Toelichting op de marktverordening gemeente Gulpen-Wittem. 1. Inleiding

Vergelijkbare documenten
ALGEMENE TOELICHTING MARKTREGLEMENT

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

MARKTREGLEMENT GEMEENTE MEDEMBLIK 2012

b e s l u i t : Nr: 06-63b De raad van de gemeente Barneveld; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr ;

b e s l u i t : Nr: 12-9 De raad van de gemeente Barneveld; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr. 12-9;

Marktverordening Westvoorne 2012

Toelichting op de Marktverordening gemeente Hillegom 2008

Nadere regels voor de warenmarkt in de gemeente Enkhuizen

Artikel 3 Nadere regels Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Delfzijl 2008

Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Bedum 2006

gelezen het raadsbesluit van 15 december 2009, nr , inzake Aanpassing van een aantal verordeningen in verband met de Lex silencio positivo;

Verordening op de warenmarkt(en) gemeente Grootegast 2010

Gezien het voorstel inzake de vaststelling van de Marktverordening (Gem. blad Afd. A 2004, no. 116);

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

gelet op artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

1.0 INLEIDENDE BEPALINGEN

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen;

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 mei 2007, nummer 104; b e s l u i t :

Toelichting Marktreglement 2008 ALGEMENE TOELICHTING

Marktverordening Leeuwarderadeel 2006 Paragraaf 1 Algemene bepalingen

gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet; gehoord de Centrale Vereniging voor Ambulante Handel en de marktcommissies;

Artikel 3. Nadere regels Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Toelichting op de marktverordening

Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Losser 2003

MARKTVERORDENING SITTARD-GELEEN 2011

BESLUIT VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

MARKTREGLEMENT 2012 BEHORENDE BIJ MARKTVERORDENING GEMEENTE HELLENDOORN 2012

- 2 - sector Grondgebied. Datum: 8 maart 2010 (bijgewerkt 24 maart 2010)

gelezen het voorstel van het college van 14 februari 2006, nummer 104; gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;

gelet op artikel 160, eerste lid sub h, Gemeentewet, artikel 3 van de Marktverordening gemeente Hilversum 2011, de Algemene wet bestuursrecht;

Marktverordening Oosterhout 2003

GEMEENTEBLAD. Nr Marktverordening gemeente Goirle Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 november 2011, nummer 146; b e s l u i t :

Zundertse Regelgeving

Marktverordening Gulpen-Wittem 2007

Vaststellen Verordening op de Weekmarkt in Waterland. Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelezen het voorstel van het college van 4 november 2010, volgnr ; gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de gemeentelijke warenmarkten;

De belangrijkste wijzigingen zijn het afschaffen van de wacht- en de anciënniteitlijst.

ONTWERP. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 maart 2005, bijlage nr.: ;

Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Haren 2012

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 maart 2007;

Marktverordening Papendrecht 2000

nr Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Zevenaar 2005

Marktverordening gemeente Terneuzen 2011

Markt- en standplaatsverordening Westvoorne 2012

Marktverordening gemeente Valkenswaard 2007

Vergadering d.d. : 22 november Agendapunt : 6.2. Registratienummer : Onderwerp : Marktverordening 2011

CVDR. Nr. CVDR190677_2. Marktreglement gemeente Hulst Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Toelichting Algemene toelichting op de Marktverordening 2005 Grondslag en belang verordening Inhoud Overige regelgeving ambulante handel

Aan de Gemeenteraad. Raad. Onderwerp : Vaststellen Marktverordening Achtkarspelen maart Status. Besluitvormend. Punt no.

VERORDENING op de warenmarkt(en) voor de

Marktverordening 2013

Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Dordrecht

Voorstel besluit Ter vervanging van de bestaande marktverordening een nieuwe marktverordening vast te stellen.

CVDR. Nr. CVDR56243_1. Verordening op de markt

Marktverordening gemeente Castricum 2005

gelet op artikel 160, eerste lid sub h, Gemeentewet, artikel 3 van de Marktverordening gemeente Heumen 2010, de Algemene wet bestuursrecht;

c. standplaats: de ruimte die voor de duur van een markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

Marktverordening Gooise Meren 2017

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 november 2007; STZ 07/24389; raadsstuk ;

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

BESLUIT: vast te stellen de volgende Nadere regels voor de warenmarkt in de gemeente Middelburg.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de markt;

MARKTVERORDENING GEMEENTE DORDRECHT

RAADSBESLUIT. Datum en nummer 11 december 2014, nummer. De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college van 4 november 2014,

1. De Marktverordening 2014 gemeente s-hertogenbosch als volgt vast te stellen:

Toelichting Marktverordening Bergen op Zoom 2016

MARKTVERORDENING WASSENAAR

6emeente Oldenzaal. besluit:

Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Dordrecht 2004

Beleidsregels standplaatsvergunningen

Artikel 3 Nadere regels Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Verordening op de markt(en) voor de gemeente Bergen 2009

Artikel 2, Toepassingsgebied Deze verordening is van toepassing op alle door Burgemeester en wethouders ingestelde algemene warenmarkten.

Gelet op artikelen 149 en 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet;

B E S L U I T: vast te stellen de volgende Nadere regels voor de warenmarkt in de gemeente Boxtel

gelet op artikel 160 eerste lid sub h van de Gemeentewet, artikel 3 van de Marktverordening Waalwijk 2009 en de Algemene wet bestuursrecht;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

In behandeling genomen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 november 2013

Gemeente fi Bergen op Zodm

Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT; overwegende

MARKTVERORDENING GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK

Marktverordening 2014 gemeente s-hertogenbosch

Inrichtingsplan weekmarkt 2017

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 december 2013, met overneming van de daarin vermelde motieven;

c. en de afmetingen van de standplaatsen; voor zover van toepassing, de plaatsen of gebieden die bij voorrang zijn bestemd voor een

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 november 2001, nr. 45/16;

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal;

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal;

BJZ/2010/9989. Bjz/2010/9989 Marktverordening Gemeente 2010 en Toelichting blz. 1

MARKTVERORDENING ALMERE 2012

Nadere regels op grond van artikel 4 Marktverordening Nijmegen 2007

Transcriptie:

Toelichting op de marktverordening gemeente Gulpen-Wittem 1. Inleiding De totstandkoming van de marktverordening De marktverordening Gulpen-Wittem 2007 is opgesteld aan de hand van de modelmarktverordening van de VNG. Deze modelmarktverordening is in samenwerking met het Centraal Overleg Marktaangelegenheden (COM) totstandgekomen. In het COM werken drie partijen samen: de Nederlandse Vereniging van Marktbeheerders (NVM), de Afdeling Markt-, Straat- en Rivierhandel (MSR) van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) en de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH). Ook de Nederlandse Vereniging van Ambulante Kooplieden (NEVAK) is betrokken geweest bij de totstandkoming van de marktverordening. De CVAH en de NEVAK hebben op één onderdeel een afwijkend standpunt ingenomen, namelijk met betrekking tot de kring van personen op wie de vergunning kan worden overgeschreven. Zij zijn van mening dat een vergunning ook op een medewerker moet kunnen worden overgeschreven. In de toelichting op artikel 2.10 wordt hierop uitgebreid ingegaan. Grondslag en belang verordening Ingevolge de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente. Inhoud Hoofdstuk 1 van de marktverordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Hoofdstuk 2 bevat de regelingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening bezien vanuit de gemeente. De procedure voor het verkrijgen van een vaste plaats, dagplaats en standwerkerplaats wordt beschreven. In hoofdstuk 3 worden de algemene verplichtingen voor de vergunninghouder genoemd die hij met betrekking tot zijn standplaats in acht moet nemen. Hoofdstuk 4 bevat de straf-, overgangsen slotbepalingen. Jurisprudentiebundel Markten -1-

Alle in deze verordening vermelde uitspraken zijn gepubliceerd in de jurisprudentiebundel Markten van maart/april 1998, ISBN 90 322 7130 X. De jurisprudentiebundel (jb Markten) wordt als vindplaats genoemd voorzover de uitspraken niet in andere juridische tijdschriften zijn gepubliceerd. Is dat het geval dan worden de vindplaatsen in deze tijdschriften vermeld. Mandaat Overal waar in deze verordening het college staat, bestaat de mogelijkheid te mandateren, overeenkomstig afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college kan zijn bevoegdheden aan de marktmeester mandateren, maar niet delegeren in verband met het verbod tot delegatie aan ondergeschikten (artikel 10:14 Awb). Ontheffingen en beleidsregels In de marktverordening is op verschillende plaatsen een mogelijkheid tot ontheffing gegeven. Het gebruik van de term ontheffing geeft aan dat het in bijzondere omstandigheden mogelijk is om in individuele gevallen een uitzondering op de algemene regel te maken. Geadviseerd wordt over het gebruik van deze bevoegdheid beleidsregels vast te stellen. Het verdient overigens aanbeveling ook beleidsregels vast te stellen ten aanzien van de uitleg van bepaalde voorschriften; bijvoorbeeld welke regels gelden voor het zich laten bijstaan als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid. Titel 4.3 van de Awb bevat een algemene regeling van beleidsregels, zoals deze als besluit zijn gedefinieerd in artikel 1:3, vierde lid, van de Awb. In artikel 4:82 van de Awb is het principe vastgelegd dat ter motivering van een besluit kan worden volstaan met verwijzing naar een beleidsregel. Op grond van artikel 4:84 van de Awb dient een bestuursorgaan echter wel een uitzondering op een beleidsregel te maken indien bijzondere omstandigheden daartoe nopen. Dit wordt de inherente afwijkingsbevoegdheid van de beleidsregel genoemd. Hierdoor zijn beleidsregels flexibeler dan nadere regels (algemeen verbindende voorschriften) op grond van artikel 1.5 van de marktverordening. Immers, van nadere regels is geen afwijking mogelijk. Samenloop met de algemene plaatselijke verordening (APV) In de marktverordening wordt een regeling gegeven voor de plaatselijke warenmarkt. Het is van belang dat in andere verordeningen wordt opgenomen dat geen vergunning wordt verleend, indien op grond van de marktverordening vergunning is vereist. Hiermee kan worden voorkomen dat - een met de marktverordening conflicterende - vergunning dient te worden verleend op grond van een andere verordening, zoals de APV. Deze samenloop kan bijvoorbeeld spelen bij de ventvergunning (artikel 5.2.2 APV) en de (losse) standplaatsvergunning (artikel 5.2.3 APV). Koppelingswet Op 1 juli 1998 is de Koppelingswet in werking getreden. Met de Koppelingswet wordt onder meer beoogd vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven uit te sluiten van de toegang tot een groot aantal collectieve voorzieningen en uitkeringen. Tevens is het de bedoeling te voorkomen dat aan deze illegalen vergunningen worden verstrekt die tot gevolg hebben dat een -2-

inkomen wordt verworven. Bij de aanvraag van een vergunning voor een standplaats op de markt zal na de inwerkingtreding van de Koppelingswet op 1 juli 1998 moeten worden bezien in hoeverre een vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft. Vrijhouden van het marktterrein Het marktterrein behoort in de regel tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de uren dat de markt plaatsvindt vrij te maken van alle verkeer, met uitzondering van voetgangers, dient het college een verkeersbesluit te nemen. Om duidelijk te maken dat het terrein beschikbaar moet zijn voor de markt, dienen verkeersborden (bijvoorbeeld C1, wit bord met rode rand) te worden geplaatst met de aanduiding van de uren waarvoor het verbod geldt. Ten onrechte geparkeerde auto s kunnen met toepassing van bestuursdwang, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd. Toepassing In het geval een gemeente over meer dan één markt beschikt, is deze verordening op elk van deze markten afzonderlijk van toepassing. Uiteraard dient dan de tekst van de verordening hierop te worden aangepast. 2 Artikelsgewijze toelichting Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd. De onder l. genoemde branche-indeling kan de markt aantrekkelijker maken voor de consument. Het onder m. genoemde college van burgemeester en wethouders kan als bestuursorgaan besluiten in de zin van de Awb nemen. Tegen deze besluiten kan in beginsel bezwaar en vervolgens beroep worden ingesteld overeenkomstig de procedureregels van de Awb. Artikel 1.2 Inrichting van de markt; branche-indeling Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Het aantal branches is in principe onbeperkt, tenzij het gaat om een gespecialiseerde markt. In de uitspraak van de Afdeling rechtspraak van 10 april 1990, JG (1991) 5, ARB (1991) 195 m.nt. J.H. van der Veen werd in dit verband geoordeeld dat het branche-indelingsbesluit dat niet voorzag in een standplaats voor bloemen en planten in strijd is met de Vestigingswet Bedrijven 1954. Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (standaardmaterialen of ook alternatieve materialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Naast de traditionele (huur)kraam onderscheidt de CVAH bijvoorbeeld de instantkraam, de verrijdbare kraam, de afzetcontainer, de verkoopwagens en de parasol. -3-

De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen. Teneinde de orde op de markt te waarborgen, dient de mogelijkheid te worden gecreëerd dat voor het handeldrijven met verkoopwagens afzonderlijke gedeelten van het marktterrein kunnen worden aangewezen. Rechtbank Dordrecht, 30 mei 1997, JG (1997) 205 m.nt. M. de Jong, inzake het weren van een markavan; ABRS 16 januari 1997, JG (1997) 208, inzake de indeling van de markt. Het tweede lid is facultatief bedoeld. Het schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument. De regels ten behoeve van een brancheverdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Awb is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten (ABRS 18 mei 1995, JG (1995) 363 m.nt. R. Timmermans, inzake de wijziging van het aantal standplaatsen per branche). Artikel 1.3 De marktcommissie Deze bepaling is facultatief bedoeld. Veel gemeenten kennen een marktcommissie die het college adviseert in marktaangelegenheden. De samenstelling en werkwijze dient het college nader uit te werken. Om het draagvlak te vergroten kan het college de marktcommissie laten verkiezen door de markthandelaren. Artikel 1.4 Nadere regels In deze marktverordening is gekozen voor een vrij uitgebreide regeling van de markt. Het college is op grond van dit artikel bevoegd - in aanvulling op artikel 1.3 - nadere regels te stellen. Nadere regels worden opgevat als algemeen verbindende voorschriften. Zie bijvoorbeeld ABRS 4 juli 1994, JG(1995) 133, m.nt. A.B. Engberts, ARB (1994) 698 m.nt. R.M. van Male. Artikel 1.5 Nadere voorschriften en beperkingen Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Zie ook de inleiding bij deze toelichting onder Grondslag en belang verordening. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 4.1 is eveneens van toepassing. Artikel 2.1 Vergunning voor innemen standplaats -4-

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 1.6). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar. De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien. Zie ook ABRS 20 januari 1998, jb Markten bladzijde 9, inzake de onverenigbaarheid van het venten op het marktterrein met de verplichting de standplaats persoonlijk in te nemen. Artikel 2.2 Toewijzing standplaatsen Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats. In de paragrafen 2 (artikelen 2.5 tot en met 2.10), 3 (artikel 2.11) en 4 (artikel 2.12) wordt aangegeven op welke manier de toewijzing van de verschillende standplaatsen geschiedt. Artikel 2.3 De vergunningaanvraag De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning (indien van toepassing), de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 2.4). Zie Vz ARRS 8 november 1991, jb Markten bladzijde 65, inzake de intrekking op grond van het niet in bezit zijn van de vereiste papieren; en ABRS 15 oktober 1997, jb Markten bladzijde 41, inzake de inschrijving op de wachtlijst. Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen. Zie ook ABRS 18 april 1995, JG (1995) 241, inzake onderscheid natuurlijk persoon/rechtspersoon. Een model-aanvraagformulier is als bijlage bij deze verordening gevoegd. Het aanvraagformulier dient als overzicht om een zo volledig mogelijk beeld van de vergunningaanvrager te krijgen. Op het formulier is de vraag met betrekking tot een WA-marktverzekering opgenomen. Een plicht tot verzekering is niet in de verordening vernoemd, aangezien dit niet tot de belangen van de gemeente behoort. De vergunning kan dus niet worden geweigerd, indien de aanvrager niet verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als vergunninghouder op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheids-bepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade. Artikel 2.4 Intrekking vergunning -5-

Tot intrekking van de vergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. Het eerste lid betreft alleen de vaste plaatsen. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden genoemd ten aanzien van de vergunning in het algemeen. Intrekking ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar het kan onder omstandigheden toch gewenst zijn een dag- of standwerkerplaats in te trekken. In de regel zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 4.4. Het derde lid vormt het sluitstuk van artikel 2.10. Artikel 2.5 Inhoud vergunning Om aan de houders van vaste plaatsen de nodige rechtszekerheid te verschaffen, is het gewenst hun een vergunning voor die plaats te verstrekken, waaruit blijkt dat zij hun plaats rechtsgeldig bezetten. Onder een duidelijke omschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt bij voorkeur gedacht aan een tekening of plattegrond waarop de afmetingen van de plaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven. Ingevolge het vermelde onder c worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, wagens en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken. Het verdient aanbeveling beleidsregels vast te stellen ten aanzien van het toegestane materiaal, standaardmateriaal dan wel alternatieve materialen. Zie ook de toelichting op artikel 1.3, eerste lid, onder c. Ter verkrijging van uniformiteit op de markt is het gewenst het plaatsen van marktkramen aan een vergunning te binden. Veelal zal de marktkramenexploitatie in handen van een particulier bedrijf worden gegeven. In dat geval kan men zowel denken aan het stellen van voorwaarden in de vergunning, als aan het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en kramenexploitant, waaraan in de af te geven vergunning wordt gerefereerd. Het verdient aanbeveling hierbij ruimte te laten voor toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de verkoopmaterialen. Zie de toelichting op artikel 2.6 voor het vermelde onder e. Artikel 2.6 Inschrijving op de anciënniteitlijst De gemeenten die nog geen anciënniteitlijst hebben, dienen bij introductie van deze lijst een overgangsregeling te maken, om te voorkomen dat reeds gevestigde vergunninghouders achter worden gesteld bij nieuwkomers. Voor alle duidelijkheid zouden alle vergunninghouders schriftelijk kunnen worden bericht hoe ze zijn ingeschreven op deze lijst. Immers, indien volgens het overgangsrecht bestaande vergunningen van kracht blijven onder de nieuwe verordening, is uit deze vergunningen niet de positie op de lijst af te lezen. Artikel 2.7 Inschrijving op de wachtlijst Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. De wachtlijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste plaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen plaats kan worden toegewezen. In de marktverordening is niet gekozen voor een zogenaamd meeloopsysteem. Dit systeem heeft als nadeel dat een gegadigde zich iedere keer moet melden zonder dat hij de -6-

zekerheid heeft, dat hij op de markt kan staan. Dit kan problemen opleveren bij verse, bederfelijke waren. Om rechtszekerheid aan de aanvrager te verschaffen, is het gewenst dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een vaste plaats een schriftelijk bewijs krijgt. Ingevolge het tweede lid dient de aanvrager op eigen initiatief zijn inschrijving te verlengen. Het verzoek dient voor 1 januari van elk jaar te zijn gedaan. Om verlenging te vergemakkelijken kan het college voorzien in een standaard-verlengingsformulier. Artikel 2.8 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste plaats van de wachtlijst dient te worden gehaald. Het verdient aanbeveling de invulling van bijzondere omstandigheden als genoemd onder d, duidelijk te omschrijven teneinde onduidelijkheden omtrent de plaats op de wachtlijst te voorkomen. ABRS 17 augustus 1995, GS (1996) 7037,5 m.nt. C.P.J. Goorden, inzake onbevoegde doorhaling van de wachtlijst. Artikel 2.9 Volgorde toewijzing vaste plaatsen In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste plaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste plaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de ingeschrevenen op de wachtlijst in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare plaatsen. De volgorde van inschrijving op de wachtlijst van deze personen is hierbij bepalend. Het is mogelijk te bepalen dat de toewijzing in de regel eenmaal per jaar geschiedt. Indien het college een branche-indeling heeft vastgesteld, zal hiermee bij de toewijzing van vaste plaatsen rekening dienen te worden gehouden. Artikel 2.10 Overschrijving vergunning Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn vergunning voor een vaste plaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of de levenspartner kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste plaats van de vergunninghouder. Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste plaats op de markt. Het kind is immers, in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomens-voorziening geschaad door het overlijden van de vergunninghouder. Hierover zijn alle partijen die betrokken waren bij het totstandkomen van de marktverordening het eens. Als bewijs van arbeidsongeschiktheid dient een verklaring van een arts te worden overgelegd. Het gaat hier uiteraard om arbeidsongeschiktheid voor de markthandel. In het vierde lid is een hardheidsclausule opgenomen. Het verdient aanbeveling hiervoor beleidsregels op te stellen. De CVAH en de NEVAK bepleiten in dit verband (opneming in de marktverordening van) de mogelijkheid tot overschrijving van de vergunning op een medewerker van de vergunninghouder. Volgens het voorstel van de CVAH en de NEVAK dient de -7-

medewerker in dat geval minimaal drie jaar onafgebroken in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder te hebben gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar (bijvoorbeeld vennoot of aandeelhouder) in dit bedrijf te hebben gefunctioneerd. Voorts dient bij notariële akte te worden aangetoond dat de onderneming in eigendom van de medewerker is overgegaan en dat de marktplaats geen economische factor in de overname is. Tot slot dient de werknemer of de mede-eigenaar ingeschreven te zijn op de wachtlijst. Gelet op dit standpunt van de branche-organisaties wordt geadviseerd hen te betrekken bij de totstandkoming van een nieuwe marktverordening of beleid. Artikel 2.11 Toewijzing dagplaats De in het eerste lid vereiste vergunning wordt veelal mondeling verleend, doch het verdient aanbeveling de marktmeester in mandaat een (standaard voorbedrukte) schriftelijke vergunning te laten afgeven waarop hij het nummer van de standplaats invult. Uiteraard dient, indien voor de markt een branche-indeling is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden. Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester dient te worden gekoppeld aan het in artikel 3.6, derde lid, genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een vaste plaats. Artikel 2.11 Toewijzing dagplaats De in het eerste lid vereiste vergunning wordt veelal mondeling verleend,m doch het verdient aanbeveling de marktmeester in mandaat een (standaard voorbedrukte) schriftelijke vergunning te laten afgeven waarop hij het nummer van de standplaats invult. Uiteraard dient, indien voor de markt een branche-indeling is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden. Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester dient te worden gekoppeld aan het in artikel 3.6, derde lid, genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een vaste plaats. Artikel 2.12 Toewijzing standwerkerplaats Wanneer standwerkerplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Het college dient van tevoren de manier van loting vast te stellen. Het verdient daarbij aanbeveling hierbij voorrang te geven aan de marktkooplieden van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden. Gebleken is dat een sterke behoefte bestaat aan uniforme en duidelijke richtlijnen voor de toewijzing van standwerkerplaatsen, zowel bij de marktbeheerders als bij de marktgebruikers, in het bijzonder bij de standwerkers zelf. Deze groep kooplieden heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zogenaamde stille kramers. Zij verhogen de levendigheid van de markt en maken deze daardoor aantrekkelijker voor het publiek. Teneinde verstarring tegen te -8-

gaan en om te voorkomen dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een stille kramer zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie kooplieden vaste plaatsen toe te wijzen. Dit standpunt wordt door de officiële landelijke organisatie van standwerkers (Stibesta) steeds met klem naar voren gebracht. Vooral ook omdat het werkterrein van de standwerkers zich over het gehele land uitstrekt, is het voorts gewenst, dat de regels voor de toewijzing van de plaatsen aan deze bijzondere categorie kooplieden op alle markten in Nederland zo veel mogelijk gelijkluidend zijn. Alhoewel in principe een scherpe scheiding tussen de voor de stille kramers en de voor standwerkers bestemde plaatsen dient te blijven bestaan, zal het in sommige gevallen - in het belang van de markt dan wel uit billijkheidsoverwegingen tegenover de betrokken kooplieden niet van overwegend bezwaar zijn, opengebleven standwerkerplaatsen aan stille kramers toe te wijzen, met dien verstande, dat aan laatstbedoelde kooplieden wordt duidelijk gemaakt, dat zij hieraan nimmer enig recht op de betreffende plaats zullen kunnen ontlenen. Tot toewijzing van dergelijke plaatsen aan stille kramers is alleen dan over te gaan, indien op de markt beslist geen voor deze categorie kooplieden bestemde plaatsen meer beschikbaar zijn. Belangrijk is voorts de in het derde lid opgenomen mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkerplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden en dat een duo als één loteling wordt aangemerkt. Artikel 3.1 Persoonlijk innemen standplaats In artikel 3.1 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 2.3 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen. De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede of derde lid. De artikelen 3.3 ( bijzondere omstandigheden ) en 3.6 geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan. Artikel 3.2 Aantal keren innemen standplaats De plicht voor de vergunninghouder om de standplaats het minimum aantal vast-gestelde keren in te nemen geldt uiteraard alleen voor de vaste standplaatshouder en niet voor de dagplaatshouders of standwerkers. Dit is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen. Het minimum aantal keren kan worden aangepast aan de plaatselijke omstandigheden. Artikel 3.3 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn. Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld. Het college kan bepalen dat kortstondige afwezigheid (bijvoorbeeld tot maximaal één uur) zonder mededeling of ontheffing is toegestaan. Dit is van belang voor vergunninghouders, bijvoorbeeld voor veilingbezoek, inkoop, bezoek aan vergaderingen en overige bedrijf- en sociale verplichtingen. -9-

De ontheffing van het vierde lid kan aan een maximum van twee jaar worden gebonden voor wat betreft ziekte. Het bestuur van de NVM beveelt dit ook sterk aan. Indien de ziekte langer dan twee jaar duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid. Het derde lid schrijft voor dat de vergunninghouder bij langdurige ziekte in beginsel iedere drie maanden een geneeskundige verklaring dient te overleggen. Er is geen wettelijke basis op grond waarvan het college de vergunninghouder zou kunnen verplichten een geneeskundige keuring te ondergaan. Het college kan de vergun-ninghouder uiteraard wel aanbieden zich bijvoorbeeld door de GGD te laten onderzoeken om zijn ziekte aan te tonen. Artikel 3.4 Ontheffing en vervanging In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste plaats toestaan zich op zijn plaats te laten vervangen. Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk. Het college kan (bij langdurige vervanging) als voorwaarde stellen dat de vervanger aan de vereisten van artikel 2.3 voldoet. Vz ABRS 29 maart 1994, jbmarkten bladzijde 11, inzake weigering vervanging door niet-gezinslid, ABRS 23 september 1991, JG (1992) 5 m.nt. L.J.J. Rogier, inzake ongeoorloofde vervanging. Artikel 3.5 Legitimatie en identiteit vergunninghouder Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aan gehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktkoopman of -koopvrouw van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. Vermelding van adres en woonplaats wordt in verband met gevaar van inbraak bij de koopman, die tijdens de markt immers van huis is, niet wenselijk geacht. Artikel 3.6 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen Het marktterrein behoort tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de markt vrij te maken van alle verkeer dient het college een verkeersbesluit te nemen. Ten onrechte geparkeerde auto s kunnen met toepassing van bestuursdwang, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld. Kantongerecht Maastricht 1 november 1995, PG (1996) 4450, inzake schadevergoeding in verband met zorgplicht gemeente met betrekking tot het autovrij maken van het marktterrein. Het is van belang de in het eerste lid gegeven tijdspanne zo ruim te nemen dat hieraan in de regel kan worden voldaan. Veelal worden de tijden vastgesteld in overleg met de instanties die de belangen van de ambulante handel behartigen. Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan de bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken. -10-

Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste plaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste plaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn. Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de plaats uiteraard open moeten blijven. Het vierde lid bevat hiervoor een regeling. Vroegtijdig - eventueel vóór de openingstijd van de markt - toewijzen van de dagplaatsen (zie hiervoor ook artikel 2.11) biedt het voordeel, dat het publiek geen of weinig hinder ondervindt van het aanvoeren van de marktartikelen. Indien de gemeente de houder van een vaste plaats nog enig voorrecht wil geven boven de pas beginnende kooplieden, die nog niet over een vaste plaats beschikken, dan zou het toewijzen van dagplaatsen ná de opening van de markt dienen te geschieden. Artikel 3.7 Verzorging standplaats Het behoeft geen betoog, dat het voor het aanzien van de warenmarkten dringend noodzakelijk is, dat de kooplieden er zorg voor dragen dat de terreinen tijdens de markttijd schoon worden gehouden en dat zij na de markttijd schoon worden opgeleverd. Aangezien de kosten van het schoonmaken van de marktterreinen van grote invloed zijn op de hoogte van de marktgeldtarieven, is hiermede ook het eigenbelang van de kooplieden in hoge mate gediend. Artikel 3.8 Afvalbakken Dit artikel is opgenomen om zoveel mogelijk te verkomen, dat de markt wordt vervuild door zakjes en servetjes, waarin kleine eetwaren, die ter plaatse genuttigd plegen te worden, op de markt worden verkocht. Artikel 3.9 Elektriciteit Mede met het oog op de veiligheid van de kooplieden en van het publiek is het gewenst, dat voor de stroomlevering en voor het aanbrengen van de verlichtingsarmaturen een terzake bevoegde instantie of een erkend bedrijf wordt aangewezen. Artikel 3.10 Geluidsapparatuur De onder dit artikel opgenomen bepalingen spreken voor zich. Artikel 3.11 Kook-, bak- en verwarmingsapparatuur Het toelaten tot warenmarkten van kooplieden, die hun waren ter plaatse voor de consumptie gereedmaken, impliceert dat men hen toestaat van verwarmingsapparaten gebruik te maken. In sommige gevallen zullen elektrische ovens en kookplaten gebruikt worden, doch men is daarbij afhankelijk van een aansluiting op het elektriciteitsnet en daarom zal hier veelal gecomprimeerd gas in flessen worden gebruikt. Ook voor andere doeleinden wordt op markten van gasflessen gebruik gemaakt. Het is duidelijk dat hierbij gevaarlijke situaties kunnen optreden en derhalve is het gewenst het gebruik van gasflessen aan voorwaarden te binden. Artikel 4.1 Strafbepaling -11-

Ten aanzien van de in artikel 4.1 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt. Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 4.2 tot en met 4.4, een sterk preventieve werking zal uitgaan. Artikel 4.2 Intrekking vergunning en schorsing In artikel 4.2 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste plaats kan worden ingetrokken of geschorst. Het verdient aanbeveling een sanctiebeleid vast te stellen waarin wordt aangegeven in welke gevallen de vergunning wordt geschorst dan wel ingetrokken. Het niet-betalen van marktgeld, leges of huurbedragen kan geen grond zijn voor intrekking of schorsing. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan. Zie Vz ABRS 8 november 1991, jbmarkten bladzijde 65, inzake intrekking vergunning, omdat vergunninghouder niet meer in het bezit is van de vereiste papieren, waaronder diploma Handelskennis (sinds 1993: diploma Algemene ondernemingsvaardigheden). Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning in te trekken of te schorsen, dient het daarbij te letten op het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht. Zie Rechtbank Amsterdam 17 februari 1994, JB (1994) 58, inzake intrekken zonder horen ex artikel 4:8 Awb. Artikel 4.3 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker In artikel 4.2 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste plaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 4.4) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkerplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste plaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker. In dit artikel 4.3 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats. Deze vier dagen moeten zijn gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het uitsluitingsbesluit. Deze termijn is gekoppeld aan de bekendmaking, aangezien in artikel 3:40 van de Awb is bepaald dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. De maximale termijn van twee jaar is gekozen om te voorkomen dat de uitsluiting voor onbepaalde tijd voortduurt. Indien de dagplaatshouder of de standwerker (pas) na afloop van deze twee jaar weer op de markt komt, kan hij weer in aanmerking komen voor een plaats op de markt (Artikel 4.4 Onmiddellijke verwijdering). Artikel 4.4 Onmiddellijke verwijdering -12-

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 4.4 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde. Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 4.4 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Onderdeel c. is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Duidelijk kwam in het COM de wens naar voren om dergelijke verkapte stille kramers aan te kunnen pakken. Artikel 4.5 Toezichthouders In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. Het ligt voor de hand de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen. Door toevoeging van de marktmeester is verzekerd dat deze als opsporingsambtenaar kan fungeren. Artikel 4.6 Intrekking oude regeling De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt. Artikel 4.7 Overgangsbepalingen Een uitgebreide overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Indien de gemeente bestaande wachtlijsten en anciënniteitlijsten heeft, dient hiervoor apart overgangsrecht te worden gecreëerd. Artikel 4.8 Inwerkingtreding De datum van inwerkingtreding dient zodanig te worden vastgesteld dat de betrokkenen tijdig kennis kunnen nemen van de nieuwe regeling. -13-

Deze datum vervalt van rechtswege wanneer een inleidend verzoek tot het houden van een referendum over dit besluit onherroepelijk is toegestaan. Artikel 4.9 Citeertitel In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling. -14-