ECLI:NL:GHDHA:2014:935

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6021

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHDHA:2013:591

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

ECLI:NL:GHDHA:2014:3727

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARL:2015:3052

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0682 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2758

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3762

Uitspraak. Uithuisplaatsing. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHDHA:2013:2142

ECLI:NL:RBDHA:2013:13810

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011

ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0816

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSGR:2007:BB5051

ECLI:NL:GHDHA:2015:3733

ECLI:NL:GHARL:2016:4103. Uitspraak. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: Datum publicatie: Zaaknummer:

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHAMS:2016:573 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2014:2461

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366

ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0577

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6197 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

ECLI:NL:GHAMS:2014:3092

ECLI:NL:GHAMS:2015:4056 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2016:2674

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSHE:2017:146

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBDOR:2010:BM7569

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARL:2016:353

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:GHDHA:2013:4390

ECLI:NL:RBSGR:2012:25290

ECLI:NL:RBDHA:2014:11422

ECLI:NL:GHARL:2014:2066

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/01/ / FA RK

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

Raad voor de Kinderbescherming, Midden-Nederland, locatie Utrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Utrecht.

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:GHDHA:2015:3637

ECLI:NL:GHLEE:2003:AL3148 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rekestnummer

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594

ECLI:NL:GHARL:2015:1824

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/03/213774/FA RK

ECLI:NL:GHARL:2013:10366 GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

ECLI:NL:GHSHE:2014:4990

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1760 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Zoekresultaat - inzien document

ECLI:NL:GHSGR:2006:AV2657

ECLI:NL:GHDHA:2016:113

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHSHE:2006:AV4210

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0950

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6006

ECLI:NL:RBDHA:2017:6614

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Arnhem afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2015:2826

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404

ECLI:NL:GHAMS:2013:4982

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0604 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2016:1836

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Transcriptie:

ECLI:NL:GHDHA:2014:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 19-03-2014 Datum publicatie 27-03-2014 Zaaknummer 200.138.697/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht Hoger beroep Machtiging uithuisplaatsing verlengd van jongste minderjarige in verband met hechtingsproblematiek, terwijl de twee oudere minderjarigen wel zijn thuisgeplaatst. Wetsverwijzingen Burgerlijk Wetboek Boek 1 261, geldigheid: 2014-03-21 Vindplaatsen Uitspraak Rechtspraak.nl GERECHTSHOF DEN HAAG Afdeling Civiel recht Uitspraak : 19 maart 2014 Zaaknummer : 200.138.697/01 Rekestnummer rechtbank : 13-2048 Zaaknummer rechtbank : C/09/448525 [de moeder], wonende te [woonplaats 1], verzoekster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder, advocaat mr. A. Dijkstra-Schellekens te Waddinxveen, tegen de Stichting Bureau Jeugdzorg te Den Haag, verweerster in hoger beroep, hierna te noemen: Jeugdzorg.

Als belanghebbenden zijn aangemerkt: - [de pleegouders], wonende te [woonplaats 2], hierna te noemen: de pleegouders. Als informanten zijn aangemerkt: [de gedragswetenschapper], hierna te noemen: de gedragswetenschapper; [de pleegzorgwerker], hierna te noemen: de pleegzorgwerker. In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de raad voor de kinderbescherming te Den Haag, hierna te noemen: de raad. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De moeder is op 11 december 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 12 september 2013 van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag. Jeugdzorg heeft op 31 januari 2014 een verweerschrift ingediend. Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen: van de zijde van de moeder: op 14 februari 2014 een brief van diezelfde datum, met als bijlage een V-formulier met bijlagen; van de zijde van Jeugdzorg: op 24 februari 2014 een faxbericht van diezelfde datum. De raad heeft bij brief van 14 januari 2014 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. De zaak is op 26 februari 2014 mondeling behandeld. Ter zitting waren aanwezig:

de moeder, bijgestaan door haar advocaat en haar begeleidster[naam begeleidster]; mevrouw M.A.Y. Fierstra en mevrouw C. de Ruiter namens Jeugdzorg; de gedragswetenschapper; de pleegzorgwerker. De pleegouders zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat van de moeder en Jeugdzorg hebben ter zitting pleitnotities overgelegd. PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is -voor zover in hoger beroep in geschil en uitvoerbaar bij voorraad- de aan Jeugdzorg verleende machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen verlengd van 13 september 2013 tot 13 september 2014, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van het indicatiebesluit van 2 augustus 2013. Het hof gaat uit van de door de kinderrechter vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Vast staat dat de moeder alleen het gezag heeft over de na te noemen minderjarige. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing over de periode van 13 september 2013 tot 13 september 2014 van [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], hierna te noemen: de minderjarige. 2. De moeder verzoekt het hof om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige alsnog af te wijzen. 3. Jeugdzorg verweert zich daartegen en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van de bestreden beschikking, af te wijzen. 4. De moeder voert het volgende aan. Waar de gronden voor de uithuisplaatsing van de minderjarige bij aanvang waren gelegen in de situatie van de moeder, zijn de gronden sinds 2013 verschoven

naar de hechtingsproblematiek van de minderjarige. De moeder heeft vanaf de aanvang van de uithuisplaatsing aan meerdere onderzoeken meegewerkt om te bewijzen dat zij in staat is om voor de minderjarige te zorgen, maar in de loop der tijd is de minderjarige zich gaan hechten aan de pleegouders. Het is voor de moeder onacceptabel dat nu wordt geconcludeerd dat terugplaatsing van de minderjarige schadelijk zou zijn voor de minderjarige, omdat zij gehecht is in het pleeggezin. De moeder is bovendien van mening dat de zorgen ten aanzien van de hechting van de minderjarige te sterk zijn aangezet en voert aan dat deze zorgen slechts gebaseerd zijn op ongefundeerde stellingen van de pleegouders. Uit geen enkel onderzoek of observatiemoment blijkt immers dat de minderjarige kampt met angsten of een slaapstoornis, als gevolg van een onveilige hechting. De moeder stelt dan ook dat de opvoeding en verzorging van de minderjarige niet meer van haar vragen als opvoeder dan enkel basisvaardigheden. Niet gebleken is dat de moeder niet over deze basisvaardigheden beschikt, dan wel dat zij zich deze vaardigheden niet eigen kan maken. Hiertoe voert de moeder aan dat de terugplaatsing van de andere twee kinderen ook niet tot problemen heeft geleid en dat de contactmomenten met de minderjarige zonder problemen verlopen. 5. Jeugdzorg stelt dat de hechtingsontwikkeling van de minderjarige een continuering van de huidige pleegzorgplaatsing noodzakelijk maakt, hetgeen in het onderzoeksrapport van [datum 1] nader is onderbouwd. Het gedrag van de minderjarige, waarbij zij angst, sterke controle behoefte en klampend gedrag laat zien, kan beschouwd worden als een sterke aanwijzing dat de hechtingsontwikkeling bij de minderjarige niet optimaal is verlopen. De minderjarige verblijft sinds tweeënhalf jaar in het huidige pleeggezin en heeft in die periode een gehechtheidsrelatie opgebouwd met haar pleegouders. Een verandering van opvoeder zou een opzettelijke doorbreking van haar al kwetsbare hechtingsontwikkeling betekenen. Hierbij merkt Jeugdzorg op dat de veilige hechting van de minderjarige aan moeder, niet vergeleken kan worden met haar verbondenheid en gehechtheid aan pleegmoeder. Hoewel de moeder voor de minderjarige een vertrouwd persoon is, bij wie zij zeker ook voldoende veiligheid ervaart, is pleegmoeder de opvoeder die sinds ruim tweeënhalf jaar de dagelijkse zorg voor de minderjarige heeft, waardoor deze relatie een heel ander karakter heeft. Voorts stelt Jeugdzorg dat de verzorging en opvoeding van de minderjarige wel degelijk extra aandacht en vaardigheden vraagt van de moeder. Van de opvoeder wordt verwacht dat zij de soms heel subtiele signalen van de minderjarige leert duiden en daar adequaat op in kan spelen. Het feit dat dit (onvoldoende) onderkend wordt door moeder is een van de zorgen van Jeugdzorg. Jeugdzorg is van mening dat moeder haar eigen mogelijkheden overschat. 6. De gedragswetenschapper heeft ter zitting verklaard dat hij het verzoek van Jeugdzorg ondersteunt. Hij deelt de zorg van Jeugdzorg dat een thuisplaatsing op dit moment schade zal toebrengen aan de gehechtheidsontwikkeling van de minderjarige. 7. Het hof overweegt als volgt. Een machtiging tot uithuisplaatsing kan slechts worden verlengd indien de gronden daarvoor, zoals vermeld in artikel 1:261 lid 1 BW, nog bestaan. Het hof zal derhalve onderzoeken of de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen of tot onderzoek van de geestelijke of lichamelijke gesteldheid. 8. Het hof is op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de kinderrechter op goede gronden heeft geoordeeld en beslist zoals deze heeft gedaan. Het hof neemt de gronden over en maakt deze tot de zijne. Hoewel de minderjarige zich thans goed ontwikkelt binnen het huidige pleeggezin en niet is gebleken van zorgen omtrent de verzorging en opvoeding van de andere twee kinderen van moeder, die inmiddels zijn thuisgeplaatst, kan het niet in het belang van de minderjarige worden geacht om op dit moment over te gaan tot thuisplaatsing van de minderjarige bij de moeder. Gelet op de jonge leeftijd van de minderjarige en de lange periode die zij binnen het gezin van de pleegouders verblijft, is het in het belang van de minderjarige noodzakelijk dat haar verblijf bij pleegouders wordt gecontinueerd. De minderjarige ziet haar pleegouders immers als primaire opvoeders en zij is op een goede manier aan hen

gehecht. Terugplaatsing van de minderjarige bij haar moeder, draagt in dit geval een te groot risico in zich dat de veilige hechting teniet wordt gedaan, hetgeen negatieve gevolgen zal hebben voor haar verdere ontwikkeling. 9. Het voorgaande wordt bevestigd in onder andere het rapport van Horizon pleegzorg van april 2013 en het rapport van [naam] van 23 juli 2013, waarnaar door beide partijen ter zitting is verwezen. Deze rapportages acht het hof relevant, omdat ze een recent beeld geven ten aanzien van de ontwikkeling van de minderjarige en de hechtingsrelatie tussen de moeder en de minderjarige. Ter zitting is gebleken dat de moeder abusievelijk heeft nagelaten voornoemde rapportages, die behoren tot het procesdossier in eerste aanleg, te overleggen. Inzage van deze stukken tijdens de schorsing van de zitting heeft voor het hof inzichtelijk gemaakt dat er op dit moment geen sprake is van een zodanige hechtingsrelatie tussen de moeder en de minderjarige, dat een terugplaatsing mogelijk is zonder ernstige risico s voor de ontwikkeling van de minderjarige. Reeds hierom is het noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige dat de uithuisplaatsing wordt verlengd. 10. Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van de minderjarige gedurende dag en nacht noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding. Daarmee wordt nog altijd voldaan aan de wettelijke gronden voor de uithuisplaatsing. De bestreden beschikking dient dan ook te worden bekrachtigd. 11. Dit leidt tot de volgende beslissing. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen. Deze beschikking is gegeven door mrs. Lückers, Van Leuven, Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Schapendonk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2014.