ECLI:NL:GHARN:2012:BW4009

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7476 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2016:3495

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHAMS:2009:BI4930 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6231

ECLI:NL:GHSGR:2008:BH2220

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHARL:2014:10207

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARN:2010:BN9921

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7402

ECLI:NL:GHAMS:2014:3056 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2016:5670

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7473

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHARL:2015:350


ECLI:NL:GHARL:2014:8075

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:3846 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSGR:2007:BB9877 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C05/1318

ECLI:NL:GHSGR:2006:AX1046

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2017:707

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8776 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHSHE:2015:4179

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHLEE:2006:AV4142 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2014:5358 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHSHE:2016:3591

ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ8119 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2018:1825

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer HD /01. arrest van 22 september 2015.

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d.

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

ECLI:NL:GHAMS:2012:BX9259 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2013:10363

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8790 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:300 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2014:649 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBROT:2012:BW0838

ECLI:NL:GHARL:2014:8644 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBAMS:2011:BS8906

ECLI:NL:RBDOR:2007:AZ9713

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:GHSHE:2016:3252

ECLI:NL:GHDHA:2017:1760

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:GHARL:2014:513

ECLI:NL:GHARN:2007:BA9538

ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/01/ / FA RK

Uitspraak. Bijzondere kenmerken Hoger beroep kort geding Inhoudsindicatie Kort geding. Spoedeisend belang. Overeenkomst tot stand gekomen?

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

ECLI:NL:GHAMS:2015:1015 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2017:6623 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2011:BT8672 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823

ECLI:NL:GHARL:2014:6765

ECLI:NL:GHARL:2017:2682

Gerechtshof Leeuwarden, 29 juni 2010; fietser tegen paaltje, ontbreken waarschuwing.

ECLI:NL:GHARL:2014:7155

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Transcriptie:

ECLI:NL:GHARN:2012:BW4009 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 24-04-2012 Datum publicatie 25-04-2012 Zaaknummer 200.083.879/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger beroep Geschil tussen vader en dochter: Van wie is het spaargeld? Hof: bewijslast rust bij vader. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak Arrest d.d. 24 april 2012 Zaaknummer 200.083.879/01 (zaaknummer rechtbank: 169947/ HA ZA 10-474) HET GERECHTSHOF TE ARNHEM Nevenzittingsplaats Leeuwarden Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: [appellante], advocaat: mr. P.H. van Dijck, kantoorhoudende te Haarlem, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats], geïntimeerde,

in eerste aanleg: eiser, hierna te noemen: [geïntimeerde], toevoeging, advocaat: mr. A.C. Mens, kantoorhoudende te Hoofddorp. Het geding in eerste instantie In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 17 maart 2010 door de rechtbank Haarlem, en op 28 april 2010 en 12 januari 2011 door de rechtbank Zwolle-Lelystad. Het geding in hoger beroep Bij exploot van 3 maart 2011 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 12 januari 2011 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 22 maart 2011. De conclusie van de memorie van grieven luidt: "het vonnis door de rechtbank te Zwolle-Lelystad, Sector civiel recht, locatie Zwolle op 12 januari 2011, onder zaak/rolnummer 169947 / HA ZA 10-474 gewezen te vernietigen en opnieuw rechtdoende, alsnog geïntimeerde niet ontvankelijk te verklaren in de door hem ingestelde vordering althans hem die te ontzeggen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding in beide instanties." Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie: "dat het Hof het hoger beroep van appellante afwijst en het vonnis van de Rechtbank te Zwolle- Lelystad op 12 januari 2011 tussen partijen gewezen, zal bevestigen, met veroordeling van appellante in de kosten van de appèlprocedure." Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. De grieven [appellante] heeft 27 als zodanig aangeduide grieven opgeworpen. De beoordeling De feiten 1. Het hof gaat uit van de volgende feiten, die tussen partijen niet in geschil zijn. 1.1. [geïntimeerde] is de vader van [appellante]. In oktober 2008 heeft hij een hartaanval gekregen. Na in verband daarmee in het ziekenhuis opgenomen te zijn geweest, verbleef hij sinds november 2008 in het verzorgingstehuis [verzorgingstehuis] in [woonplaats]. [geïntimeerde] bankierde bij de ING. Op 3 december 2008 heeft [appellante] in aanwezigheid van haar vader bij de Rabobank Zuid- Kennemerland een totaalbedrag van 62.400,00 gestort, waarvan een bedrag van 60.400,00 op het bestaande bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [appellante] en een bedrag van 2.100,00 op het op diezelfde dag geopende rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van

[en/of rekening]. Van die storting is een (kopie) stortingsbewijs afgegeven, waarop is vermeld een specificatie van het aantal en de soort bankbiljetten, de naam en de handtekening van degene die het geld heeft geteld en de naam en de handtekening van degene die heeft gecontroleerd. Een kopie van dat stortingsbewijs is als productie D bij de antwoordakte na comparitie door [appellante] overgelegd. 1.2. Als productie 1 bij de inleidende dagvaarding is overgelegd een e-mail van [appellante] aan haar vader van 2 maart 2009 met de volgende inhoud: 'Hi Pa, Bijgaand een overzicht van rekeningen. Internet bonus sparen is van [naam] rijbewijs. Rekening Omschrijving Ten name van Saldo [rekeningnummer] Rabo totaalpakket [naam] 66.976,01 [rekeningnummer] Rabo betaalpakket [en/of rekening] 2.090,80 [rekeningnummer] Internetbonussparen [naam] 842,49 [rekeningnummer] EUR - Rabo totaalpakket - [naam] Rekeningdetails Bestedingsruimte wijzigen Datum Saldo Bestedingsruimte 02-03-2009 66.976,01 66.976,01 Rentedatum Code Tegenrekening Naam/Omschrijving bedrag 02-03-2009 ma [rekeningnummer] ALLIANZ NED LEVENSVERZEK af 49,00 BETALINGSKENM' 1.3. [geïntimeerde] geniet sinds zijn 65e jaar een AOW uitkering van thans 523,87 per maand, een WUBO-uitkering van 657,10 per maand en een Canadees pensioen. Blijkens een Inkomensverklaring IB60 betreffende het belastingjaar 2005 heeft [appellante] als inkomen een bedrag van 79.612,00 opgegeven. Blijkens een jaaropgaaf 2006 van Axa Verzekeringen N.V. heeft [appellante] in 2006 een loon genoten van 73.552,00 bruto. Blijkens een salarisspecificatie van [werkgever ] van december 2008 is [appellante] sedert 1 juni 2007 bij [werkgever ] in dienst en genoot zij een bruto maandsalaris van 4.172,16. Het geschil en de beslissing in eerste aanleg 2. [geïntimeerde] vordert betaling van een bedrag van 60.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2009. Hij legt daaraan ten grondslag, kort weergegeven, dat dit zijn spaargeld is en dat zijn dochter [dochter] zich dit bedrag heeft toegeëigend door dit in strijd met de met hem gemaakte afspraken op haar eigen bankrekening te storten. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering van [geïntimeerde] toegewezen. De grieven 3. De grieven stellen de toewijsbaarheid van de vordering van [geïntimeerde] aan de orde en lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.

4. Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag wiens spaargeld ten bedrage van 60.400,00 op 3 december 2008 door [appellante] is gestort bij de Rabobank Zuid-Kennemerland op de onder 1.1. vermelde rekeningnummers: van [geïntimeerde] of van zijn dochter [appellante]? Van die storting is een stortingsbewijs afgegeven, waarvan in eerste aanleg door [appellante] een niet goed leesbare kopie als productie is overgelegd. 5. Volgens [geïntimeerde] was het gestorte geldbedrag het geld dat hij in de loop der jaren had gespaard. Hij had dat gespaarde geld niet op een bankrekening gezet, maar bewaarde dat aanvankelijk thuis in een geldkistje. Later heeft hij zijn spaargeld voor een groot gedeelte in een bij de ING bank aangehouden kluisje gedeponeerd. Volgens [geïntimeerde] heeft hij met zijn dochter [dochter] afgesproken dat hij zijn spaargeld - 62.400,00 in totaal - op een gezamenlijke rekening ten name van [geïntimeerde] en [appellante] zou storten en dat, indien hem iets zou overkomen, zijn dochter [dochter] van dat geld de begrafeniskosten zou betalen en het restant zou delen met de andere kinderen. [geïntimeerde] betoogt in appel (memorie van antwoord sub 25.) dat hij op 3 december 2008 samen met zijn dochter [dochter] naar zijn kluisje bij de ING bank is gegaan, dat hij daar het spaargeld heeft opgehaald, dat hij vervolgens samen met zijn dochter [appellante] het geld naar de Rabobank in Bloemendaal heeft gebracht waar het geld is geteld en vervolgens op de bewuste bankrekeningen is gestort. Ten bewijze van het bezoek aan de kluis op 3 december 2008 heeft hij als productie 9 bij memorie van antwoord een kopie van de handtekeningenkaart ter zake van een door hem gehuurd safeloket overgelegd, waarop een bezoek aan het safeloket staat vermeld op 3 december 2008 om 13.42 uur, en dat is voorzien van een handtekening van de bezoeker. Het stortingsbewijs is vervolgens ook getekend door [geïntimeerde]. In strijd met de gemaakte afspraak blijkt [appellante] slechts een bedrag van 2.100,00 van zijn spaargeld op een gezamenlijke rekening te hebben gestort, terwijl zij het restant van het spaargeld van [geïntimeerde], 60.400,00, op haar eigen rekening heeft gestort. Daarop aangesproken weigert [appellante] het spaargeld van haar vader aan hem terug te geven. 6. [appellante] betwist dat het bedrag van 62.400,00 het spaargeld van haar vader is. Zij stelt dat het op 3 december 2008 op bankrekening [rekeningnummer] ( 60.400,00) en op bankrekening [rekeningnummer] ( 2.100,00) gestorte geldbedrag haar eigen spaargeld is. Het gaat daarbij om de opbrengst uit de verkoop van juwelen, een premie van 39.500,00 die zij in 2007 uit hoofde van een met ING getroffen schikking heeft ontvangen en inkomsten uit verhuur van het pand aan [adres]. Verder wijst [appellante] op haar overige inkomensgegevens ten betoge dat zij een bedrag van 62.400,00 heeft kunnen sparen. [appellante] betoogt dat zij haar vader op 3 december 2008 heeft meegenomen naar de Rabobank in [plaats] zodat hij 'er eens tussenuit' was en dat zij van het door haar gespaarde geld een bedrag van 60.400,00 op haar eigen bankrekening heeft gestort en een bedrag van 2.100,00 op een door haar ten behoeve van haar vader geopende gezamenlijke (en/of) rekening. Dat laatste heeft zij gedaan, aldus [appellante], omdat zij, gelet op zijn lage inkomen, heeft gemeend haar vader financieel te moeten ondersteunen. 7. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [appellante] volgt uit de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) dat in beginsel op [geïntimeerde] de last rust zijn stelling te bewijzen dat zijn dochter [dochter] op 3 december 2008 eigenmachtig, in strijd met de gemaakte afspraak, zijn spaargeld ten bedrage van 60.400,00 op haar eigen Rabo bankrekening ([rekeningnummer]) heeft gestort. Dat bewijs is ook nodig, want dat volgt nog niet - ook niet voorshands behoudens tegenbewijs - uit de enkele schriftelijke verklaringen van [betrokkene 1] van 23 maart 2010 en van [betrokkene 2] van 18 december 2009, waarvan de juistheid door [appellante] gemotiveerd is bestreden. Het bewijs is evenmin reeds geleverd door de enkele omstandigheid dat [geïntimeerde], zoals hij betoogt, over voldoende inkomsten beschikte om een bedrag van

62.400,00 te kunnen sparen, terwijl evenmin op voorhand kan worden aangenomen dat het inkomen van zijn dochter zodanig laag is geweest dat zij dat bedrag niet zou hebben kunnen sparen. Ook volgt de juistheid van [geïntimeerde] stellingen nog niet uit de door hem als productie 9 bij akte houdende overlegging producties met toelichting van 29 juni 2010 overgelegde 'bewijsstukken van contante geldopnamen over de afgelopen jaren'. Terecht merkt [appellante] ter zake van die stukken op dat een groot aantal geldopnamen blijkt te zijn gedaan ná 3 december 2008, terwijl veel van deze geldopnamen ook niet aanstonds op [geïntimeerde] zijn terug te voeren bij gebreke van een naam of vermelding van een aan [geïntimeerde] toebehorend bankrekeningnummer. [geïntimeerde] heeft verder als productie 1 bij akte houdende overlegging producties met toelichting van 29 juni 2010 een 'specificatie' van zijn spaargeld overgelegd, bestaande uit, zo begrijpt het hof, een kopie van een envelop waarop door [appellante] bedragen zouden zijn geschreven. Een envelop is echter niet overgelegd, terwijl zonder nadere uitleg, die niet wordt gegeven, in het geschrevene geen duidelijke specificatie van het spaargeld van [geïntimeerde] valt te ontwaren. Maar ook indien dat wel het geval zou zijn, volgt daaruit op zichzelf nog niet het bewijs van de stelling dat het spaargeld van [geïntimeerde] is gestort. 8. Hoewel [geïntimeerde] in hoger beroep geen, laat staan een voldoende gespecificeerd, bewijsaanbod heeft gedaan, vindt het hof aanleiding hem ambtshalve tot het bewijs van zijn onder 7. vermelde stellingen toe te laten. Slaagt hij daarin, dan volgt daaruit dat zijn dochter [appellante] onrechtmatig heeft gehandeld door zich op 3 december 2008 eigenmachtig, zonder zijn toestemming, het spaargeld van [geïntimeerde] ten bedrage van 60.400,00 toe te eigenen door storting op haar bankrekening. In dat geval volgt bekrachtiging van het bestreden vonnis. Indien [geïntimeerde] niet slaagt in voormeld bewijs, realiseert zich het bewijsrisico en volgt vernietiging van het vonnis en, opnieuw recht doende, afwijzing van de vordering. 9. Indien [geïntimeerde] bewijs wenst te leveren door middel van het horen van getuigen, dient [appellante] uiterlijk veertien dagen voorafgaande aan de dag van het getuigenverhoor een goed leesbaar exemplaar van het stortingsbewijs van 3 december 2008 aan het hof en aan de wederpartij toe te zenden. 10. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan. De beslissing Het gerechtshof: draagt [geïntimeerde] op te bewijzen dat zijn dochter [appellante] op 3 december 2008 eigenmachtig, zonder zijn toestemming en in strijd met de gemaakte afspraak, zijn spaargeld ten bedrage van 60.400,00 op haar bankrekening heeft gestort; bepaalt voor zover [geïntimeerde] het bewijs zou willen leveren door middel van getuigen dat het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nog nader te bepalen dag en uur voor mr. R.A. van der Pol, hiertoe tot raadsheer commissaris benoemd; verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 22 mei 2012 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n), voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen; verstaat dat de advocaat van [geïntimeerde] uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor zal

plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van [appellante] alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk één week voor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen; draagt (de advocaat van) [appellante] op om uiterlijk veertien dagen voorafgaand aan de datum waarop het getuigenverhoor zal plaatsvinden een goed leesbaar exemplaar van het stortingsbewijs van 3 december 2008 aan het hof en aan de wederpartij te doen toekomen; houdt iedere verdere beslissing aan. Aldus gewezen door mrs. K.M. Makkinga, voorzitter, M.M.A. Wind en R.A. van der Pol en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 april 2012 in bijzijn van de griffier.