING BIJ BESLUIT 1. Aanvraag en procesverloop Op 24 augustus 2017 heeft Woningstichting de Volmacht (hierna: ontheffinghouder) een aanvraag gedaan voor een ontheffing van de Wnb. Het project betreft het renoveren van de daken van zes woningen (bergweg 9 t/m 19) in Gasselte, gelegen in de gemeente Aa en Hunze. De ontheffinghouder heeft een ontheffing aangevraagd voor de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 2 en lid 4 en artikel 3.5, lid 2 en lid 4, van de Wnb voor de huismus en de gewone dwergvleermuis. 2. Wettelijk kader De huismus is een beschermde inheemse vogelsoort als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. - Op grond van artikel 3.1, lid 2 van de Wnb is het verboden opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels als bedoeld in het eerste lid te vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen. - Op grond van artikel 3.1, lid 4, van de Wnb is het verboden vogels als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te storen. Het nest van een vogel, zoals bedoeld in artikel 3.1, lid 2 van de Wnb is de plaats die een vogel gebruikt voor het leggen en uitbroeden van de eieren en het grootbrengen van de jongen, voor zover het geen nestvlieder betreft. Ook de inhoud en de functionele omgeving van het nest moeten worden beschermd voor zover het broedsucces hiervan afhankelijk is. Artikel 3.1, lid 2 van de Wnb is gedurende het broedseizoen van toepassing op alle in gebruik zijnde nesten van vogels. Nesten van de huismus zijn op basis van vaste jurisprudentie bovendien jaarrond beschermd. Dit houdt in dat ook buiten het broedseizoen de nesten beschermd zijn en niet mogen vernield of weggehaald. De gewone dwergvleermuis is een beschermde inheemse soort als bedoeld in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn. - Op grond van artikel 3.5, lid 2, van de Wnb is het verboden om dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren. - Op grond van artikel 3.5, lid 4, van de Wnb is het verboden om de voorplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste lid te beschadigen of te vernielen. Onder voortplantingsplaatsen of rustplaatsen als bedoeld in artikel 3.5, lid 4, van de Wnb vallen o.a. kraamverblijven, zomerverblijven, paarverblijven en winterverblijven maar ook essentiële vliegroutes en foerageergebieden die van belang zijn voor de instandhouding van de voortplantingsplaats of rustplaats worden hieronder gerekend. Tijdelijke, seizoensgebonden, verblijfplaatsen als holen die van belang zijn voor de gunstige staat van instandhouding van een soort op populatieniveau of per individu zijn ook beschermd door artikel 3.5, lid 4 van de Wnb. 3. Overwegingen De ontheffinghouder is voornemens om de daken van zes woningen te renoveren. De woningen bevinden zich aan de Bergweg in Gasselte. De woningen dateren uit 1956 en de daken zijn aan vervanging toe. Er zijn vochtproblemen op zolder die opgelost moeten worden en door de geplande renovatie zullen de woningen energiezuiniger worden. De werkzaamheden zullen eruit bestaan dat de daken en dakgoten verwijderd worden en er nieuwe geïsoleerde daken worden geplaatst.
5 Ten behoeve van deze renovatiewerkzaamheden heeft Ecologisch adviesbureau Buro Bakker een Quickscan (2016) en aanvullend onderzoek (2017) uitgevoerd. In het plangebied zijn elf verblijfplaatsen voor huismussen en één paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuizen aangetroffen. Voor het weghalen van de verblijfplaatsen van de mussen is ontheffing van artikel 3.1 lid 2 van de Wnb noodzakelijk. In de gerenoveerde woningen wordt per woning vijf meter vogelvides geplaatst. Op deze manier worden er per woning tien nieuwe verblijfplaatsen gerealiseerd. In de nieuwe situatie heeft de populatie mussen dus nog voldoende ruimte om in te verblijven. Omdat er tijdens de werkzaamheden voldoende schuilmogelijkheden voor de mussen zijn in de aangrenzende tuinen als ook in de overige woningen is er geen ontheffing noodzakelijk voor het verstoren van de huismussen. Van een verstoring die van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de huismus is zeker geen sprake (artikel 3.1 lid 5 van de Wnb) Met betrekking tot de vleermuizen zijn al in maart 2017 op de woningen aan Bergweg nummer 13 en nummer 19 in totaal vier vleermuiskasten opgehangen. Deze zijn geschikt als zomer- en paarverblijf voor de gewone dwergvleermuis. Doordat deze kasten ver voorafgaand aan de werkzaamheden zijn opgehangen hebben de vleermuizen al kunnen wennen aan de nieuwe verblijven. Bij de werkzaamheden wordt de oorspronkelijke verblijfplaats in de spouw en de toegang tot de spouw in tact gehouden. Omdat de paarverblijfplaats tijdelijk ongeschikt wordt gemaakt is ontheffing noodzakelijk van artikel 3.5, lid 4 van de Wnb. Indien voorafgaand aan de werkzaamheden aan de betreffende woning blijkt dat de vleermuizen nog aanwezig zijn, zullen er aanvullende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat de vleermuizen in het gebouw zitten bij aanvang van de werkzaamheden. Er wordt gebruik gemaakt van exclusion flaps of de klimatologische omstandigheden in de spouw worden veranderd (bijvoorbeeld door het verwijderen van de dakgoot) zodat de vleermuizen uit de woning vertrekken. Indien voornoemde maatregelen noodzakelijk zijn, is ontheffing nodig van artikel 3.5, lid 2 van de Wnb. Uit de relevante wet- en regelgeving blijkt dat de aangevraagde ontheffing alleen kan worden verleend als de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in het geding is, er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de ontheffing aangevraagd wordt onder een aangewezen belang. 3.1 Alternatievenafweging De werkzaamheden zijn gebonden aan deze locatie. De renovatiewerkzaamheden zijn nodig om de kwaliteit en leefbaarheid van de betreffende woningen te garanderen. Het is onmogelijk om delen van de daken intact te laten omdat alle dakpannen en dakgoten vervangen moeten worden. Wel is een alternatieve uitvoering mogelijk. Zo wordt er gewerkt buiten het broedseizoen en buiten de kwetsbare periode van de vleermuizen. Er wordt gefaseerd gewerkt zodat soorten altijd voldoende alternatieve verblijfplaatsen tot hun beschikking hebben. In de nieuwe situatie zijn de woningen opnieuw geschikt voor de aanwezige beschermde soorten. 3.2 Belangenafweging De ontheffinghouder geeft aan te werken onder belang 1 genoemd in artikel 3.3, lid 4b (Volksgezondheid of openbare veiligheid) en belang 3 genoemd in artikel 3.8, lid 5b (Volksgezondheid of openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten).
6 In de te renoveren woningen is sprake van vochtproblemen, waar bijvoorbeeld de zolders van de woningen niet gebruikt kunnen worden. Als de renovatie te lang wordt uitgesteld zullen er lekkages op gaan treden. Ook kan het vocht elders in de woningen voor problemen gaan zorgen waaronder ook het veroorzaken van gezondheidsklachten bij de bewoners. Na de renovatie zullen de woningen zuiniger zijn qua energieverbruik. Hiermee wordt gewerkt aan de afspraken die op landelijk niveau zijn vastgelegd in het Energieconvenant (2012). Het uitgangspunt van het Energieconvenant is dat in 2020 alle woningen een gemiddelde Energie Index van 1,25 hebben (gemiddeld energielabel B). Door de renovatie zullen de woningen van energielabel C naar energielabel B gaan met bovendien nog de optie om zonnepanelen te plaatsen waardoor energielabel A bereikt kan worden. Wij kunnen instemmen met de in de aanvraag beschreven belangen. De genoemde belangen vormen een voldoende onderbouwing om het optreden van (beperkte) negatieve effecten op de aangevraagde soorten te rechtvaardigen. 3.3 Staat van instandhouding Huismus De gunstige staat van instandhouding van de huismus is beoordeeld als matig ongunstig waar het gaat om populatie en verspreiding. Het leefgebied en toekomstperspectief van de huismus is wel gunstig. De laatste jaren vertoond de populatie een kleine toename (www.sovon.nl). In het plangebied komt de huismus in hoge dichtheden voor. Ook in de directe omgeving van het plangebied zijn veel geschikte woningen voor de huismus aanwezig. De lokale staat van instandhouding wordt dan ook beoordeeld als gunstig. De werkzaamheden worden buiten de kwetsbare periode, het broedseizoen, voor de huismus uitgevoerd. Ook wordt er gefaseerd gewerkt waardoor ten alle tijden voldoende verblijfplaatsen voor de mussen aanwezig zijn. In de tuinen van de woningen die worden gerenoveerd zijn bovendien ook voldoende alternatieve rust- en schuilplaatsen aanwezig. In de nieuwe situatie worden er per woning 10 nieuwe verblijfplaatsen voor de huismus gerealiseerd. Hierdoor zal het plangebied na de werkzaamheden geschikter zijn voor de huismussen dan in de huidige situatie. Negatieve effecten op de staat van instandhouding worden hiermee niet verwacht. De verwachting is zelfs dat de populatie in de toekomst nog zal kunnen toenemen. Gewone dwergvleermuis De gewone dwergvleermuis is in Nederland de meest algemeen voorkomende vleermuizensoort. De populatie wordt geschat op 300.000 tot 600.000 individuen (Ottenburg & Van Swaay, red., 2014). Er zijn geen aanduidingen dat de landelijke populatie in haar staat van instandhouding wordt bedreigd. De gewone dwergvleermuizen, die in het plangebied verblijven maken deel uit van een grotere populatie. In de omgeving van het plangebied zijn dan ook voldoende alternatieven voor zomer-, paaren winterverblijven beschikbaar. Daarnaast zijn er in maart 2017 al vier tijdelijke vleermuiskasten opgehangen die als paarverblijf kunnen dienen tijdens de werkzaamheden. De woning waarin het huidige paarverblijf zich bevindt wordt buiten de kwetsbare periode (15 augustus-15 oktober) gerenoveerd. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt gecontroleerd of er nog vleermuizen aanwezig zijn. Indien dit het geval is worden er maatregelen getroffen zodat de vleermuizen de verblijfplaats verlaten voordat de werkzaamheden aanvangen. In de nieuwe situatie is de paarverblijfplaats weer toegankelijk voor de vleermuizen. Permanente aantasting is dus niet aan de orde. Door de genomen maatregelen en het feit dat er gewerkt wordt buiten de kwetsbare periode zorgt er voor dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op de staat van instandhouding van de gewone dwergvleermuis.
7 3.4 Zorgplicht en broedseizoen Naast de soorten waarvoor de ontheffinghouder de ontheffing heeft aangevraagd kunnen ook andere soorten worden aangetroffen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Artikel 1.11 van de Wnb gebiedt een ieder voldoende zorg in acht te nemen voor Natura 2000- gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende planten en hun directe leefomgeving. Activiteiten of werkzaamheden die leiden tot negatieve effecten op gebieden of specifieke plant- of diersoorten dienen achterwege gelaten te worden, of zo uitgevoerd te worden waardoor de effecten worden beperkt of ongedaan gemaakt. Naast de zorgplicht dient de ontheffinghouder ook rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Werkzaamheden die een negatief effect kunnen hebben op het broedsucces van vogels dienen uitgesteld te worden. Over het algemeen wordt voor het broedseizoen van vogels een periode aangehouden van 15 maart t/m 15 juli. Echter, dit kan in de praktijk per vogelsoort en per individu verschillen. Een deskundige dient vast te stellen dat het broedseizoen voor de op het plangebied aanwezige soorten ten einde is. 3.5 Gebiedsbescherming Het plangebied ligt op ruim 600 meter van het Natura-2000 gebied Drouwenerzand. De invloedsfeer van de werkzaamheden reiken niet tot in het Natura-2000 gebied. Effecten hierop zijn daarom niet aan de orde. 4. Conclusie Gelet op vorenstaande besluiten wij ontheffing van de Wnb te verlenen. Aan deze ontheffing zijn de voorschriften verbonden zoals vermeld in het besluit.