ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0682 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Vergelijkbare documenten
Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARL:2015:3052

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1760 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHDHA:2014:935

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0604 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2016:4103. Uitspraak. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: Datum publicatie: Zaaknummer:

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6021

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6197 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3092

ECLI:NL:GHAMS:2016:573 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak. Uithuisplaatsing. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARL:2016:353

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHDHA:2014:3727

ECLI:NL:GHAMS:2015:4056 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBDHA:2013:13810

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARL:2014:2461

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3762

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN3998 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

ECLI:NL:RBARN:2008:BG3849

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276

ECLI:NL:RBDOR:2010:BM7569

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU7565

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2015:1824

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0816

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:GHDHA:2013:591

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2012 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2006:AV4210

ECLI:NL:GHLEE:2003:AL3148 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rekestnummer

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARL:2014:2066

ECLI:NL:GHARL:2016:1401

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2008:BG4947

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

ECLI:NL:GHSGR:2007:BB5051

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847

ECLI:NL:GHARN:2011:BR0277

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0950

ECLI:NL:GHARL:2013:9312

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:GHAMS:2015:799 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6006

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ7913

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2017:146

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2758

ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0577

Zoekresultaat - inzien document

ECLI:NL:RBZLY:2010:BL6834

ECLI:NL:RBHAA:2012:2572

ECLI:NL:RBZWB:2017:2587

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Raad voor de Kinderbescherming, Midden-Nederland, locatie Utrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Utrecht.

ECLI:NL:GHSHE:2016:4392

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7476 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:2942 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2013:10366 GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

ECLI:NL:GHDHA:2013:2142

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

analoge toepassing art 1:336a lid 2 BW

ECLI:NL:RBDHA:2014:11422

ECLI:NL:GHDHA:2013:4390

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/01/ / FA RK

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594

ECLI:NL:GHSHE:2005:AS9756

ECLI:NL:GHDHA:2015:3733

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL :00-11:15

Transcriptie:

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0682 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 23-12-2010 Datum publicatie 13-01-2011 Zaaknummer 200.075.792 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht Hoger beroep Hof ziet geen reden aan juistheid van het FORA-onderzoek te twijfelen. Deze vinden ook steun in de resultaten van andere onderzoeken. Belang kinderen verzet zich ertegen om bij herhaling te proberen het thuis te plaatsen in het licht van de geschetste omstandigheden. Bekrachtiging uithuisplaatsing. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak Beschikking d.d. 23 december 2010 Zaaknummer 200.075.792 HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN Beschikking in de zaak van [Naam], appellante, hierna te noemen: de moeder, advocaat mr. K.E. Wielenga, kantoorhoudende te Leeuwarden, tegen Bureau Jeugdzorg Friesland, gevestigd te Leeuwarden, geïntimeerde, hierna te noemen: BJZ. Belanghebbenden:

1. [naam], hierna te noemen: de vader, advocaat mr. P. Rijnsburger, kantoorhoudende te Leeuwarden, 2. [Naam familie], hierna te noemen: de pleegouders. Het geding in eerste aanleg Bij beschikking van 22 juli 2010 heeft de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [naam kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren op [1996] in de gemeente [plaats], en [naam kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren op [1997] in de gemeente [plaats], met ingang van 1 augustus 2010 verlengd tot 9 april 2011. Het geding in hoger beroep Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 18 oktober 2010, heeft de moeder verzocht de beschikking van 22 juli 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende het door BJZ gedane verzoek, om de machtiging tot uithuisplaatsing met betrekking tot [kind 1] en [kind 2] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een jaar te verlengen, af te wijzen. Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 9 november 2010, heeft BJZ het verzoek bestreden en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen. Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 11 november 2010, heeft de vader verzocht het verzoek van de moeder in te willigen en de bestreden beschikking te vernietigen en het door BJZ gedane verzoek, om de machtiging tot uithuisplaatsing met betrekking tot [kind 1] en [kind 2] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een jaar te verlengen, af te wijzen. Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief, gedateerd 26 oktober 2010 en bij het hof binnengekomen op 23 november 2010, met bijlagen van mr. Wielenga en een brief van 27 oktober 2010 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad). Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben de minderjarigen [kind 1] en [kind 2] hun mening niet kenbaar gemaakt. Ter zitting van 29 november 2010 is de zaak behandeld. Verschenen is de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Namens BJZ waren mevrouw mr. S. Polak en mevrouw J.P.M. Kemps aanwezig. Voort is de vader verschenen, bijgestaan door mr. J.F. Rouwé-Danes. Hoewel behoorlijk opgeroepen zijn de pleegouders niet verschenen. Door mr. Polak zijn pleitnotities overgelegd.

De beoordeling De vaststaande feiten 1. Uit de affectieve relatie tussen de moeder en de vader zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. Uit die relatie zijn tevens op [1992] [naam kind 3], op [2000] [kind 4] en op [2002] [kind 5] geboren. De vader heeft [kind 2] niet erkend. De moeder is alleen met het gezag over hem belast. Over de andere vier kinderen hebben de ouders gezamenlijk het gezag. 2. Bij beschikking van 9 april 2003 zijn [naam kind 3], [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstellingen van [kind 1] en [kind 2] zijn laatstelijk verlengd bij beschikking van 22 juli 2010 tot 9 april 2011. 3. [kind 1] en [kind 2] verblijven sinds 16 maart 2005 in het gezin van de pleegouders. De machtigingen tot uithuisplaatsing zijn laatstelijk verlengd bij beschikking van 30 juni 2010 tot 1 augustus 2010. 4. [naam kind 3], [kind 4] en [kind 5] worden binnen het gezin van de moeder verzorgd en opgevoed. De vader woont niet meer op hetzelfde adres als de moeder. 5. BJZ heeft verzocht de machtigingen tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] opnieuw te verlengen. Op dit verzoek heeft de rechtbank bij de bestreden beschikking beslist zoals hiervoor is weergegeven onder 'Het geding in eerste aanleg'. De moeder heeft tegen die beschikking hoger beroep ingesteld. De overwegingen Ten aanzien van de FORA-rapportage 6. De moeder stelt zich op het standpunt dat door FORA een onjuiste inschatting is gemaakt op basis van een korte observatie. Zij wijst erop dat de vader bij die observatie was betrokken, terwijl de ouders al geruime tijd gescheiden zijn en ook al geruime tijd niet meer samenwonen. Ze merkt op dat het in het verleden juist de problematiek van de vader was, die voor de nodige onrust en problemen zorgde binnen het gezin. De moeder is dan ook van mening dat de observatie zonder de vader had moeten plaatsvinden. Daarnaast stelt de moeder zich op het standpunt dat de conclusies van FORA slechts inschattingen zijn. De moeder is dan ook van mening dat de conclusies in het rapport van FORA niet mogen worden gevolgd. 7. Het hof is van oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van het FORAonderzoek en de daarop voortkomende rapportage. Het hof overweegt daartoe dat de conclusies van FORA steun vinden in de resultaten van de onderzoeken van Accàre en het NIFP. Dat de conclusies van FORA inschattingen zijn, vloeit voort uit de aard van het onderzoek en uit het feit dat het niet in het belang van de kinderen kan worden geacht wanneer zij gedurende de onderzoeksperiode bij de moeder thuis geplaatst zouden worden. Het hof is dan ook met BJZ van oordeel dat de FORArapportage dient te worden betrokken in de beoordeling van het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2]. Ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] 8. De duur van de machtiging tot uithuisplaatsing kan worden verlengd indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen of indien dit noodzakelijk is tot onderzoek van de geestelijke of lichamelijke gesteldheid van de minderjarigen.

9. Anders dan de ouders is het hof van oordeel dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. Het hof overweegt daartoe het volgende. Uit de stukken blijkt dat [kind 1] een licht verstandelijke beperking heeft en is gediagnosticeerd met PDD-NOS. Ze heeft een algemene ontwikkelingsachterstand en een forse achterstand wat betreft haar ego-ontwikkeling. Ook [kind 2] heeft problematiek. Hij heeft moeite met het reguleren van emoties en spanningen en reageert dan met verbale en fysieke agressie. Er is nog geen reflectie over gevoelens en motieven of een onderscheid tussen oorzaak en gevolg. Hij heeft daarmee een forse achterstand op leeftijdgenoten. Daarnaast is sprake van een algehele ontwikkelingsachterstand. 10. Uit het FORA-rapport blijk dat beide kinderen door hun problematiek behoefte aan duidelijkheid, rust en structuur hebben. Daarnaast heeft [kind 1] ondersteuning nodig in het omgaan met haar eigen en andermans emoties. Haar beperkingen, achterstand en problematiek vragen om een sensitieve en geduldige opvoeder, die in staat is om duidelijke grenzen te stellen. Tevens moeten de opvoeders in staat zijn met enige emotionele neutraliteit te opereren, ook in stress- en conflictsituaties. Ook voor [kind 2] is het van groot belang dat zijn opvoeder sensitief is en kan aansluiten bij zijn ontwikkelingsniveau en zijn behoeften. Verder moet hij in zijn woonsituatie voldoende rust en veiligheid ervaren. 11. De moeder stelt zich op het standpunt dat zij zelf kan voldoen aan de hiervoor genoemde hoge eisen die gesteld worden aan de verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2]. Volgens de moeder blijkt uit de stukken dat zij haar huidige gezinssituatie met de drie thuiswonende kinderen en de huidige hulp aankan. Zij wijst erop dat Talant heeft aangegeven dat de thuiswonende kinderen goed functioneren en dat daarnaast de behandeling van de moeder bij de GGZ succesvol is. Mede door het vertrek van de vader uit het gezin is de stabiliteit in de thuissituatie toegenomen. 12. Hoewel deze informatie van de moeder steun vindt in de stukken, is het hof van oordeel dat daaruit niet zonder meer afgeleid kan worden dat de moeder ook in staat moet worden geacht de verzorging en opvoeding van in totaal vijf kinderen op zich te nemen. Daarbij overweegt het hof dat niet alleen [kind 1] en [kind 2], maar ook de drie thuiswonende kinderen ieder hun eigen problematiek kennen en dat ook de moeder haar eigen problemen heeft. Voorts is de hulpverlening die tot voor kort in het gezin aanwezig was, gericht geweest op de drie thuiswonende kinderen. Indien [kind 1] en [kind 2] thuisgeplaatst zouden worden, zou hiervoor extra hulpverlening ingeschakeld moeten worden. Uit het FORA-onderzoek is echter naar voren gekomen dat nog meer hulpverlening de moeder waarschijnlijk eerder extra zal belasten dan dat zij daardoor wordt ontlast. Bovendien blijkt uit dat onderzoek dat de moeder de neiging heeft om af te haken of de hulpverlening de rug toe te keren zodra zij wordt geconfronteerd met een andere visie of een kritische houding. Daarnaast is uit het FORA-onderzoek gebleken dat de moeder moeite heeft om probleemgedrag te signaleren en te hanteren. Ze heeft een gebrek aan inlevingsvermogen ten aanzien van [kind 1] en [kind 2]. De moeder heeft de neiging problemen te bagatelliseren of buiten zichzelf te leggen. Daarnaast is in 2006 reeds tot tweemaal toe gestart met een 'terug naar huis'-traject. Beide keren is het traject beëindigd, vanwege het aanhoudende verzet van de moeder tegen de hulpverlenende instanties en doordat zij niet openstond voor communicatie met BJZ en er geen afspraken met haar waren te maken. 13. Het hof is met BJZ van oordeel dat het belang van de kinderen zich ertegen verzet om bij herhaling te proberen de kinderen weer thuis te plaatsen. Daarbij is onder meer van belang dat de kinderen op grond van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind recht hebben op continuïteit in hun opvoedingssituatie. Op grond van het FORA-onderzoek bestaan bij het hof voorts ernstige twijfels over de capaciteiten van de moeder om de verzorging en opvoeding van vijf kinderen, met ieder hun eigen problematiek en die ieder hun eigen specifieke eisen stellen aan hun opvoeder, op zich te nemen. Het hof is dan ook van oordeel dat het niet in het belang van [kind 1] en [kind 2] is om thans opnieuw te proberen de kinderen thuis te plaatsen. Het hof is met BJZ van oordeel dat het risico voor mislukking van de thuisplaatsing op dit moment te groot is. Wanneer de terugplaatsing nu voor de derde maal zou mislukken, zou dit zeer schadelijk kunnen zijn voor de ontwikkeling van de kinderen. Daar komt bij dat de kinderen zich binnen het pleeggezin thans positief ontwikkelen. Het hof is van oordeel dat het niet in het belang van [kind 1] en [kind 2] is wanneer deze positieve ontwikkeling

wordt doorbroken. 14. Gelet op het voorgaande is het hof met de rechtbank van oordeel dat verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding. Slotsom 15. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd. De beslissing Het gerechtshof: bekrachtigt de beschikking waarvan beroep. Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, voorzitter, J.D.S.L. Bosch en M.A.L.M. Willems en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2010 in bijzijn van de griffier.