ECLI:NL:RBROT:2010:BN8300

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBROT:2009:BI9844

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBGEL:2017:4300

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

ECLI:NL:RBMID:2008:BD3414

ECLI:NL:RBMID:2007:BB8676

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:RBNNE:2016:1062

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

ECLI:NL:RBROT:2016:6088

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675

ECLI:NL:RBMID:2008:BE0039

ECLI:NL:RBROT:2017:886


ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBMID:2008:BD7099

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1235

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOVE:2016:4562

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9562

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBDHA:2016:5701 Permanente link: Uitspraak

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7057

ECLI:NL:RBROT:2016:6095

ECLI:NL:RBROT:2017:3541

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBGEL:2016:7158

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBAMS:2017:5266

ECLI:NL:RBDHA:2017:4885

ECLI:NL:RBROT:2017:5084

ECLI:NL:RBROT:2006:AX6833

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBNNE:2014:131

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBNNE:2013:6272

Uitspraak. INS-Updates.nl OR-Updates.nl AR 2016/2686 NJF 2016/492. vonnis RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND. Civiel recht handelskamer

ECLI:NL:RBAMS:2014:290

ECLI:NL:RBNNE:2014:1383 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C HA ZA

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:RBNNE:2017:2980

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

LJN: CA1235,Sector kanton Rechtbank Alkmaar, CV EXPL

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBZWB:2013:11284

ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ3910

ECLI:NL:RBOVE:2014:5578

ECLI:NL:RBNHO:2013:7657

ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091

ECLI:NL:RBROT:2016:229

ECLI:NL:RBZLY:2009:BL7181

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

ECLI:NL:RBALK:2011:BR4675

ECLI:NL:RBMNE:2014:4000 Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C HL ZA 12-86

ECLI:NL:RBROT:2016:4320

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

ECLI:NL:RBROT:2010:BL8568

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:RBROT:2012:BW0838

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2014:8805

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:RBZLY:2007:BC5305

ECLI:NL:RBROT:2016:5048

ECLI:NL:RBROT:2012:BY3179

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

ECLI:NL:RBOVE:2016:286

ECLI:NL:RBAMS:2017:3317

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Transcriptie:

ECLI:NL:RBROT:2010:BN8300 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 18-08-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 348503 / HA ZA 10-496 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg - enkelvoudig bemiddeling bij cosmetische reizen; aansprakelijkheid voor de gevolgen van de medische behandeling in het buitenland. Relatie tussen reisovereenkomst, bemiddelingsovereenkomst en behandelovereenkomst. Wetsverwijzingen Burgerlijk Wetboek Boek 6 Burgerlijk Wetboek Boek 6 76 Burgerlijk Wetboek Boek 7 Burgerlijk Wetboek Boek 7 507 Vindplaatsen Uitspraak Rechtspraak.nl JA 2010/146 GJ 2010/140 VR 2011, 53 RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht zaak-/rolnummer: 348503 / HA ZA 10-496 uitspraak: 18 augustus 2010 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: [eiseres] wonende te [woonplaats 1] eiseres, advocaat mr. E.A.C. van Kempen, tegen [gedaagde] h.o.d.n [bedrijf gedaagde],

wonende te Vlaardingen, gedaagde, advocaat mr A. ter Meulen. Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] respectievelijk [gedaagde]. 1. Het verloop van de procedure De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - het exploot van dagvaarding van 2 februari 2010, met producties; - conclusie van antwoord; - het tussenvonnis van 26 mei 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast; - het proces-verbaal van de comparitie van partijen gehouden op 29 juni 2010 en de ter zitting overgelegde stukken, zoals vermeld in het proces-verbaal. 2. De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast. 2.1 [eiseres] heeft op 16 september 2008 bij [gedaagde] een vliegreis naar Istanbul geboekt, met verblijf in een hotel. De reis vond plaats van 22 tot 27 september 2008. [eiseres] heeft in Istanbul een tandheelkundige behandeling ondergaan. 2.2 [eiseres] en [gedaagde] hebben op 16 september 2008 een verklaring ondertekend waarin - voor zover van belang - staat vermeld dat [eiseres] verklaart ermee in te stemmen dat [bedrijf gedaagde] voor haar bemiddelt voor een tandheelkundige behandeling in Istanbul, Turkije. 3. De vordering en de grondslag daarvan 3.1 [eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar tegen kwijting van 8.909,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding. 3.2 [eiseres] heeft aan haar vordering naast de hiervoor in rubriek 2 vermelde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [bedrijf gedaagde] is een reisbureau. Zij verzorgt onder andere reizen naar Turkije onder meer voor het ondergaan van medische behandelingen aldaar. Op 16 september 2008 heeft [eiseres] met [gedaagde] een reisovereenkomst gesloten. Naast de vliegreis en het verblijf in het hotel is in de reisovereenkomst opgenomen dat [eiseres] een medische behandeling zou ondergaan bij een tandarts in Istanbul voor het plaatsen van 11 kronen, welk aantal is veranderd in 8 kronen. Uiteindelijk zijn niet 8, maar 9 kronen geplaatst, te weten een brug van 4 kronen en 5 overige kronen. In totaal heeft [eiseres] 3.201,- betaald.

[eiseres] heeft vervolgens zware hinder ondervonden van de door haar ondergane behandelingen uitgevoerd door [gedaagde] dan wel een door hem ingeschakelde hulppersoon. Bij brief van 25 augustus 2009 is [gedaagde] door de gemachtigde van [eiseres] in gebreke gesteld. [gedaagde] heeft een aantal termijnen om met een passend voorstel te komen ongebruikt laten verstrijken. [gedaagde] heeft, na een controle bij de tandheelkundige praktijk van [gedaagde] in Rotterdam op 11 september 2009 door de [tandarts 1], nagelaten ook maar op enige manier in de richting van [eiseres] te reageren. Dat er sprake is van een tekortkoming blijkt uit de verklaring van tandarts [tandarts 2] uit Apeldoorn, overgelegd als productie 8 bij de dagvaarding. Uit die verklaring blijkt dat de kronen niet voldoen, als gevolg waarvan tandvlees chronisch ontstoken blijft, tandhalzen blootliggen en de enige remedie hiertegen het vervangen van alle 9 kronen is. Primair stelt [eiseres] dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en beroept zij zich daarbij op artikel 7:507 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW). [gedaagde], optredend als reisorganisator, heeft een Turkse tandarts ingeschakeld, die is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Subsidiair stelt [eiseres] dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, daar de door hem ingeschakelde hulppersonen, waarvoor hij verantwoordelijk is, toerekenbaar is (sic) tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, daarbij verwijzend naar artikel 6:76 BW. [eiseres] vordert 8.100,- aan schade ten aanzien van de geplaatste kronen. Dit is afkomstig van het behandelplan (productie 2) dat ten grondslag ligt aan de factuur van [gedaagde] voor het plaatsen van 9 zirkonium kronen in Nederland. Aan reiskosten voor de controle van 11 september 2009 in Rotterdam wordt 47,88 gevorderd (126 kilometer v.v. ad 0,19). Aan kosten voor de expertise van tandarts [tandarts 2] wordt 48,10 gevorderd. Aan buitengerechtelijke kosten wordt 714,- gevorderd overeenkomstig het rapport Voorwerk II. 4. Het verweer 4.1 [gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding. 4.2 [gedaagde] heeft hiertoe naast de hiervoor in rubriek 2 vermelde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd. [gedaagde] betwist tekortgeschoten te zijn de nakoming van zijn verplichtingen uit de met [eiseres] gesloten overeenkomst. [eiseres] heeft een reisovereenkomst met [gedaagde] gesloten. Voor de tandheelkundige behandeling in Istanbul heeft [gedaagde] enkel bemiddeld. Deze bemiddelingsovereenkomst is uitgevoerd. Pas in Istanbul zou [eiseres] onderzocht worden door de tandarts en op dat moment zou er een behandelovereenkomst tussen de tandarts aldaar en [eiseres] ontstaan. De tandarts kan immers te allen tijde besluiten dat hij niet zal behandelen. Dit is gebaseerd op artikel 7:446 BW.

[bedrijf gedaagde] heeft de uitoefening van de geneeskunde nimmer tot haar beroep gemaakt. De overeenkomst valt ook niet onder artikel 7:500 Rv (de rechtbank leest: BW), omdat de aangeboden dienst niet toeristisch is. De artikelen 7:400 e.v. BW inzake de overeenkomst van opdracht zijn hier wèl van toepassing. Het vervoer en het verblijf boekt [gedaagde] via een ander reisbureau. Subsidiair geldt het volgende. Pas bij brief van 25 augustus 2009 heeft [eiseres] aangegeven last te ondervinden van de gevolgen van de behandeling voornoemd. De in die brief genoemde termijn van 7 dagen is niet redelijk. [gedaagde] heeft geen kans gekregen om na te komen, voor zover hij hiertoe al gehouden zou zijn. [gedaagde] betwist de gestelde tekortkoming. Deze valt ook niet meer te controleren, nu pas bijna een jaar na dato [eiseres] deze klachten aan [gedaagde] heeft gemeld. De conclusies van tandarts [tandarts 2] worden betwist. Uit coulance heeft [gedaagde] zijn best gedaan om de zaak op te lossen. [tandarts 1] heeft niet kunnen vaststellen of de beweerdelijke klachten door de techniek komen. [eiseres] is uitgenodigd voor een nacontrole in Nederland één à twee maanden na de behandeling, waarbij de behandelend tandarts uit Istanbul aanwezig zou zijn. Die controle zag juist op mogelijke klachten, die dan verholpen hadden kunnen worden. [eiseres] is niet op die afspraak gekomen. De hoogte van de schade wordt betwist evenals de buitengerechtelijke incassokosten. 5. De beoordeling van het geschil 5.1 [eiseres] heeft de reis naar Istanbul bij [gedaagde] geboekt met het oog op een tandartsbehandeling, die zij ter plaatse heeft ondergaan. [gedaagde] heeft bemiddeld voor deze tandartsbehandeling, zoals blijkt uit de hiervoor onder 2.2 weergegeven verklaring. Blijkens de bijlage bij deze verklaring heeft [eiseres] eveneens verklaard dat zij begrijpt dat het de uitvoerende instantie is die zorg draagt voor de kwaliteit, resultaat, effectiviteit en veiligheid van de behandeling en niet [bedrijf gedaagde]. 5.2 Blijkens het als productie 1 bij de dagvaarding overgelegde uittreksel uit het Handelsregister is de bedrijfsomschrijving van [bedrijf gedaagde]: het verlenen van bemiddeling bij cosmetische reizen. 5.3 De tussen partijen gesloten overeenkomst zou kunnen worden gekwalificeerd als een reisovereenkomst in de zin van artikel 7:500 BW in zoverre [gedaagde] vervoer en verblijf aan [eiseres] heeft aangeboden. Of daarbij ook nog een toeristische dienst is aangeboden, is gelet op de omschrijving in voornoemde bepaling daarbij verder niet van belang. De bemiddeling tussen [eiseres] en de tandarts in Istanbul valt evenwel hoe dan ook niet onder deze reisovereenkomst. Daarvoor hebben partijen een aparte afspraak gemaakt, zoals blijkt uit de beide voorgaande overwegingen. Die afspraak dient te worden gekwalificeerd als een bemiddelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:425 BW, nu [gedaagde] ter zitting onweersproken heeft aangevoerd dat hij aan die bemiddeling geld verdient. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] tekort geschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit deze reisovereenkomst, te weten het leveren van de reis en het verblijf, en deze bemiddelingsovereenkomst, te weten het bemiddelen tussen [eiseres] en de tandarts in Istanbul. 5.4 De tandarts in Istanbul kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden beschouwd als hulppersoon van [gedaagde] in de zin van artikel 6:76 BW. Een hulppersoon wordt immers ingeschakeld voor de nakoming van een eigen verbintenis, maar de tandarts in Istanbul is niet door

[gedaagde] ingeschakeld ter nakoming van enige verplichting van [gedaagde] zelf. [gedaagde] is geen tandarts en heeft aan [eiseres] geen medische dienst aangeboden. Om dezelfde reden kan de tussen partijen gesloten overeenkomst ook niet worden gekwalificeerd als een overeenkomst inzake geneeskundige behandeling in de zin van artikel 7:446 BW. [eiseres] maakte zelf afspraken met de tandarts ter plaatse over de behandeling. Dat die afspraken niet op schrift zijn gesteld, maakt dit niet anders. Dat [eiseres] ook voor de tandartsbehandeling aan [gedaagde] betaalde, is hoofdzakelijk gebaseerd op praktische overwegingen, namelijk de verhaalsmogelijkheid van de tandarts in Istanbul. 5.5 Op grond van vorenstaande overwegingen dient de vordering ten aanzien van het gevorderde bedrag van 8.100,- voor de vervanging van kronen te worden afgewezen, nu [gedaagde] niet aansprakelijk is voor een eventueel verkeerd uitgevoerde tandartsbehandeling in Istanbul. Aan een oordeel over de gestelde gebreken aan de kronen komt de rechtbank dus niet toe. Of de door [gedaagde] gestelde mogelijkheid van nacontrole met de behandelend tandarts in Rotterdam vooraf bij [eiseres] bekend was en voor haar daadwerkelijk beschikbaar was, zoals [eiseres] ter zitting heeft betwist, kan de rechtbank gelet op dit oordeel eveneens in het midden laten. 5.6 De nevenvorderingen ten aanzien van expertisekosten, reiskosten en buitengerechtelijke incassokosten delen in het lot van afwijzing. 5.7 [eiseres] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. 6. De beslissing De rechtbank: wijst de vordering van [eiseres] af; veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op 314,- aan vast recht en 768,- aan salaris voor de advocaat. Dit vonnis is gewezen door mr. K.L. van Zetten en uitgesproken in het openbaar. 377