30 JULI Wet betreffende de radioberichtgeving.

Vergelijkbare documenten
30 JULI 1979 Wet betreffende de radioberichtgeving. 13 juni 2005 Wet betreffende de elektronische communicatie. Artikel 2.

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE ADVIES /4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE

10 JANUARI 1950 KAREL, PRINS VAN BELGIE, REGENT VAN HET KONINKRIJK, Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden, Heil.

26 JUNI Wet betreffende het statuut van de tussenpersonen op het gebied van het goederenvervoer.

BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE

(B.S., 14 november 1998)

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE

ONTWERP VAN DECREET. tot regeling van het handhavingsbeleid in de toeristische logiessector TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING

Gemeentebestuur Lovendegem Kerkstraat 45

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde (B.S Ed. 3)

Contractnummer: VERTROUWELIJKHEIDSCONTRACT TUSSEN DE ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK STATISTICS BELGIUM EN

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Reglementering voor radioamateurs

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Rolnummers 5431 en Arrest nr. 95/2013 van 9 juli 2013 A R R E S T

BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE STATISTISCHE INLICHTINGEN DATARETENTIE VOOR 2016 VERSIE BESTEMD VOOR HET PUBLIEK

============================================= 1. Algemene bepalingen. Artikel 1

Telegraaf- en telefoonverordening

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

Wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur

Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID

Publicatie : FEBRUARI Wet betreffende de bestraffing van corruptie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder.

==================================================================== Artikel 1

BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE

2. voorwaarden voor het houden, gebruiken en commercialiseren van scanners

Datum: 24/05/1994 B.S.: 21/07/1994

Het gedeelte van genoemde bedragen dat 944 euro per kalendermaand niet te boven gaat, is niet vatbaar voor overdracht of beslag.

Artikel 1 2. Artikel 2

Art. 6. (Opgeheven) <W /35, art. 12, 010; ED : >

==================================================================== Artikel 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal

15. DE BELGISCHE REGELGEVING

Electronische communicatie WET 79

1 de regionale Huisvestings- en Landmaatschappijen en hun erkende maatschappijen;

Inhoudstafel. Goedgekeurd in de gemeenteraad van 15 december Bekendgemaakt op 16 december 2015.

BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE BESLUIT VAN DE RAAD VAN HET BIPT VAN 30/01/2008

WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN

==================================================================== Artikel 1

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

1. Voor de onderneming:

BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE

AANVRAAGFORMULIER VOOR HET BEKOMEN VAN EEN MACHTIGING VOOR HET GEBRUIK VAN PRIVATE RADIO- ELEKTRISCHE STATIONS

Koninklijk besluit van 30 mei 1997 houdende de versterking van de doeltreffendheid van de instrumenten voor financiële steun aan de export

KONINKLIJK BESLUIT VAN 11 MEI 2007

KONINKLIJK BESLUIT VAN 11 MEI 2007

In dit algemeen reglement hebben de onderstaande termen de ernaast vermelde betekenis.

12 DECEMBER Wet tot vaststelling van de arbeidsduur. van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen,

WET VAN 29 MAART betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen. (B.S. 6 mei 1976)

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Regeling zendvoorwaarden radioamateurs

VLAAMS PARLEMENT DECREET. houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat. van Kinderrechtencommissaris. Artikel 1

BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE

Metrologische Reglementering

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

==================================================================== Artikel 1

Metrologische Reglementering

BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE STATISTISCHE INLICHTINGEN DATARETENTIE VOOR 2014 EN 2015 VERSIE BESTEMD VOOR HET PUBLIEK

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002

Hof van Cassatie van België

ZETELAKKOORD TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIE

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIË DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND TOT VOORKOMING VAN DUBBELE BELASTING

Gepubliceerd op : FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

OVERZICHT VAN DE REGELGEVING BETREFFENDE DE RADIOAMATEURDIENST IN BELGIË

Tweede Kamer der Staten-Generaal

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

HOOFDSTUK I. - Definities.

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter F. Debaedts en de rechters-verslaggevers L.P. Suetens en P. Martens, bijgestaan door de griffier L.


MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, MINISTERIE VAN FINANCIEN EN MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW

HOOFDSTUK I Definities.

MANDATENLIJST EN VERMOGENSAANGIFTE

BETREFT : Gebruik van het fiscaal identificatienummer in de betrekkingen met de buitenlandse fiscale administraties.

WET 91 ELEKTRONISCHE COMMUNICATIE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

GSM- of UMTS-repeaters: vragen en antwoorden

Administratieve geldboetes

Artikel 1 1. Artikel 2

Hof van Cassatie van België

BESLUIT VAN DE RAAD VAN HET BIPT VAN 06 OKTOBER 2010 BETREFFENDE DE TOEKENNING AAN B.V.B.A. SECURITY MONITORING CENTRE

Beperkende maatregelen : enkele bijzondere aandachtspunten

ONTWERPBESLUIT VAN DE RAAD VAN HET BIPT VAN XX JUNI 2013 BETREFFENDE

Voorstellen FAVV Wet houdende diverse bepalingen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

BESLUIT VAN DE RAAD VAN HET BIPT VAN 26 OKTOBER 2010 BETREFFENDE

Inhoudstafel Tekst Begin

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

20 JULI BOUDEWIJN, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, ONZE GROET.

REGLEMENT KEURMERK STICHTING GARANTIEWONING

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer,

Transcriptie:

30 JULI 1979 Wet betreffende de radioberichtgeving. Artikel 1 Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: [1 Minister: de Minister of de Staatssecretaris die bevoegd is voor de aangelegenheden die de telecommunicatie betreffen;] [Vervangen bij artikel. 1, eerste lid, 1 van het koninklijk besluit van 15 maart 1994 tot aanpassing van de wetten van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving en 6 februari 1987 betreffende de radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de handelspubliciteit op radio en televisie, en van de reglementering betreffende de radioberichtgeving aan de bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (BS, 15 april 1994)] [2 Instituut: het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort : "B.I.P.T.";] [Vervangen bij artikel 1, eerste lid, 2 van het koninklijk besluit van 15 maart 1994 tot aanpassing van de wetten van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving en 6 februari 1987 betreffende de radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de handelspubliciteit op radio en televisie, en van de reglementering betreffende de radioberichtgeving aan de bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (BS, 15 april 1994)] 3 radioverbinding: elke overbrenging, door middel van radio -elektrische golven, van inlichtingen van alle aard, inzonderheid van klanken, teksten, beelden, overeengekomen tekens, numerieke of analoge uitdrukkingen, seinen voor afstandsbediening, seinen bestemd voor de opsporing of voor de bepaling van de plaats of de beweging van voorwerpen. Worden als radio-elektrische golven beschouwd de hierna vermelde verschijnselen voor zover de frequentie van de geseinde elektromagnetische trillingen begrepen is tussen 10 kilohertz en 3000 gigahertz: a) de voortplanting van de elektromagnetische energie door in de ruimte en langs het aardoppervlak uitgestraalde hertzgolven; b) de voortplanting van de elektromagnetische energie door het sturen langs leidraden, met uitsluiting van die welke speciaal opgevat zijn om een dergelijke seining te realiseren zonder straling in de ruimte buiten die leidraden te veroorzaken; c) de voortplanting van de elektromagnetische energie door het sturen langs diëlektrische leidraden; d) de overbrenging van de elektromagnetische energie door inductie in de ruimte; [4 a) zendtoestel voor radioverbinding : iedere generator van elektromagnetische trillingen gebouwd om radioberichten uit te zenden met uitzondering van toestellen die uitsluitend voor de ontvangst van de klank- en televisieomroepuitzendingen bestemd zijn; b) zend-ontvangtoestel voor radioverbinding : iedere generator en ontvanger van elektromagnetische trillingen gebouwd om radioberichten uit te zenden en te ontvangen met uitzondering van toestellen die uitsluitend voor de ontvangst van de klank- en televisieomroepuitzendingen bestemd zijn; c) ontvangtoestel voor radioverbinding : iedere ontvanger van elektromagnetische trillingen gebouwd om radioberichten te ontvangen met uitzondering van toestellen die uitsluitend voor de ontvangst van klank- en televisieomroepuitzendingen bestemd zijn; 5 station voor radioverbinding : het geheel samengesteld uit een zendtoestel, een zend-ontvangtoestel of een ontvangtoestel, de ermee verbonden antennes alsook alle toestellen die nodig zijn om het geheel behoorlijk te laten functioneren;] [Vervangen bij artikel 2 van de wet van 6 mei 1998 tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de

6 net voor radioverbinding: het geheel samengesteld uit verscheidene stations voor radioverbinding die met elkaar in verbinding mogen treden binnen de grenzen van een vergunning die aan een enkele fysische of morele persoon werd afgeleverd; 7 radio-omroepdienst: dienst voor radioverbinding die uitzendingen doet welke bestemd zijn om rechtstreeks door het publiek in het algemeen te worden ontvangen. Die dienst kan bestaan uit klank- televisie- of andere soorten van uitzendingen; 8 radio-omroepstation: station van een radio-omroepdienst. Artikel 2 [Opgeheven bij artikel 104 van de wet van 20 december 1995 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen (BS, 23 december 1995)] Artikel 3 1. Niemand mag in het Rijk noch aan boord van een zeeschip, een binnenschip, een luchtvaartuig of enige andere drager onderworpen aan het Belgisch recht, een zend- of ontvangtoestel voor radioverbinding houden, of een station of een net voor radioverbinding aanleggen en doen werken zonder schriftelijke vergunning [van het Instituut]. Deze vergunning is persoonlijk en kan worden ingetrokken. [Gewijzigd bij artikel 40 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (B.S. 24 januari 2003), met ingang van 23 april 2003 (art. 44)] 2. De Koning bepaalt de algemene regels inzake toekenning en intrekking van de in 1 bedoelde vergunningen. Hij kan bepalen in welke gevallen die vergunningen niet vereist zijn. 3. De Minister bepaalt de verplichtingen van de houders van een vergunning en de voorwaarden waaraan de toegelaten stations en netten voor radioverbinding moeten voldoen. [ ] [Opgeheven bij artikel 79 van de programmawet van 9 juli 2004 (BS, 15 juli 2004)] 4. De in 1 bedoelde vergunningen zijn niet vereist voor de openbare radio-omroepdiensten, noch voor de stations voor radioverbinding die voor militaire doeleinden of met het oog op de openbare veiligheid aangelegd en gebruikt worden door de diensten die onder de Minister van Landsverdediging ressorteren, door de Noord Atlantische Verdragsorganisatie en door de Geallieerde Strijdkrachten. 5. Voor de private radio-omroepdiensten worden de in 1 bedoelde vergunningen slechts afgeleverd na eensluidend advies van de Ministers tot wiens bevoegdheid de radio-omroep behoort, ieder voor wat hem betreft. Artikel 3 is door het Arbitragehof vernietigd in zoverre het de nationale overheid, zonder een aantal in het arrest nader gepreciseerde beperkingen in acht te nemen, ertoe machtigt om de normen betreffende de uitzendingen van private radio-omroepstations te bepalen, en het diezelfde overheid aanwijst als de overheid die bevoegd is om de vergunningen tot exploitatie van dergelijke radio-omroepstations te verlenen (Arbitragehof, nr. 1/91, 7 februari 1991 (B.S., 28 februari 1991)). Artikel 4 Niemand mag in het Rijk, noch aan boord van een zeeschip, een binnenschip, een luchtvaartuig of enige andere drager onderworpen aan het Belgisch recht: a) radioverbindingen uitzenden of trachten uit te zenden die de eerbied voor de wetten, de veiligheid van de Staat, de openbare orde of de goede zeden aantasten of een belediging uitmaken jegens een vreemde Staat; b) valse of bedrieglijke alarm-, spoed- of noodseinen of noodoproepen uitzenden of trachten uit te zenden; [c) andere radioverbindingen dan die bedoeld in artikel 314bis van het Strafwetboek en die niet voor hem bestemd zijn, opvangen of trachten op te vangen. Indien zulke verbindingen onopzettelijk worden ontvangen, mogen zij noch

weergegeven, noch aan derden medegedeeld, noch voor enig doeleinde worden gebruikt en zelfs aan hun bestaan mag geen bekendheid worden gegeven, behalve in de gevallen door de wet opgelegd of toegestaan.] [Vervangen bij artikel 3 van de wet van 6 mei 1998 tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de Artikel 5 Niemand mag in het Rijk noch aan boord van een zeeschip, een binnenschip, een luchtvaartuig of enige andere drager onderworpen aan het Belgisch recht en niemand mag buiten het Rijk, overgaan tot, noch rechtstreeks of onrechtstreeks meewerken aan de opstelling of de exploitatie van een radio-omroepstation opgesteld aan boord van een zeeschip, luchtvaartuig of elk ander drijvend of door de lucht gedragen voorwerp, ongeacht de nationaliteit ervan, waarvan de uitzendingen, geheel of gedeeltelijk bedoeld zijn om te worden ontvangen of de mogelijkheid bieden om ontvangen te worden op het grondgebied van een der overeenkomstsluitende landen van de Europese Overeenkomst voor de beteugeling van radio-omroepuitzendingen buiten nationaal grondgebied, opgemaakt te Straatsburg op 22 januari 1965 en goedgekeurd bij wet van 18 juli 1967. Worden beschouwd als daden van exploitatie: het realiseren, bekostigen en uitzenden van de programma's van deze stations. Worden beschouwd als daden van medewerking: a) het leveren, onderhouden en herstellen van materiaal; b) het bevoorraden; c) het ter beschikking stellen van vervoermiddelen voor of het vervoeren van personen, materiaal of voorraden; d) het bestellen of het vervaardigen van produkties van welke aard ook, daaronder begrepen publiciteit, bestemd om te worden omgeroepen; e) het verlenen van diensten op het gebied van publiciteit ten behoeve van de betrokken stations. De bepalingen van dit artikel gelden niet voor handelingen verricht met het oog op hulpverlening aan of redding van een zeeschip, een luchtvaartuig, een drijvend of door de lucht gedragen voorwerp of een ruimteschip in nood of met het oog op de bescherming van mensenlevens. Artikel 6 Onverminderd de bepalingen van de internationale akkoorden die België heeft ondertekend of van de ter uitvoering van die akkoorden vastgestelde reglementen, mag een station voor radioverbinding dat aangelegd is aan boord van een zich in het Rijk bevindend zeeschip of luchtvaartuig, ongeacht de nationaliteit van dit zeeschip of luchtvaartuig, niet met andere stations voor radioverbinding in verbinding treden dan door tussenkomst van de Belgische landstations van de mobiele zee- of luchtvaartdienst, al naar het geval. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op: a) de radioverbindingen tot stand gebracht voor militaire doeleinden of met het oog op de openbare veiligheid door de diensten die onder de Minister van Landsverdediging ressorteren, door de Noord Atlantische Verdragsorganisatie en door de Geallieerde Strijdkrachten; b) de nood-, alarm-, spoed- en veiligheidsseinen evenals op de noodoproepen en -berichten en de beantwoording ervan. [Het Instituut] kan, in speciale omstandigheden, toelaten dat sommige radioverbindingen worden gerealiseerd in afwijking van de bepalingen van het eerste lid. [Gewijzigd bij artikel 40 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (B.S. 24 januari 2003), met ingang van 23 april 2003 (art. 44)] Artikel 7

[Opgeheven bij artikel 2 van de wet van 3 juli 2000 tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de Artikel 8 Het is verboden een [zendtoestel of zend-ontvangtoestel voor radioverbinding] te verkopen, te verhuren, in leen te geven of te schenken aan iemand die de in artikel 3, 1 voorgeschreven vergunning voor het houden van een dergelijk toestel niet heeft verkregen. [Het Instituut] kan dit verbod opheffen voor toestellen die uitsluitend voor de uitvoer bestemd zijn. Iedere constructeur, verkoper of verhuurder van [zendtoestellen of zend-ontvangtoestellen voor radioverbinding] en eenieder die, zelfs toevallig, een toestel of een stel van losse stukken waarmee een zodanig toestel gebouwd kan worden, verkoopt, verhuurt, in leen geeft of schenkt, moet daarvan aangifte doen [bij het Instituut]. De aangifte moet vermelden: 1 de aard en de datum van de verrichting; 2 de naam en voornamen of de firma en het adres van de verkrijger; 3 het nummer van de in artikel 3, 1 bedoelde vergunning. De aangever moet zich van de juistheid van die inlichtingen vergewissen. Hij mag daartoe eisen dat de identiteitskaart van de verkrijger of enig ander bewijsstuk wordt overgelegd. De Koning bepaalt de nadere regelen voor de toepassing van dit artikel en stelt de passende controlemaatregelen vast. Dit artikel is niet van toepassing op het radio-elektrisch materiaal dat voor militaire doeleinden of met het oog op de openbare veiligheid werd besteld door de diensten die onder de Ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken of van Landsverdediging ressorteren, door de Noord Atlantische Verdragsorganisatie en door de Geallieerde Strijdkrachten. [Gewijzigd bij artikel 5 van de wet van 6 mei 1998 tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving (BS, 30 juni 1998) en bij artikel 40 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (B.S. 24 januari 2003), met ingang van 23 april 2003 (art. 44)] Artikel 9 [Opgeheven bij artikel 3 van de wet van 3 juli 2000 tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de Artikel 9bis [Opgeheven bij artikel 3 van de wet van 3 juli 2000 tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de Artikel 10 [De Koning stelt de verordeningen van algemeen bestuur en de politieverordeningen betreffende de radioverbindingen alsook de verordeningen betreffende de bescherming ervan vast, inzonderheid de maatregelen die getroffen kunnen worden om radio-elektrische storingen te doen ophouden.]

[Aldus vervangen bij artikel 4 van de wet van 3 juli 2000 tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de De verordeningen van algemeen bestuur die de radio-omroep aanbelangen, worden getroffen op de voordracht van de Ministers tot wier bevoegdheid de radioverbindingen enerzijds en de radio-omroepdiensten van de betrokken gemeenschap anderzijds behoren. Artikel 11 [[Het Instituut] is bevoegd toezicht uit te oefenen op de toepassing van deze wet en van de ter uitvoering ervan getroffen besluiten. De Koning stelt het bedrag vast van de rechten die aan [het Instituut] moeten worden betaald door de aanvragers en titularissen van de vergunningen bedoeld in artikel 3, 1, om de uitgaven te dekken die voortvloeien uit de controle over de naleving van hun verplichtingen en van de aan hun stations en netten voor radioverbinding opgelegde voorwaarden alsmede voor het te hunner beschikking stellen van één of meer frequenties en het recht deze te gebruiken. Hij bepaalt de betalingsmodaliteiten van die rechten. Dit artikel heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1989.] [Vervangen bij artikel 338 van de Programmawet van 22 december 1989 (BS, 30 december 1989) en gewijzigd bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 15 maart 1994 tot aanpassing van de wetten van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving en 6 februari 1987 betreffende de radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de handelspubliciteit op radio en televisie, en van de reglementering betreffende de radioberichtgeving aan de bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (BS, 15 april 1994)] Lid 2 en 3 van artikel 11 zoals gewijzigd bij artikel 338 van de programmawet van 22 december 1989 zijn door het Arbitragehof vernietigd in de mate dat die bepalingen betrekking hebben op private radio-omroepdiensten. Artikel 12 De Koning bepaalt onder welke voorwaarden de houder van een vergunning voor zijn kosten wordt vergoed wanneer hem, om redenen van openbaar belang, een technische wijziging van zijn zend- of ontvangtoestel voor radioverbinding opgelegd wordt. Artikel 13 Wanneer de openbare veiligheid of de verdediging van het Rijk het vergt, mag de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het houden of het gebruik van zend- en ontvangtoestellen voor radioverbinding geheel of gedeeltelijk verbieden gedurende de termijn die Hij vaststelt. Hij mag daartoe alle nuttige maatregelen voorschrijven, inzonderheid de toestellen onder sekwester doen plaatsen of op een bepaalde plaats doen deponeren. Deze maatregelen geven geen aanleiding tot enigerlei vergoeding. Artikel 14 [ ] [Opgeheven bij artikel 39 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (B.S. 24 januari 2003), met ingang van 23 april 2003 (art. 44)] Artikel 15

Inbreuk op de artikelen 3 en 4 van deze wet en van de ter uitvoering van artikel 13 genomen besluiten wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van tweehonderd tot tweeduizend frank of met één van die straffen alleen. Inbreuk op artikel 5 van deze wet wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van tienduizend tot honderdduizend frank of met één van die straffen alleen. [Overtreding van de artikelen 6, 7, 8, 9 en 9bis van deze wet] en van de ter uitvoering van de artikelen 7, 8, 9 en 10 genomen besluiten wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van honderd tot duizend frank of met één van die straffen alleen. [Gewijzigd bij artikel 9 van de wet van 6 mei 1998 tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de [De verbeurdverklaring van zendtoestellen, van zend-ontvangtoestellen of van ontvangtoestellen voor radioverbinding en van de in artikel 9bis van deze wet bedoelde toestellen, alsook van enig toebehoren dat speciaal voor de werking ervan bestemd is, wordt altijd uitgesproken.] [Vervangen bij artikel 10 van de wet van 6 mei 1998 tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de Artikel 8, 1 van de wet van 29 juli 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie is niet van toepassing op deze verbeurdverklaring. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85 zijn van toepassing op de overtredingen van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten. Artikel 16 [Artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering is van toepassing in geval van overtreding van] de artikelen 6, 7, 8, 9 [en 9bis] van deze wet en van de ter uitvoering van de artikelen 7, 8, 9 en 10 genomen besluiten. [Gewijzigd bij artikel 5 van de wet van 28 juni 1984 tot uitbreiding van het toepassingsveld van het verval van de strafvordering voor sommige misdrijven, tegen betaling van een geldsom (BS, 22 augustus 1984) en bij artikel 11 van de wet van 6 mei 1998 tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving (BS, 30 juni 1998)] Artikel 17 De wet van 14 mei 1930 over de radiotelegrafie, de radiotelefonie en andere radioverbindingen, gewijzigd bij de wetten van 24 december 1957 en 18 december 1962, wordt opgeheven. De personeelsleden van [het Instituut] aan wie bij toepassing van het artikel 9 van die wet de hoedanigheid van agent van de gerechtelijke politie werd toegekend behouden evenwel die hoedanigheid tot de Koning in de toepassing van artikel 14 van deze wet heeft voorzien. [Gewijzigd bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 15 maart 1994 tot aanpassing van de wetten van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving en 6 februari 1987 betreffende de radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de handelspubliciteit op radio en televisie, en van de reglementering betreffende de radioberichtgeving aan de bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (BS, 15 april 1994)] Artikel 18 In artikel 23, derde lid, van de wet van 19 juli 1930 tot oprichting van de Regie van Telegraaf en Telefoon vervallen de woorden "bij artike l 1 van de wet van 14 mei 1930 op de radiotelegrafie, de radiotelefonie en andere radioverbindingen.". Artikel 19

De onderscheidene bepalingen van deze wet worden door de Koning in werking gesteld en toepasselijk verklaard op de data en volgens de regelen welke Hij bepaalt. [Artikel 20] [ 1. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor 31 december 2001 de bepalingen van deze wet opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen om alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijnen van de Europese Unie. 2. Het in 1 bedoeld ontwerp van besluit wordt aan het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State onderworpen. Dit advies wordt, samen met het verslag aan de Koning en het koninklijk besluit waarop het betrekking heeft, bekendgemaakt. 3. Het koninklijk besluit genomen krachtens 1 van dit artikel wordt opgeheven wanneer het niet binnen vijftien maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bij wet werd bekrachtigd.] [Ingevoegd bij artikel 5 van de wet van 3 juli 2000 tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de overheidsbedrijven (B.S. 13 juli 2000)]