zondag 1 januari 2017 Voorganger: ds. R.F.J. Beltman Ouderling: Otto Scholten Lector: Otto Scholten Diaken: Wijny Braamskamp Organist: Hugo de Graaff Koster: Bruin Wallenburg Inleidend orgelspel Verwelkoming en mededelingen Bemoediging en groet Drempelgebed We zingen lied 511: 1, 2 en 7 (Nieuw Liedboek) 1 Door goede machten trouw en stil omgeven, behoed, getroost, zo wonderlijk en klaar, zo wil ik graag met u, mijn liefsten, leven, en met u ingaan in het nieuwe jaar. 2 Wil nog de oude pijn ons hart vernielen, drukt nog de last van t leed dat ons beklemt, o Heer, geef onze opgejaagde zielen het heil waarvoor Gij zelf ons hebt bestemd. 7 In goede machten liefderijk geborgen verwachten wij getroost wat komen mag. God is met ons des avonds en des morgens, is zeker met ons elke nieuwe dag. Gebed om ontferming We zingen het glorialied 474: 1 t/m 6 (Nieuw Liedboek) 1 Loof God, gij christenen, maak Hem groot in zijn verheven troon, die nu zijn rijk voor ons ontsloot en zendt zijn eigen Zoon, en zendt zijn eigen Zoon. 2 Hij daalt uit s Vaders schoot terneer op aard om kind te zijn, een kindje arm en naakt en teer al in een kribje klein, al in een kribje klein. 1
3 Verzakende zijn macht en recht, verkiest Hij zich een stal, neemt de gedaante aan van een knecht, de Schepper van het al, de Schepper van het al. 4 Hij ruilt met ons op vreemde wijs: Hij neemt ons vlees en bloed en geeft ons in zijns Vaders huis zijn eigen overvloed, zijn eigen overvloed. 5 Hij wordt een knecht en ik een heer: wat win ik veel daarbij! Waar vindt men zoveel gulheid weer als Jezus heeft voor mij, als Jezus heeft voor mij. 6 En nu ontsluit Hij weer de poort van t schone paradijs. De cherub staat er niet meer voor. God zij lof, eer en prijs! God zij lof, eer en prijs! DIENST ROND DE SCHRIFTEN Gebed bij de opening van de Schrift Inleidend woord bij de lezingen Lezing van Jesaja 60, 1-6 1 Sta op en schitter, je licht is gekomen, over jou schijnt de luister van de HEER. 2 Duisternis bedekt de aarde en donkerte de naties, maar over jou schijnt de HEER, zijn luister is boven jou zichtbaar. 3 Volken laten zich leiden door jouw licht, koningen door de glans van je schijnsel. 4 Open je ogen, kijk om je heen: ze stromen in drommen naar je toe; je zonen komen van ver, je dochters worden op de heup gedragen. 5 Je zult stralen van vreugde als je het ziet, je hart zal van blijdschap overslaan. De schatten van de zee zullen je toevallen, de rijkdom van vreemde volken valt je in de schoot. 6 Een vloed van kamelen zal je land overspoelen, jonge kamelen uit Midjan en Efa. Uit Seba komen ze in groten getale, beladen met wierook en goud. Zij verkondigen de roemrijke daden van de HEER. 2
We zingen lied 494: 1 en 2 (Nieuw Liedboek) 1 Vanwaar zijt Gij gekomen, wij wisten niets van U. In onze stoutste dromen was God nooit hier en nu. Een nieuwe God zijt Gij die onder ons wilt wonen, zo ver weg, zo dichtbij. 2 Gij zijt ons doorgegeven een naam, een oud verhaal uw woorden uitgeschreven in iedere mensentaal. Ons eigen levenslot met uw geluk verweven, zo zijt Gij onze God. Lezing van Matteüs 2, 1-12 1 Toen Jezus geboren was in Betlehem in Judea, tijdens de regering van Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan. 2 Ze vroegen: Waar is de pasgeboren koning van de Joden? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om hem eer te bewijzen. 3 Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem. 4 Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de messias geboren zou worden. 5 In Betlehem in Judea, zeiden ze tegen hem, want zo staat het geschreven bij de profeet: 6 En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden. 7 Daarop riep Herodes in het geheim de magiërs bij zich; hij wilde precies van hen weten wanneer de ster zichtbaar geworden was, 8 en stuurde hen vervolgens naar Betlehem met de woorden: Stel een nauwkeurig onderzoek in naar het kind. Stuur mij bericht zodra u het gevonden hebt, zodat ook ik erheen kan gaan om het eer te bewijzen. 9 Nadat ze geluisterd hadden naar wat de koning hun opdroeg, gingen ze op weg, en nu ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was. 10 Toen ze dat zagen, werden ze vervuld van diepe vreugde. 11 Ze gingen het huis binnen en vonden het kind met Maria, zijn moeder. Ze wierpen zich neer om het eer te bewijzen. Daarna openden ze hun kistjes met kostbaarheden en boden het kind geschenken aan: goud en wierook en mirre. 12 Nadat ze in een droom waren gewaarschuwd om niet naar Herodes terug te gaan, reisden ze via een andere route terug naar hun land. 3
We zingen lied (= psalm) 72: 1 en 3 (Nieuw Liedboek) 1 Geef, Heer, de koning uwe rechten en uw gerechtigheid aan s konings zoon, om uwe knechten te richten met beleid. Dan ruist op alle bergen vrede, heil op der heuvelen top. Hij zal geweldenaars vertreden, maar armen richt hij op. 3 Heerse van zee tot zee zijn vrede, van land tot land zijn lof, de volken zullen tot hem treden, zijn vijand likt het stof. Tarsis en Scheba s verre stranden, breng hem uw overvloed. Gij koningen van alle landen, val deze heer te voet. Overweging We zingen lied (= psalm) 72: 6 en 7 (Nieuw Liedboek) 6 Bloeie zijn naam in alle streken, zolang de zon verrijst. Zijn koningschap zij ons een teken dat naar Gods toekomst wijst. Dat opgetogen allerwegen de volken komen saam, elkander groetend met de zegen van zijn doorluchte naam. 7 Laat ons de grote naam bezingen van Hem die Israël leidt, want Hij alleen doet grote dingen, zijn roem vervult de tijd. Looft God de Heer, Hij openbaarde zijn wonderen, zijn eer. Zijn heerlijkheid vervult de aarde. Ja, amen, looft de Heer. DIENST VAN DE TOEWIJDING Gebeden: dankgebed voorbeden stil gebed Onze Vader Inzameling van de gaven, onder orgelspel 4
We zingen lied 919: 1 t/m 4 (Nieuw Liedboek) 1 Gij die alle sterren houdt in uw hand gevangen, Here God, hoe duizendvoud wekt Gij ons verlangen! Ach, ons hart / is verward, leer het op uw lichte hoge rijk zich richten. 2 Want de lichten die wij zelf aan de hemel stelden, glinsterend in het zwart gewelf, sterren, ongetelde, al hun glans / dooft nochtans, dan is heel ons leven door de nacht omgeven. 3 God, is dan wat U verliet uit uw hand gevallen? Mist Gij onze wereld niet bij uw duizendtallen? Blijf niet ver, / doe één ster in de nacht ons gloren, of wij zijn verloren! 4 Christus, stille vaste ster, o Gij licht der lichten, waarnaar wij van her en der onze schreden richten, geef ons moed; / t is ons goed U te zien, getrouwe, uw hoog rijk te aanschouwen. Zending en zegen, bevestigd met gezongen amen Uitleidend orgelspel 5