ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHSHE:2016:746

ECLI:NL:GHAMS:2016:4259 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7476 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2010:BP0257 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOVE:2016:286

Uitspraak. Bijzondere kenmerken Hoger beroep kort geding Inhoudsindicatie Kort geding. Spoedeisend belang. Overeenkomst tot stand gekomen?

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2014:1412

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528

ECLI:NL:GHSHE:2014:2181

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2006:AW4155

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6231

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN2822

ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ8119 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935

ECLI:NL:GHSHE:2014:4775

ECLI:NL:GHSHE:2015:3006

ECLI:NL:GHSHE:2009:BI7722 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8776 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

IN NAAM DER KONINGIN.

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHAMS:2014:5409 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARL:2014:9606

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:GHSHE:2015:613

ECLI:NL:GHSHE:2009:BJ2227 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2013:3466

ECLI:NL:GHSHE:2011:BP5797

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2014:5358 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

1. DE REGERING IN BALLINGSCHAP VAN DE REPUBLIEK DER ZUID-MOLUKKEN (RMS), gevestigd te Amsterdam, hierna: RMS,

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

gewezen in de incidenten ex artikel 351 Rv en ex artikel 234 Rv in de zaak van

ECLI:NL:GHSHE:2014:222

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598

ECLI:NL:GHARL:2017:6623 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9024

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8790 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:RBMID:2008:BD3414

ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-hertogenbosch, sector civiel recht, eerste kamer, van 29 mei 2007, gewezen in de zaak van:

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:GHAMS:2016:3579 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:3260 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak. Bijzondere kenmerken Hoger beroep kort geding Inhoudsindicatie burengeschil in kort geding. GERECHTSHOF s-hertogenbosch


ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2014:3900

ECLI:NL:GHSHE:2015:5134 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch Afdeling civiel recht. zaaknummer HD /01. arrest van 24 september 2013.

ECLI:NL:GHARL:2017:707

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C03/1510 KA KG

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d.

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

ECLI:NL:GHAMS:2014:4339 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7402

JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823

ECLI:NL:GHSHE:2015:5151

ECLI:NL:GHSHE:2015:1276 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Transcriptie:

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 29-01-2013 Datum publicatie 01-02-2013 Zaaknummer HD 200.054.815 KG Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep kort geding Inhoudsindicatie Vordering tot afgifte van auto en schilderijen in kort geding Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Afdeling civiel recht zaaknummer HD 200.054.815 arrest van 29 januari 2013 in de zaak van [X.], wonende te [woonplaats], appellante in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel, hierna te noemen: [appellante], advocaat: mr. C.G.A. Mattheussens, tegen: [Y.], wonende te [woonplaats], geïntimeerde in principaal appel, appellant in incidenteel appel, hierna te noemen: [geïntimeerde], advocaat: mr. J.J.R. Albicher, op het bij exploot van dagvaarding van 22 december 2009 ingeleide hoger beroep van het door de

voorzieningenrechter van de rechtbank Breda gewezen vonnis in kort geding van 27 november 2009 tussen [geïntimeerde] als eiser en [appellante] alsmede [moeder appellante] (hierna: [moeder appellante]) als gedaagden. 1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. / rolnr. 210224/KG ZA 09-605) Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij memorie van grieven met één productie heeft [appellante] drie grieven aangevoerd en geconcludeerd overeenkomstig de appeldagvaarding tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [appellante] op [geïntimeerde], met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties. 2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Voorts heeft hij incidenteel appel ingesteld, daarin twee grieven aangevoerd en geconcludeerd zoals in het petitum van zijn memorie van antwoord in het principaal appel, tevens incidenteel appel is weergegeven. 2.3. [appellante] heeft in incidenteel appel geantwoord. 2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. 3. De gronden van het hoger beroep Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de beide memories. 4. De beoordeling in principaal en incidenteel appel 4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende. [geïntimeerde] heeft jarenlang een affectieve relatie gehad en samengewoond met [moeder appellante] (overleden in 2010), de moeder van [appellante]. [appellante] heeft enige tijd de beschikking gehad over de sleutel van de huurwoning van [geïntimeerde] en [moeder appellante]. [geïntimeerde] vorderde in eerste aanleg de veroordeling van [appellante] en [moeder appellante] tot afgifte van: - een personenauto merk Opel, type Agila, kenteken [kenteken] met sleutels, - een muntenverzameling, - een collectie schilderijen waarvan foto s, genummerd 1 t/m 11, als productie 5 zijn gevoegd bij de inleidende dagvaarding, zulks op verbeurte van een dwangsom. Aan deze vordering legde [geïntimeerde] ten grondslag dat de voormelde zaken zijn eigendom zijn, dat [appellante] en/of [moeder appellante] deze in bezit houden en afgifte weigeren. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis waarvan beroep [moeder appellante] veroordeeld tot afgifte van de muntenverzameling op verbeurte van een dwangsom en [appellante] tot afgifte van drie schilderijen, genummerd 3, 5 en 8, eveneens op verbeurte van een dwangsom. Voor het overige heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd. [appellante] en [moeder appellante] zijn afzonderlijk tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. De

procedure tussen [moeder appellante] en [geïntimeerde] bij dit hof is geregistreerd onder HD 200.054.864; deze procedure is geschorst in verband met het overlijden van [moeder appellante]. 4.2. De grieven van [appellante] in het principaal appel hebben betrekking op haar veroordeling tot afgifte van de schilderijen met de nummers 3, 5 en 8 op verbeurte van een dwangsom. De grieven van [geïntimeerde] in het incidenteel appel hebben betrekking op de afwijzing van zijn vordering jegens [appellante] tot afgifte van de Opel personenauto (incidentele grief 1) en op de compensatie van de proceskosten (incidentele grief 2). 4.3. [appellante] voert zowel in principaal appel (grief 2) als bij wijze van verweer in het incidenteel appel aan, dat de vorderingen van [appellante] niet toewijsbaar zijn omdat het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen ontbreekt. 4.4. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, moet beantwoord worden aan de hand van een afweging van belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak (onder meer: HR 29 november 2002, NJ 2003, 78). [geïntimeerde] stelt dat hij, na zijn ziekenhuisopname in mei 2009 en zijn aansluitende verblijf in het verzorgingshuis [verzorgingstehuis], bij terugkeer in zijn woning aan de [straatnaam] [huisnummer] in [woonplaats], geconfronteerd werd met het feit dat [moeder appellante] en/of haar dochter [appellante] weigerden een aantal eigendommen aan hem ter beschikking te stellen, te weten de Opel personenauto, de muntenverzameling en een collectie van 11 schilderijen. Naar het oordeel van het hof stelt [geïntimeerde] zich terecht op het standpunt dat hij niet hoeft te gedogen dat hij gedurende langere tijd niet over zijn eigendommen kan beschikken. Hiermee is het spoedeisende belang bij de vorderingen gegeven. De omstandigheid dat door [geïntimeerde] geen bodemprocedure is gestart leidt niet tot een ander oordeel; dit geldt ook voor de omstandigheid dat sinds de terugkeer van [geïntimeerde] in zijn woning inmiddels ruim drie jaren zijn verstreken. Dit betekent dat de tweede grief van [appellante] faalt. 4.5. Met betrekking tot de schilderijen (grieven 1 en 3 in principaal appel) heeft [appellante] aangevoerd dat zij tijdens de procedure in eerste aanleg niet precies wist welke schilderijen zij van [geïntimeerde] in bezit had omdat deze opgeborgen waren in een doos en dat na het vonnis van de voorzieningenrechter is gebleken dat zij de schilderijen met nummer 3 en 8 niet in bezit had. Wel had zij een tiental andere schilderijen van [geïntimeerde] in bezit, waaronder het schilderij met nummer 5. Deze schilderijen heeft zij aan [geïntimeerde] afgegeven. 4.6. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. [appellante] heeft in hoger beroep gemotiveerd betwist dat zij de schilderijen met de nummers 3 en 8 in bezit heeft. Toereikend bewijs dat zij deze schilderijen wél in bezit zou hebben ontbreekt. In kort geding is geen plaats voor een nader feitenonderzoek op dit punt, bijvoorbeeld door het doen horen van getuigen. Dit betekent dat de vordering van [geïntimeerde], voor zover betrekking hebbend op de schilderijen met de nummers 3 en 8, niet toewijsbaar is. Met betrekking tot het schilderij met nummer 5 heeft [appellante] onbetwist gesteld dat zij dat schilderij, met negen andere schilderijen, aan [geïntimeerde] heeft afgegeven, voordat het vonnis waarvan beroep aan haar was betekend. Dit brengt mee dat [geïntimeerde] bij de veroordeling van [appellante] tot afgifte van het schilderij met nummer 5 geen belang meer heeft. Het hof zal de beslissing van de voorzieningenrechter, inhoudende de veroordeling van [appellante] tot afgifte van de schilderijen met de nummers 3, 5 en 8, vernietigen en de vordering van [geïntimeerde] op dit punt alsnog afwijzen. De grieven 1 en 3 van [appellante] slagen in zoverre.

4.7. [geïntimeerde] stelt zich in zijn eerste incidentele grief op het standpunt dat zijn vordering jegens [appellante] tot afgifte van de Opel personenauto ten onrechte door de voorzieningenrechter is afgewezen. Hij stelt dat hij eigenaar is van de auto en heeft ten bewijze hiervan kopieën van een factuur en van een betalingsregeling overgelegd (producties 1 en 2 bij de inleidende dagvaarding) waaruit blijkt dat hij de auto in 2007 heeft gekocht van Auto Team Roosendaal. Verder wijst hij erop dat hij in het bezit is van de autopapieren (overschrijvingsbewijs, tenaamstellingsbewijs en voertuigbewijs, productie 3 bij de inleidende dagvaarding) en dat het tenaamstellingsbewijs zijn naam vermeldt. Hij stelt dat hij de auto aan [appellante] heeft uitgeleend en dat zij weigert de auto aan hem terug te geven. 4.8. [appellante] stelt dat zij de auto in november 2008 van [geïntimeerde] en [moeder appellante], die toen nog een relatie hadden en samenwoonden, heeft gekocht voor een bedrag van 300,- en dat [geïntimeerde] en [moeder appellante] vervolgens een andere auto hebben gekocht. Zij heeft een betalingsbewijs met betrekking tot de betaalde 300,- in het geding gebracht (productie 3 bij de pleitnota in eerste aanleg) Zij stelt dat zij in verband met de koop van de auto de sleutels en autopapieren van [geïntimeerde] heeft ontvangen. Kopieën van de autopapieren (kentekenbewijs deel I, overschrijvingsbewijs en tenaamstellingsbewijs) zijn door haar als productie 4 bij de pleitnota in eerste aanleg in het geding gebracht. Ten aanzien van de autopapieren die door [geïntimeerde] in het geding zijn gebracht heeft zij verklaard dat dit nieuwe documenten zijn die in 2009 op haar verzoek zijn opgemaakt omdat zij deel III van het kenteken kwijt was; deze nieuwe documenten zijn naar het adres van [geïntimeerde] gezonden omdat het tenaamstellingsbewijs zijn naam en adres vermelde. [appellante] heeft verder, onder overlegging van bewijsstukken, aangevoerd dat zij degene was die de auto verzekerd had en het onderhoud betaalde. 4.9. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Door [appellante] is onweersproken gesteld dat zij (het hof begrijpt: sinds november 2008) de onderhavige auto in bezit had, dit nadat de auto, de autosleutels en de autopapieren door [geïntimeerde] aan haar ter beschikking waren gesteld. Ook staat als onbetwist vast dat [appellante] de auto sindsdien had verzekerd en het onderhoud betaalde. Het voorgaande betekent naar het oordeel van het hof dat [appellante] op grond van de artikelen 3:109 en 3:119 BW vermoed wordt rechthebbende op de auto te zijn en dat het aan [geïntimeerde] is om het door hem gestelde betere recht te bewijzen. Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] het hier bedoelde bewijsvermoeden niet ontzenuwd. De omstandigheid dat het tenaamstellingsbewijs (in ieder geval tijdens de procedure in eerste aanleg) zijn naam vermeldt is hiertoe ontoereikend. Dit geldt ook voor het feit dat [geïntimeerde] door middel van bewijsstukken heeft aangetoond dat hij de auto in 2007 heeft gekocht; dit weerlegt immers niet de stelling van [appellante] dat zij de auto in 2008 van [geïntimeerde] (en [moeder appellante]) heeft gekocht. Voor verder bewijslevering door [geïntimeerde], bijvoorbeeld door het doen horen van getuigen, is in het kader van dit kort geding geen plaats. 4.10. Het hof merkt hierbij nog op dat door [appellante] in haar memorie van antwoord in incidenteel appel wordt aangevoerd dat de auto inmiddels door haar is verkocht. Indien deze stelling, waarop [geïntimeerde] nog niet heeft kunnen reageren, juist is, dan is de vordering tot afgifte van de auto ook om die reden niet toewijsbaar.

4.11. De conclusie is dat de eerste incidentele grief van [geïntimeerde] faalt. 4.12. Naar het oordeel van het hof zijn de proceskosten in eerste aanleg terecht gecompenseerd. Weliswaar is thans de conclusie dat geen van de vorderingen jegens [appellante] toewijsbaar is, maar de procedure in eerste aanleg is mede ingegeven door het feit dat [appellante] weigerde de schilderijen van [geïntimeerde] die bij haar in bezit waren, af te geven. Dit betekent dat ook de tweede incidentele grief van [geïntimeerde] faalt. 4.13. Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover betrekking hebbend op de veroordeling van [appellante] om aan [geïntimeerde] de schilderijen met de nummers 3, 5 en 8 af te geven, vernietigen en de vordering van [geïntimeerde] jegens [appellante] op dit punt alsnog afwijzen. Voor het overige zal het vonnis waarvan beroep, voor zover gewezen tussen [geïntimeerde] en [appellante], worden bekrachtigd. [geïntimeerde] zal als de in het hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. 5. De uitspraak Het hof: op het principaal en incidenteel appel vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover betrekking hebbend op de veroordeling van [appellante] om aan [geïntimeerde] de schilderijen met de nummers 3, 5 en 8 (productie 5 bij de inleidende dagvaarding) af te geven zulks op verbeurte van een dwangsom; in zoverre opnieuw rechtdoende: wijst de vordering van [geïntimeerde] jegens [appellante] tot afgifte van de hier bedoelde schilderijen af; bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover gewezen tussen [geïntimeerde] en [appellante], voor het overige; veroordeelt [geïntimeerde] als de in het hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep en begroot die kosten aan de zijde van [appellante] op 398,98 voor verschotten en op 948,- voor salaris advocaat. Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, M.G.W.M. Stienissen en J.M.Brandenburg en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 januari 2013.