COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Vergelijkbare documenten
PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND,

Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime,

Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts

Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging

TRACTATENBLAD VAN HET

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE

BIJLAGE. bij. Voorstel voor een Besluit van de Raad

15410/17 JVS/sht DGC 1A. Raad van de Europese Unie. Brussel, 14 mei 2018 (OR. en) 15410/17. Interinstitutioneel dossier: 2017/0319 (NLE)

Unidroit-Overeenkomst inzake de internationale factoring

Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

Dit Verdrag is van toepassing, welke ook de rechter of de autoriteit is die kennis dient te nemen van het geschil.

Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

Protocol van 3 juni Houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 (Protocol 1999)

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en)

Hebben besloten hiertoe een Verdrag te sluiten en zijn overeengekomen als volgt:

Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen

BIJLAGE PROTOCOL. bij het. voorstel voor een besluit van de Raad

9079/17 JVS/bb 1 DGC 2A

Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg. De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend,

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 september 2007 (17.09) (OR. en) 12907/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0181 (CNS)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 maart 2005 (24.03) 6238/05 JUSTCIV 22

995 der Beilagen XXIV. GP - Staatsvertrag - 15 Änderungsprotokoll in niederländischer Sprache-NL (Normativer Teil) 1 von 8

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

TRACTATENBLAD VAN HET

SLOTAKTE. AF/EEE/XPA/nl 1

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2002 Nr Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid

COMMISSIE - (97/C 347/06) - COM(97) 237 def. - 97/0147(CNS) (Door de Commissie ingediend op 11 juni 1997)

Protocol over de bezwaren van het Ierse volk ten aanzien van het Verdrag van Lissabon

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 juli 2006 (27.07) (OR. en) 12036/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0121 (AVC)

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 180

SLOTAKTE. FA/TR/EU/HR/nl 1

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1994 Nr. 168

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET

Raad van de Europese Unie Brussel, 23 september 2014 (OR. en)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2004 (05.11) (OR. en) 14028/04 EUROPOL 50 JAI 409

404 der Beilagen XXII. GP - Staatsvertrag - Schlussakte Niederländisch (Normativer Teil) 1 von 9 SLOTAKTE. AF/EEE/XPA/nl 1

13082/14 CV/mg DGC 1B. Raad van de Europese Unie. Brussel, 29 september 2014 (OR. en) 13082/14. Interinstitutioneel dossier: 2014/0223 (NLE)

HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND,

VERDRAG INZAKE DE TOETREDING VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK ESTLAND, DE REPUBLIEK CYPRUS, DE REPUBLIEK LETLAND, DE REPUBLIEK LITOUWEN, DE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 maart 2005 (OR. en) 6240/05 JUSTCIV 23

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 mei 2008 (OR. en) 9196/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0048 (AVC) JUSTCIV 94 CH 28 ISL 15 N 18

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1961 Nr. 74

TRACTATENBLAD VAN HET

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 november 2015 (OR. en)

VERDRAG NOPENS DE ERKENNING EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN OVER ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN JEGENS KINDEREN

TRACTATENBLAD VAN HET. Verdrag betreffende de Europese Unie; (met Protocollen) Maastricht, 7 februari 1992

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

1717 der Beilagen XXIV. GP - Beschluss NR - 32 niederländische Schlussakte (Normativer Teil) 1 von 20 SLOTAKTE. FA/TR/EU/HR/nl 1.

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 november 2003 (OR. fr) 14303/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0150 (AVC) JUSTCIV 236 ATO 193

TRACTATENBLAD VAN HET

Verdrag inzake de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen over onderhoudsverplichtingen

Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten

1162 der Beilagen XXII. GP - Staatsvertrag - niederländischer Übereinkommenstext (Normativer Teil) 1 von 10

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen

TRACTATENBLAD VAN HET

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en)

Verdrag inzake de wetsconflicten betreffende de vorm van testamentaire beschikkingen

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

13581/17 WST/sht/bb DGD 2

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1981 Nr. 10

5307/10 VP/mm DG H 2 B

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Verdrag inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud, New York,

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2015 Nr. 181

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 juni 2007 (OR. en) 9201/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0806 (CNS) SCH-EVAL 91 SIRIS 84 COMIX 447

BIJLAGE. bij het Gewijzigd voorstel. voor een Besluit van de Raad

VERTALING LUCHTVERVOERSOVEREENKOMST. EU/US/IS/NO/nl 1

TRANSLATION LUCHTVERVOERSOVEREENKOMST. EU/US/IS/NO/nl 1

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

TRACTATENBLAD VAN HET

Ten stelligste ervan overtuigd dat het belang van het kind in alle aangelegenheden betreffende het gezag over kinderen van fundamentele betekenis is,

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco,

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 176

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) XT 21106/18. Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (NLE) BXT 125

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

DE EUROPESE GEMEENSCHAP, HET KONINKRIJK BELGIË, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK SPANJE,

5. Protocol tot vaststelling van het statuut van de. Europese Investeringsbank

Transcriptie:

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 15.12.2003 COM(2003) 783 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening van het Verdrag van Den Haag inzake het recht dat van toepassing is op bepaalde rechten ten aanzien van effecten die bij een intermediair worden aangehouden (door de Commissie ingediend) NL NL

TOELICHTING 1. De overgrote meerderheid van de op de financiële markten verhandelde effecten wordt tegenwoordig elektronisch in girale vorm aangehouden op effectenrekeningen bij bewaarnemers, bewaarders of afwikkelingssystemen. Uit deze rekeningen blijkt het bestaan van eigendomsrechten op de betrokken effecten, dan wel het recht op de levering of overdracht ervan. Dit zorgde voor problemen bij de toepassing van het beginsel dat traditioneel bij rechtsconflicten wordt gehuldigd namelijk dat de eigendomsaspecten van een vervreemding van een goed worden beheerst door het recht van de plaats waar het goed in kwestie zich op dat tijdstip bevindt (lex situs of lex rei sitae), omdat het voor elektronisch opgeslagen effecten vaak moeilijk uit te maken valt waar de betrokken effecten gelokaliseerd zijn. Deze situatie leidt tot onzekerheid ten aanzien van het recht waarnaar bijvoorbeeld zekerheidsverschaffers en zekerheidsnemers zich moeten voegen om rechten op zakelijke zekerheden tot stand te brengen en om de derdenwerking van deze rechten te waarborgen. De problemen zijn bijzonder uitgesproken wanneer de effecten via een keten van intermediairs in verschillende landen worden aangehouden. Het Verdrag van Den Haag inzake effecten 2. Teneinde op wereldniveau tot een uniforme oplossing te komen om de bovenbeschreven rechtsonzekerheid in grensoverschrijdende situaties weg te nemen, is de Haagse Conferentie, een wereldwijde intergouvernementele organisatie die streeft naar de geleidelijke eenmaking van de regels van het internationaal privaatrecht, in mei 2000 begonnen met de voorbereiding van een Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op eigendomsrechten van via intermediairs aangehouden effecten. In het najaar van 2000 heeft deze Conferentie een werkgroep opgericht met deskundigen uit de lidstaten van de Conferentie en verenigingen die gespecialiseerd zijn op het gebied van samenwerking met andere internationale organisaties, met name UNCITRAL en UNIDROIT. Deze werkgroep is in januari 2001 en in januari 2002 bijeengekomen. De Europese Commissie heeft als waarnemer aan de werkgroep deelgenomen en in de eindfase namens de Gemeenschap over het Verdrag onderhandeld (zie punt 14). 3. Op 13 december 2002 werd aan het einde van de negentiende diplomatieke vergadering van de Haagse Conferentie overeenstemming bereikt over de definitieve tekst van het Verdrag van Den Haag inzake "het recht dat van toepassing is op bepaalde rechten ten aanzien van effecten die bij een intermediair worden aangehouden", hierna "het Verdrag van Den Haag inzake effecten" genoemd. Met de ondertekening van de slotakte bevestigden alle lidstaten en 7 toetredingslanden dat de tekst van het Verdrag inderdaad overeenstemde met de tekst die uit de onderhandelingen voortvloeide. Alles samen hebben 53 staten die lid zijn van de Haagse Conferentie de slotakte ondertekend. Het betreft onder meer de Verenigde Staten, Japan, Australië, Brazilië, Argentinië en de Russische Federatie. De Commissie is geen lid van de Haagse Conferentie en heeft de slotakte dus niet ondertekend. 4. Het Verdrag van Den Haag is een multilateraal verdrag. Het onderliggende juridische beginsel is gebaseerd op de rechtskeuze van de intermediair en zijn cliënt, wat een variant is van PRIMA (Place of the Relevant Intermediary Approach op de plaats van vestiging van de betrokken intermediair gebaseerde benadering). Het Verdrag 2

bepaalt dat het toepasselijk recht het recht is dat in de rekeningovereenkomst met de betrokken intermediair is vermeld, waarbij tevens een zogeheten "realiteitstoets" is ingebouwd om er zeker van te zijn dat de intermediair wel degelijk effectenactiviteiten in dit rechtsgebied ontplooit, al behoeven deze niet noodzakelijkerwijze met de rekening in kwestie verband te houden. Redenen voor de toepassing van het Verdrag van Den Haag inzake effecten 5. Door op 13 december 2002 de slotakte te ondertekenen, hebben de lidstaten te kennen gegeven dat zij achter de in het Verdrag gevolgde benadering stonden en, impliciet, dat zij ook bereid waren te aanvaarden dat het EU-recht waar nodig wordt aangepast. Dit standpunt werd unaniem bevestigd tijdens de Coreper-vergadering van 11 december 2002. 6. Ook een aantal bestaande richtlijnen bevat immers bepalingen om het recht aan te wijzen dat op een effectenrekening van toepassing is. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op het beginsel dat de rekening onder het recht valt van het land waar de rekening wordt aangehouden. Er is bijgevolg sprake van een conflict tussen de in het Verdrag en in het vigerende Gemeenschapsrecht gevolgde benadering. 7. Overeenkomstig artikel 18 van het Verdrag van Den Haag inzake effecten mag (net als de lidstaten van de Haagse Conferentie en andere verdragsluitende staten) ook een regionale organisatie voor economische integratie die uit soevereine staten is samengesteld en die bevoegdheden heeft inzake bepaalde aangelegenheden die door het Verdrag worden beheerst, dit Verdrag ondertekenen, aanvaarden of goedkeuren of tot het Verdrag toetreden. In dat geval heeft de regionale organisatie voor economische integratie de rechten en verplichtingen van een verdragsluitende staat, voorzover deze organisatie bevoegd is voor de aangelegenheden die door het Verdrag worden beheerst. De Europese Unie dient te worden beschouwd als een regionale organisatie voor economische integratie in de zin van artikel 18 van het Verdrag van Den Haag inzake effecten. 8. De Commissie is van oordeel dat de toepassing van het Verdrag van Den Haag inzake effecten door het wegnemen van de onzekerheid ten aanzien van het toepasselijk recht in aanzienlijke mate zal bijdragen tot de bevordering van het vrije kapitaalverkeer in de interne markt en op wereldniveau, en daardoor de effectenhandel zowel tussen de lidstaten als op de internationale kapitaalmarkten zal doen toenemen. 9. De onderhandelingen in Den Haag over het nieuwe Verdrag en de onderhandelingen in Brussel over het voorstel voor een Zekerhedenrichtlijn (Richtlijn 2002/47/EG) verliepen grotendeels parallel, waarbij de eerstgenoemde rechtstreekse gevolgen hadden voor de laatstgenoemde, zoals blijkt uit de gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie die is opgenomen in de notulen van de vergadering van de Raad van 5 maart 2002, waarop het gemeenschappelijk standpunt met het oog op de aanneming van de Zekerhedenrichtlijn is vastgesteld. 10. Aangezien de Zekerhedenrichtlijn een van de maatregelen is die in het Actieplan voor financiële diensten (APFD) 1 is opgenomen, kan de toepassing van het Verdrag 1 COM(1999) 232 def. van 11 mei 1999. 3

van Den Haag inzake effecten eveneens worden gezien als een maatregel om de APFD-doelstellingen te realiseren en mag derhalve ook worden aangenomen dat voor de sluiting dit Verdrag (ondertekening en bekrachtiging) dezelfde tijdshorizon geldt als voor het APFD. 11. Tijdens de vergaderingen met de lidstaten op 19 mei 2003 en 8 juni 2003 betreffende de toepassing van het Verdrag van Den Haag inzake effecten werd unaniem opgeroepen om het Verdrag zo spoedig mogelijk te ondertekenen en vervolgens te bekrachtigen. 12. Tevens is op de bekrachtiging van het Verdrag van Den Haag inzake effecten aangedrongen door de G-30 ("Global Clearing and Settlement A Plan of Action", Groep van Dertig, gepubliceerd op 23 januari 2003). Met name in aanbeveling nr. 15 wordt in verband met de verwijzingsregels aangegeven dat "financiële toezichthouders en regelgevers er zorg voor moeten dragen dat het op 13 december 2002 goedgekeurde Verdrag van Den Haag inzake het recht dat van toepassing is op bepaalde rechten ten aanzien van effecten die bij een intermediair worden aangehouden, zo spoedig als redelijkerwijze mogelijk is door hun respectieve naties wordt ondertekend en bekrachtigd. Wanneer het Verdrag van Den Haag door alle betrokken naties bekrachtigd is, zal het een klaar en duidelijk antwoord bieden op de vraag welk recht in een internationale omgeving van toepassing is om uit te maken of een zekerheidsnemer een aan derden tegenwerpbaar recht op als zekerheid verstrekte effecten heeft verworven". 13. Met de ondertekening van het Verdrag van Den Haag inzake effecten zal bijgevolg een belangrijk politiek signaal worden gegeven aan alle betrokken partijen, en met name aan de financiële-dienstensector. De ondertekening van het Verdrag door de Gemeenschap en haar lidstaten, maar ook door zo veel mogelijk derde landen die lid zijn van de Haagse Conferentie, zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten, zal het succes van het Verdrag verzekeren. Procedurele aangelegenheden 14. Bij besluit van de Raad van 28 november 2002 werd de Commissie gemachtigd om op de Haagse Conferentie te onderhandelen. 15. Na de ondertekening van het Verdrag van Den Haag inzake effecten zal de Commissie de nodige voorstellen doen om de relevante richtlijnen, zoals de Zekerheden- en de Finaliteitsrichtlijn, te wijzigen. Deze voorstellen zullen tegelijkertijd worden ingediend met het voorstel voor een besluit van de Raad om het Verdrag van Den Haag inzake effecten te bekrachtigen of tot dit Verdrag toe te treden. Met laatstgenoemd voorstel dient ook door het Europees Parlement te worden ingestemd. In het gunstigste geval zal de toetreding tot/bekrachtiging van het Verdrag van Den Haag inzake effecten vermoedelijk eind 2004 of begin 2005 plaatsvinden. 4

Praktische aspecten 16. De Raad wordt verzocht zijn voorzitter te machtigen de persoon of personen aan te wijzen die bevoegd is (zijn) voor het ondertekenen, namens de Gemeenschap, van het Verdrag van Den Haag inzake het recht dat van toepassing is op bepaalde rechten ten aanzien van effecten die bij een intermediair worden aangehouden. Voorstel 17. In het licht van het bovenstaande stelt de Commissie voor dat de Raad het bijgevoegde ontwerpbesluit aanneemt. 5

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening van het Verdrag van Den Haag inzake het recht dat van toepassing is op bepaalde rechten ten aanzien van effecten die bij een intermediair worden aangehouden (Voor de EER relevante tekst) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, en artikel 95, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, Gezien het voorstel van de Commissie 2, Overwegende hetgeen volgt: (1) Het Verdrag van Den Haag inzake het recht dat van toepassing is op bepaalde rechten ten aanzien van effecten die bij een intermediair worden aangehouden, waarover op 13 december 2002 overeenstemming is bereikt, is een internationaal multilateraal verdrag dat erop gericht is wereldwijd de rechtsonzekerheid in verband met grensoverschrijdende effectentransacties weg te nemen. (2) De Commissie heeft namens de Gemeenschap over dat Verdrag onderhandeld. (3) Regionale organisaties voor economische integratie die uit soevereine staten zijn samengesteld en die bevoegdheden hebben inzake bepaalde aangelegenheden die door dat Verdrag worden beheerst, mogen dit Verdrag ondertekenen, aanvaarden of goedkeuren of tot het Verdrag toetreden. (4) Met de aanneming van een aantal communautaire richtlijnen waarin bepalingen zijn vervat om het recht aan te wijzen dat op een effectenrekening van toepassing is, hebben de lidstaten bevoegdheid inzake bepaalde aangelegenheden die door dat Verdrag worden beheerst, aan de Gemeenschap overgedragen. (5) De Europese Gemeenschap mag bijgevolg als een regionale organisatie voor economische integratie in de zin van dat Verdrag worden aangemerkt. (6) Zowel de Gemeenschap als de internationale financiële markten zullen voordeel ondervinden van het feit dat de rechtsonzekerheid omtrent het recht dat van toepassing is op grensoverschrijdende effectentransacties, wereldwijd wordt weggenomen. Om die reden dient het Verdrag namens de Gemeenschap te worden ondertekend, 2 PB C [ ] van [ ], blz. [ ]. 6

BESLUIT: Enig artikel Onder voorbehoud van sluiting op een later tijdstip wordt de voorzitter van de Raad hierbij gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om namens de Gemeenschap het Verdrag van Den Haag inzake het recht dat van toepassing is op bepaalde rechten ten aanzien van effecten die bij een intermediair worden aangehouden overeenkomstig artikel 18, lid 1, van dat Verdrag te ondertekenen. De tekst van het Verdrag is als bijlage I aan dit besluit gehecht. Op het tijdstip van ondertekening zal de als bijlage II aan dit besluit gehechte bevoegdheidsverklaring worden nedergelegd overeenkomstig artikel 18, lid 2, van het Verdrag. Gedaan te Brussel, op [ ] Voor de Raad De Voorzitter [ ] 7

BIJLAGE I VERDRAG VAN DEN HAAG INZAKE HET RECHT DAT VAN TOEPASSING IS OP BEPAALDE RECHTEN TEN AANZIEN VAN EFFECTEN DIE BIJ EEN INTERMEDIAIR WORDEN AANGEHOUDEN De staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Zich ervan bewust dat het in een grote en nog steeds groeiende wereldwijde financiële markt uit praktisch oogpunt dringend noodzakelijk is rechtszekerheid en voorspelbaarheid te bieden ten aanzien van het recht dat van toepassing is op effecten die tegenwoordig gewoonlijk via clearing- en afwikkelingssystemen of andere intermediairs worden aangehouden, Zich ervan bewust dat het van belang is het juridisch risico, het systeemrisico en de kosten die verbonden zijn aan grensoverschrijdende transacties met betrekking tot effecten die bij een intermediair worden aangehouden te beperken teneinde de internationale kapitaalstromen en de toegang tot de kapitaalmarkten te bevorderen, Geleid door de wens om aan alle staten van gelijk welk niveau van economische ontwikkeling ten goede komende gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen ten aanzien van het recht dat van toepassing is op effecten die bij een intermediair worden aangehouden, Erkennend dat de op de plaats van vestiging van de betrokken intermediair gebaseerde benadering ("Place of the Relevant Intermediary Approach" of PRIMA) zoals vastgelegd in rekeningovereenkomsten met intermediairs tot de nodige rechtszekerheid en voorspelbaarheid leidt, Hebben besloten een Verdrag terzake te sluiten en hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen HOOFDSTUK I DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Definities en uitlegging 1. In dit Verdrag wordt verstaan onder a) "effecten": aandelen, obligaties dan wel andere financiële instrumenten of financiële activa (met uitzondering van contanten), of enigerlei recht daarop; b) "effectenrekening": een door een intermediair bijgehouden rekening waarop effecten kunnen worden gecrediteerd of gedebiteerd; c) "intermediair": persoon die in het kader van zijn bedrijfsuitoefening of een andere regelmatige werkzaamheid voor anderen of zowel voor anderen als voor eigen rekening effectenrekeningen bijhoudt en in deze hoedanigheid handelt; d) "rekeninghouder": persoon in wiens naam een intermediair een effectenrekening bijhoudt; e) "rekeningovereenkomst": met betrekking tot een effectenrekening, de overeenkomst met de betrokken intermediair welke deze effectenrekening beheerst; f) "bij een intermediair aangehouden effecten": de rechten van een rekeninghouder welke voortvloeien uit een creditering van effecten op een effectenrekening; 8

g) "betrokken intermediair": de intermediair die de effectenrekening bijhoudt ten behoeve van de rekeninghouder; h) "vervreemding": elke overdracht van eigendom/gerechtigdheid, hetzij rechtstreeks, hetzij bij wijze van vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht, en elke zekerheidsstelling, al dan niet met bezitsoverdracht; i) "derdenwerking": het ondernemen van alle stappen die nodig zijn opdat een vervreemding kan worden tegengeworpen aan personen die geen partij zijn bij deze vervreemding; j) "kantoor": met betrekking tot een intermediair, een vestiging waar activiteiten van de intermediair plaatsvinden, exclusief een vestiging die als louter tijdelijk is bedoeld en een vestiging van elke andere persoon dan de intermediair; k) "insolventieprocedure": een collectieve rechterlijke of administratieve procedure, met inbegrip van een interimprocedure, waarbij de goederen en zaken van de schuldenaar onderworpen zijn aan de controle of het toezicht van een rechter of een andere bevoegde autoriteit met het oog op de sanering of liquidatie ervan; l) "curator": persoon die gemachtigd is om het beheer over een sanering of liquidatie te voeren, met inbegrip van een daartoe op interimbasis gemachtigde persoon, en die ook een "debtor in possession" kan zijn indien zulks op grond van het toepasselijk insolventierecht is toegestaan; m) "uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat": staat waarbinnen twee of meer territoriale eenheden van die staat, of de staat zelf en één of meer van zijn territoriale eenheden, eigen rechtsregels voor enigerlei van de in artikel 2, lid 1, gespecificeerde aangelegenheden bezitten; n) "schriftelijk": in tastbare of andere vorm vastgelegde informatie (met inbegrip van door middel van teletransmissie medegedeelde informatie) die bij een latere gelegenheid in tastbare vorm kan worden gereproduceerd. 2. Verwijzingen in dit Verdrag naar een vervreemding van effecten die bij een intermediair worden aangehouden, hebben onder meer betrekking op: a) een vervreemding van een effectenrekening; b) een vervreemding ten gunste van de intermediair van de rekeninghouder; c) een retentierecht van rechtswege ten gunste van de intermediair van de rekeninghouder uit hoofde van enigerlei vordering die in verband met het bijhouden en beheren van een effectenrekening ontstaat. 3. Een persoon wordt niet als een intermediair in de zin van dit Verdrag aangemerkt louter en alleen omdat a) hij als registrator of transferagent voor een emittent van effecten optreedt; of b) hij in zijn boeken bijzonderheden opneemt in verband met effecten die gecrediteerd zijn op effectenrekeningen die door een intermediair worden bijgehouden namens andere personen voor wie hij als beheerder, lasthebber of anderszins in een louter administratieve hoedanigheid optreedt. 9

4. Behoudens lid 5 wordt een persoon als een intermediair in de zin van dit Verdrag aangemerkt met betrekking tot effecten die gecrediteerd zijn op effectenrekeningen die hij bijhoudt in de hoedanigheid van centrale effectenbewaarinstelling of die anderszins giraal overdraagbaar zijn tussen de effectenrekeningen die hij bijhoudt. 5. Wat de effecten betreft die gecrediteerd zijn op effectenrekeningen die worden bijgehouden door een persoon die de hoedanigheid heeft van een exploitant van een systeem voor het aanhouden en overdragen van dergelijke effecten op grond van bescheiden van de emittent of van andere bescheiden die de primaire registratie van de rechten daarop jegens de emittent vormen, mag de verdragsluitende staat naar het recht waarvan deze effecten tot stand zijn gebracht, te allen tijde verklaren dat de persoon die een dergelijk systeem exploiteert, geen intermediair is in de zin van dit Verdrag. Artikel 2 Toepassingsgebied van het Verdrag en van het toepasselijk recht 1. Dit verdrag wijst het recht aan dat van toepassing is op de volgende aangelegenheden in verband met effecten die bij een intermediair worden aangehouden: a) de juridische aard en de gevolgen voor de intermediair en voor derden van de rechten die voortvloeien uit een creditering van effecten op een effectenrekening; b) de juridische aard en de gevolgen voor de intermediair en voor derden van een vervreemding van effecten die bij een intermediair worden aangehouden; c) de eventuele vereisten inzake derdenwerking in verband met een vervreemding van effecten die bij een intermediair worden aangehouden; d) de vraag of het recht van een persoon op effecten die bij een intermediair worden aangehouden, het recht van een andere persoon teniet doet of ondergeschikt maakt; e) de eventuele plichten van een intermediair jegens een andere persoon dan de rekeninghouder die in concurrentie met de rekeninghouder of een andere persoon een recht doet gelden op effecten die bij deze intermediair worden aangehouden; f) de eventuele vereisten voor de realisatie van een recht op effecten die bij een intermediair worden aangehouden; g) de vraag of een vervreemding van effecten die bij een intermediair worden aangehouden, zich uitstrekt tot aanspraken op dividenden, inkomsten of andere uitkeringen, dan wel op aflossing, verkoop of andere opbrengsten. 2. Dit verdrag wijst het recht aan dat van toepassing is op de in lid 1 gespecificeerde aangelegenheden in verband met een vervreemding van of een recht op effecten die bij een intermediair worden aangehouden, zelfs al wordt in overeenstemming met lid 1, onder a), bepaald dat de rechten die uit de creditering van deze effecten op een effectenrekening voortvloeien, rechten uit overeenkomst zijn. 3. Behoudens lid 2 wijst dit Verdrag niet het recht aan dat van toepassing is op a) de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de creditering van effecten op een effectenrekening, voorzover het louter rechten en verplichtingen uit overeenkomst of andere rechten en verplichtingen van louter persoonlijke aard betreft; 10

b) de rechten en verplichtingen uit overeenkomst of andere persoonlijke rechten en verplichtingen van partijen bij een vervreemding van effecten die bij een intermediair worden aangehouden; of c) de rechten en verplichtingen van een emittent van effecten of van een registrator of transferagent van een emittent, zowel jegens de houder van de effecten als jegens een derde. Artikel 3 Internationaliteit Dit Verdrag is van toepassing in alle gevallen waarin uit het recht van verschillende lidstaten moet worden gekozen. HOOFDSTUK II TOEPASSELIJK RECHT Artikel 4 Basisregel 1. Het recht dat van toepassing is op alle in artikel 2, lid 1, gespecificeerde aangelegenheden is het recht dat geldt in de staat die in de rekeningovereenkomst uitdrukkelijk is aangewezen als de staat waarvan het recht de rekeningovereenkomst beheerst of, indien in de rekeningovereenkomst uitdrukkelijk is bepaald dat een ander recht op al deze aangelegenheden van toepassing is, dat andere recht. Het ingevolge deze bepaling aangewezen recht is alleen van toepassing indien de betrokken intermediair op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst in de betrokken staat een kantoor heeft dat a) alleen of in samenwerking met andere kantoren van de betrokken intermediair, dan wel met andere personen die voor de betrokken intermediair in de betrokken of een andere staat optreden i) boekingen op effectenrekeningen verricht of controleert; ii) betalingen of "corporate actions" verricht ten aanzien van effecten die bij de intermediair worden aangehouden; of iii) anderszins een bedrijfsactiviteit of andere regelmatige werkzaamheid op het gebied van het bijhouden van effectenrekeningen uitoefent; of b) aan de hand van een rekeningnummer, bankcode of enigerlei ander specifiek identificatiemiddel wordt geïdentificeerd als een plaats voor het bijhouden van effectenrekeningen in deze staat. 2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), oefent een kantoor geen bedrijfsactiviteit of andere regelmatige werkzaamheid op het gebied van het bijhouden van effectenrekeningen uit a) louter en alleen omdat het een plaats is waar de technologie ter ondersteuning van de boekhouding of gegevensverwerking met betrekking tot effectenrekeningen is gelokaliseerd; b) louter en alleen omdat het een plaats is waar callcenters voor de communicatie met rekeninghouders gelokaliseerd zijn of geëxploiteerd worden; c) louter en alleen omdat het een plaats is waar de mailing met betrekking tot effectenrekeningen wordt georganiseerd of waar het dossier- of archiefbeheer gelokaliseerd is; of 11

d) indien het uitsluitend andere representatie- of administratieve taken vervult dan die welke verband houden met het openen of bijhouden van effectenrekeningen en niet gemachtigd is een bindend besluit te nemen om een rekeningovereenkomst te sluiten. 3. Met betrekking tot een vervreemding door een rekeninghouder van bij een bepaalde intermediair bijgehouden effecten ten gunste van deze intermediair, ongeacht of deze intermediair in zijn boeken al dan niet een effectenrekening aanhoudt waarvan hij de rekeninghouder is, geldt voor de toepassing van dit Verdrag a) deze intermediair als de betrokken intermediair; b) de rekeningovereenkomst tussen de rekeninghouder en de intermediair als de betrokken rekeningovereenkomst; c) de effectenrekening in de zin van artikel 5, leden 2 en 3, als de effectenrekening waarop de effecten onmiddellijk vóór de vervreemding worden gecrediteerd. Artikel 5 Alternatieve regels 1. Indien het toepasselijk recht niet ingevolge artikel 4 is aangewezen, maar uitdrukkelijk en ondubbelzinnig wordt aangegeven in een schriftelijke rekeningovereenkomst die de betrokken intermediair door tussenkomst van een bepaald kantoor heeft gesloten, is het recht dat op alle in artikel 2, lid 1, gespecificeerde aangelegenheden van toepassing is het recht dat geldt in de staat, of de territoriale eenheid van een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat, waar het betrokken kantoor toen gevestigd was, mits dat kantoor op dat tijdstip voldeed aan de voorwaarde die in de tweede volzin van artikel 4, lid 1, wordt gespecificeerd. Bij het bepalen of een rekeningovereenkomst uitdrukkelijk en ondubbelzinnig aangeeft dat de betrokken intermediair door tussenkomst van een bepaald kantoor de rekeningovereenkomst heeft gesloten, mag met geen van de volgende elementen rekening worden gehouden a) een bepaling dat kennisgevingen of andere documenten via dat kantoor aan de betrokken intermediair moeten of mogen worden betekend; b) een bepaling dat eventuele rechtsvorderingen tegen de betrokken intermediair moeten of mogen worden ingesteld in een bepaalde staat of in een bepaalde territoriale eenheid van een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat; c) een bepaling dat enigerlei verklaringen of andere documenten via dat kantoor door de betrokken intermediair moeten of mogen worden verstrekt; d) een bepaling dat enigerlei diensten vanuit dat kantoor door de betrokken intermediair moeten of mogen worden verricht; e) een bepaling dat de betrokken intermediair in dat kantoor enigerlei werkzaamheid of taak moet of mag uitvoeren. 2. Indien het toepasselijk recht niet ingevolge lid 1 is aangewezen, is het het recht dat geldt in de staat, of de territoriale eenheid van een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat, naar het recht waarvan de betrokken intermediair statutair is opgericht of anderszins in georganiseerd op het tijdstip dat de schriftelijke rekeningovereenkomst is gesloten of, indien een dergelijke overeenkomst niet voorhanden is, op het tijdstip dat de effectenrekening is geopend; indien de betrokken intermediair evenwel statutair is opgericht of anderszins is georganiseerd naar het recht van een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat en niet 12

naar dat van een van de territoriale eenheden van deze staat, is het toepasselijk recht het recht dat geldt in de territoriale eenheid van deze uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat waar zich de vestiging van de betrokken intermediair bevindt, of, indien de betrokken intermediair meer dan één vestiging heeft, waar zich zijn hoofdvestiging bevindt, op het tijdstip dat de schriftelijke rekeningovereenkomst is gesloten of, indien een dergelijke overeenkomst niet voorhanden is, op het tijdstip dat de effectenrekening is geopend. 3. Indien het toepasselijk recht noch ingevolge lid 1, noch ingevolge lid 2 is aangewezen, is het het recht dat geldt in de staat, of de territoriale eenheid van een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat, waar zich de vestiging van de betrokken intermediair bevindt, of, indien de betrokken intermediair meer dan één vestiging heeft, waar zich zijn hoofdvestiging bevindt, op het tijdstip dat de schriftelijke rekeningovereenkomst is gesloten of, indien een dergelijke overeenkomst niet voorhanden is, op het tijdstip dat de effectenrekening is geopend. Artikel 6 Buiten beschouwing te laten factoren Bij de aanwijzing van het toepasselijk recht in overeenstemming met dit Verdrag wordt geen rekening gehouden met de volgende factoren a) de plaats waar de emittent van de effecten statutair is opgericht of anderszins georganiseerd is, dan wel zijn statutaire zetel, hoofdbestuur, vestiging of hoofdvestiging heeft; b) de plaatsen waar certificaten die effecten vertegenwoordigen of belichamen, gelokaliseerd zijn; c) de plaats waar een door of namens de emittent van de effecten bijgehouden register van effectenhouders gelokaliseerd is; of d) de plaats waar andere intermediairs dan de betrokken intermediair gelokaliseerd zijn. Artikel 7 Bescherming van rechten bij verandering van het toepasselijk recht 1. Dit artikel is van toepassing indien een rekeningovereenkomst zodanig wordt gewijzigd dat het toepasselijk recht ingevolge dit Verdrag verandert. 2. In dit artikel wordt verstaan onder a) "het nieuwe recht": het recht dat na de verandering ingevolge dit Verdrag van toepassing is; b) "het oude recht": het recht dat vóór de verandering ingevolge dit Verdrag van toepassing was. 3. Behoudens lid 4 worden alle in artikel 2, lid 1, gespecificeerde aangelegenheden beheerst door het nieuwe recht. 4. Behalve ten aanzien van een persoon die met een verandering van recht heeft ingestemd, blijft het oude recht van toepassing a) op het bestaan van enigerlei recht op bij een intermediair aangehouden effecten dat vóór de verandering van recht is ontstaan en op de derdenwerking van een vervreemding van die effecten welke vóór de verandering van recht heeft plaatsgevonden; 13

b) in verband met enigerlei recht op bij een intermediair aangehouden effecten dat vóór de verandering van recht is ontstaan i) op de juridische aard en gevolgen van een dergelijk recht jegens de betrokken intermediair en enigerlei andere partij bij een vervreemding van die effecten welke vóór de verandering van recht heeft plaatsgevonden; ii) op de juridische aard en gevolgen van een dergelijk recht jegens een persoon die na de verandering van recht op de effecten beslag legt; iii) op de vaststelling van alle in artikel 2, lid 1, gespecificeerde aangelegenheden met betrekking tot een curator in het kader van een insolventieprocedure die na de verandering van recht is geopend; c) op de voorrang tussen partijen van wie deze rechten vóór de verandering van recht zijn ontstaan. 5. Lid 4, onder c), vormt geen beletsel voor de toepassing van het nieuwe recht op de voorrang van een recht dat in overeenstemming met het oude recht is ontstaan maar waarvan de derdenwerking in overeenstemming met het nieuwe recht is geregeld. Artikel 8 Insolventie 1. Onverminderd de opening van een insolventieprocedure beheerst het ingevolge dit Verdrag toepasselijk recht alle in artikel 2, lid 1, gespecificeerde aangelegenheden met betrekking tot elke gebeurtenis die vóór de opening van deze insolventieprocedure heeft plaatsgevonden. 2. Dit Verdrag laat de toepassing van alle materiële of procedurele insolventieregels geheel onverlet, met inbegrip van enigerlei regels betreffende a) de rangindeling van de categorieën vorderingen of het vermijden van een vervreemding op grond van een voorrecht of een overdracht met bedrieglijke benadeling van schuldeisers; of b) de afdwinging van rechten na de opening van een insolventieprocedure. HOOFDSTUK III ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 9 Algemene toepasselijkheid van het Verdrag Dit Verdrag is van toepassing, ongeacht de vraag of het toepasselijk recht het recht is van een verdragsluitende staat. Artikel 10 Uitsluiting van verwijzingsregels (herverwijzing) In dit Verdrag wordt onder de term "recht" verstaan het recht dat in een staat geldt, met uitsluiting van de verwijzingsregels van die staat. Artikel 11 Openbare orde en internationaal dwingende bepalingen 1. De toepassing van het ingevolge dit Verdrag aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld indien de gevolgen van deze toepassing kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de staat van de rechter. 14

2. Dit Verdrag laat de toepassing onverlet van de bepalingen van het recht van de staat van de rechter die, ongeacht het conflictenrecht, absoluut moeten worden toegepast, zelfs op internationale situaties. 3. Op grond van dit artikel mogen geen bepalingen van het recht van de staat van de rechter worden toegepast welke vereisten inzake derdenwerking of betreffende de voorrang tussen concurrerende rechten opleggen, tenzij het recht van de staat van de rechter het toepasselijk recht is ingevolge dit Verdrag. Artikel 12 Aanwijzing van het toepasselijk recht in het geval van uit meerdere territoriale eenheden bestaande staten 1. Indien de rekeninghouder en de betrokken intermediair overeenstemming hebben bereikt over het recht van een specifieke territoriale eenheid van een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat a) geldt de verwijzing naar "staat" in de eerste volzin van artikel 4, lid 1, als verwijzing naar de betrokken territoriale eenheid; b) geldt de verwijzing naar "de betrokken staat" in de tweede volzin van artikel 4, lid 1, als verwijzing naar de uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat zelf. 2. Voor de toepassing van dit Verdrag a) omvat het recht dat geldt in een territoriale eenheid van een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat, zowel het recht van deze eenheid als, voorzover het in deze eenheid toepasselijk is, het recht van de uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat zelf; b) indien het recht dat geldt in een territoriale eenheid van een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat het recht van een andere territoriale eenheid van die staat aanwijst als het recht dat derdenwerking door middel van de nederlegging van stukken, inschrijving of registratie beheerst, dan valt deze aangelegenheid onder het recht van deze andere territoriale eenheid. 3. Op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding kan een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat verklaren dat indien ingevolge artikel 5 het toepasselijk recht het recht is van de uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat of van een van zijn territoriale eenheden, de interne verwijzingsregels die in deze uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat gelden, bepalen of de materiële rechtsregels van deze uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat dan wel van een bepaalde territoriale eenheid van deze uit meerdere territoriale eenheden samengestelde staat van toepassing zijn. Een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat die een dergelijke verklaring aflegt, stelt het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie voor internationaal privaatrecht in kennis van informatie betreffende de inhoud van deze interne verwijzingsregels. 4. Een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat kan te allen tijde verklaren dat indien ingevolge artikel 4 het toepasselijk recht het recht is van een van zijn territoriale eenheden, het recht van deze territoriale eenheid alleen van toepassing is indien de betrokken intermediair binnen deze territoriale eenheid een kantoor heeft dat voldoet aan de voorwaarde die in de tweede volzin van artikel 4, lid 1, wordt gespecificeerd. Een dergelijke verklaring laat vervreemdingen onverlet die hebben plaatsgevonden voordat de verklaring effectief is geworden. 15

Artikel 13 Eenvormige uitlegging Bij de uitlegging van dit Verdrag moet rekening worden gehouden met het internationale karakter ervan en met de noodzaak eenvormigheid te bereiken in de wijze waarop het wordt toegepast. Artikel 14 Beoordeling van de werking van het Verdrag in de praktijk De secretaris-generaal van de Haagse Conferentie voor internationaal privaatrecht roept op gezette tijden een bijzondere commissie bijeen om de werking van dit Verdrag in de praktijk te beoordelen en de wenselijkheid van wijzigingen op dit Verdrag te onderzoeken. HOOFDSTUK IV OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 15 rechten Voorrang tussen vóór en na de inwerkingtreding van het Verdrag ontstane In een verdragsluitende staat bepaalt het ingevolge dit Verdrag toepasselijk recht of het recht van een persoon op bij een intermediair aangehouden effecten dat werd verkregen nadat dit Verdrag voor deze staat in werking is getreden, het recht van een andere persoon dat werd verkregen voordat dit Verdrag voor deze staat in werking is getreden, teniet doet of ondergeschikt maakt. Artikel 16 Vóór de inwerkingtreding van het Verdrag gesloten rekeningovereenkomsten en geopende effectenrekeningen 1. Wanneer in dit Verdrag naar een rekeningovereenkomst wordt verwezen, wordt hiermee ook een rekeningovereenkomst bedoeld die is gesloten voordat dit Verdrag in overeenstemming met artikel 19, lid 1, in werking is getreden. Wanneer in dit Verdrag naar een effectenrekening wordt verwezen, wordt hiermee ook een effectenrekening bedoeld die is geopend voordat dit Verdrag in overeenstemming met artikel 19, lid 1, in werking is getreden. 2. Tenzij een rekeningovereenkomst een uitdrukkelijke verwijzing naar dit Verdrag bevat, passen de rechterlijke instanties van een verdragsluitende staat de leden 3 en 4 toe bij de toepassing van artikel 4, lid 1, ten aanzien van rekeningovereenkomsten die zijn gesloten voordat dit Verdrag voor deze staat in overeenstemming met artikel 19 in werking is getreden. Op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding kan een verdragsluitende staat verklaren dat zijn rechterlijke instanties deze leden niet zullen toepassen ten aanzien van rekeningovereenkomsten die zijn gesloten nadat dit Verdrag in overeenstemming met artikel 19, lid 1, in werking is getreden maar voordat dit Verdrag voor deze staat in overeenstemming met artikel 19, lid 2, in werking is getreden. Indien de verdragsluitende staat een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat is, kan hij met betrekking tot gelijk welke van zijn territoriale eenheden een dergelijke verklaring afleggen. 3. Enigerlei uitdrukkelijke voorwaarden van een rekeningovereenkomst die krachtens de regels van de staat waarvan het recht de overeenkomst beheerst tot gevolg zouden hebben dat het recht dat in een bepaalde staat of een territoriale eenheid van een bepaalde uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat geldt, van toepassing is op een of meer van de in artikel 2, lid 1, gespecificeerde aangelegenheden, heeft tot gevolg dat dit recht op alle in artikel 2, lid 1, gespecificeerde aangelegenheden van toepassing is, mits de betrokken intermediair op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst in die staat een kantoor had dat voldeed aan de voorwaarde die in de tweede volzin van artikel 4, lid 1, wordt gespecificeerd. Op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of 16

toetreding kan een verdragsluitende staat verklaren dat zijn rechterlijke instanties dit lid niet zullen toepassen ten aanzien van een in dit lid omschreven rekeningovereenkomst waarin de partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat de effectenrekening in een andere staat wordt bijgehouden. Indien de verdragsluitende staat een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat is, kan hij met betrekking tot gelijk welke van zijn territoriale eenheden een dergelijke verklaring afleggen. 4. Indien de partijen bij een andere rekeningovereenkomst dan die waarop lid 3 van toepassing is, hebben afgesproken dat de effectenrekening in een bepaalde staat of een territoriale eenheid van een bepaalde uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat wordt bijgehouden, dan is het recht dat in die staat of territoriale eenheid geldt het recht dat van toepassing is op alle in artikel 2, lid 1, gespecificeerde aangelegenheden, mits de betrokken intermediair op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst in die staat een kantoor had dat voldeed aan de voorwaarde die in de tweede volzin van artikel 4, lid 1, wordt gespecificeerd. Een dergelijke afspraak kan expliciet of impliciet blijken uit de overeenkomst als geheel of uit de daarmee samenhangende omstandigheden. HOOFDSTUK V SLOTBEPALINGEN Artikel 17 Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding 1. Dit Verdrag staat open voor ondertekening door alle staten. 2. Dit Verdrag wordt door de ondertekenende staten bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. 3. Elke staat die dit Verdrag niet ondertekent, kan er te allen tijde toe toetreden. 4. De akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding worden nedergelegd bij het ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden, dat bij deze wordt aangewezen als de depositaris van dit Verdrag. Artikel 18 Regionale organisaties voor economische integratie 1. Ook een regionale organisatie voor economische integratie die uit soevereine staten is samengesteld en die bevoegdheden heeft inzake bepaalde aangelegenheden die door dit Verdrag worden beheerst, mag dit Verdrag ondertekenen, aanvaarden of goedkeuren of tot het Verdrag toetreden. In dat geval heeft de regionale organisatie voor economische integratie de rechten en verplichtingen van een verdragsluitende staat, voorzover deze organisatie bevoegd is voor de aangelegenheden die door dit Verdrag worden beheerst. Waar het aantal verdragsluitende staten relevant is in dit Verdrag, telt de regionale organisatie voor economische integratie niet als een verdragsluitende staat in aanvulling op haar lidstaten die verdragsluitende staten zijn. 2. Op het tijdstip van ondertekening, aanvaarding, goedkeuring of toetreding stelt de regionale organisatie voor economische integratie de depositaris schriftelijk in kennis van de door dit Verdrag beheerste aangelegenheden ten aanzien waarvan bevoegdheid is overgedragen aan die organisatie door haar lidstaten. De regionale organisatie voor economische integratie stelt de depositaris onverwijld schriftelijk in kennis van enigerlei wijzigingen in de bevoegdheidsverdeling als gespecificeerd in de in dit lid bedoelde kennisgeving en van enigerlei nieuwe bevoegdheidsoverdrachten. 17

3. Elke verwijzing in dit Verdrag naar een "verdragsluitende staat" of naar "verdragsluitende staten" heeft eveneens betrekking op een regionale organisatie voor economische integratie waar de context zulks vereist. Artikel 19 Inwerkingtreding 1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de nederlegging van de derde akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding als bedoeld in artikel 17. 2. Daarna treedt dit Verdrag in werking a) voor elke staat of in artikel 18 bedoelde regionale organisatie voor economische integratie die het nadien bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt, dan wel tot het Verdrag toetreedt, op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de nederlegging van zijn, respectievelijk haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding; b) voor een territoriale eenheid waarop dit Verdrag overeenkomstig artikel 20, lid 1, van toepassing is verklaard, op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de kennisgeving van de in genoemde bepaling bedoelde verklaring. Artikel 20 Uit meerdere territoriale eenheden bestaande staten 1. Een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat kan op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding verklaren dat dit Verdrag op al zijn territoriale eenheden of slechts op één of meer daarvan van toepassing is. 2. In elke verklaring van deze aard wordt uitdrukkelijk aangegeven op welke territoriale eenheden dit Verdrag van toepassing is. 3. Indien een staat geen verklaring als bedoeld in lid 1 aflegt, is dit Verdrag op alle territoriale eenheden van die staat van toepassing. Artikel 21 Voorbehouden Ten aanzien van dit Verdrag kan geen enkel voorbehoud worden gemaakt. Artikel 22 Verklaringen Voor de toepassing van artikel 1, lid 5, artikel 12, leden 3 en 4, artikel 16, leden 2 en 3, en artikel 20 a) wordt van elke verklaring schriftelijk kennis gegeven aan de depositaris; b) kan elke verdragsluitende staat te allen tijde een verklaring wijzigen door een nieuwe verklaring in te dienen; c) kan elke verdragsluitende staat te allen tijde een verklaring intrekken; d) wordt elke verklaring die op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding is afgelegd, gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit Verdrag 18

voor de betrokken staat van kracht; elke later afgelegde verklaring en elke nieuwe verklaring wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum waarop de depositaris tot kennisgeving overeenkomstig artikel 24 is overgegaan; e) wordt een intrekking van een verklaring van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van zes maanden na de datum waarop de depositaris tot kennisgeving overeenkomstig artikel 24 is overgegaan. Artikel 23 Opzegging 1. Dit Verdrag kan bij schriftelijke kennisgeving aan de depositaris worden opgezegd. De opzegging kan worden beperkt tot bepaalde territoriale eenheden van een uit meerdere territoriale eenheden bestaande staat waarop dit Verdrag van toepassing is. 2. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van twaalf maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de depositaris. Wanneer in de kennisgeving een langere termijn voor de inwerkingtreding van de opzegging is gespecificeerd, wordt deze van kracht na het verstrijken van deze langere termijn na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de depositaris. Artikel 24 Kennisgevingen door de depositaris De depositaris stelt de leden van de Haagse Conferentie voor internationaal privaatrecht en andere staten en regionale organisaties voor economische integratie die dit Verdrag in overeenstemming met de artikelen 17 en 18 hebben ondertekend, bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd, dan wel tot het Verdrag zijn toegetreden in kennis van het volgende a) de ondertekeningen en de bekrachtigingen, aanvaardingen, goedkeuringen en toetredingen bedoeld in de artikelen 17 en 18; b) de datum waarop dit Verdrag in overeenstemming met artikel 19 in werking treedt; c) de verklaringen en intrekkingen van verklaringen bedoeld in artikel 22; d) de kennisgevingen bedoeld in artikel 18, lid 2; e) de opzeggingen bedoeld in artikel 23. Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit Verdrag hebben geplaatst. Gedaan te Den Haag, de 20, in de Engelse en Franse taal, welke beide teksten gelijkelijk authentiek zijn, in één exemplaar dat zal worden nedergelegd in het archief van de regering van het Koninkrijk der Nederlanden, die via diplomatieke kanalen een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan doet toekomen aan elke staat die lid van de Haagse Conferentie voor internationaal privaatrecht was op de datum van de negentiende zitting ervan en aan elke staat die aan deze zitting heeft deelgenomen. 19

BIJLAGE II Verklaring betreffende de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap met betrekking tot aangelegenheden die worden beheerst door het Verdrag van Den Haag van 13 december 2002 inzake het recht dat van toepassing is op bepaalde rechten ten aanzien van effecten die bij een intermediair worden aangehouden 1. In artikel 18, lid 1, van het Verdrag van Den Haag wordt bepaald dat een regionale organisatie voor economische integratie die uit soevereine staten is samengesteld en die bevoegdheid heeft inzake bepaalde aangelegenheden die door dit Verdrag worden beheerst, partij bij het Verdrag kan worden. 2. De huidige lidstaten van de Europese Gemeenschap zijn het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland. Op 1 mei 2004 worden ook de Republiek Cyprus, de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Slowaakse Republiek en de Republiek Slovenië lidstaten van de Europese Gemeenschap. 3. Deze verklaring is niet van toepassing op de grondgebieden van de lidstaten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap niet van toepassing is en laat de besluiten of standpunten onverlet die mogelijk in het kader van Verdrag van Den Haag door de betrokken lidstaten namens of in het belang van de betrokken grondgebieden worden vastgesteld. 4. Overeenkomstig het EG-Verdrag heeft de Europese Gemeenschap de bevoegdheid algemene of bijzondere maatregelen te treffen teneinde de eenvormigheid van de regels betreffende het toepasselijke recht op diverse terreinen in haar lidstaten te bevorderen. Ten aanzien van de aangelegenheden die door het Verdrag van Den Haag worden beheerst, heeft de Gemeenschap deze bevoegdheid reeds uitgeoefend door de vaststelling van richtlijnen van de Europese Gemeenschap, zoals de Finaliteitsrichtlijn 3 en de Zekerhedenrichtlijn 4, waarin bepalingen zijn vervat om het recht aan te wijzen dat op een effectenrekening van toepassing is. Op dit terrein is het derhalve aan de Gemeenschap om externe verbintenissen aan te gaan met derde landen of bevoegde organisaties. 5. De uitoefening van bevoegdheid die de lidstaten uit hoofde van het EG-Verdrag aan de Gemeenschap hebben overgedragen, is uit de aard der zaak voortdurend aan ontwikkeling onderhevig. In het kader van het Verdrag kunnen de bevoegde instellingen besluiten nemen die bepalend zijn voor de omvang van de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap. Daarom behoudt de Europese Gemeenschap zich het recht voor deze verklaring dienovereenkomstig te wijzigen, zonder dat dit een absolute voorwaarde is voor de uitoefening van haar bevoegdheid in aangelegenheden die door het Verdrag van Den Haag worden beheerst. 3 4 "Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen", PB L 166 van 11.6.1998, blz. 4. "Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten", PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43. 20