HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

Vergelijkbare documenten
Nota van B&W. Onderwerp Vaststelling Gemeentelijke beleidsregels kwaliteit kinderopvang. Bestuurlijke context. B&W-besluit:

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 49, 50, 51 en 56 van de Wet kinderopvang;

Artikel 2. Inventarisatie van risico s met betrekking tot veiligheid en gezondheid

2. Een pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van:

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 september 2006 b e s l u i t

VERORDENING KWALITEITSREGELS PEUTERSPEELZAALWERK

Tweede Kamer der Staten-Generaal

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen ten aanzien van de kwaliteit van peuterspeelzalen;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 februari 2007, 06jos14047; raadsstuk ;

Besluit van 8 december 2011, houdende vaststelling Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

Kinderopvang 0-4 en peuteropvang

Indien niet voldaan: geen kinderopvang in de zin van de wet. Verwijdering uit landelijk register

Verordening kwaliteitseisen kinderopvang Leeuwarden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verordening kinderopvang gemeente Zeewolde

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Beleidsregels handhaving kwaliteit peuterspeelzaalwerk Gemeente Den Haag 2009

Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang

Beleidsregels kwaliteit kinderopvang

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Kapelle 2017

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

BUITENSCHOOLSE OPVANG

HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

Verordening kinderopvang en peuterspeelzaalwerk Heemskerk

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van); In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Inspectierapport Gastouderbureau De Jonge Wereld (GOB) Iepenlaan GA Groningen Registratienummer

2. Een pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van:

Inspectierapport Solo Bambini (GOB) Nassauplantsoen GG Alphen Registratienummer

Datum en nummer 2 juni VERORDENING KWALITEITSREGELS PEUTERSPEELZALEN 2010

Inspectierapport Kinderdagopvang Ot en Sien (GOB) Oude Rijksweg EA Staphorst Registratienummer

Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. Paragraaf 1. Algemeen. Artikel 1. Definities

Inspectierapport Nanny opvang aan huis (GOB) Agathalaan BP Wouw Registratienummer

Bijlage 1 Afwegingsoverzicht

OPVANG IN STAMGROEPEN

Inspectierapport Welkom-kind Boxtel en omstreken (GOB) Deken Broekmanlaan MB Boxtel Registratienummer

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inspectierapport Gastouderbureau De Hout Haarlem (GOB) Veldhorststraat EP Lisse Registratienummer

Inspectierapport Kinderopvang Thuis B.V. (GOB) Ringbaan-Oost HC Tilburg Registratienummer

Verantwoorde kinderopvang: verdere stappen naar de toekomst convenant kwaliteit kinderopvang 1 september 2004

Inspectierapport Kids & Care Gastouderbureau (GOB) Jachtslot WK Oss Registratienummer

Inspectierapport All Kidz Nederland (GOB) Valeriuslaan BS Roosendaal Registratienummer

Bijlage 2 afwegingsmodel handhaving buitenschoolse opvang.xlsx. 0. Kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van);

AFWEGINGSMODEL HANDHAVING KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZALEN

Inspectierapport Naam (BSO) straat postcode plaats Registratienummer

Inspectierapport Gastouderbureau (GOB) Waterhuizerweg HP Haren Gn Registratienummer

Afwegingsoverzicht Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 januari 1997, nr. JWH/96-266a;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inspectierapport Nanny in Huis (GOB) Schoklandstraat 25 A1 4817AH Breda Registratienummer

Inspectie items Prioriteit Bestuurlijke boete

Inspectierapport (GOB) Raadhuislaan VS Werkendam Registratienummer

Bijlage: Afwegingsoverzicht

De Raad van State gehoord (advies van xxx, nr. xxx);

Inspectierapport Gastouderbureau MiKado (GOB) Buitenerf HL Breda Registratienummer

Afwegingsoverzicht kinderopvang en peuterspeelzaalwerk 2016

Domein Prioriteit Bestuurlijke boete Hoogte dwangsom Grote onderneming

Bijlage 4. (artikel 4, eerste lid, van de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang) Selectieformulier.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van xxx, nr. WJZ/ xxx, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Beleidsregels Kwaliteit kinderopvang Enkhuizen 2005

Domein Prioriteit Bestuurlijke boete Ouders Houder heeft een reglement oudercommissie

Gemeenteraad 2 maart 2010 Gemeenteblad

Inspectierapport Gastouderbureau Samenwijs (GOB) Schoolstraat VH Hilvarenbeek Registratienummer

Nieuwe regels gastouderopvang opgenomen in Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Inspectierapport BUITENgewoon (GOB) Cipresberg DG Roosendaal Registratienummer

Inspectierapport Gastouderbureau inzicht (GOB) Pelmolen PW Niezijl Registratienummer

De gastouder is goed telefonisch bereikbaar Gemiddeld 750,-

Inspectierapport Gastouderbureau Samen Creactief (GOB) Tulpstraat HH St. Willebrord Registratienummer

Wijziging Wet kinderopvang: herziening van het stelsel van gastouderopvang

Inspectierapport Kinderopvang Thuis B.V. (GOB) Ringbaan-Oost HC Tilburg Registratienummer

Beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Korendijk. 1

CVDR. Nr. CVDR28370_1. Verordening kinderopvang Nieuwegein Artikel 1 Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]];

Inspectierapport CGOB De Herberg (GOB) Timmermeesterslaan EL Zwolle Registratienummer

Inspectierapport Gastouderbureau Maatwerk Bemiddeling (GOB) Orinocodreef 20B 3563ST Utrecht Registratienummer

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente De Marne

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Raadsvoorstel. 375 Dienst. Dienst Welzijn, Onderwijs en Cultuur Commissie. Welzijn, Onderwijs en Cultuur Datum. 11 december 2001 Betreft

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inspectierapport Nanny opvang aan huis (GOB) Agathalaan BP Wouw Registratienummer

Inspectierapport Orthopedagogisch Gastouderbureau Groningen (GOB) Donderslaan KP Groningen Registratienummer

Bijlage 1 Afwegingsmodel Handhaving Dagopvang

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Inspectierapport Ninera Kinderopvang aan huis (GOB) Brink BT Deventer Registratienummer

Inspectierapport ViaViela Alblasserwaard (GOB) Admiraal de Ruyterstraat AA Krimpen aan de Lek Registratienummer

Inspectierapport Gastouderbureau De Vlinder (GOB) Hoogstraat EZ Oisterwijk Registratienummer

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Inspectierapport Kinderopvang Aurora (KDV) Dirk Boutsstraat CT Leeuwarden

Inspectierapport POV Kindercentra (kinderopvang 't Blocky) (BSO) Groentelaan AH WATERINGEN

Inspectierapport BSO Bamba (BSO) Skager Rak CZ Veendam Registratienummer

Bijlage 1 Meldingsformulier Peuterspeelzalen gemeente Groningen. Gegevens van de houder (indien houder natuurlijk persoon is):

Transcriptie:

Besluit van houdende eisen met betrekking tot de kwaliteit van kinderopvang (Tijdelijk besluit kwaliteit kinderopvang) Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/KO/2003, gedaan mede namens Onze Staatssecretaris van Financiën en Onze Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Gelet op de artikelen 48, tweede lid, 51, tweede lid, 53, vierde lid, van de Wet basisvoorziening kinderopvang; De Raad van State gehoord (advies van nr. ); Gezien het nader rapport van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/KO/2003/ uitgebracht mede namens Onze Staatssecretaris van Financiën en Onze Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

2 HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN Artikel 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. wet: Wet basisvoorziening kinderopvang; b. dagopvang: kinderopvang, verzorgd door een kindercentrum, gedurende de dag, voor kinderen tot de leeftijd waarop zij het basisonderwijs kunnen volgen; c. buitenschoolse opvang: kinderopvang, verzorgd door een kindercentrum, gedurende de dag, voor kinderen in de leeftijd dat zij naar het basisonderwijs kunnen gaan, waarbij opvang wordt geboden voor of na de dagelijkse schooltijd, alsmede gedurende vrije dagen of middagen en in de schoolvakanties; d. groep: een eenheid die bestaat uit een aantal kinderen met een of meer beroepskrachten; e. OVDB: Stichting Landelijk Orgaan voor het Beroepsonderwijs Gezondheidszorg, Dienstverlening, Welzijn en Sport; f. praktijkopleider: degene die met goed gevolg de opleiding tot praktijkopleider, verzorgd door de OVDB, heeft gevolgd; g. opleidingsbegeleider: degene die een beroepskracht in opleiding begeleidt; h. vraagouder: ouder die kinderopvang vraagt die geboden wordt door een gastouder. HOOFDSTUK 2. KWALITEIT Paragraaf 1. Kindercentra Artikel 2 1. De houder voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen in elk door hem geëxploiteerd kindercentrum zo veel mogelijk is gewaarborgd. 2. De houder legt, voor zover hierin niet wordt voorzien bij of krachtens andere wet- en regelgeving, in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico's de opvang voor kinderen met zich brengt. Deze risico-inventarisatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren en een plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen en binnen welke termijn deze maatregelen zullen worden genomen in verband met de bedoelde risico's en de samenhang daartussen.

3 3. De risico-inventarisatie ten aanzien van de veiligheid van de op te vangen kinderen bevat een lijst van ongevallen waarop de aard en plaats van het ongeval, de leeftijd van het kind, alsmede de datum waarop het ongeval zich heeft voorgedaan wordt geregistreerd. 4. De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij een kindercentrum kennis kunnen nemen van de risico-inventarisatie, bedoeld in het tweede lid. 5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van de inrichting van de risico-inventarisatie. Artikel 3 1. Voor elk kind is minimaal 3,5 m² netto-oppervlakte aan binnenspeelruimte beschikbaar. 2. Voor elk kind is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal 4 m² per kind bedraagt en die voor kinderen bereikbaar is. Artikel 4 1. Bij dagopvang vindt de opvang plaats in vaste groepen in passend ingerichte vaste afzonderlijke ruimtes van het kindercentrum, met dien verstande dat in een groep: a. in de leeftijd tot één jaar gelijktijdig ten hoogste twaalf kinderen aanwezig zijn; b. in de leeftijd tot en met drie jaar gelijktijdig ten hoogste zestien kinderen aanwezig zijn, waaronder ten hoogste acht kinderen in de leeftijd tot één jaar. 2. In afwijking van de aanhef van het eerste lid kan de dagopvang gedurende een of meer periodes op de dag desgewenst in alle voor kinderen toegankelijke en passend ingerichte ruimtes van het kindercentrum plaatsvinden. De onderdelen a en b van het eerste lid zijn in dat geval niet van toepassing. 3. Bij dagopvang bedraagt de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijke aanwezige kinderen ten minste: a. één beroepskracht per vier kinderen in de leeftijd tot één jaar; b. één beroepskracht per vijf kinderen in de leeftijd van één tot twee jaar; c. één beroepskracht per zes kinderen in de leeftijd van twee tot drie jaar;

4 d. één beroepskracht per acht kinderen in de leeftijd van drie tot vier jaar. 4. Het aantal beroepskrachten als bedoeld in het derde lid bij een gemengde leeftijdsgroep wordt bepaald aan de hand van het rekenkundig gemiddelde van de voor de aanwezige leeftijdscategorieën geldende maximale aantallen kinderen. 5. In afwijking van het derde of vierde lid kunnen voor ten hoogste twee uur per dag minder beroepskrachten worden ingezet, met dien verstande dat ten minste de helft van het aantal ingevolge het derde lid vereiste beroepskrachten wordt ingezet. 6. Indien ingevolge het derde, vierde of vijfde lid slechts één beroepskracht in het kindercentrum wordt ingezet, dient ter ondersteuning van deze beroepskracht ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig te zijn. Artikel 5 1. Bij buitenschoolse opvang vindt de opvang in alle voor kinderen toegankelijke en passend ingerichte ruimtes van het kindercentrum plaats. 2. Voor kinderen in de leeftijd van vier tot en met zeven jaar vindt, in afwijking van het eerste lid, de buitenschoolse opvang gedurende een of meerdere vaste periodes op de dag plaats in vaste groepen in vaste afzonderlijke ruimtes. 3. Bij buitenschoolse opvang is per twintig kinderen ten minste een afzonderlijke vaste ruimte beschikbaar. 4. Bij buitenschoolse opvang bedraagt de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aanwezige aantal kinderen ten minste: a. één beroepskracht per tien kinderen in de leeftijd van vier tot en met zeven jaar; b. één beroepskracht per vijftien kinderen in de leeftijd van acht jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. 5. Het aantal beroepskrachten als bedoeld in het vierde lid bij een gemengde leeftijdsgroep in de leeftijd vanaf vier jaar wordt bepaald aan de hand van het rekenkundig gemiddelde van de voor de aanwezige leeftijdscategorieën geldende maximale aantallen kinderen. 6. In afwijking van het vierde of vijfde lid kunnen voor en na de dagelijkse schooltijd alsmede gedurende vrije middagen voor ten hoogste een half uur per dag minder beroepskrachten worden ingezet, met dien verstande dat ten minste de helft van het aantal beroepskrachten wordt ingezet. Op vrije dagen of tijdens de schoolvakanties bedraagt de in de vorige volzin bedoelde afwijkende

5 inzet van beroepskrachten ten hoogste twee uur per dag. 7. Indien ingevolge het vierde, vijfde, zesde lid slechts één beroepskracht in het kindercentrum wordt ingezet, dient ter ondersteuning van deze beroepskracht ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig te zijn. Artikel 6 1. Een beroepskracht in opleiding kan worden belast met de verzorging en opvoeding van kinderen, voor zover: a. het kindercentrum een door de OVDB erkend leerbedrijf is, b. de houder zorgdraagt voor een scholings- en loopbaanbeleid, waarin de opleidingsplaatsen zijn aangegeven en waaruit blijkt wie op welke positie een opleidingsplaats bezet, wie vanuit welke functie als praktijkopleider en wie als opleidingsbegeleider fungeert. 2. De mate waarin een beroepskracht in opleiding kan worden belast met de opvoeding en verzorging van kinderen wordt bepaald aan de hand van een schriftelijk advies van de praktijkopleider en de opleidingsbegeleider. Een zodanig advies wordt door hen gezamenlijk uitgebracht aan de houder. Artikel 7 De houder van een kindercentrum informeert de ouder, voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst, bedoeld in artikel 8, in ieder geval over: a. de plaatsingsprocedure en de leveringsvoorwaarden; b. het te voeren beleid, waaronder het beleid inzake veiligheid en gezondheid alsmede het pedagogische beleid, waarin de voor het kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven; c. de wijze en frequentie van informatie-uitwisseling na de plaatsing van het kind bij het kindercentrum. Artikel 8 1. Kinderopvang geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en een ouder. 2. In de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval opgenomen: a. de soort kinderopvang waarop de overeenkomst betrekking heeft; b. de voor die kinderopvang te betalen prijs per uur;

6 c. de naam, de geboortedatum en het adres van het kind; d. het aantal uren kinderopvang per kind per jaar; e. de duur van de overeenkomst. Paragraaf 2. Gastouderopvang Artikel 9 1. De houder voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen in elke woning waar door zijn tussenkomst gastouderopvang plaatsvindt gewaarborgd is. 2. Artikel 2, tweede, derde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 10 De houder informeert de vraagouder, voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst, bedoeld in artikel 11, tweede lid, in ieder geval over: a. het bemiddelings- of plaatsingbeleid; b. de selectiecriteria voor gastouders; c. de leveringsvoorwaarden; d. het te voeren beleid, waaronder het beleid inzake veiligheid en gezondheid en het pedagogische beleid, waarin de voor het gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven; e. de wijze en frequentie van informatie-uitwisseling na de plaatsing van het kind bij de gastouder. Artikel 11 1. Gastouderopvang geschiedt op basis van schriftelijke overeenkomsten tussen de houder, de vraagouder en de gastouder. 2. In de overeenkomst met de vraagouder wordt in ieder geval opgenomen: a. de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten; b. de naam, de geboortedatum en het adres van het kind; c. het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar; d. de duur van de overeenkomst;

7 e. dat de vraagouder verklaart mee te werken aan de door de houder uit te voeren risico-inventarisatie, indien de opvang in de woning van de vraagouder plaatsvindt. 3. In de overeenkomst tussen de houder en de gastouder wordt in ieder geval opgenomen dat de gastouder verklaart: a. mee te werken aan ondersteunende activiteiten voor en tijdens de plaatsing van kinderen van de vraagouder die de houder ter bevordering van de kwaliteit van de opvang aanbiedt; b. op basis van een vooraf vastgestelde frequentie, mee te werken aan huisbezoeken door personen werkzaam bij het gastouderbureau; c. mee te werken aan de door de houder in de woning van de gastouder uit te voeren risico-inventarisatie, indien de opvang in de woning van de gastouder plaatsvindt. Paragraaf 3. Gemeenschappelijke eisen kindercentra en gastouderopvang Artikel 12 1. Beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie. 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepskwalificatie van beroepskrachten. Artikel 13 1. De administratie van een kindercentrum of een gastouderbureau is zodanig ingericht dat op verzoek: a. van de toezichthouder, bedoeld in artikel 57 van de wet, wordt aangetoond welke kinderen zijn ingeschreven alsmede welke beroepskrachten werkzaam zijn bij het kindercentrum of het gastouderbureau en dat deze personen voldoen aan de voorwaarden die bij of krachtens de wet ten aanzien van de beroepskrachten zijn gesteld, alsmede dat de gastouders voldoen aan de voorwaarden die bij of krachtens de wet ten aanzien van deze personen zijn gesteld; b. van de inspecteur, bedoeld in artikel 1, onder r, van de wet, van het college van burgemeester en wethouders of van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de gegevens worden verstrekt die voor de inspecteur, het college van burgemeester en wethouders of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen noodzakelijk zijn om de juistheid van de gegevens, die in het kader

8 van een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang zijn verstrekt, te kunnen beoordelen en waarover het kindercentrum beschikt ter uitvoering van de met de ouder gesloten overeenkomst dan wel waarover het gastouderbureau beschikt ter uitvoering van de met de vraagouder gesloten overeenkomst. 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de beschikbaarheid van gegevens in het kindercentrum en het gastouderbureau. Paragraaf 4. Kindercentra, gebaseerd op ouderparticipatie Artikel 14 1. De artikelen 6 en 12 zijn niet van toepassing op kindercentra als bedoeld in artikel 53 van de wet. 2. De houder van een kindercentrum als bedoeld in artikel 53 van de wet voert een beleid dat er toe leidt dat de continuïteit van de organisatie is gewaarborgd en draagt bovendien zorg voor een adequaat deskundigheidsniveau van ouders die worden belast met de opvang van kinderen op grond van een vastgelegd beleid ten aanzien van deskundigheidsbevordering van deze personen. HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN Artikel 15 1. Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld. 2. De artikelen van dit besluit vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld. Artikel 16 Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit kwaliteit kinderopvang. Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

9 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (A.J. de Geus) De Staatssecretaris van Financiën, (J.G. Wijn) De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, (C.I.J.M. Ross-van Dorp)