ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2015 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

Vergelijkbare documenten
ANALYSE VAN DE PRIJZEN TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2015 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

ANALYSE VAN DE PRIJZEN TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2017 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2016 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2015 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN:

ANALYSE VAN DE PRIJZEN TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2014 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

ANALYSE VAN DE PRIJZEN TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2016 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2017 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

ANALYSE VAN DE PRIJZEN EERSTE KWARTAALVERSLAG 2015 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2017 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2014 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

ANALYSE VAN DE PRIJZEN EERSTE KWARTAALVERSLAG 2017 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

ANALYSE VAN DE PRIJZEN TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2018 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

ANALYSE VAN DE PRIJZEN TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2013 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

ANALYSE VAN DE PRIJZEN EERSTE KWARTAALVERSLAG 2014 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2016 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2018 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

ANALYSE VAN DE PRIJZEN EERSTE KWARTAALVERSLAG 2018 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2015 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

ANALYSE VAN DE PRIJZEN: TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2012 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2013 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2014 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

ANALYSE VAN DE PRIJZEN EERSTE KWARTAALVERSLAG 2013 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2018 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2017 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

PERSBERICHT Brussel, 7 november 2014

ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2012 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2013 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

PERSBERICHT Brussel, 13 oktober 2016

PERSBERICHT Brussel, 12 november 2015

PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016

PERSBERICHT Brussel, 11 december 2015

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

PERSBERICHT Brussel, 19 januari 2016

ANALYSE VAN DE PRIJZEN: DERDE KWARTAALVERSLAG 2012 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

PERSBERICHT Brussel, 11 september 2015

PERSBERICHT Brussel, 13 mei 2015

PERSBERICHT Brussel, 14 januari 2015

PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017

ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2018 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

Prijzenobservatorium: Historiek en werking

PERSBERICHT Brussel, 29 maart 2018

PERSBERICHT Brussel, 14 september 2017

ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2011 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

PERSBERICHT Brussel, 27 februari 2018

ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2017 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

Consumptieprijsindex en inflatie in september 2012

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN

PERSBERICHT Brussel, 23 december 2015

ENERGIEPRIJZEN VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS VOOR KMO S EN ZELFSTANDIGEN PER LEVERANCIER EN PER PRODUCT

ENERGIEPRIJZEN VOOR DE RESIDENTIELE CONSUMENT VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS PER LEVERANCIER EN PER PRODUCT

OBSERVATORIUM VAN DE GAS- EN ELEKTRICITEITSPRIJZEN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

ANALYSE VAN DE PRIJZEN EERSTE KWARTAALVERSLAG 2019 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

ANALYSE VAN DE PRIJZEN: EERSTE KWARTAALVERSLAG 2012 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

Evolutie van het sociaal elektriciteitstarief op de residentiële markt

OBSERVATORIUM VAN DE GAS- EN ELEKTRICITEITSPRIJZEN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

ENERGIEPRIJZEN VOOR DE RESIDENTIELE CONSUMENT VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS PER LEVERANCIER EN PER PRODUCT

Energieprijzen en energiearmoede. S. Bonnard C. Bruynoghe M. Deprez B. Kestemont

OBSERVATORIUM VAN DE GAS- EN ELEKTRICITEITSPRIJZEN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN

ENERGIEPRIJZEN VOOR DE RESIDENTIELE CONSUMENT VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS PER LEVERANCIER EN PER PRODUCT

Liberalisering van de energiemarkten. Algemene context. Dag 1:

ANALYSE VAN DE PRIJZEN: EERSTE KWARTAALVERSLAG 2011 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

Evolutie van de elektriciteitsprijzen op de residentiële markt

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Tariefkaart augustus 2015

PERSBERICHT Brussel, 23 december 2016

Tariefkaart oktober 2015

ANALYSE VAN DE PRIJZEN: TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2011 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

Bijlage bij persbericht Marktrapport 2017

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2017

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2016 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

Agenda VREG VLAAMSE REGULATOR VAN DE ELEKTRICITEITS- EN GASMARKT P 1

Evolutie van de gasprijzen op de residentiële markt maart 2008

PERSBERICHT Brussel, 26 september 2016

Tariefkaart voor klein-professioneel verbruik. Tariefkaart versie voor België. Geldig van 1 juli 2015 t/m 31 juli 2015.

OBSERVATORIUM VAN DE GAS- EN ELEKTRICITEITSPRIJZEN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Vergelijking van de prijzen op de vrijgemaakte elektriciteitsmarkten met die welke vóór de vrijmaking werden toegepast. Huishoudelijke klanten

ANALYSE VAN DE PRIJZEN: TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2010 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

Jaarlijks evaluatieverslag over het vangnetmechanisme van de detailhandelsprijzen voor gas en elektriciteit

Tariefkaart juli 2015

Tariefkaart augustus 2016

Tariefkaart juli 2015

Tariefkaart augustus 2015

WALLONIË PARTICULIERE KLANTEN

Tariefkaart september 2015

Tariefkaart september 2015

Tariefkaart voor particulieren

OBSERVATORIUM VAN DE GAS- EN ELEKTRICITEITSPRIJZEN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

VLAANDEREN PARTICULIERE KLANTEN

VLAANDEREN PROFESSIONELE KLANTEN

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2015

Evolutie van de elektriciteitsprijzen op de residentiële markt

Tariefkaart januari 2016

Samenstelling energiefactuur

Transcriptie:

Instituut voor de nationale rekeningen ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2015 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

Meer informatie: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Peter Van Herreweghe City Atrium Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Tel.: +32 2 277 83 96 E-mail: Peter.Vanherreweghe@economie.fgov.be 2

Inleiding De wet van 8 maart 2009, tot wijziging van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, voorziet dat de FOD Economie de taak van prijsobservatie en prijsanalyse voor rekening van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) uitvoert. Met de wet van 26 april 2013, houdende de invoeging van boek V in het Wetboek van economisch recht (getiteld "De mededinging en de prijsevoluties"), werd het onderzoeksdomein van het Prijzenobservatorium uitgebreid. Het Prijzenobservatorium kan voortaan onderzoek uitvoeren vanuit de invalshoeken prijsverloop, prijsniveau, marges en tenslotte marktwerking. In dit verslag wordt het verloop van de consumptieprijzen in België in het derde kwartaal 2015 onderzocht. Er wordt aandacht besteed aan de totale inflatie en aan het prijsstijgingstempo van de vijf grote productgroepen: energiedragers, bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen, diensten en tenslotte industriële, niet-energetische goederen. Voor elke productgroep wordt eerst de inflatie in België toegelicht, welke vervolgens vergeleken wordt met die in de buurlanden. Het geharmoniseerd indexcijfer der consumptieprijzen (GICP), dat opgesteld wordt door de Algemene Directie Statistiek conform de Europese methodologie, vormt veruit de belangrijkste gegevensbron voor het verslag. De analyse werd uitgebreid met detailgegevens van het GICP en met andere statistieken van officiële instanties (IMF, EC, ). De volgende medewerkers van het Prijzenobservatorium hebben meegewerkt aan dit verslag: Christine Bruynoghe, Sarah Debraekeleer, Julie Durieu, Mathias Ingelbrecht, Jean-Yves Jaucot, Céline Rigby, Els Somers, Jean-Paul Theunissen, Lidia Tsyganok en Sarah Van Cauwenbergh. Het Wetenschappelijk Comité voor prijsobservatie en -analyse verleende op 26 oktober een gunstig advies en de Raad van Bestuur van het INR heeft dit verslag goedgekeurd op 28 oktober 2015. 3

Inhoudstafel Inleiding... 3 Inhoudstafel... 4 Samenvatting... 5 I Inflatie in het derde kwartaal 2015... 7 I.1. Totale inflatie in België... 7 I.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden... 10 II Inflatie voor energie in het derde kwartaal 2015... 12 II.1 Inflatie voor energie in België... 12 II.2 Inflatie voor energie in de voornaamste buurlanden... 21 III Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in het derde kwartaal 2015...24 III.1 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in België...24 Focus: Invloed van de prijs voor koffiebonen op de consumptieprijs van koffie...28 III.2 Inflatie voor bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden... 30 IV Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in het derde kwartaal 2015... 31 IV.1 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in België... 31 IV.2 Inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen in de voornaamste buurlanden... 33 V Inflatie voor diensten in het derde kwartaal 2015... 34 V.1 Inflatie voor diensten in België... 34 V.2 Inflatie voor diensten in de voornaamste buurlanden... 37 VI Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in het derde kwartaal 2015... 39 VI.1 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in België... 39 VI.2 Inflatie voor niet-energetische industriële goederen in de voornaamste buurlanden... 41 Lijst van afkortingen... 44 Bijlagen... 45 Bijlage 1: Overzicht van de prijsbewegingen van producten en diensten tussen het derde kwartaal 2014 en 2015... 45 Bijlage 2: Inflatie in het derde kwartaal 2015 met en zonder gewijzigde indirecte belastingen in België en in de voornaamste buurlanden... 51 Bijlage 3: Grondstoffennoteringen en consumptieprijzen van koffieproducten... 52 Bijlage 4: De koffiemarkt econometrische analyse... 53 4

Samenvatting 1. In het derde kwartaal 2015 is de totale inflatie in België, gemeten aan de hand van het GICP, licht gestegen en bedroeg ze gemiddeld 0,8 % (tegenover 0,7 % in het voorgaande kwartaal). Deze lichte inflatiestijging wordt verklaard door de toename op jaarbasis van de prijzen van niet-energetische industriële goederen en, in mindere mate, van bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen. 2. De onderliggende inflatie nam dit kwartaal ook toe en kwam uit op gemiddeld 1,6 % (tegenover 1,4 % in het vorige kwartaal), vooral door de stijging van de inflatie voor niet-energetische industriële goederen. 3. De totale inflatie in de voornaamste buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) vertraagde in het derde kwartaal 2015 (0,1 % tegenover 0,3 % in het vorige kwartaal) en blijft dus lager dan die van België (0,8 %). Het inflatieverschil in het nadeel van België is het gevolg van een hogere inflatie voor alle productcategorieën, en vooral de diensten. Het afgelopen kwartaal bleef de onderliggende inflatie gemiddeld stabiel op 0,8 % in de buurlanden maar versnelde ze in België (1,6 % tegenover 1,4 % in het voorgaande kwartaal). 4. De daling van de prijzen voor energiedragers kwam op jaarbasis uit op gemiddeld -6,3 % in het derde kwartaal 2015, dus hetzelfde inflatiepercentage als in het voorgaande kwartaal. Voor motorbrandstoffen en huisbrandolie was de prijsdaling op jaarbasis meer uitgesproken, met respectievelijk gemiddeld -14,0 % en -28,4 % (tegenover respectievelijk -9,6 % en -19,1 % in het tweede kwartaal 2015) als gevolg van de terugval van de gemiddelde olieprijs tussen het tweede en het derde kwartaal 2015 (-19,8 %, in euro). De consumptieprijzen voor elektriciteit zijn het afgelopen kwartaal met gemiddeld 19,5 % gestegen op jaarbasis (tegenover 7,2 % in het voorgaande kwartaal). Deze toename van de inflatie vloeit voornamelijk voort uit de btw-verhoging van 6 % tot 21 % sinds september 2015 en de invoering van het prosumententarief sinds augustus 2015 in Vlaanderen. Ook de toename van de distributietarieven (gemiddeld +14,2 % op jaarbasis) heeft een rol gespeeld. De verkoopprijs van de energiecomponent en de transporttarieven lagen respectievelijk 2,0 % en 1,1 % hoger in dit kwartaal dan in dezelfde periode in 2014. Voor aardgas moest de consument 1,0 % meer betalen dan in dezelfde periode vorig jaar (tegenover een inflatie van -5,9 % in het voorgaande kwartaal), voornamelijk als gevolg van de stijging van de kost van de energiecomponent samen met de toename van de distributietarieven. 5. In vergelijking met België, was de prijsdaling voor energie op jaarbasis gemiddeld meer uitgesproken in de buurlanden (-6,5 % tegenover -4,4 % in het voorgaande kwartaal). Het inflatieverschil voor die productgroep was dus opnieuw in het nadeel van België, vooral omwille van de sterkere stijging van de elektriciteitsprijzen en, in mindere mate, van de gasprijzen. Het prijsstijgingstempo voor elektriciteit bleef gemiddeld laag in de buurlanden (1,4 % tegenover 1,0 % in het voorgaande kwartaal) en lag dit kwartaal veel lager dan in België. De prijsdaling op jaarbasis voor gas heeft zich verder gezet in de buurlanden (-1,4 %). Wat de prijsniveaus betreft, tonen de cijfers van de CREG aan dat de Belgische consument in het derde kwartaal 2015 respectievelijk 8,9 % en 8,3 % minder moest betalen voor de totale factuur voor elektriciteit en aardgas (totaal voor alle componenten, inclusief nettarieven, btw en taksen) dan gemiddeld in de buurlanden. In september kwam het verschil met de buurlanden voor elektriciteit uit op nauwelijks 0,7 % als gevolg van de btw-verhoging. De prijsverschillen tussen de landen afzonderlijk blijven echter aanzienlijk. De prijsdaling van aardolieproducten is op jaarbasis ook versneld in de buurlanden in het derde kwartaal 2015. 5

6. In het derde kwartaal 2015 kwamen de prijzen voor voedingsgrondstoffen (uitgedrukt in euro) gemiddeld 3,4 % lager uit op jaarbasis. Bewerkte levensmiddelen (inclusief tabak) kostten echter 1,4 % meer in de winkel. De inflatie voor deze productgroep is vrij stabiel gebleven sinds het laatste kwartaal 2014. Als tabak en alcoholhoudende dranken niet worden meegerekend (met een inflatie van respectievelijk 4,8 % en 1,9 % onder meer omwille van de accijnsverhoging in januari 2015), zou de inflatie voor bewerkte levensmiddelen 0,2 % hebben bedragen in het derde kwartaal 2015. In onze voornaamste buurlanden is de inflatie voor bewerkte levensmiddelen gemiddeld gedaald van 0,5 % in het tweede kwartaal tot 0,2 % in het derde kwartaal 2015 en blijft ze dus lager dan de inflatie in België. Tabak (met een inflatie van +4,8 % in België tegenover gemiddeld +3,4 % in de buurlanden) leverde de grootste bijdrage tot het inflatieverschil ten nadele van België. Zonder tabak en alcoholische dranken zouden de prijzen van de bewerkte levensmiddelen gedaald zijn met gemiddeld 0,8 % in de buurlanden (tegenover +0,2 % in België). 7. Omwille van de hoge inflatie voor koffie de laatste maanden heeft het Prijzenobservatorium de invloed van de prijs van de onderliggende grondstoffen op de consumptieprijs van koffie onderzocht. Dit onderzoek toont aan dat de consumptieprijzen van koffie veel minder schommelen dan de grondstoffennoteringen. De notering van koffiebonen vertoont een zeer volatiel karakter en ging tussen oktober 2014 en september 2015 in dalende lijn (-25 %). Deze prijsdaling van de grondstoffen is dus nog niet doorgerekend in de consumptieprijzen (+7,3 % over dezelfde periode). Een eerste econometrische analyse van het Prijzenobservatorium toont aan dat het effect van een verandering van de prijs van koffiebonen op de consumptieprijs op korte termijn positief is. De gevolgen doen zich echter niet onmiddellijk voor en worden meestal in de vierde maand na een prijsschok voor koffiebonen waargenomen. 8. Het prijsstijgingstempo voor de niet-bewerkte levensmiddelen versnelde het afgelopen kwartaal (gemiddeld 2,9 % tegenover 2,4 % in het vorige kwartaal) vooral als gevolg van de prijsstijging op jaarbasis voor fruit en groenten. Op jaarbasis moest de consument voor groenten 12,0 % meer en voor fruit 6,6 % meer betalen in het derde kwartaal 2015. In de buurlanden is de inflatie voor deze productgroep ook versneld en bedroeg ze gemiddeld 2,5 %. 9. De inflatie voor diensten is licht vertraagd in het derde kwartaal 2015 en kwam uit op 2,3 %. Deze vertraging is voornamelijk het gevolg van een daling van de inflatie voor de productcategorieën huisvestingsdiensten (van 2,8 % tot 2,4 %) en vervoer (van 2,3 % tot 1,7 %). Deze vertraging werd gedeeltelijk gecompenseerd door een versnelling van de inflatie voor communicatiediensten (-0,7 % tot 0,2 %). Gezien het grote gewicht ervan in de consumptiekorf (40,8 %) leverde die productgroep de grootste bijdrage tot de totale inflatie (0,9 procentpunt) in België. In de buurlanden is de inflatie voor de diensten het afgelopen kwartaal stabiel gebleven (gemiddeld 1,3 %) en is ze dus lager dan in België. 10. In het derde kwartaal 2015 bedroeg het prijsstijgingstempo van niet-energetische industriële goederen gemiddeld 0,5 % (tegenover 0,2 % in het tweede kwartaal 2015), voornamelijk als gevolg van de stijging van de inflatie voor halfduurzame goederen (van 0,2 % tot 0,7 %), die te wijten is aan het lagere gewicht van kleding in de niet-energetische industriële goederen in 2015 (15,6 % in 2015 tegenover 19,0 % in 2014). In de buurlanden is de inflatie ook gestegen en bedroeg ze gemiddeld 0,3 % (tegenover 0,2 % in het vorige kwartaal). 6

I Inflatie in het derde kwartaal 2015 1 2 I.1. Totale inflatie in België In september 2015 kwam het gemiddelde consumptieprijspeil, gemeten aan de hand van het GICP (basisjaar 2008=100), uit op 111,5 of juist iets lager dan in juni. De index van de onderliggende inflatie, die geen rekening houdt met het prijsverloop van niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers, bleef nagenoeg onveranderd op 113,0. Beide curves vertoonden in juli een knik naar beneden als gevolg van de soldenperiode. De consumptieprijzen voor energiedragers, die vanaf februari opnieuw naar omhoog gingen, zijn dit kwartaal lichtjes gedaald. Deze daling valt hoofdzakelijk te verklaren door de daling van de prijzen voor aardolieproducten (motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen). Grafiek 1: Recent verloop van het GICP, de onderliggende inflatie-index en de consumptieprijzen voor energiedragers (Index 2008=100) 115 120 115 110 110 105 105 100 95 100 90 85 95 80 GICP (linkerschaal) Onderliggende inflatie (linkerschaal) Energiedragers (rechterschaal) Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium In het derde kwartaal 2015 liet de totale inflatie een lichte toename optekenen en bedroeg ze gemiddeld 0,8 % (tegenover 0,7 % in het voorgaande kwartaal). De stijging van de inflatie tussen deze twee kwartalen in 2015 werd vooral veroorzaakt door een hoger inflatiecijfer voor niet-energetische industriële goederen 3 en voor bewerkte en nietbewerkte levensmiddelen. 1 De gemiddelde inflatie voor een kwartaal wordt berekend als de procentuele variatie van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het betrokken kwartaal ten opzichte van het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfers van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar. 2 Omwille van de vergelijkbaarheid met de evoluties in andere Europese landen gebeurt de analyse op grond van het geharmoniseerd indexcijfer der consumptieprijzen (GICP). 3 De inflatieversnelling voor niet-energetische industriële goederen is voornamelijk te wijten aan de grotere bijdrage van kleding aan de totale inflatie voor deze groep. Dit heeft onder andere te maken met het kleiner gewicht van deze categorie in de totale index in vergelijking met vorig jaar. 7

Grafiek 2: Recent verloop van de totale inflatie, de onderliggende inflatie en de consumptieprijzen voor energiedragers (Veranderingspercentage ten opzichte van de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar) 7 35 6 5 4 3 2 1 0-1 -2-3 -4-5 30 25 20 15 10 5 0-5 -10-15 -20-25 Totale inflatie (linkerschaal) Onderliggende inflatie (linkerschaal) Energiedragers (rechterschaal) Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium Voor de vijf grote productgroepen van het GICP kunnen de volgende prijsbewegingen tussen het derde kwartaal 2014 en dat van 2015 vastgesteld worden: In het derde kwartaal 2015 waren energiedragers op jaarbasis 6,3 % goedkoper, net zoals in het tweede kwartaal 2015. De daling van de prijzen voor aardolieproducten (motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen) werd namelijk gedeeltelijk gecompenseerd door de prijsstijging op jaarbasis voor elektriciteit, onder meer als gevolg van de btw-verhoging op elektriciteit van 6 % naar 21 % sinds september 2015. De negatieve bijdrage van deze productgroep tot de totale inflatie kwam uit op -0,7 procentpunt. De inflatie voor diensten nam heel licht af en bedroeg 2,3 % in het derde kwartaal 2015 (tegenover 2,4 % in het tweede kwartaal 2015). Deze productgroep leverde de belangrijkste bijdrage tot de totale inflatie (0,9 procentpunt), mede door het grootste gewicht in de consumptiekorf (40,8 %). Ten opzichte van een jaar geleden moest de consument dit kwartaal gemiddeld 1,4 % meer betalen voor bewerkte levensmiddelen (tegenover 1,2 % in het voorgaande kwartaal). Deze producten leverden een positieve bijdrage van 0,2 procentpunt tot de totale inflatie. De inflatie voor niet-bewerkte levensmiddelen bleef in stijgende lijn gaan: van 2,4 % in het tweede kwartaal 2015 naar 2,9 % in het derde kwartaal 2015. Deze toename wordt voornamelijk gedreven door hogere prijzen voor fruit en groenten op jaarbasis. Deze prijsstijging vloeit voort uit een daling in het aanbod van groenten en fruit als gevolg van ongunstige weersomstandigheden tijdens de oogst. Niet-bewerkte levensmiddelen, die een beperkt gewicht hebben in de consumptiekorf (7,6 %), leverden bijgevolg een positieve bijdrage van 0,2 procentpunt tot de totale inflatie. 8

De inflatie voor niet-energetische industriële goederen steeg naar gemiddeld 0,5 % in het derde kwartaal 2015 (tegenover 0,2 % in het tweede kwartaal). Deze productgroep droeg 0,2 procentpunt bij tot de totale inflatie. De inflatieversnelling voor niet-energetische industriële goederen en voor bewerkte levensmiddelen leidde tot een stijging van de onderliggende inflatie, die dit kwartaal gemiddeld 1,6 % bedroeg (tegenover 1,4 % in het voorgaande kwartaal). Sinds april 2015 wordt het viermaandelijks voortschrijdend gemiddelde van de gezondheidsindex 4 (de afgevlakte gezondheidsindex genaamd) geblokkeerd op het niveau van maart 2015, namelijk 100,66 (index 2013=100). Deze blokkering zal in stand worden gehouden totdat de afgevlakte gezondheidsindex wordt overschreden door het rekenkundige gemiddelde van de gezondheidsindexen van de vier laatste maanden, vermenigvuldigd met factor 0,98 5. De spilindex voor het openbaar ambt en de sociale uitkeringen, die 101,02 punten bedraagt, werd dus niet overschreden 6. Tabel 1: Recent verloop van de inflatie voor het geharmoniseerde indexcijfer der consumptieprijzen (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld) 2012 2013 2014 2014 2015 2015 - III III IV I II III juli aug sep Gewicht 1 Energiedragers 6,0-4,6-6,0-6,9-8,2-14,0-6,3-6,3-6,5-6,8-5,6 11,0 Bewerkte levensmiddelen 3,1 3,2 2,2 2,4 1,2 1,3 1,2 1,4 1,4 1,5 1,3 13,1 Niet-bewerkte levensmiddelen a 3,4 4,4-1,3-1,9-2,1-0,9 2,4 2,9 1,5 2,9 4,4 7,6 Diensten 2,5 1,9 2,3 2,2 2,1 2,4 2,4 2,3 2,3 2,4 2,2 40,8 Niet-energetische industriële goederen 0,9 0,8 0,5 0,4 0,2 0,5 0,2 0,5 1,1 0,2 0,3 27,4 p.m. Onderliggende inflatie b 2,1 1,7 1,6 1,6 1,3 1,6 1,4 1,6 1,8 1,5 1,4 81,3 p.m. Gezondheidsindex c 2,7 1,2 0,4 0,1 0,0 0,0 0,8 1,4 0,9 1,5 1,8 92,8 Totale inflatie 2,6 1,2 0,5 0,4 0,0-0,4 0,7 0,8 0,9 0,8 0,9 100,0 Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium a Fruit, groenten, vlees en vis. b Gemeten aan de hand van het GICP, zonder niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers. c Nationale consumptieprijsindex, zonder tabak, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel. 1 p.m. Gewicht in 2015 (in %) 4 De gezondheidsindex wordt berekend op basis van de nationale consumptieprijsindex (NCPI) waarvan de methode op verschillende punten, onder meer het gewichtenschema, verschilt van die van het GICP. 5 Wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid (Belgisch Staatsblad van 27 april 2015) 6 In de meest recente inflatievooruitzichten (06/10/2015) gaat het Federaal Planbureau ervan uit dat de spilindex in december 2016 zal worden overschreden. 9

Grafiek 3: Bijdrage tot de totale inflatie 5 (In procentpunt, jaar- en kwartaalgemiddelden) 4 3 2 1 0-1 -2 Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium I.2 Totale inflatie in de voornaamste buurlanden Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen GICP In het derde kwartaal 2015 vertraagde de inflatie in de buurlanden 7 gemiddeld genomen van 0,3 % tot 0,1 % (terwijl ze in België lichtjes toenam: van 0,7 % tot 0,8 %). De vertraging van het prijsstijgingstempo in de buurlanden kwam voort uit de situatie in Duitsland en Frankrijk, waar de inflatie respectievelijk daalde van 0,4 % naar 0,0 %, en van 0,3 % naar 0,1 %. In Nederland steeg de inflatie dit kwartaal echter van 0,4 % naar 0,5 %. Het inflatieverschil tussen België en de buurlanden was voor het tweede kwartaal op rij gemiddeld genomen ten nadele van België, en nam zelfs toe tot 0,7 procentpunt (tegenover 0,4 procentpunt vorig kwartaal). Dit kwartaal lag de totale inflatie bij ongewijzigde indirecte belastingen eveneens hoger in België (0,7 %) dan gemiddeld genomen in de buurlanden (-0,1 %), wat sinds begin 2014 het geval is 8. 7 Het gemiddelde van de buurlanden is gewogen met de gewichten van elk land in 2015 die door Eurostat worden gepubliceerd (relatieve aandeel van de gezinsconsumptie). 8 Op basis van het GICP tegen constante btw- en accijnstarieven, dat door de Algemene Directie Statistiek wordt berekend en door Eurostat wordt gepubliceerd, zou de totale inflatie in België 0,7% hebben bereikt in het derde kwartaal 2015 (in plaats van 0,8 %), - 0,1 % in Frankrijk (in plaats van 0,1 %) en 0,3 % in Nederland (in plaats van 0,5 %). In Duitsland zou de inflatie dezelfde zijn geweest (een nulinflatie). In Frankrijk laten vooral de energieproducten een verschil optekenen tussen hun inflatie bij ongewijzigde indirecte belastingen en de eigenlijke situatie. In België gaat het om energie en bewerkte levensmiddelen, en in Nederland om energie, bewerkte levensmiddelen en niet-energetische industriële goederen. 10

Grafiek 4: Kwartaalevolutie van de totale inflatie en van de onderliggende inflatie in België en in de voornaamste buurlanden (Jaarlijks veranderingspercentage) 6 3,5 Totale inflatie Onderliggende inflatie 5 3 4 3 2 1 0-1 -2 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2,5 2 1,5 1 0,5 0 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 België Duitsland Frankrijk Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium Nederland Gemiddelde buurlanden De onderliggende inflatie van de buurlanden bleef dit kwartaal gemiddeld stabiel op 0,8 % (in België versnelde ze van 1,4 % naar 1,6 % over dezelfde periode). Bijgevolg nam het verschil in onderliggende inflatie met België in het derde kwartaal 2015 toe en bedroeg het 0,8 procentpunt ten nadele van ons land (tegenover 0,6 procentpunt in het voorgaande kwartaal). De onderliggende inflatie in Duitsland nam af (van 1,1 % tot 0,9 %), bleef stabiel in Frankrijk (0,5 %) en nam toe in Nederland (van 1,0 % tot 1,2 %) 9. Tabel 2: Inflatie voor het GICP en zijn productgroepen in België en in de voornaamste buurlanden in het derde kwartaal 2015 (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld) België Gewicht 2015 (in %) Gemiddelde buurlanden België Duitsland Frankrijk Nederland Gemiddelde buurlanden Energie -6,3-6,5-7,6-4,8-6,0 11,0 10,7 Bewerkte levensmiddelen 1,4 0,2 0,6-0,3 0,7 13,1 11,8 Niet-bewerkte levensmiddelen 2,9 2,5 2,8 2,1 3,1 7,6 6,2 Diensten 2,3 1,3 1,1 1,3 2,0 40,8 44,6 Niet-energetische industriële goederen 0,5 0,3 0,8-0,4 0,0 27,4 26,6 Onderliggende inflatie 1,6 0,8 0,9 0,5 1,2 81,3 83,1 GICP 0,8 0,1 0,0 0,1 0,5 100,0 100,0 Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium In het derde kwartaal 2015 was het verschil in totale inflatie tussen België en de buurlanden voor het tweede kwartaal op rij dus ten nadele van ons land en bedroeg 0,7 procentpunt. Voor alle productgroepen liet België namelijk een hogere inflatie optekenen, en ze leverden dus allemaal een nadelige bijdrage tot het inflatieverschil: bijna 0,4 procentpunt voor diensten, iets minder dan 0,2 procentpunt voor bewerkte levensmiddelen en iets minder dan 0,1 procentpunt voor niet-energetische industriële goederen, niet-bewerkte levensmiddelen en energie. Opmerkelijk hieraan is dat de energieproducten sinds het tweede kwartaal 2012 geen bijdrage meer hadden geleverd ten nadele van België. 9 In België zou de onderliggende inflatie bij ongewijzigde indirecte belastingen 1,5 % hebben bereikt (in plaats van 1,6 % nu) en 1,0 % in Nederland (in plaats van 1,2 % nu). De onderliggende inflatie in Duitsland en Frankrijk zou niet zijn gewijzigd (0,9 % voor Duitsland en 0,5 % voor Frankrijk). Dit kwartaal lag de onderliggende inflatie op basis van vaste indirecte belastingen in België hoger dan in de buurlanden (1,5 % tegenover gemiddeld 0,7 %). 11

Grafiek 5: Bijdrage van elke component van het GICP aan het inflatieverschil tussen België en de voornaamste buurlanden 2 (In procentpunt) 1,5 1 0,5 0-0,5-1 Niet-energetische industriële goederen Bewerkte levensmiddelen Energie Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium Diensten Niet-bewerkte levensmiddelen Geheel GICP II Inflatie voor energie in het derde kwartaal 2015 II.1 Inflatie voor energie in België Zoals in het tweede kwartaal 2015 bedroeg de daling van de consumptieprijzen voor energieproducten gemiddeld - 6,3 % in dit kwartaal vergeleken met een jaar eerder. De terugval van de prijzen van vloeibare brandstoffen (huisbrandolie) en motorbrandstoffen tussen het tweede en het derde kwartaal 2015 werd inderdaad gedeeltelijk gecompenseerd door de stijging van de inflatie voor elektriciteit (onder andere door de btw-verhoging op elektriciteit van 6 % naar 21 % sinds september 2015) en, in mindere mate, door de stijging van de inflatie van gas. De bijdrage van deze productgroep tot de totale inflatie kwam uit op -0,7 procentpunt op een totale inflatie van 0,8 % in dit kwartaal (tegenover een bijdrage van -0,6 procentpunt op een inflatie van 0,7 % in het tweede kwartaal 2015). Deze negatieve bijdrage is te verklaren door de belangrijke prijsdaling op jaarbasis van aardolieproducten (vloeibare brandstoffen en motorbrandstoffen). 12

Tabel 3: Recent verloop van de consumptieprijzen voor energiedragers (Jaarlijks veranderingspercentage, tenzij anders vermeld) 2012 2013 2014 2014 2015 2015 - III III IV I II III juli aug sep Bijdrage 1 Gewicht 2 Elektriciteit 1,9-0,9-9,6-12,4-10,8-7,9 7,2 19,5 8,5 17,7 32,4 4,0 21,8 Gas 8,0-8,5-5,6-9,7-4,9-8,9-5,9 1,0-0,1 1,9 1,1 0,3 19,8 Vaste brandstoffen 3,9 3,4 0,9 0,6-0,3 0,5 0,8 0,5 0,5 0,4 0,5 0,0 1,0 Vloeibare brandstoffen 10,1-5,9-7,1-5,4-14,2-27,3-19,1-28,4-23,2-30,3-31,8-4,9 19,4 Brandstoffen voor wegvervoer 6,5-4,6-3,7-2,4-6,3-14,7-9,6-14,0-11,5-13,8-16,8-5,7 37,9 Energie 6,0-4,6-6,0-6,9-8,2-14,0-6,3-6,3-6,5-6,8-5,6-6,3 100,0 Bronnen: EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium 1 Bijdrage tot de inflatie van de groep in het derde kwartaal 2015 (in procentpunt), 2 p.m. Gewicht in 2015 (in %) Petroleumproducten De evolutie van de olieprijzen op de internationale markten bepaalt grotendeels de consumptieprijzen van huisbrandolie en motorbrandstoffen. De prijzen voor elektriciteit en gas zijn uitdrukkelijk losgekoppeld van de olieprijs 10. Na een tijdelijke stijging in het tweede kwartaal 2015 daalde de olieprijs in dollar in het derde kwartaal 2015 opnieuw (-19,5 % vergeleken met het tweede kwartaal 2015) tot gemiddeld 50,0 dollar/vat dit kwartaal. In augustus bereikte de olieprijs daarmee zijn laagste niveau sinds begin 2009. De gemiddelde prijs van een vat Brentolie daalde vergeleken met een jaar voordien met 51,0 % in het derde kwartaal 2015. De waardevermindering van de euro ten opzichte van de dollar (-16,1% in vergelijking met het derde kwartaal 2014) milderde evenwel de daling van de in euro uitgedrukte olieprijs. De olieprijs laat namelijk een vermindering optekenen van 41,6 % op jaarbasis tot 45 euro/vat in het derde kwartaal 2015. De terugval van de olieprijs tussen het tweede en het derde kwartaal 2015 is grotendeels te verklaren door een overvloedig olieaanbod (voortdurende groei van de productie in de OPEC-lidstaten en in Rusland, hoge productie van Amerikaanse niet-conventionele aardolie). Iran zal bovendien ook zijn olieuitvoer mogen verhogen als gevolg van de overeenkomst over de nucleaire energie afgesloten in juli laatstleden, waardoor het embargo met het Westen wordt opgeheven. De vertraging van de economische groei in China, de grootste olie-importeur ter wereld, heeft ook een negatief 11 12 effect op de wereldwijde vraag naar olie. 10 Zoals aangegeven in onze voorgaande rapporten nam de regering op 21 december 2012 twee koninklijke besluiten aan (Belgisch Staatsblad van 15 januari 2013) waarbij de exhaustieve lijst is vastgelegd van de erkende criteria voor het indexeren van de elektriciteits- en gasprijzen door de leveranciers. Deze criteria moeten ervoor zorgen dat de indexeringsparameters de reële kosten van de energieleveranciers beter weerspiegelen. 11 Insee, Prix du pétrole et des matières premières importées. 12 International Energy Agency, "IEA releases Oil Market Report for July, August and September 2015". 13

Grafiek 6: Consumptieprijzen voor energiedragers 160 (Index 2008=100) 140 120 100 80 60 40 Electriciteit Gas Vloeibare brandstoffen Motorbrandstoffen Totaal energie Brent (euro) Bronnen: Insee 13, EC, FOD Economie, AD Statistiek-Statistics Belgium Als gevolg van de gedaalde gemiddelde olieprijzen ondergingen ook motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen (stookolie) in het derde kwartaal 2015 een prijsdaling op jaarbasis van gemiddeld respectievelijk 14,0 % en 28,4 % (tegenover een inflatie van -9,6 % en -19,1 % in het tweede kwartaal 2015). Meer bepaald kwam de gemiddelde maximumprijs voor diesel uit op 1,21 euro/liter (inclusief btw) tijdens het beschouwde kwartaal, een daling van 23 cent ten opzichte van dezelfde periode in 2014. De gemiddelde maximumprijs van benzine (super 95) bereikte dit kwartaal 1,46 euro/liter (inclusief btw), of 18 eurocent minder dan een jaar eerder. De gemiddelde maximumprijs voor huisbrandolie (minder dan 2000 l) bedroeg in het derde kwartaal 2015 0,59 euro/liter (inclusief btw), of 24 cent minder dan een jaar voordien. Elektriciteit en gas De consumptieprijzen voor elektriciteit en gas worden voornamelijk bepaald door de kost van de energiecomponent en de nettarieven (distributie en transport). Ook diverse belastingen en taksen hebben een niet te verwaarlozen invloed op deze prijsevoluties (bijvoorbeeld de btw-verhoging voor elektriciteit sinds september 2015). 14 Zoals in de vorige rapporten al werd uitgelegd, keurt de CREG sinds 2008 de transporttarieven voor elektriciteit en gas goed voor vier jaar. 15 De transporttarieven voor elektriciteit, die oorspronkelijk werden goedgekeurd voor de meerjarige periode 2012-2015, werden echter aangepast in de loop van de periode. Ze werden aldus op 1 januari 2015 opge- 13 De evolutie van de oliekoers is gebaseerd op de gegevens gepubliceerd door Insee, "International prices of imported raw materials - Brent crude oil (London) - Prices in euros per barrel". 14 De gewichten van de verschillende componenten verschillen sterk tussen een elektriciteits- en een gasfactuur. Ze kunnen ook sterk verschillen naargelang het type klant (consumptieprofiel en spanningsniveau van de aansluitingen), het distributiegebied, het gewest en de leverancier. 15 Ze mochten niettemin worden geïndexeerd en in een aantal gevallen in de loop van de periode worden aangepast (maar steeds na goedkeuring door de CREG). 14

trokken naar aanleiding van de wijziging door de CREG van het bedrag van de toeslag ter financiering van de (federale) groenestroomcertificaten. 16 Sinds 1 maart 2015 is er ook een extra tarief in voege getreden als gevolg van de nieuwe openbare dienst verplichting met de bedoeling te voorzien in de kosten van de strategische reserve 17, die is ingevoerd om het risico op een elektriciteitstekort te verminderen. 18 Anderzijds zijn sinds 1 januari 2015 de transporttarieven voor gas naar beneden aangepast. 19 In het kader van de zesde staatshervorming (bijzondere wet van 6 januari 2014) werd de regulering van de distributietarieven voor elektriciteit en gas op 1 juli 2014 overgeheveld naar de gewesten. Deze bevoegdheid wordt voortaan uitgeoefend door de VREG (Vlaams Gewest), de CWaPE (Waals Gewest) en BRUGEL (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) als gewestelijke regulerende overheden. De nieuwe distributietarieven voor elektriciteit en gas zijn sinds 1 januari 2015 20 van kracht. 21 Op te merken valt dat in het kader van de programmawet van 19 december 2014 de federale regering besloten heeft het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting te wijzigen, zodat voortaan ook de intercommunales eraan zijn onderworpen. De meerderheid van de netbeheerders zijn intercommunales. De meeste betrokken netbeheerders hebben dus een aanvraag tot verhoging van hun distributietarieven ingediend om hun marges te behouden. Zo hebben de netbeheerders hun distributietarieven aangepast op 1 maart 2015 in Brussel, op 1 juni 2015 in het Waals Gewest 22 en op 1 augustus 2015 in het Vlaams Gewest. 23 16 Elia is er met name toe verplicht tegen een gewaarborgde minimumprijs de offshore-groenestroomcertificaten te kopen, die gebonden zijn aan energieverwekking door middel van offshore-windparken en die door de nationale regulator, de CREG, worden uitgereikt. Zie Ministerieel Besluit van 18/12/2014 tot het vastleggen van de toeslag die door de netbeheerder dient te worden toegepast ter compensatie van de reële nettokost voorvloeiend uit de verplichting tot aankoop en verkoop van groenestroomcertificaten in 2015. 17 De wet van 26 maart 2014 (Wet tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, B.S. 01/04/2014) voert de verplichting voor de netbeheerder Elia in om, op vraag van de minister van Energie, voor een gegeven periode een "strategische reserve" aan te leggen. De bedoeling is de elektriciteitsbevoorrading in België tijdens de wintermaanden te verzekeren. Elia moet hiervoor op het einde van elk jaar een voorzieningsrisicoanalyse uitvoeren van het land voor de winter van het volgende jaar. Bij risico op een tekort moeten de centrales die wegens rendementsproblemen definitief of tijdelijk buiten werking werden gesteld, beschikbaar blijven om deze strategische reserve aan te leggen. 18 Beslissing van de CREG van 29/01/2015 over het voorstel van 25 november 2014 van ELIA SYSTEM OPERATOR NV tot aanpassing vanaf 1 januari 2015 van de tarieven voor openbare dienstverplichtingen en van toeslagen en heffingen Strategische reserve. 19 Fluxys, de netbeheerder voor gas, heeft zijn tarieven naar beneden aangepast voornamelijk als gevolg van commerciële inspanningen en van een beter kostenbeheer in de laatste jaren. Zie gemeenschappelijk persbericht van CREG en Fluxys Belgium van 2 december 2014. 20 Vanaf 1 maart 2015, voor de netbeheerder ORES. 21 In het Vlaams Gewest werden de distributietarieven door de VREG goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2015 tot 31 december 2015. In het Waals Gewest werden de tarieven door de CWaPE goedgekeurd voor de regulatoire periode 2015-2016. In Brussel heeft regulator BRUGEL de nieuwe distributietarieven vastgelegd voor 5 jaar, van 2015 tot 2019, met de mogelijkheid tot indexering van die tarieven in de loop van de periode. 22 Er zijn nog geen nieuwe tarieven voor Gaselwest, dat nog altijd de distributietarieven van 2014 toepast. Door zijn statuut van niet-autonome regie valt de "Régie de Wavre" niet onder deze vennootschapsbelasting en blijft het dus onderworpen aan de rechtspersonenbelasting. 23 Op basis van de gegevens van BRUGEL, CWaPE en VREG wordt de omvang van die nieuwe extra kost voor de consument geschat op 13 euro voor de jaarlijkse elektriciteitsrekening (bij een verbruik van 3.500 kwh) en iets meer dan 20 euro voor de jaarlijkse gasrekening (bij een verbruik van 23.260 kwh). 15

Daarnaast bevat de elektriciteitsprijs sinds augustus 2015 in Vlaanderen een prosumententarief voor de houders van zonnepanelen, teneinde de kosten van hun gebruik van het distributienet bij het injecteren van hun productie op het net door te rekenen. Merk op dat dit element niet in onze indicator vervat zit. De verkoopprijs van de energiecomponent wordt door de leveranciers vrij bepaald sinds de energie- en gasmarkt werd vrijgemaakt. Sinds het invoeren van het zogenaamde vangnetmechanisme voor de variabele contracten zijn de energieleveranciers verplicht om elke wijziging in de prijsformules en elke tariefaanpassing vooraf bij de CREG ter controle in te dienen (wet van 8 januari 2012) 24. De indexeringen van de variabele contracten van elektriciteit en gas werden bovendien op 1 juli 2015 toegelaten voor de prijzen die in het derde kwartaal 2015 van toepassing waren. Elektriciteit Het prijsstijgingstempo van elektriciteit op jaarbasis is in het derde kwartaal 2015 sterk versneld en bedroeg 19,5 %, tegenover 7,2 % in het vorige kwartaal. Bij constante belastingen (behoud van de btw op 6 % in september) zou de inflatie voor elektriciteit in het derde kwartaal 2015 14,0 % bereikt hebben, ofwel 5,5 procentpunt minder in vergelijking met de reële situatie. Bovendien wordt de bijdrage van het prosumententarief, toegepast in Vlaanderen sinds augustus 2015, op de inflatie van elektriciteit geschat op 5,3 procentpunt in het derde kwartaal 2015 Op basis van de indicator "gemiddelde Belgische elektriciteitsfactuur" 25 kan de evolutie van de verschillende componenten van de elektriciteitsprijs worden geëvalueerd, namelijk de energiecomponent, de nettarieven en de taksen en belastingen. In de totale elektriciteitsfactuur had de energiecomponent in het derde kwartaal 2015 een aandeel van 34,3 %, de netwerktarieven een aandeel van 53,3 %, de taksen en heffingen een aandeel van 2,6 % en de btw een aandeel van 9,8 %. In de totale gasfactuur bedroeg het aandeel van deze componenten respectievelijk 54,1 %, 25,6 %, 3,2% en 17,1 %. De kost van de energiecomponent van de elektriciteitsprijs (inclusief de kosten voor groene energie en voor warmtekrachtkoppeling) liet een inflatie van gemiddeld 2,0 % optekenen (tegenover 2,7 % in het vorige kwartaal). De component kostte dus 7,8 cent/kwh (of 34,3 % van de totale elektriciteitsprijs voor een standaard consumptieprofiel) in het derde kwartaal 2015. Deze vertraging van de inflatie laat zich hoofdzakelijk verklaren door de gemiddelde daling van de pure energiecomponent van de variabele contracten vergeleken met een jaar voordien. De kosten van de groenestroom- en warmtekrachtkoppelingsbijdrage, die goed zijn voor ongeveer 20,5 % van de energiecomponent (7,0 % van de totale elektriciteitsprijs) stegen met gemiddeld 13,0 % ten opzichte van een jaar tevoren 26. De nettarieven (inclusief huur van de meter) bedroegen dit kwartaal gemiddeld 12,1 cent/kwh. Ze maakten 53,3 % uit van de totale prijs voor elektriciteit. Hun prijsstijgingstempo op jaarbasis bedroeg dit kwartaal 12,0 % (tegenover 8,7 % in het vorige kwartaal). De stijging van de transporttarieven voor elektriciteit (met een gewicht van 8,9 % in de totale prijs) op jaarbasis bereikte dit kwartaal meer bepaald gemiddeld 1,1 %, onder meer als gevolg van de wijziging door de CREG van het bedrag van de toeslag ter financiering van de (federale) groenestroomcertificaten sinds 1 januari 2015, en van de toepassing van een tarief voor de nieuwe openbare dienstverplichting ter financiering van de kost van de strategische reserve sinds 1 maart 2015 (zie hierboven). De distributietarieven (met een gewicht van 43,1 % in de totale prijs) stegen met 14,2 % op jaarbasis, vooral omwille van de invoering van nieuwe distributietarieven in januari 2015 en van de toepassing van het nieuwe vennootschapsbelastingtarief. De meeste Waalse en Brusselse netbeheerders 24 Die wet voert onder meer het vangnetmechanisme in, waarin die maatregelen vervat zijn en dat op 31 december 2014 ten einde moest lopen. Het KB van 19 december 2014 (houdende verlenging van het mechanisme ingevoerd door artikel 20bis van de wet van 29 april 1999, publicatie in het B.S. op 30/12/2014) schrijft echter de verlenging voor van het vangnetmechanisme gedurende drie jaar, tot en met 31 december 2017. 25 De gebruikte methodologie voor het uitwerken van de indicator van de gemiddelde elektriciteitsfactuur voor de consument wordt uitgelegd in het «Jaarverslag 2011 van het Prijzenobservatorium». 26 De Belgische consument betaalt op zijn elektriciteitsfactuur een bijdrage groene energie (in de drie gewesten) en een bijdrage warmtekrachtkoppeling (alleen in Vlaanderen). Die worden vrij bepaald door de elektriciteitsleveranciers en dienen om de aankoopkosten van verplichte groenestroomcertificaten te recupereren (quota vastgelegd per decreet). Voor meer informatie: FOD Economie, Eerste kwartaalverslag 2013 van het Prijzenobservatorium. 16

hadden hun tarieven al in de loop van de vorige kwartalen verhoogd om de kost van deze nieuwe belasting aan de verbruikers door te rekenen, maar de Vlaamse netbeheerders deden dat pas in augustus (zie hierboven). Er zijn echter grote verschillen tussen de gewesten. Op jaarbasis zijn deze tarieven gedaald met gemiddeld 3,9 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (ondanks de invoering van het nieuwe vennootschapsbelastingtarief) 27, maar gestegen met respectievelijk 13,5 % en 17,0 % in het Waals en het Vlaams Gewest 28. De component taksen en extra kosten (exclusief btw) 29, met een aandeel van 2,6 % in de totale prijs, ging in het derde kwartaal 2015 gemiddeld met 9,3 % omhoog tegenover een jaar tevoren, als gevolg van de invoering van de nieuwe bijdrage Energiefonds van het Vlaams Gewest sinds 1 januari en de aanpassing ervan naar boven toe in juli jongstleden. 30 Overigens verhoogde de btw op elektriciteit van 6 % naar 21 % op 1 september 2015. Uit dit alles blijkt dat de stijging op jaarbasis van de consumptieprijzen voor elektriciteit in het derde kwartaal 2015 hoofdzakelijk te wijten is aan de verhoging van de nettarieven (en meer bepaald de distributietarieven) en aan de btwverhoging van 6 % naar 21 % sinds september 2015. Ter herinnering: het prosumententarief is niet opgenomen in onze indicator, maar heeft ook bijgedragen aan de stijging van de prijzen van elektriciteit. In het derde kwartaal 2015 bedroeg de totale jaarfactuur voor elektriciteit van een doorsneehuishouden (jaarlijks verbruik van 3.500 kwh aan enkelvoudig tarief) gemiddeld 797 euro, een stijging met 97 euro vergeleken met een jaar voordien 31. 27 Ter herinnering: Brugel heeft de nieuwe distributietarieven vastgelegd voor 5 jaar (van 2015 tot 2019), op basis van zijn eigen tariferingsmethode, met de mogelijkheid tot indexering van die tarieven in de loop van de periode. Voor 2015 gaan de tarieven in dalende lijn wegens de sinds 2009 waargenomen structurele vermindering van de verbruikte hoeveelheden energie en als gevolg van de vermindering van de kosten voor de netbeheerder over de gehele periode. Deze distributietarieven zullen daarna geleidelijk stijgen in de volgende jaren. Zie persbericht van Brugel van 18 december 2014. 28 De aanvragen tot verhoging van de tarieven werden verantwoord door de investeringsinspanningen van de laatste jaren en door de verplichte aankoop van groenestroomcertificaten door de netbeheerders in het Vlaams Gewest bij hun elektriciteitsleveringen gedurende de laatste twee jaar. Ter herinnering: de distributienetbeheerders in Vlaanderen zijn verplicht groenestroomcertificaten te kopen tegen een gegarandeerde minimumprijs. In Wallonië en Brussel geldt deze verplichting voor de transmissienetbeheerder, Elia. 29 Deze component omvat o.m. de energiebijdrage en de federale bijdrage. 30 Deze bijdrage heeft onder meer als doel de werking van de VREG, de Vlaamse regulator van de elektriciteits- en gasmarkt, te financieren. In het Waals Gewest draagt de retributie voor de aansluiting bij tot de financiering van het Energiefonds. 31 De berekeningsmethode is gebaseerd op de verwervingsbenadering volgens de richtlijnen van Eurostat voor het GICP. Die benadering houdt rekening met een geschatte aankoopprijs (op jaarbasis) bij het ondertekenen van het contract. Die geschatte prijs is dus gebaseerd op een enkele waarde (de actuele waarde) van verschillende prijscomponenten die de energieleveranciers toepassen, in tegenstelling tot de betalingsbenadering, die rekening houdt met het gemiddelde van de maandprijzen van de 12 laatste maanden gewogen naargelang het maandelijkse consumptieniveau. 17

Grafiek 7: Indicator voor een gemiddelde elektriciteitsfactuur en zijn componenten 25 (Consumptieprofiel Dc1 - In cent/kwh) 20 15 10 5 0 Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie Opm. 1 : Op de elektriciteitsfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken en voor het transport. Opm. 2: De hoeveelheid gratis elektriciteit die in het Vlaams Gewest wordt toegekend, werd opgenomen in de energiecomponent. Deze steun zal bovendien op 1 januari 2016 worden afgeschaft. Opm. 3: Tussen april 2014 en augustus 2015 is het btw-tarief gedaald van 21% naar 6%. In september 2015 werd het btw-tarief opnieuw verhoogd tot 21%. Gas Energiecomponent Nettarieven Taksen en heffingen Btw De consumptieprijzen voor gas gingen op jaarbasis opnieuw in stijgende lijn in het derde kwartaal 2015 (voor het eerst sinds het laatste kwartaal 2012) en de consument betaalde gemiddeld 1,0 % meer dan in dezelfde periode vorig jaar (tegenover een inflatie van -5,9 % in het vorige kwartaal). De indicator "gemiddelde Belgische gasfactuur" toont dat de kost van de energiecomponent van de gasprijs (inclusief transportkosten) een inflatie van gemiddeld 1,2 % liet optekenen (tegenover -8,4 % in het vorige kwartaal). Deze component kostte 3,16 cent/kwh (of 54,1 % van de totale gasfactuur voor een standaard consumptieprofiel) tijdens de beschouwde periode. De stijging van de kost van de energiecomponent laat zich meer bepaald verklaren door een stijging van de waarde van de indexparameters van de variabele contracten vergeleken met een jaar voordien, ondanks een gemiddelde daling van de vaste tarieven. Merk op dat de energiecomponent van de gasprijs dit kwartaal gestegen is, ondanks de vermindering van de transporttarieven van aardgas met 7,0 % in januari 2015 32 (ter herinnering: deze tarieven maken deel uit van de energiecomponent van gas in de indicator "gemiddelde Belgische gasfactuur" en hebben een gewicht van 5,1 % 33 ). Deze daling werd volledig doorgerekend in de factuur van de consumenten. De nettarieven (distributie, metingen en tellingen) zijn in het derde kwartaal 2015 gestegen met gemiddeld 3,7 % op jaarbasis. In januari 2015 werden nieuwe, gemiddeld lagere, tarieven 34 ingevoerd, maar deze vermindering werd ge- 32 Zie gemeenschappelijk persbericht van CREG en Fluxys Belgium van 2 december 2014. 33 Het aandeel van de transporttarieven van aardgas in de totale factuur werd geschat door middel van de gegevens gepubliceerd door Electrabel, Luminus, Essent, Eni, Eneco en Lampiris in hun maandelijkse tarieffiches. 34 De tarieven werden verminderd in Vlaanderen en Brussel, maar verhoogd in Wallonië. 18

compenseerd door de uitbreiding van het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting voor de intercommunales (zie hierboven). De evolutie van de distributietarieven verschilt echter van gewest tot gewest. Zo zijn de distributietarieven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaams Gewest gedaald met respectievelijk gemiddeld 4,2 % 35 en 6,5 % 36 op jaarbasis, ondanks de invoering van de vennootschapsbelasting. Het Waals Gewest kende een stijging met 19,1 % als gevolg van de invoering van hogere distributietarieven in januari 2015 en het doorrekenen van de vennootschapsbelasting aan de verbruikers in juni. Het aandeel van de distributiekosten in het totaalbedrag van de gasfactuur bedroeg dit kwartaal gemiddeld 25,6 %, of 1,5 cent/kwh. De component taksen en toeslagen (exclusief btw) 37 ging dit kwartaal op jaarbasis gemiddeld met 20,7 % omhoog. Vanwege het relatief beperkte gewicht (3,2 %) van de taksen in de totaalfactuur voor gas is de impact ervan echter gering. Bovendien werd, in tegenstelling tot elektriciteit, het btw-tarief op gas voordien niet gewijzigd en werd dus behouden op 21 %. Het btw-tarief heeft bijgevolg geen impact gehad op de evolutie op jaarbasis van de gasfactuur. In totaal blijkt dat de stijging op jaarbasis van de consumptieprijzen van gas in het derde kwartaal 2015 voornamelijk te wijten is aan de stijging van de kost van de energiecomponent samen met de gemiddelde verhoging van de distributietarieven. In het derde kwartaal 2015 bedroeg de totale jaarlijkse gasfactuur van een doorsneehuishouden (jaarlijks verbruik van 23.260 kwh) gemiddeld 1.358 euro, een stijging van 33 euro vergeleken met een jaar voordien 38. 35 De distributietarieven voor gas gingen in Brussel in 2015 in dalende lijn wegens de sinds 2009 waargenomen structurele vermindering van de verbruikte hoeveelheden energie en als gevolg van de daling van de kosten voor de distributienetbeheerder over de gehele periode. Zie persbericht van Brugel van 18 december 2014. 36 De daling van de distributietarieven voor gas in Vlaanderen werd onder meer veroorzaakt door lagere werkelijke kosten dan de gebudgetteerde kosten en hogere ontvangsten door koude winters. Zie persbericht van Infrax van vrijdag 19 december 2014. 37 Deze component omvat de energiebijdrage, de federale bijdrage, de toeslag beschermde klanten, de retributie voor de aansluiting in het Waals Gewest en de bijdrage voor de openbare dienstverplichtingen in Brussel. 38 Ter herinnering: de berekeningsmethode is gebaseerd op de verwervingsbenadering volgens de richtlijnen van Eurostat voor het GICP en houdt geen rekening met de maandelijkse consumptieniveaus. 19

Grafiek 8: Indicator voor een gemiddelde aardgasfactuur en zijn componenten 8 (Consumptieprofiel D3, In cent/kwh) 7 6 5 4 3 2 1 0 Bronnen: Eigen berekeningen, VREG, CWaPE, BRUGEL, FOD Economie Opm. 1 : Op de gasfactuur dekken de nettarieven de kosten voor het gebruik van de distributienetwerken. Opm. 2: De toeslag beschermde klanten en de federale bijdrage zijn (sinds april 2014) niet onderworpen aan btw. Marktdynamiek Energiecomponent Nettarieven Taksen en heffingen Btw (21 %) De vertraging van de marktdynamiek (d.i. het aantal huishoudens dat van energieleverancier wisselde, berekend op basis van het aantal residentiële toegangspunten per leverancier) in het Vlaams Gewest zette zich dit kwartaal verder. Volgens de laatste statistieken van de VREG bedroeg het aandeel residentiële klanten in het Vlaams Gewest dat van leverancier veranderde in het derde kwartaal 2015 3,0 % voor elektriciteit en 3,5 % voor gas (tegenover respectievelijk 3,6 % en 4,1 % in het vorige kwartaal). Het percentage klanten dat van leverancier veranderde blijft echter hoger dan in het derde kwartaal 2014 (namelijk respectievelijk gemiddeld 2,6 % voor elektriciteit en 3,1 % voor gas). Volgens de VREG blijft het marktaandeel van de historische operator Electrabel in het Vlaams Gewest vrij stabiel tijdens het beschouwde kwartaal. De marktaandelen van Eni en Essent zijn echter licht verminderd ten gunste van Lampiris en in mindere mate van Luminus. Deze trends zijn zowel voor elektriciteit als voor gas waar te nemen. Voor het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waren de ontwikkelingen op de energiemarkt in het derde kwartaal 2015 nog niet gekend toen dit rapport werd opgesteld. 20