T e hillíém / Psalm 23 uitwerking De Psalm geeft het liefelijke beeld van de herder en de gastheer. Het opschrift Een Psalm van David niet meegerekend, bestaat deze Psalm uit 55 woorden: 26 vóór en 26 ná het centrum van drie woorden van de Psalm: ydi+m'[i ht'îa;-yki, want Gij zijt met mij. De hoofdpersoon van de eerste 26 woorden is Hij, de HEERE (derde persoon). In het centrum van de Psalm is er een wending en wordt God rechtstreeks aangesproken: Gij (tweede persoon). Zesentwintig is de getalswaarde van het tetragrammaton, waar de Psalm mee begint en (bijna) mee eindigt ; deze naam komt dus ook twee keer voor. Psalm 23:1: Een psalm van David. De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. `rs'(x.a, al{å y[iªro y"ïy> dwi+d"l. ramïz>mi muziekstuk ramïz>mi zelfst. nw. ms, afgeleid van rm;z", muziek maken, zingen dwi+d"l. eigennaam met voorz. l. naar David y"ïy> afkorting van Godsnaam; het gelezene (de q e rey) is: yn"doa] de HEERE y[iªro werkwoord h['r' in vorm qal pt. act. ms h[,ro in status constr. met pers.voornw. suffix 1cs al{å ontkenning weidende van mij die mij weidt mijn herder niet `rs'(x.a, werkwoord rsex' in vorm qal ipf. 1cs ik zal ontbreken / tekortkomen `ynile(h]n:y> taxånum. ymeþ-l[; ynice+ybir>y: av,d<â taaån>bi Psalm 23:2: Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren. taaån>bi zelfst. nw. fs hw<n" (ook: hw<an") in meervoud en status constr.: taan>, met voorz. B. av,d<â zelfst. nw. ms afgeleid van av'd', uitbotten, uitlopen, groen worden (door opkomend gras) ynice+ybir>y: werkwoord #b;r' in vorm hif'iel ipf. 3ms met pers.voornw. suffix 1cs -l[; onafhankelijk voorzetsel ymeþ zelfst. nw. mp ~yim;ä in status constr. taxånum. zelfst. nw. fs hx'wnm. in meervoud, afgeleid van x;wn, rusten, het ontbreken van ruimtelijke beweging: vestigen, plaatsen `ynile(h]n:y> werkwoord lh;n" in vorm pi'eel ipf. 3ms met pers.voornw. suffix 1cs in weiden gras, jong groen hij zal doen liggen mij op, boven wateren van rust(plaatsen) hij zal leiden mij Wateren van rust De hx'wnm., rust, waar in dit vers over wordt gesproken, is volgens de rabbijnen geschapen door God op de sjabbat. Genesis 2:2-3: Als nu God op den zevenden dag volbracht [voltooid had] had Zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op den zevenden dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had. En God heeft den zevenden dag gezegend, en dien geheiligd; omdat Hij op denzelven gerust heeft van al Zijn werk, hetwelk God geschapen had, om te volmaken. Hoezo volmaakte God zijn werk op de zevende dag? Er staat toch dat hij rustte op de zevende dag? En in Exodus 20:11 staat dat Hij de aarde maakte in zes dagen. We verwachten dat Hij Zijn werk op de zésde dag voltooide. Blijkbaar verrichtte God een scheppingsdaad op de zevende dag! Er wordt hier, het laatste woord van vers, namelijk een werkwoordsvorm van hf'[', doen, maken, gebruikt. Er ontbrak nog wat na die zes dagen, namelijk rust. Toen de sjabbat kwam, kwam ook de LEESGROEP BIJBELS HEBREEUWS PAGINA 1 VAN 6
m e noechá en het heelal was volkomen. M e noechá is niet het ophouden met werken, niet iets negatiefs, maar iets wezenlijks, positief: kalmte, klaarheid, vrede en rust! Het verwijst volgens de rabbijnen ook naar de komende eeuwige rust, want Job spreekt hiervan. Job 3:11,13: Waarom ben ik niet gestorven van de baarmoeder af, en heb den geest gegeven, als ik uit den buik voortkwam? [...] Want nu zou ik nederliggen, en stil zijn; ik zou slapen, dan zou voor mij rust [x:wny"] wezen. Het werd zelfs een synoniem voor voor het leven in de komende wereld, voor het eeuwige leven! (uit: De Sjabbat, Abraham Joshua Heschel) `Am)v.![;m;äl. qd<c,ª -yleg>[.m;b. ynixeïn>y:) bbe_avy> yviîp.n: Psalm 23:3: Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil. yviîp.n: zelfst. nw. fs vp,n<å, afgeleid van vp;n", ademen, verkwikken, met pers. voornw. suffix 1cs bbe_avy> werkwoord bwv, omkeren, terugkeren (naar zijn oorspronkelijke staat), in vorm poleel ipf. 3ms ynixeïn>y:) werkwoord hx'n" in vorm hif'iel ipf. 3ms: hx,n>y:(?), met pers. voornw. suffix 1cs -yleg>[.m;b. zelfst. nw. ms lg"[.m;, in meervoud en status constr. met voorz. B. qd<c,ª zelfst. nw. ms, afgeleid van qdec', ethisch of moreel recht zijn![;m;äl. onafhankelijk voorzetsel, samenstelling van een afleiding van hn"[', antwoorden, en het voorz. l. `Am)v. zelfst. nw. ms ~ve in status constr. met pers. voornw. suffix 3ms ziel van mij hij zal terugkeren hij zal doen leiden mij in sporen van gerechtigheid, rechtvaardigheid opdat, zodat naam van hem Terugkerende ziel Over de terugkerende ziel, bbeavy> yvip.n:, zegt Rasji: Mijn geest, verzwakt door zorgen en haast, zal Hij herstellen in zijn vorige staat. De ziel is de draagster van het leven en gaat uit bij het sterven van de mens, G enesis 35:18: En het geschiedde, als haar ziel uitging (want zij stierf)... Bij herleving keert de ziel terug, 1 Koningen 17:22:... en de ziel van het kind kwam weder in hem, dat het weder levend werd. In afgezwakte vorm wordt gesproken over het terugkeren van de geest, Richteren 15:19: yxiy<åw: AxWår bv't'äw:, Toen kwam zijn geest weder, en hij werd levend [NBG: hij leefde op]. Het gaat in dit vers dus niet over bekerende de ziel maar veeleer over verkwikkende de mens. Spoor der gerechtigheid Het zelfstandig naamwoord lg"[.m;1, spoor, komt ook in vrouwelijke vorm voor en is vermoedelijk afgeleid van het niet in de Tenach voorkomende werkwoord lg;['. Een ander woord dat verondersteld is van deze stam te zijn afgeleid, is lg<[e, kalf (het jong van een koe), en de vrouwelijke vorm daarvan: hl'g>[,, vaars (een jonge koe die nog niet heeft gekalfd). Het verband tussen spoor en kalf zou kunnen zijn dat een kalf wordt gebruikt voor het ploegen, het trekken van sporen in de akker. Hier gaat het echter niet om het trekken van rechte sporen, maar om sporen waardoor God ons wil leiden naar de grazige weiden en stille wateren. Dat zijn sporen van rechtvaardigheid. Het schaap dat aan zichzelf wordt overgelaten komt op dwaalwegen; dat is de mens zonder Goddelijke leiding. Jesaja 53:6: Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. 1 merk op: een stille sj e wá (lettergreepscheider) onder een gutturaal is ongebruikelijk LEESGROEP BIJBELS HEBREEUWS PAGINA 2 VAN 6
De sporen der gerechtigheid zijn de wegen van de mens waarop God zijn heilbrengende gerechtigheid betoont. Om Zijns Naams wil Zijn Naam is verbonden aan hen die deze naam belijden en aanroepen. Psalm 25:11: Om Uws Naams wil, HEERE! zo vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot. Psalm 109:21: Maar Gij, o HEERE Heere! maak het met mij [NBG: handel met mij] om Uws Naams wil. Helpt Hij hen niet, dan wordt Zijn Naam onteerd moge dat nooit gebeuren. Zo ligt het vertrouwen van de dichter geheel in handen van God: Hij kan niet anders dan trouw zijn aan de zijnen, want daarin is Hij trouw aan Zijn Naam, en dus aan Zichzelf. Psalm 23:4:`ynImu(x]n:)y> hm'heä ^T,ªn>[;v.miW ^ïj.b.vi ydi+m'[i ht'îa;-yki [r"ª ar"üyai«-al{ tw<m' l.c; aygeáb. %le ae-yki( ~G:Ü Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. ~G:Ü voegwoord -yki( onafhankelijk voegwoord %le ae werkwoord %l;h' in vorm qal ipf. 1cs aygeáb. zelfst. nw. cs ay>g: in status constr.: ayge of yge tw<m' l.c; zelfst. nw. ms, mogelijk samenstelling van lce, schaduw, afgeleid van ll;c', donker zijn/worden, en tw<m'ä, dood, afgeleid van twm, doden -al{ ontkenning ar"üyai«werkwoord arey" in vorm qal ipf. 1cs [r"ª absoluut gebruikt bijvoegelijk nw. ms [r;, in pausa waardoor klinker verlengt -yki onafhankelijk voegwoord ht'îa; pers. voornw. 2ms ydi+m'[i onafhankelijk voorz. dm'[i, afgeleid van dm;[', staan, met pers. voornw. suffix 1cs (Kelley pg. 69: voorz. ~[i + 1cs) ^ïj.b.vi zelfst. nw. ms jb,veä in status constr.: jb,v., met pers. voornw. suffix 2ms ^T,ªn>[;v.miW zelfst. nw. fs tn<[,äv.mi, staf, ondersteuning, afgeleid van![;v', leunen op, vertrouwen in, in status constr. met pers. voornw. suffix 2ms en voegwoord w> hm'heä onafhankelijk voornaamwoord 3mp `ynimu(x]n:)y> werkwoord ~x;n", treuren, troosten, in vorm pi'eel ipf. 3mp met pers. voornw. suffix 1cs ook, eveneens, zoals, weer, zelfs, toen, maar... want, dat, omdat ik zal gaan dal van doodsschaduw niet ik zal vrezen kwaad want, dat, omdat jij met mij stok, roede van jou en staf van jou zij zij zullen troosten mij Doodsschaduw De schaduw des doods, tw<m'l.c;, wordt tegenwoordig gezien als afgeleid van het werkwoord ~l;c', dat niet in de Tenach voorkomt en donker zijn betekent. (Van deze stam is ook ~l,c,, beeld, afgeleid.) De is dan bijvoorbeeld zoals de NBG heeft: diepe duisternis. Het woord tw<m'l.c; wordt gebruikt voor de donkerheid van onder andere het dodenrijk Job 10:21: Eer ik henenga (en niet wederkom) in een land der duisternis en der schaduwe des doods, van een mijnschacht Job 28:2,3: Het ijzer wordt uit stof genomen, en uit steen wordt koper gegoten. Het einde, dat God gesteld heeft voor de duisternis, en al het uiterste onderzoekt hij; het gesteente der donkerheid en der schaduw des doods, van de nacht Amos 5:8: Die het Zevengesternte en den Orion maakt, en de doodsschaduw in den morgenstond verandert, en den dag als den nacht verduistert en van angst Psalm 107:13,14: Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die LEESGROEP BIJBELS HEBREEUWS PAGINA 3 VAN 6
zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. De stok en staf Zo op het eerste gezicht lijken de jb,veä, stok, en de tn<[,äv.mi, staf, synoniemen. Wanneer we het Hebreeuws bekijken, blijkt echter dat de eerste is bedoeld om mee te slaan en de tweede om te ondersteunen. De jb,veä wordt onder meer gebruikt om komijn te dorsen (Jesaja 28:27), als wapen, spies (2 Samuel 23:21), om een slaaf te corrigeren (Exodus 21:20), als roede voor onvers tandigen (Spreuken 26:3) of voor je zoon (Spreuken 13:24). Ook in figuurlijke zin is de stok symbool voor straf (Jesaja 11:4). In de hand van een herder echter, zoals die hier in de Psalm ook wordt gebruikt, wordt de stok ook gebruikt om vee te verzamelen of tellen door de dieren onder de stok door te laten lopen (Leviticus 27:32). Dat komt overeen met de van vers 1: ik zal niet ontbreken. Het woord tn<[,äv.mi, staf, is afgeleid van het werkwoord dat onder andere leunen op betekent. Het wordt treffend gebruikt in Zacharia 8:4: Er zullen nog oude mannen en oude vrouwen zitten op de straten van Jeruzalem; een ieder zal zijn stok in zijn hand hebben vanwege de veelheid der dagen. Rasji verklaart met betrekking tot de stok en staf: Het lijden dat ik te verduren krijg en de ondersteuning doordat ik vertrouw op Uw liefdevolle genade, beide zullen mij troosten want ze zullen dienen als boetedoening voor mijn zonden. Ik weet zeker dat U een tafel voor mij zult dekken, dat is de Troon. `hy")w"r> ysiîak yviªaro!m,v,îb; T'n>V:ßDI yr"+r>co dg<n<ï!x'ªl.vu Ÿyn: p'l. %roì[]t; Psalm 23:5: Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende. %roì[]t; werkwoord %r;[', schikken, ordenen, in vorm qal ipf. 2ms Ÿyn: p'l. onafhankelijk voorz. ynep.li, samenstelling van voorzetsel l. en zelfst. nw. ~ynip' in status constr., met suffix 1cs!x'ªl.vu zelfst. nw. ms dg<n<ï onafhankelijk voorz., afgeleid van dg;n', vertellen, meedelen yr"+r>co werkwoord rr;c' in vorm qal pt. act. mp in status constr. met pers. voornw. suffix 1cs, klinkerverlenging door in pausa T'n>V:ßDI werkwoord!v;d', vet zijn/worden/maken, in vorm pi'eel perf. 2ms!m,V,îb; zelfst. nw. ms!m,v,ä, olie, afgeleid van!mev', vet zijn/worden, met lidwoord en voorz. B. yviªaro zelfst. nw. ms varo in stat. constr. met pers. vnw. suffix 1cs ysiîak zelfst. nw. fs sak in stat. constr. met pers. vnw. suffix 1cs `hy")w"r> zelfst. nw. fs, afgeleid van hw"r', verzadigd zijn/worden jij zal ordenen voor mij tafel tegenover benauwenden van mij mijn benauwers jij maakte vet met de olie hoofd van mij beker van mij verzadiging Tegenover mijn tegenpartijders Waarom staat er tegenover mijn tegenpartijders? Dat dezen het moeten aanzien en het niet kunnen verhinderen, wordt vermeld omdat het illustreert dat hun plannen zijn verijdeld. Dat geeft reden om God te prijzen. Vet Het werkwoord!v;d', vet zijn/worden/maken, wordt in Bijbelse tijden als iets positiefs gezien, zoals in Deuteronomium 31:20: Want Ik zal dit volk inbrengen in het land, dat Ik zijn vaderen gezworen heb, vloeiende van melk en honig, en het zal eten, en verzadigd, en vet worden. Behalve in de eerste vijf Bijbelboeken wordt het alleen in poëzie gebruikt. Het verwijst in figuurlijke zin naar voorspoedig of welwarend zijn. Zo staat in Spreuken 28:25: `!V'dUy> y"y>-l[; x;jeabw, die op den HEERE vertrouwt, zal vet worden [NBG: wordt overvloedig verkwikt]. Maar ook het horen van iets LEESGROEP BIJBELS HEBREEUWS PAGINA 4 VAN 6
goeds zorgt volgens Spreuken 15:30 voor vet op de botten: ~c,['ä-!v,d:t. hb'aj h['wmv., een goed gerucht maakt het gebeente vet. Het van dit werkwoord afgeleide zelfstandig naamwoord betekent behalve vet, vettigheid en welvaren ook as. Misschien omdat as ook vet kan aanvoelen of omdat uit as en vet, door het in water te koken, zeep werd gemaakt. Ook het werkwoord met dezelfde betekenis vet zijn/worden,!mev', en de daarvan afgeleide woorden spreken, op één uitzondering na, over voorspoed. Zoals in de volgende tekst die een vervulling is van de hiervoor geciteerde belofte: Nehemiah 9:25: En zij hebben vaste steden en een vet land [hn"mev. hm'd"a]w:] ingenomen, en erfelijk bezeten, huizen, vol van alle goed, uitgehouwen bornputten, wijngaarden, olijfgaarden en bomen van spijze, in menigte; en zij hebben gegeten, en zijn zat en vet geworden [Wnymiäv.Y:w:], en hebben in wellust geleefd, door Uw grote goedigheid. Het werkwoord en daarvan afgeleide woorden komen komen maar enkele keren voor, behalve het woord!m,v,ä, olie, dat bijna 200 keer in de Tenach wordt gebruikt. Het vooraf zalven van het hoofd met geurige olie behoorde bij een feestelijke maaltijd (Amos 6:6, Lukas 7:46). Verzadiging van de beker Het zelfstandig naamwoord hy"w"r>, verzadiging, wordt behalve in dit vers alleen nog in Psalm 66:12 gebruikt: hy"w"r>l") Wnae äyciatw:, maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing. De beker staat hier voor de bekerinhoud, zoals ook in Psalm 16:5: De HEERE is het deel mijner erve, en mijns bekers. Die bekerinhoud ís verzadiging. Bij deze manier van uitdrukken wordt een zelfstandig naamwoord gebruikt terwijl een bijvoegelijk naamwoord verwacht wordt. Dit hangt samen met de geringe ontwikkeling van het bijvoegelijk naamwoord in het Hebreeuws en levert een krachtige uitdrukking. Ook van de hiervoor genoemde vettigheid kun je verzadigd worden, zoals God in een profetie in Jeremia 31:14 zegt: En Ik zal de ziel der priesteren met vettigheid [!v,d"ä] dronken maken [ytiyweriw>]. `~ymi(y" %r<aoål. y" y> -tybeb. ytiîb.v;w> yy"+x; ymeäy>-lk' yniwpd>r>yiâ ds,x,äw" bajü Ÿ%a;Û Psalm 23:6: Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens; en ik zal in het huis des HEEREN blijven in lengte van dagen. Ÿ%a;Û bijwoord bajü zelfst. gebruikt bijvoeglijk naamw. ds,x,äw" zelfst. nw. ms met voegwoord w> yniwpd>r>yiâ werkwoord @d;r' in vorm qal ipf. 3mp met pers. voornw. suffix 1cs -lk' onbepaald voornaamwoord lko in status constr.: lko met maqqééf waardoor klemtoon vervalt en daardoor de klinker wordt verkort: -lk' (kol) ymeäy> zelfst. nw. ms ~Ay in meervoud: ~ymiy", in status constr. yy"+x; zelfst. nw. ms yx; in meervoud: ~yyix;, in status constr.: yyex;, met pers. voornw. suffix 1cs: yy:x;, in pausa waardoor klinker verlengt zeker, maar goedheid en weldaad zij zullen volgen mij geheel van dagen van leven van mij ytiîb.v;w> werkwoord bwv in vorm qal perf. 1cs met voegwoord w> -tybeb. zelfst. nw. ms tyib;ä in status constr.: tybe met voorz. B. y" y> afkorting van Godsnaam; het gelezene (de q e rey) is: yn"doa] de HEERE %r<aoål. zelfst. nw. ms %r,ao, afgeleid van %r;a', lang zijn, in status constr, met voorz. l. `~ymi(y" zelfst. nw. ms ~Ay in meervoud en ik keerde in (het) huis van tot lengte van dagen LEESGROEP BIJBELS HEBREEUWS PAGINA 5 VAN 6
Verbondstrouw Het woord ds,x,ä wordt gewoonlijk vertaald met woorden als weldaad, weldadigheid, goedertierenheid, liefde, gunstbewijzen en genade. Een andere benadering gaat uit van de idee dat Israël aan zijn God is gebonden door verbonden; in de Bijbel gaat God voornamelijk op die manier met Israël om. Israëls overwinningen waren beloningen voor het houden van het verbond, zijn afvalligheid was een overtreding van het verbond. Gods ds,x,ä was eigenlijk geen genade maar het trouw zijn aan Zijn verbondsverplichtingen verbondstrouw, een trouw die ook van de Israëlieten werd verwacht. Samen met baj vormt ds,x,ä hier, in Psalm 23, een zelfstandige eenheid door het gebruik van het voegwoord w> dat in zulke gevallen de klinker ' krijgt. Ook in Psalm 63:3 zijn de twee woorden een eenheid, maar dan zonder voegwoord: Want Uw goedertierenheid [^D>s.x;â bajå] is beter dan het leven. De woorden baj en ds,x,ä worden ook als synoniemen gebruikt, zoals bijvoorbeeld in Psalm 136:1: Looft den HEERE, want Hij is goed [baj]; want Zijn goedertierenheid [ADs.x;] is in der eeuwigheid. Terugkeren Het werkwoord ytib.v;w>, en ik keerde, past niet goed in deze zin. De Septuagint heeft hier net als de meeste Nederlandse en maar niet de Naardense Bijbel ik zal verblijven en baseert zich mogelijk op een andere Hebreeuwse lezing van deze consonanten, namelijk ytib.viw>, ik zal blijven/wonen. Het werkwoord is dan een qal ipf. 1cs van het wekwoord bv;y", zitten, blijven, wonen; die vorm komt onder andere voor in Psalm 27:4: Een ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel. De Syrische suggereert nog een andere mogelijke lezing, waarbij een consonant wordt toegevoegd: ytib.v;äy"w>, en ik bleef/woonde. Dit is eveneens het werkwoord bv;y" maar dan in de vorm qal perf. 1cs. Gekoppeld aan het vorige werkwoord in de zin dat een imperfectum is, krijgt deze vorm echter tijd en wijze van het imperfectum en wordt de ook ik zal blijven/wonen. De Psalm eindigt met het hoogtepunt van al de verlangens van de dichter, het is hoger dan al de goederen van de aarde: de gemeenschap met zijn God is, meer dan iets anders, zijn maaltijd en beker, zijn weide en verkwikking en de plaats waar hij van de vijandschap van al zijn onderdrukkers rust. Het wordt uitgesproken in een vertrouwen op God. LEESGROEP BIJBELS HEBREEUWS PAGINA 6 VAN 6