ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

ECLI:NL:RBNNE:2014:131

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

ECLI:NL:RBGEL:2017:4300

ECLI:NL:RBLIM:2017:7391

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

ECLI:NL:RBLIM:2017:4155

ECLI:NL:RBOVE:2016:5109

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBOVE:2016:4562

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBLIM:2017:1882

ECLI:NL:RBNNE:2016:1062

ECLI:NL:RBLIM:2017:8199

ECLI:NL:RBDHA:2016:14105

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBNHO:2017:484

ECLI:NL:RBNNE:2017:2980

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBMID:2008:BE0039

ECLI:NL:RBROT:2017:886


ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBLIM:2014:6224

ECLI:NL:RBAMS:2014:8805

ECLI:NL:RBDHA:2017:364

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

ECLI:NL:RBAMS:2017:5266

ECLI:NL:RBLIM:2017:2368

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:RBROT:2015:8694

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBAMS:2014:290

ECLI:NL:RBMID:2007:BB8676

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBNNE:2013:6272

ECLI:NL:RBZWB:2013:11284

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:RBLIM:2014:6535

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8864

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBZWB:2013:11405

ECLI:NL:RBLIM:2016:11367

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1235

ECLI:NL:RBZLY:2007:BC5305

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:RBGEL:2013:2662

ECLI:NL:RBROT:2010:BN8300

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357

LJN: BX1386,Sector kanton Rechtbank Leeuwarden, CV EXPL

ECLI:NL:RBLIM:2017:3513

ECLI:NL:RBUTR:2010:BM6817

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2014:7153

ECLI:NL:RBASS:2011:BU9407

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBLIM:2017:2053

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598

ECLI:NL:RBLIM:2017:2557

Uitspraak GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO VONNIS IN KORT GEDING. In de zaak van:

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBROT:2017:5084

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9562

ECLI:NL:RBOBR:2017:4427

EtSER vonnis. In naam van de Koning

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

ECLI:NL:RBUTR:2012:BX7313

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8462

LJN: BJ4855,Sector kanton Rechtbank Haarlem, zaak/rolnr.: / CV EXPL

Transcriptie:

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 22-02-2017 Datum publicatie 23-02-2017 Zaaknummer 04 5561763 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Burgerlijk procesrecht Verbintenissenrecht Eerste aanleg - enkelvoudig Eiser vordert betaling van een openstaande factuur. Gedaagde wenst de factuur te verrekenen met de achtergebleven spullen die in de schuur staan die hij van eiser huurde. Eiser stemt niet in met verrekening. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de openstaande factuur alsmede tot het ophalen van de achtergebleven spullen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Prg. 2017/123 Uitspraak RECHTBANK LIMBURG Burgerlijk recht Zittingsplaats Roermond Zaaknummer: 5561763 \ CV EXPL 16-11485 Vonnis van de kantonrechter van 22 februari 2017 in de zaak van: [X], h.o.d.n. ROZENKWEKERIJ [X], wonend [adres X], [woonplaats X], Limburg, eisende partij, gemachtigde Flanderijn en Verlaek Gerechtsdeurwaarders,

tegen: [Y], h.o.d.n. [Y] ROZEN, wonend [adres Y], [woonplaats Y], gedaagde partij, procederende in persoon. Partijen zullen hierna [X] en [Y] worden genoemd. 1 De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - De dagvaarding - De conclusie van antwoord - De oproepingsbrief waarbij een comparitie van partijen is gelast - De comparitie van partijen d.d. 23 januari 2017. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2 De feiten 2.1. [X] exploiteert een rozenkwekerij. [Y] handelt in rozen. 2.2. [Y] huurde van [X] een schuur op het erf van [X]. 2.3. [Y] heeft bij [X] in december 2015 een bestelling gedaan van 19 verschillende rassen rozen. Op 23 december 2015 stuurt [X] een factuur ten bedrage van 5.147,44. 2.4. Van voornoemde factuur is 2.000,00 door [Y] voldaan. 2.5. Op 26 april 2016 heeft [Y] een deel van zijn spullen die in de schuur die hij van [X] huurde, opgehaald. De overige spullen, bestaande uit ferro s, stellages en rozen, zijn daar achtergebleven. Het restant van de factuur van 23 december 2015 is onbetaald gebleven. 2.6. Tussen partijen is nadien gecorrespondeerd over de factuur van 23 december 2015 alsmede de spullen die nog in de schuur van [X] stonden. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen. 3 Het geschil

3.1. [X] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de veroordeling van [Y] tot: I. betaling van de hoofdsom van 3.147,44, althans een door de kantonrechter in redelijkheid vast te stellen bedrag; II. het ophalen van de achtergelaten goederen conform de opgegeven lijst in de stal van [X], binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van 250,00 per dag dat [Y] hier niet aan voldoet met een maximum van 5.000,00, althans een door de kantonrechter in redelijkheid vast te stellen bedrag; III. betaling van de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 23 januari 2016, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening; IV. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad 632,37, althans een door de kantonrechter in redelijkheid vast te stellen bedrag; V. betaling van de proces- en nakosten. 3.2. [Y] heeft verweer gevoerd. 3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4 De beoordeling 4.1. De kantonrechter stelt vast dat [Y] de juistheid van de factuur van 23 december 2015 en het daarvan nog openstaande bedrag van 3.147,44 niet heeft betwist. 4.2. [Y] heeft echter een beroep gedaan op verrekening. Ter onderbouwing van dit beroep stelt [Y] dat hij op 26 april 2016 op zeer onvriendelijke wijze door [X] van het perceel is gestuurd en hem was daarbij te verstaan gegeven niet meer terug te komen. Toen [Y] later op die dag zijn bezittingen, waaronder de ferro s (een ijzeren stellage waarin pallets opgeslagen kunnen worden) wilde ophalen, waren die ferro s door [X] achter slot en grendel gezet. De overige spullen, waaronder stellages en rozenplanten heeft [Y] niet kunnen ophalen omdat [X] hem de toegang tot de schuur had ontzegd. [Y] heeft [X] voorgesteld dat hij die spullen mag houden. De waarde van die spullen dient dan ook verrekend te worden met het nog openstaande deel van de factuur van 23 december 2015, aldus [Y]. 4.3. De kantonrechter is van oordeel dat het beroep op verrekening op grond van het bepaalde in artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek dient te worden gepasseerd. Gelet op de stellingen van [X] bij dagvaarding en zoals herhaald tijdens de comparitie van partijen, moet het ervoor worden gehouden dat [X] geen interesse heeft in de door [Y] achtergelaten spullen. Reeds om die reden kan het door [Y] gedane beroep niet slagen. 4.4. Ten aanzien van de stellingen van [Y] dat hij zijn spullen wel wilde ophalen, maar hem dit door [X] mede vanwege de wijze waarop [Y] eerder van het perceel zou zijn gestuurd onmogelijk is gemaakt, overweegt de kantonrechter dat die stelling op geen enkele wijze is onderbouwd. Nog daargelaten of [X] zich mogelijk op een voor [Y] agressieve manier heeft uitgelaten op 26 april 2016, ontslaat dit [Y] niet van de op hem rustende verplichting om als voormalig huurder van de schuur het gehuurde bij oplevering te ontruimen. [Y] heeft hiertoe ook ná 26 april 2016 meermaals de gelegenheid toe gehad, zo blijkt uit de namens [X] overgelegde correspondentie. Desondanks heeft [Y] ervoor gekozen dit niet te doen, hetgeen voor zijn rekening en risico komt. Er bestaat in ieder geval geen verplichting aan de zijde van [X] om, zoals [Y] dit voorstelt, de spullen door [X] te laten afleveren op het door [Y] gewenste adres. Daarbij overweegt de kantonrechter nog dat niet valt in te zien waarom [Y] zich, indien hij inderdaad angst had voor [X], niet heeft laten bijstaan door een derde teneinde zijn spullen uit de schuur te verkrijgen. Dit geldt zeker ten aan zien van de achtergebleven rozen. Niet blijkt dat [Y] daags na 26 april 2016 heeft gereclameerd over die

rozen en een deugdelijke verklaring waarom hij zulks niet heeft gedaan, heeft [Y] naar het oordeel van de kantonrechter niet gegeven. 4.5. Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter voorbij gaat aan het verrekeningsverweer van [Y]. De vordering van [X] ter zake het betalen van het restant van de factuur van 23 december 2015 ligt derhalve voor toewijzing gereed. 4.6. [Y] zal daarnaast veroordeeld worden om zijn spullen, zoals opgesomd in productie 14 bij dagvaarding en waarvan de juistheid niet is betwist, binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis bij [X] op te halen. De kantonrechter zal, bij wijze van stok achter de deur, hieraan een dwangsom verbinden van 100,00 per dag dat [Y] in gebreke blijft om na ommekomst van voornoemde termijn aan voormelde vordering te voldoen. Aan de verbeurde dwangsommen wordt een maximum van 1.000,00 verbonden. 4.7. De vordering ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente ligt als onvoldoende gemotiveerd weersproken voor toewijzing gereed. 4.8. [Y] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [X] worden tot op heden begroot op: - dagvaarding 87,41 - griffierecht 223,00 - salaris gemachtigde 400,00 (2,0 punt x 200,00 tarief) Totaal 710,41 4.9. De nakosten zullen worden toegewezen op de in het dictum vermelde wijze. 5 De beslissing De kantonrechter 5.1. veroordeelt [Y] om aan [X] te betalen 3.147,44, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2016 tot aan de dag der voldoening, 5.2. veroordeelt [Y] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de goederen als bedoeld in de als productie 14 bij dagvaarding overgelegde lijst in de stal van [X] op te halen, op straffe van een dwangsom van 100,00 per dag dat [Y] hier niet aan voldoet, met een maximum van 1.000,00, 5.3. veroordeelt [Y] in de buitengerechtelijke incassokosten ad 632,37, 5.4. veroordeelt [Y] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op 710,41, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der voldoening; 5.5. veroordeelt [Y] tot slot, onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door [X] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op: - 100,00 aan salaris gemachtigde, - te vermeerderen, indien vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met de

kosten van dat exploot, 5.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, 5.7. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken. type: SM coll: