Om uniformiteit in de werkwijze te bevorderen zijn de bekendste kostensoorten in deze beleidsregels nader omschreven.

Vergelijkbare documenten
Beleidsregel draagkracht bijzondere bijstand, gemeente Amersfoort

I-SZ/2015/1803. Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid - Algemene bepalingen 2015

Overwegende dat de Beleidsregels bijzondere bijstand 2014 door de invoering van de Participatiewet aanpassing behoeven;

Artikel 3. Draagkracht Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht van de belanghebbende en zijn gezin.

Beleidsregels bijzondere bijstand 2017 (gemeente Steenbergen)

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Noordoostpolder 2015

Zundertse Regelgeving

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Goeree-Overflakkee

Beleidsregels bijzondere bijstand 2015 Gemeente Steenbergen

Beleidsregels bijzondere bijstand 2014

besluit vast te stellen de Verordening bijzondere bijstand 2015 gemeente Heerde.

Algemene uitgangspunten bijzondere bijstandsbeleid ISD Bollenstreek

B e s l u i t: Vast te stellen de Beleidsregels bijzondere bijstand zorg en minimabeleid gemeente Aalten.

Beleidsregels bijzondere bijstand en activeringsregeling volwassenen en kinderen gemeente Tholen

B&W-nr.: d.d Wijziging Beleidsregels Bijzondere Bijstand

Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Schouwen-Duiveland 2016

Informatieblad bijzondere bijstand voor inwoners van Krimpen aan den IJssel

Beleidsregels Compensatieregeling Schoonmaakondersteuning WMO

Beleidsregels bijzondere bijstand GEMEENTE WADDINXVEEN BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND

BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND EN AMSTELVEENPAS GEMEENTE AMSTELVEEN. HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1. Begripsomschrijving.

- vast te stellen de beleidsregel bijzondere bijstand 2015 (Participatiewet); - en tegelijk in te trekken de huidige beleidsregel bijzondere bijstand

CVDR. Nr. CVDR466900_1. Beleidsregels bijzondere bijstand Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Beleidsregels aanvraagtermijn, drempel en draagkracht bijzondere bijstand

Beleidsregels Armoedebeleid gemeente Aalten vast te stellen de Beleidsregels Armoedebeleid gemeente Aalten 2018.

Beleidsregels Armoedebeleid gemeente Aalten 2016

Uitvoeringsregels bijzondere bijstand ISD Bollenstreek 2016

Beleidsregels Draagkracht Minimaregelingen Gemeente Boxtel en Gemeente Haaren Participatiewet

wordt de draagkracht berekend over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden; Vast te stellen: de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Wierden 2017.

De gemeente Hulst hanteert geen drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 lid 2 WWB.

Afdeling Samenleving Richtlijn 565 Ingangsdatum: DRAAGKRACHTBEREKENING

Beleidsregels bijzondere bijstand WIHW 2016

Beleidsregels bijzondere bijstand en Amstelveenpas gemeente Amstelveen.

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem houdende Beleidsregels Bijzondere Bijstand

Verordening individuele bijzondere bijstand RSDHW 2015

Uitvoeringsregels bijzondere bijstand ISD Bollenstreek 2016

GEMEENTELIJK BESLUIT BIJZONDERE BIJSTAND WWB

Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten

- Intrekking van publicatie GB op 7 april Gemeenteblad Nijmegen. Jaartal / nummer 2011 / 042

Beleidsregels bijzondere bijstand en Amstelveenpas gemeente Amstelveen

Beleidsregels Draagkracht bijzondere bijstand Gemeente Boxtel Participatiewet

Beleidsregels bijzondere bijstand, kindregeling en maatschappelijke participatie Purmerend 2018

Beleidsregels leenbijstand Participatiewet 2016

Richtlijnen bijzondere bijstand gemeente Utrecht 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden; Vast te stellen: de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Wierden 2013.

Toelichting per artikel beleidsregels Bijzondere Bijstand Medemblik 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen; Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid De Ronde Venen 2019

Versie 2.4. BELEIDSREGELS TEGEMOETKOMING ONDERSTEUNINGSFONDS CHRONISCH ZIEKEN EN GEHANDICAPTEN 2015 Gemeente Breda

GEMEENTE SCHERPENZEEL

b. WTOS: de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

TOELICHTING BELEIDSREGEL BIJZONDERE BIJSTAND DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN EN OVERIGE INRICHTINGSKOSTEN GEMEENTE ZWOLLE 2018

GEMEENTE UTRECHT: Richtlijnen bijzondere bijstand Utrecht

Collectieve zorgverzekering. Informatieblad bijzondere bijstand voor inwoners van Zuidplas (Bij de brochure bijzondere bijstand)

Artikel 4 Draagkracht verstrekkingen op grond van hoofdstuk 4

besluit BenW Burgemeester en wethouders van L a n d g r a a f ; b e s l u i t e n :

Informatieblad bijzondere bijstand voor inwoners van Zuidplas

Beleidsregels bijzondere bijstand 2015 Middelburg, Veere en Vlissingen

Nota bijzondere bijstand Wet werk en bijstand 2006

ALGEMENE TOELICHTING (Toeslagenverordening WWB 2012-A)

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Beek 2018

GEMEENTEBLAD. Nr Nadere regel bijzondere bijstand Hoofdstuk 1. Begrippen

Beleidsregels woonkostentoeslag gemeente Krimpen aan den IJssel. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

AANVULLENDE (EXTRA) ZIEKTEKOSTENVERZEKERING AVX EN TAND-G-PAKKET

Vast te stellen de gewijzigde invulling van richtlijn B093 - Suppletie GKB-lening

MEMO. Lokaal. Geachte raad,

Beleidsregel overbruggingsuitkering Wet werk en bijstand

Richtlijnen bijzondere bijstand gemeente Utrecht de artikelen 5,11,12,13,14,15,16,18,35,49 van de Participatiewet;

Sint nthonis. Beleidsregels leenbijstand WWB 2Ol4. r-szl2ol4/t7t

Beleidsregels Draagkracht Minimaregelingen Gemeente Boxtel Participatiewet

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Beleidsregels compensatie alleenstaande ouderkop Heemstede 2016

Artikelsgewijze toelichting op de Toeslagenverordening WWB ISD Bollenstreek 2012

Voorliggende voorzieningen

Beleidsregels alleenstaande-ouderkop 2016 IGSD Steenwijkerland/Westerveld.

Aanleiding. Bevoegdheid college

Toelichting bij de Beleidsregel bijzondere bijstand

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard;

Uitvoeringsregels Individuele Bijzondere bijstand ISD BOL 2018

Toelichting bij de Beleidsregel bijzondere bijstand

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

nr Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet investeren in jongeren

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Opsterland van 18 december 2012

Beleidsregels bijzondere bijstand 2015 gemeente Velsen

Het dagelijks bestuur van WIHW; Gelezen het advies van de Regionale Cliëntenraad WIHW;

Onderwerp Beleidsregels bijzondere bijstand: lening duurzame gebruiksgoederen en drempelbedrag.

Beleidsregels tegemoetkoming bijzondere kosten

Beleidsregel bijzondere bijstand (oktober 2009)

gelet op artikel 4 en artikel 5 van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilversum 2015 besluiten:

Citeertitel Beleidsregels Bijzondere Bijstand Weesp 2018

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen ten aanzien van de bijzondere bijstand

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Gilze en Rijen (september 2017)

Uitvoeringsregels Individuele Bijzondere bijstand ISD BOL 2019

Verordening eigen bijdrage Maatschappelijke opvang en Vrouwenopvang gemeente s- Hertogenbosch 2014.

Richtlijnen bijzondere bijstand

Artikel 7 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012-A.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen ten aanzien van de bijzondere bijstand Gemeente Grootegast

Beleidsregels alleenstaande ouders De Friese Meren. de Beleidsregels alleenstaande ouders De Friese Meren vast te stellen:

Lid 2: De begrippen die niet zijn omschreven in de WWB of Awb, of die verduidelijkt moeten worden, zijn in het tweede lid omschreven.

Beleidsregels bijzondere bijstand 2015 Middelburg, Veere en Vlissingen

Transcriptie:

Artikelsgewijze toelichting Hoofdstuk 1. Begrippen Artikel 1. Begripsbepalingen Hierbij wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen van de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht. Hoofdstuk 2. Algemeen Artikel 2. Bijzondere kosten Het maatwerkprincipe geldt, hetgeen betekent, dat uit de bijzondere individuele omstandigheden de noodzaak van de kosten moet blijken en dat in elke specifieke situatie een zorgvuldige afweging gemaakt dient te worden, rekening houdende met de individuele omstandigheden van de belanghebbende. 1. Een vergoeding in de kosten kan niet op andere wijze worden verkregen. In verband met het uitgangspunt dat de Participatiewet als sluitstuk van ons sociaal zekerheidstelsel fungeert, speelt het begrip voorliggende voorziening een bepalende rol. Artikel 15 van de wet bepaalt, dat geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot de kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. In het geval artikel 15 van de wet toewijzing van bijstand in de weg staat, wordt niet meer toegekomen aan een toetsing aan artikel 35 van de wet. 2. De kosten moeten zich daadwerkelijk voor doen. 3. De kosten moeten bijzonder zijn. De bijzondere individuele situatie van de belanghebbende en/of zijn gezin bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt. 4. De kosten moeten noodzakelijk zijn. Het is alleen mogelijk bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter onderscheiding van wenselijke kosten. 5. De kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald. 6. De hoogte van de vergoeding dient passend te zijn. Door het aanvullende karakter en de vangnetfunctie van de Participatiewet ligt ook het niveau van de voor bijstandsverlening vatbare bijzondere voorzieningen op het niveau van het minimum. Dit wil zeggen, dat de meest goedkope en eenvoudige voorziening die een adequaat noodzakelijke oplossing biedt, als passend en toereikend wordt geacht. Om uniformiteit in de werkwijze te bevorderen zijn de bekendste kostensoorten in deze beleidsregels nader omschreven. Artikel 3. Draagkracht De bijzondere bijstand is niet alleen voor bijstandsgerechtigden. Bijzondere bijstand is toegankelijk voor iedereen met een laag inkomen. Bepalend is de draagkracht van de belanghebbende(n), waarbij het inkomen met de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt vergeleken. Bij geen of slechts een beperkte draagkracht, kan aanspraak op bijzondere bijstand bestaan voor specifieke kosten, die niet uit het reguliere inkomen of uit de algemene bijstand kunnen worden voldaan. De bijzondere noodzakelijke kosten moeten de draagkracht te boven gaan. Volledigheidshalve wordt nog vermeld, dat de algemene voorwaarden voor het recht op bijstand onverkort van toepassing zijn en dat de belanghebbende moet voldoen aan de algemene voorwaarden om überhaupt recht te hebben op bijzondere bijstand. De algemene voorwaarden staan in de artikelen 11 t/m 16 van de Participatiewet vermeld. Artikel 4. Vaststelling van de draagkracht De middelen zoals genoemd in de artikelen 31 t/m 34 van de wet worden bij de vaststelling van de draagkracht aanmerking genomen. Daarbij zijn de vrijlatingen zoals die gelden bij de algemene bijstand niet zonder meer van toepassing voor de bijzondere bijstand. 1

Met lid 2 wordt voor het inkomensbegrip zoveel mogelijk aangesloten bij de algemene bijstand. Een uitzondering hierop is bij kosten waarvoor de vergoedingen, tegemoetkomingen of verstrekkingen zijn bedoeld, en in welke kosten bijzondere bijstand wordt verleend. Bijvoorbeeld bij de hoogte van een woonkostentoeslag wordt rekening gehouden met een eventuele huurtoeslag of eigen woningbijdrage (oude premieregelingen). Het vermogen, voor zover dat de grens van het vrij te laten bescheiden vermogen niet te boven gaat, wordt buiten beschouwing gelaten. Een uitzondering hierop is bij de verstrekking van een overbruggingsuitkering. Hier worden wel alle beschikbare financiële middelen in ogenschouw genomen. Ook bij de kosten als bedoeld in artikel 19 wordt het vrij te laten bescheiden vermogen in aanmerking genomen. Bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn (inboedel), dan wel gelet op de omstandigheden van persoon en gezin noodzakelijk zijn, blijven eveneens buiten beschouwing. Vermogen in de eigen woning wordt niet zonder meer vrijgelaten. Het vermogen inclusief de overwaarde in de eigen woning dient, voor zover dat meer bedraagt dan de normen als vermeld in artikel 34, lid 3, van de wet, eerst te worden aangewend voor de betaling van de bijzondere noodzakelijke kosten. De individuele inkomenstoeslag wordt alleen tot de draagkracht gerekend als bij de aanvraag om bijzondere bijstand voor inrichtingskosten dan wel voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen zoals genoemd in artikel 51 van de wet, aanspraak op individuele inkomenstoeslag kan worden gemaakt. De individuele inkomenstoeslag is er namelijk voor huishoudens die al meerdere jaren moeten rondkomen van een minimuminkomen en daardoor moeilijk kunnen reserveren voor onverwachte uitgaven zoals duurzame gebruiksgoederen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de beleidsruimte die artikel 35 van de wet biedt. De Centrale Raad van Beroep heeft uitspraken gedaan over draagkracht in relatie tot beslag op de uitkering. Deze uitspraken komen er op neer, dat als op (een deel van) het inkomen van de belanghebbende executoriaal beslag is gelegd, waardoor hij over dat (deel van het) inkomen geen feitelijke bestedingmogelijkheid heeft, noch beschikkingsbevoegd is, noch een mogelijkheid heeft om het hem uit te laten betalen, het college bij de berekening van de draagkracht in het kader van de bijzondere bijstand met dat (deel van het) inkomen geen rekening mag houden. Dit betekent, dat als sprake is van executoriaal beslag op het inkomen, of als de klant is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), hiermee rekening moet worden gehouden bij de berekening van de draagkracht. In dergelijke situaties dient dan ook te worden uitgegaan van het inkomen dat resteert na het beslag. Dit betekent weer niet zonder meer, dat er in dergelijke situaties geen draagkracht is. Bij de berekening van de beslagvrije voet wordt door de bewindvoerder / deurwaarder namelijk uitgegaan van de toepasselijke volledige bijstandsnorm en niet van de eventueel lagere toepasselijke kostendelersnorm. Bij personen die in een minnelijk traject van schuldhulpverlening zitten zoals bij de Kredietbank West-Brabant, dient hetzelfde beleid als bij beslag op de uitkering en toelating tot de Wsnp te worden toegepast. Bij een minnelijke regeling is er eveneens sprake van een problematische schuldensituatie. Mensen die hun best doen om via het minnelijk traject van hun schulden af te komen, moeten niet nadeliger uit zijn dan mensen die (soms door eigen toedoen) in het wettelijk traject terecht zijn gekomen. Wel moet worden beoordeeld, of het traject goed verloopt en de belanghebbende zich aan de afspraken houdt. Bij directe verrekening van de huur- en/of zorgtoeslag door de Belastingdienst en voor wat betreft de opslag bij de inhouding van de bestuursrechtelijke premie voor de zorgverzekering door het Zorginstituut Nederland geldt eveneens dat de belanghebbende niet redelijkerwijs kan beschikken over dat (deel van het) inkomen. In alle gevallen dient te worden beoordeeld, of de behoefte aan bijstand is ontstaan door een tekortschietend besef voor de verantwoordelijkheden van het bestaand. Zie verder hiervoor de toelichting bij artikel 11, onder 2. Artikel 5. Draagkrachtruimte en draagkrachtpercentage Bij het verstrekken van bijzondere bijstand moet rekening worden gehouden met de draagkracht van de belanghebbende. Het college kan bepalen welk deel van het vermogen en inkomen boven de bijstandsnorm bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen (artikel 35, lid 1, van de wet). Voor zover het inkomen meer bedraagt dan 120 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, dient het verschil te worden aangewend voor de betaling van de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Voor zover deze kosten niet voldaan kunnen worden uit de aanwezige draagkracht, bestaat aanspraak op bijzondere bijstand. 2

Toeslagen op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), zoals zorg- of huurtoeslag, zijn inkomensafhankelijk. Naar mate het inkomen stijgt, daalt de toeslag. Bij bepaling van de draagkrachtruimte wordt hiermee rekening gehouden. Ter beperking van deze armoedeval is bij een inkomen tot 120 % van de geldende bijstandsnorm het percentage van de draagkrachtruimte op nihil gesteld. Bij (aanvullende) bijzondere bijstand in levensonderhoud voor jongeren als bedoeld in artikel 13, woonlasten en inrichtingskosten alsmede bij kosten van beschermingsbewind, mentorschap en curatele geldt, dat er sprake is van draagkracht, zodra de toepasselijke bijstandsnorm wordt overschreden. Met betrekking tot de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen worden de bepalingen in het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 eveneens in acht genomen. Met betrekking tot de categoriale bijstand ten behoeve van een van beide collectieve zorgverzekeringen zoals omschreven in hoofdstuk 9, is de inkomensgrens gemaximeerd op 120 % van de geldende bijstandsnorm. Artikel 6. Draagkrachtperiode Bij het vaststellen van de draagkracht ten behoeve van een aanvraag voor incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht op basis van 12 maanden berekend. De berekende draagkracht wordt vervolgens in mindering gebracht op de bijzondere noodzakelijke kosten. Bij het vaststellen van de draagkracht ten behoeve van een aanvraag voor periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht eveneens op basis van 12 maanden berekend en uitgesmeerd over het aantal maanden waarop de verstrekking betrekking heeft, uiteraard met een maximum van 12 maanden. Deze uitgesmeerde draagkracht wordt vervolgens maandelijks in mindering gebracht op de bijzondere noodzakelijke kosten. In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast. Indien zich echter in de loop van de vastgestelde draagkrachtperiode ontwikkelingen voordoen, die van zodanig belangrijke aard zijn, dat hieraan niet kan worden voorbijgegaan (zoals het wegvallen dan wel het ontstaan van inkomstenbronnen) kan tussentijds herziening plaatsvinden voor het resterende deel van de draagkrachtperiode. In ieder geval is een wijziging van de draagkracht aan de orde bij een inkomensdaling/stijging van 10 % of meer alsmede bij een wijziging in de hoogte van de bijzondere noodzakelijke kosten. Artikel 7. Vaststellen maandinkomen Indien ten tijde van de aanvraag vaststaat dat de financiële omstandigheden van de belanghebbende(n) binnen de draagkrachtperiode aanmerkelijk zullen veranderen (zie de toelichting bij het vorige artikel), wordt de draagkracht in de loop van het draagkrachtjaar dienovereenkomstig aangepast. Artikel 8. Drempelbedrag Op grond van de wet is het mogelijk om voor bijzondere bijstand een drempelbedrag in te stellen. Om de drempel voor de klanten zo laag mogelijk te maken, geldt geen drempelbedrag in welke vorm dan ook. Artikel 9. Tijdstip van aanvragen Bijzondere bijstand kan met terugwerkende kracht worden verleend. De bijstand moet wel worden aangevraagd binnen 6 maanden na de datum waarop de (eerste) kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Kosten welke langer dan 6 maanden geleden zijn gemaakt, komen niet meer voor bijstand in aanmerking. Een factuur of ander bewijsstuk waaruit de datum en hoogte van de kosten blijken, moet worden overgelegd. Bijstandverlening met terugwerkende kracht vermindert het niet-gebruik van de bijzondere bijstand. Het voorkomt ook het onnodig meerdere malen aanvragen voor kleine bedragen: de klant kan nota's opsparen. Uitzondering op deze beleidslijn is de verlening van bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten alsmede duurzame gebruiksgoederen. Hiervoor moet de belanghebbende wel vooraf een aanvraag indienen. De reden hiervan is, dat het niet mogelijk is achteraf de noodzaak van de hieraan verbonden kosten vast te stellen. Onder verhuiskosten worden in dit verband verstaan de kosten van transport van de inboedel. Onder inrichtingskosten vallen de kosten van stoffering als vloerbedekking, gordijnen, huishoudelijke spullen niet vallend onder duurzame gebruiksgoederen, e.d. De kosten van eerste maand huur, administratiekosten en eventueel een waarborgsom vallen hier niet onder. 3

De verlening van individuele inkomenstoeslag of individuele studietoeslag over voorgaande jaren is uitgesloten. Deelname aan een van beide collectieve zorgverzekeringen kan slechts per 1 januari van het komende jaar. Voor bijzondere bijstand in levensonderhoud aan jong meerderjarigen als bedoeld in artikel 13 van deze beleidsregels geldt, analoog aan het bepaalde in artikel 41 en artikel 44 van de wet voor het aanvragen van algemene bijstand door jongeren tot 27 jaar, een wachtperiode van vier weken voordat de bijstand kan worden aangevraagd. Artikel 10. Termijn periodieke bijstand Uit oogpunt van klantvriendelijkheid alsmede administratieve lastenverlichting is bij periodieke bijzondere bijstand de termijn van bijstandsverlening gekoppeld aan de duur van de voorziening waarvoor bijstand wordt verstrekt, uiteraard voor zover en zolang noodzakelijk. Dit geldt ook bij een periode langer dan 12 maanden. Hiermee wordt voor de belanghebbende de jaarlijkse rompslomp van een nieuwe aanvraag voorkomen. Wel dient ter beoordeling van de rechtmatigheid van de verstrekking bij een periode langer dan 12 maanden jaarlijks een toets op de nog aanwezige noodzaak van de kosten en de hoogte hiervan, het inkomen en vermogen alsmede naar de woon- of leefsituatie plaats te vinden. Dit kan daar waar mogelijk met behulp van langs geautomatiseerde weg verkregen informatie geschieden. Voorts dient te worden nagegaan of er inmiddels geen recht op vergoeding uit andere hoofde is ontstaan (bijvoorbeeld door wijziging in wet- en regelgeving). Bij woonkostentoeslag kunnen afwijkende termijnen worden gehanteerd, welke beter aansluiten bij aanpalende wetgeving. Artikel 11. Vorm van de bijstand Wanneer de belanghebbende niet over voldoende middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, kan bijstand worden verleend. Hieruit vloeit voort, dat de bijstand in principe om niet wordt verstrekt. Dit sluit niet uit, dat in bepaalde gevallen de bijstand in de vorm van een geldlening kan worden verstrekt of kan worden teruggevorderd. Dit geldt zowel voor algemene als bijzondere bijstand. In de wet is geregeld wanneer de bijstand kan worden verleend in de vorm van een geldlening, namelijk als: 1. Redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien (artikel 48, lid 2, sub a, van de wet). Er zijn situaties waarin de belanghebbende feitelijk over voldoende middelen (inkomen dan wel vermogen) beschikt of gaat beschikken, terwijl hij het geld nog niet in handen heeft. De aanspraak op deze middelen moet voldoende aannemelijk zijn. Als die aanspraak voldoende vast staat, kan de bijstand in de vorm van een geldlening worden verleend, mits aan het tweede element wordt voldaan. De middelen moeten op korte termijn beschikbaar komen. De duur van de termijn is niet wettelijk vastgelegd. Uitgegaan wordt van een termijn van maximaal 12 maanden. Als aan een van de twee genoemde elementen niet wordt voldaan, kan geen bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt. Bijstandsverlening vindt dan volgens de hoofdregel in artikel 48, lid 1, van de wet om niet plaats. Mocht er achteraf alsnog sprake zijn van middelen die betrekking hebben op de periode waarin bijstand is verleend, dan kan de bijstand op grond van artikel 58, lid 2, sub f, van de wet worden teruggevorderd. 2. De noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 48, lid 2, sub b, van de wet). Als de noodzaak tot bijstandsverlening is ontstaan door verwijtbaar handelen of nalaten van de belanghebbende, wordt de bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt. Van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid is over het algemeen sprake als de belanghebbende zichzelf door eigen toedoen in bijstandsbehoevende omstandigheden brengt. Hierbij kan worden gedacht aan het niet aanvragen van een voorliggende voorziening, terwijl de mogelijkheid daartoe inmiddels is verstreken. In dat geval wordt de incidentele bijzondere bijstand in de vorm van een lening verstrekt. Bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid behoort, naast het verstrekken van bijstand in de vorm van een geldlening, ook het geheel of gedeeltelijk weigeren van de uitkering in de vorm van een maatregel (artikel 18 van de wet). 3. De aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft (artikel 48, lid 2, sub c, van de wet). In verschillende situaties kan het voorkomen, dat de belanghebbende een waarborgsom moet voldoen, 4

zoals bij het betrekken van nieuwe woonruimte. Omdat de waarborgsom over het algemeen weer zal worden terugbetaald aan de belanghebbende, wordt de bijstand verstrekt in de vorm van een lening. 4. Het bijstand betreft ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast (artikel 48, lid 2, sub d, van de wet). Op grond van artikel 13, lid 1, sub g, van de wet kan geen bijstand worden verleend als de belanghebbende bij het ontstaan van de schulden, of daarna, over voldoende middelen beschikte dan wel beschikt. Dit betekent, dat alleen bijstand voor schulden kan worden verleend wanneer het ontstaan van de schulden het directe gevolg is van het ontvangen van een inkomen beneden bijstandsniveau. Over het algemeen betreft dit situaties waarin het maken van schulden noodzakelijk was om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. In dat geval kan bij wijze van uitzondering bijstand verleend worden, doch wel in de vorm van een geldlening. 5. Er bijstand wordt verleend voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen (artikel 51 van de wet). Een duurzaam gebruiksgoed is een goed dat in principe meerdere jaren gebruikt kan worden. De kosten van aanschaf en/of vervanging van duurzame gebruiksgoederen horen in principe tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten moeten dan ook worden voldaan uit het norminkomen en de aanwezige draagkracht, door reservering vooraf (sparen) dan wel door aflossing in termijnen achteraf (lenen). Als de belanghebbende door bijzondere omstandigheden niet in de gelegenheid was om te reserveren en ook het aangaan van een lening bij een bank niet tot de mogelijkheden behoort, kan op grond van artikel 51 van de wet bijstand voor deze kosten worden verleend in de vorm van een geldlening. Artikel 12. Hoogte van de bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald door de hoogte van de in aanmerking te nemen kosten op basis van de prijzengids van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) alsmede de in aanmerking te nemen middelen waarover de belanghebbende beschikt om de desbetreffende kosten te voldoen. Hoofdstuk 3. Algemene kosten Artikel 13. Jongeren Voordat sprake kan zijn van bijzondere bijstand voor de noodzakelijke kosten van het bestaan aan de belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar, dient vastgesteld te worden, dat deze kosten hoger zijn dan de toepasselijke landelijke bijstandsnorm. Bij deze vaststelling moet onder andere worden beoordeeld of zelfstandige huisvesting voor de betrokken jongere noodzakelijk is. Dit heeft tot gevolg dat bijzondere bijstandsverlening niet mogelijk is, als de belanghebbende zonder dringende redenen zelfstandig is gaan wonen. De jong meerderjarige zal primair een beroep moeten doen op de onderhoudsverplichting die op zijn ouder of ouders rust. Actief dient te worden onderzocht in hoeverre de ouders aan hun onderhoudsverplichting kunnen voldoen en welke omstandigheden een uitzondering op deze regel van onderhoudsplicht rechtvaardigen. Vaak zal het gaan om situaties waarin de onderlinge verhouding ernstig verstoord is. Met het begrip redelijkerwijs wordt tot uitdrukking gebracht, dat van geval tot geval beoordeeld dient te worden of hiervan inderdaad in die mate sprake is, dat de verlening van bijzondere bijstand gerechtvaardigd is. Om geen afbreuk te doen aan de ouderlijke onderhoudsplicht, wordt in zo n situatie de bijstand verhaald op de ouders. In de artikelen 41 en 44 van de wet is geregeld dat jongeren tot 27 jaar een wachttijd van vier weken hebben, voordat zij een uitkering kunnen aanvragen voor algemene bijstand in de kosten van levensonderhoud. In deze vier weken dient de jongere op zoek te gaan naar werk en/of opleiding. Voor bijzondere bijstand in levensonderhoud is, analoog aan de wettelijke bepalingen, een vergelijkbare bepaling opgenomen. Omdat de verlening van bijzondere bijstand aan de belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar, zoals hierboven reeds aangegeven, uitsluitend bij wijze van hoge uitzondering zal plaatsvinden, wordt bepaald dat de hoogte van de te verstrekken bijstand wordt vastgesteld rekening houdend met de individuele omstandigheden. De totale, algemene en bijzondere, bijstand kan echter nooit meer bedragen dan het normbedrag voor een persoon van 5

21 jaar exclusief vakantietoeslag in vergelijkbare omstandigheden. De norm als bedoeld in artikel 21, sub a, van de wet kan hiermee niet zonder meer worden toegepast. In tegenstelling tot bij jongeren is op personen van 21 jaar de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet van toepassing bij het delen van de woning met anderen. De bijzondere bijstand wordt verleend zolang de omstandigheden die aanleiding voor bijstandsverlening zijn geweest, voortduren en wordt in ieder geval beëindigd bij het bereiken van de 21-jarige leeftijd. Artikel 14. Tienerouder Minderjarigen hebben geen recht op bijstand. Dat geldt voortaan ook voor het kind van de minderjarige alleenstaande moeder of vader. Vanaf 1 januari 2015 is de Wet hervorming kindregelingen van kracht. Het aantal kindregelingen is hierbij van 11 naar 4 teruggebracht, te weten de kinderbijslag, het kindgebonden budget, de combinatiekorting en de kinderopvangtoeslag. De norm voor een alleenstaande ouder in de Participatiewet is per 1 januari 2015 dan ook vervallen. Alleenstaande ouders krijgen in plaats hiervan via de Belastingdienst/Toeslagen voortaan extra kindgebonden budget, de zogeheten alleenstaande ouderkop. Artikel 15. Overbruggingsuitkering Een overbruggingsuitkering is bijstand welke wordt verstrekt om de periode tot de eerste betaling van de algemene uitkering voor levensonderhoud te overbruggen, omdat daarvoor geen middelen beschikbaar zijn. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een vluchteling die zich vanuit een opvangcentrum zelfstandig vestigt binnen de gemeente, of iemand die na een verbroken relatie andere huisvesting moet betrekken. In die gevallen waarin de belanghebbende door de betaling achteraf in de problemen dreigt te raken, kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt. Daarbij moet dan wel inzage worden gegeven in de dagafschriften van alle bankrekeningen. Een overbruggingsuitkering mag niet in de plaats komen van het verstrekken van een voorschot voor levensonderhoud. Als de klant tot de ingangsdatum van het recht op algemene bijstand inkomsten ontving, bestaat er geen recht op een overbruggingsuitkering. Denk hierbij aan de beëindiging van een werkloosheidsuitkering. Een aanvraag om een overbruggingsuitkering kan pas worden afgehandeld als duidelijk is, dat er recht bestaat op een uitkering in de kosten van levensonderhoud en per welke datum dit recht bestaat. Statushouders die zich in de gemeente vestigen en uit een asielzoekerscentrum komen, hebben bijna altijd een overbruggingsuitkering nodig. De reden hiervoor is, dat zij tijdens hun verblijf in het asielzoekerscentrum per week betaald krijgen en de vergoeding alleen bedoeld is als zak- en kleedgeld. Statushouders hebben tijdens hun verblijf aldaar niet kunnen reserveren. De hoogte van de overbruggingsuitkering is gelijk aan de voor de klant geldende bijstandsnorm, berekend over de periode van de ingangsdatum van het recht op uitkering tot de eerste betaling van de periodieke uitkering onder aftrek van eigen middelen. Hierbij geldt geen enkele vrijlating van inkomen en/of vermogen. De overbruggingsuitkering bedraagt maximaal één maand uitkering. De overbruggingsuitkering is bijzondere bijstand voor levensonderhoud en wordt om niet verstrekt, tenzij sprake is van betoond tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, zoals bij detentie. Van de overbruggingsuitkering moeten alle algemene noodzakelijke kosten voldaan worden. Als er al betalingen zijn of worden gedaan voor bijvoorbeeld huur of energiekosten, dient hiermee rekening te worden gehouden. Artikel 16. Arbeidsongeschiktheidsverzekering De kosten die een zelfstandige moet maken voor een verzekering tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid, zijn aan te merken als noodzakelijke kosten en komen daarom voor bijstandsverlening in aanmerking. In sommige gevallen is sprake van extreem hoge premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Een verzekering die bij arbeidsongeschiktheid een inkomen op bijstandsniveau uitkeert, wordt als toereikend aangemerkt. 6

Hoofdstuk 4. Woonlasten en inrichtingskosten Artikel 17. Woonkostentoeslag Met betrekking tot aanvragen voor een woonkostentoeslag dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de bewoners van een huurwoning en die van een woning in eigendom. Bij een huurwoning is de hoogte van de woonkostentoeslag gelijk aan de gemiste huurtoeslag. Bij een eigen woning wordt de hoogte van de woonkostentoeslag bepaald aan de hand van een huurwoning met vergelijkbare woonlasten en de daarbij gemiste huurtoeslag. De volgende kosten kunnen worden meegenomen bij de berekening van de woonkostentoeslag voor de eigen woning: 1. De rente die verband houdt met de woning. Het gaat hier om hypotheekrente. De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken. Verder geldt dat eventueel nog jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente, hierop in mindering moet worden gebracht. Het recht op belastingteruggaaf (ongeacht het moment van ontvangst) voor zover betrekking hebbend op de betaalde rente dient op de hypotheekrente eveneens in mindering te worden gebracht. 2. Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom: - eventuele erfpachtcanon; - eigenaarsdeel waterschapslasten; - premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen); - onroerende zaakbelasting; - een bedrag t.b.v. vereniging van eigenaren (maximaal 12,50 per maand); - een bedrag aan onderhoudskosten per jaar. De Wet op de huurtoeslag is in relatie tot woonkostentoeslag aan te merken als een voorliggende voorziening. Dit betekent dat wanneer bepaalde groepen (huurders) uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van de Wet op de huurtoeslag zijn gelaten, deze ook geen recht op woonkostentoeslag hebben. Het gaat hierbij vooral om huurders van een kamer of een etage. Zij hebben geen recht op huurtoeslag, omdat zij geen zelfstandige woning of wooneenheid in de zin van de Wet op de huurtoeslag bewonen en er slechts voor bepaalde vormen van bewoning van onzelfstandige woonruimte huurtoeslag mogelijk is. Een zelfstandige woning in de zin van de Wet op de huurtoeslag is een eengezinswoning, een appartement, een flat of een andere woonruimte met een eigen voordeur, een eigen keuken, een eigen toilet en een eigen wasruimte. Een wooneenheid is een woonruimte in een speciaal woongebouw dat door de Minister van Infrastructuur en Milieu is aangewezen voor huisvesting van alleenstaanden of tweepersoonshuishoudens. In de situatie dat de woonlasten boven de maximaal subsidiabele huurprijs liggen, is het mogelijk om tijdelijk een woonkostentoeslag te verlenen. Opgemerkt wordt, dat wanneer een persoon gehandicapt is en daarom in een aangepaste woning woont, men toch recht kan hebben op huurtoeslag, ondanks het feit dat de rekenhuur boven de maximale huurgrens uitkomt. Onder een reële huurprijs wordt in dit verband verstaan een huur welke passend was bij de financiële situatie van belanghebbende(n) in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag en destijds (ruimschoots) kon worden voldaan uit het beschikbare inkomen. Onder passende woonruimte wordt verstaan een woning waarvan de woonlasten uit het beschikbare inkomen kunnen worden voldaan eventueel aangevuld met een bijdrage op grond van de Wet op de huurtoeslag. Artikel 18. Vaste lasten tijdens tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis Dit artikel regelt de verlening van bijzondere bijstand voor diegenen die een algemene bijstandsuitkering ontvangen en worden opgenomen in een inrichting of ziekenhuis. In de regel zal bij een opname in een inrichting of ziekenhuis de algemene bijstand worden voortgezet naar de norm voor verblijf in een inrichting. Deze norm is echter enkel bedoeld als zak- en kleedgeld voor het verblijf in een inrichting of ziekenhuis. Bij een tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis kan aan de belanghebbende bijzondere bijstand worden verstrekt om te voorzien in de kosten van de huur (na aftrek van huurtoeslag) en maandelijkse vaste lasten, die 7

verband houden met het aanhouden van de woning, zoals vastrecht voor gas, water, elektra en warmte alsmede het abonnement voor tv / vaste telefoon / internet. De kosten van een mobiele telefoon vallen niet hieronder. Het moet dan wel duidelijk zijn, dat het gaat om een tijdelijk verblijf aldaar en dat het voorzienbaar is dat de belanghebbende terugkeert naar de woning. Onder inrichting kan in dit verband ook een penitentiaire inrichting worden verstaan. Vanuit de uitvoeringsoptiek is aanpassing van de uitkering bij een kortdurende opname niet zinvol en geeft onnodige administratieve werkzaamheden. Veelal is de betreffende belanghebbende reeds ontslagen uit het ziekenhuis, terwijl de wijziging van de uitkering dan nog moet worden afgehandeld. Vandaar pas een wijziging van de norm op de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand waarin de opname zich voordoet. Voor thuiswonenden geldt deze regel niet. Zij hebben immers geen kosten van huur e.d. Normwijziging geschiedt bij deze categorie per datum opname. Bij verblijf in een penitentiaire inrichting wordt de uitkering voor levensonderhoud echter acuut beëindigd. Vanwege uitvoeringsoverwegingen is er een maximale termijn van 6 maanden verbonden aan de bijstandsverlening voor de doorbetaling van de huur en vaste lasten. Indien deze termijn wordt overschreden, dient te worden onderzocht in hoeverre terugkeer naar de woning voorzienbaar is en kan eventueel besloten worden de periodieke bijzondere bijstand nog eenmaal voort te zetten. Artikel 19. Waarborgsom, eerste huurlasten en inrichtingskosten Door betaling van de verschuldigde huur vooraf en uitbetaling van de (bijstands)uitkering achteraf, kunnen er in bepaalde situaties acute financiële problemen ontstaan. Indien een belanghebbende vanuit een niet verwijtbare situatie beschikt over onvoldoende draagkracht voor de betaling van de eerste huurlasten en redelijkerwijs hiervoor niet heeft kunnen reserveren, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend. Onder de eerste huurlasten wordt verstaan de huur over de (gedeeltelijke) eerste en volledige tweede maand. Het maximum in dit kader is twee volle kalendermaanden. Voorbeelden: - de huur gaat op 1 maart in, in aanmerking wordt dan genomen de periode 1 maart t/m 30 april; - de huur gaat op 12 mei in, in aanmerking wordt dan genomen de periode 12 mei t/m 30 juni; - de huur gaat op 31 juli in, in aanmerking wordt dan genomen de periode 31 juli t/m 31 augustus. De bijzondere bijstand in de huur waarover aanspraak op huurtoeslag bestaat, wordt verleend in de vorm van een lening. Huurtoeslag gaat altijd in op de 1 e van de maand. In de aangehaalde voorbeelden is dat op 1 maart, 1 juni en 1 augustus. De kosten van inrichting, aanschaf en vervanging van normale duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van bestaan en moeten in beginsel uit het inkomen worden betaald. Deze kosten zijn normaal en ontstaan dan ook niet door bijzondere omstandigheden. Hetzelfde geldt voor een verhuizing naar alsmede de stoffering en inrichting van een andere woning. De Centrale Raad van Beroep heeft dit in een aantal uitspraken bevestigd. Ook indien men een inkomen op het niveau van het sociaal minimum ontvangt, wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor te reserveren dan wel middels een gespreide betaling achteraf te kunnen voldoen. Voor de belanghebbenden die langdurig een laag inkomen hebben, bestaat daarnaast jaarlijks recht op individuele inkomenstoeslag. Deze toeslag is mede bedoeld om te reserveren voor noodzakelijke vervangingen. De belanghebbende wordt geacht zelf te reserveren voor de kosten van een verhuizing, stoffering en inrichting van een andere woning. Dit geldt eveneens voor de noodzakelijke vervangingsinvesteringen bij duurzame gebruiksartikelen. De voorzienbaarheid van de kosten speelt hierbij mede een rol. Zodra kan worden voorzien, dat er een mogelijke verhuizing aan staat te komen, moet de belanghebbende reserveren voor deze kosten. Dat is dus veel eerder dan het moment waarop bekend wordt, dat de verhuizing plaats zal gaan vinden. Dit gaat nog vooraf aan de inschrijving voor een andere woning. Zo kunnen ouderen op zekere leeftijd verwachten, dat er mogelijkerwijs een verhuizing naar bijvoorbeeld een aanleunwoning kan aankomen. Bij gezinsuitbreiding speelt dit ook als daardoor een grotere woning noodzakelijk wordt. Of als een groter gezin 8

in een krappe woning zit. In deze gevallen is voorzienbaar, dat er op termijn een verhuizing aankomt. Hiervoor kan dan ook geen bijzondere bijstand worden verleend. Als er vooraf niet is gereserveerd voor de kosten, kan een lening bij de kredietbank worden aangevraagd of een oplossing worden gezocht in samenspraak met familie, vrienden, kennissen of instanties. Ook een kringloopwinkel of een website als marktplaats kan een adequate en toereikende oplossing voor de bijstand zijn. De kredietbank geldt als een voorliggende voorziening als de geldlening volledig in de aan de orde zijnde noodzakelijke kosten kan voorzien. Is dit niet het geval, dan is de kredietbank geen voorliggende voorziening en wordt het volledige bedrag als bijzondere bijstand verstrekt. Hiermee wordt voorkomen, dat de belanghebbende bij twee verschillende instanties aanvragen moet indienen met een extra administratieve last voor de aanvrager en de verstrekkers van dien. Uit constante jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt voorts, dat het hebben van schulden en het aflossen daarvan geen bijzondere omstandigheid is waardoor bijstandsverlening mogelijk wordt. Dit zou een onterechte bevoordeling van mensen met schulden boven mensen zonder schulden betekenen. Het feit dat een verhuizing (bijvoorbeeld vanuit sociaal en/of medisch oogpunt) noodzakelijk is, is op zich geen indicatie voor bijzondere bijstandsverlening (zie bijvoorbeeld uitspraak van CRvB van 27 juli 2010, LJN BN3956 of LJN BM2956). De belanghebbende had moeten reserveren voor de kosten. Naast de noodzaak voor het maken van de kosten dient ook vast te staan, dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Bijzondere bijstand is mogelijk als er sprake is van aantoonbare bijzondere omstandigheden. De hoofdregel is dat als toch bijstand moet worden verleend voor een complete woninginrichting of het vervangen van een duurzaam gebruiksartikel, de tweedehands markt in beginsel volstaat. Witgoed vormt hierop een uitzondering. Het enige feit dat een bankstel is versleten en belanghebbende al jaren een laag inkomen heeft, is onvoldoende om tot verstrekking van bijzondere bijstand over te gaan. De belanghebbende moet hiervoor reserveren uit zijn inkomen op bijstandsniveau en eventuele overige draagkracht als de individuele inkomenstoeslag. De Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen) kan bijvoorbeeld een bijzondere omstandigheid opleveren op grond waarvan bijstandsverlening noodzakelijk is. Als er onvoldoende ruimte in het budget zit voor deze kosten, kan voor de kosten van een sobere vervanging via de kringloopwinkel of marktplaats bijstand worden verleend. Voor de kosten van een eerste woninginrichting, omdat de belanghebbende voor het eerst op zichzelf gaat wonen, is geen bijzondere bijstand mogelijk. Het wordt voorzienbaar geacht dat deze kosten zich te zijner tijd zullen voordoen. Bij een eerste huisvesting na het verlaten van een AZC wordt de asielzoeker geconfronteerd met de kosten van een eerste inrichting in Nederland. Gelet op het eerder genoten inkomen was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting. Deze kosten komen, voor zover deze niet voldaan kunnen worden uit eigen middelen of via een lening, voor bijzondere bijstand in aanmerking. Ook in andere situaties kan er sprake zijn van inrichtingskosten zoals bijvoorbeeld bij een echtscheiding of beëindiging van samenwoning. In deze situaties zal het in principe niet om een volledige woninginrichting gaan. Er wordt vanuit gegaan, dat beide partners over de helft van de (voormalige) gezamenlijke inboedel kunnen beschikken. De praktijk is echter vaak anders. Bij de ene ouder komen de kinderen wonen, de verdeling van de goederen levert heel veel problemen op, de woning van de partner is veel groter of de partner die achterblijft in de echtelijke woning, hoeft deze woning van minder nieuwe spullen te voorzien in verband met bijvoorbeeld inbouwkasten en/of -meubels en niet te stofferen. Aangezien de normbedragen voor een complete woninginrichting zijn verlaagd, is het niet reëel om bij echtscheiding of beëindiging van samenwoning de gehalveerde normbedragen te hanteren. Per individueel geval zal moeten worden gekeken welke inrichtingskosten noodzakelijk zijn, uiteraard met een maximum van de bedragen voor een complete woninginrichting. Voorts is onderzoek gedaan naar de huidige prijzen van woninginrichting en witgoed. Er is gekeken naar prijs 9

en kwaliteit. Uitgangspunt was sober, maar degelijk. Er is niet gekeken naar aanbiedingen. In de winkels bleken de prijzen aanzienlijk lager te liggen dan de normen die worden gehanteerd in de Nibud prijzengids voor inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen. Zo is er al een witgoedpakket tegen een prijs van slechts 1.500,00 inclusief bezorgen. Dit pakket bestaat uit een wasmachine, een elektrisch fornuis met oven, een magnetron, een koel/vriescombinatie, een friteuse, een broodrooster, een waterkoker, een stofzuiger, een strijkijzer en een TV. Een ontwikkeling van de laatste jaren is de aanschaf van goederen via (web)winkels die tweedehands goederen verkopen. Het is de keuze van de klant of hij daarvan gebruik wil maken. Een klant kan ook stoffering van een vorige bewoner overnemen of goederen aanschaffen via bijvoorbeeld marktplaats.nl, de kleding- en meubelbank, de kringloopwinkel van Stichting Herwonnen Levenskracht. Het past niet meer in deze tijd van bezuinigingen om hoge bedragen te hanteren voor inrichtingskosten en het uitgangsprincipe, dat klanten altijd over een nieuwe inrichting moeten beschikken. Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, is dan ook in overeenstemming gebracht met marktconforme prijzen en vastgesteld op 60 % van het inventarispakket naar huishoudtype volgens het Nibud, dan wel 40 % bij kamerbewoning. Uitgangspunt hierbij is, dat niet alle gebruiksgoederen - zoals bij de prijzengids van het Nibud wel gebeurd - deel uit hoeven te maken van een complete woninginrichting. Ook wordt meegewogen, dat bij bijzondere bijstand voor een complete woninginrichting goederen tweedehands kunnen worden aangeschaft. Bij gezinsleden van vergunninghouders die naar Nederland komen (zogenoemde nareizigers), wordt voor de kosten van inrichting de bijzonder bijstand vastgesteld op het verschil tussen 60 % van de prijs van het inventarispakket voor de nieuwe gezinssituatie en het eerder verstrekte bedrag. De individuele inkomenstoeslag dient te worden ingezet bij kosten waarop dit artikel van toepassing is. Bij aanvragen voor dergelijke kosten waarbij tevens recht op individuele inkomenstoeslag bestaat, zal de toeslag als draagkracht in mindering dienen te worden gebracht. Ook het vrij te laten bescheiden vermogen ten tijde van de aanvraag om bijzondere bijstand dient na aftrek van een bedrag ter grootte van de bijstandsnorm voor leefgeld en lopende verplichtingen als huur en energie, volledig te worden ingezet. De bijstand voor inrichtingskosten of duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van een lening. Artikel 20. Aflossing van leenbijstand Op grond van artikel 51, lid 2, van de wet dient door het college bij een geldlening voor duurzame gebruiksgoederen het aflossingsbedrag en de duur van de aflossing mede te worden afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende(n). De aflossingscapaciteit wordt bepaald op 6 % van de toepasselijke bijstandsnorm. Hiermee wordt aangesloten bij de gehanteerde richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK). Bij een netto inkomen boven bijstandsniveau bedraagt de maandelijkse aflossingscapaciteit eveneens 6 % over het netto inkomen ter grootte van de bijstandsnorm, verhoogd met 50 % over het meerdere netto inkomen. Met de looptijd van een lening van ten hoogste 36 maanden wordt aangesloten bij de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Met de aflossing van de lening wordt in de regel aangevangen in de maand volgend op die van de betaling. Als er meerdere malen leenbijstand is toegekend, worden deze afzonderlijk behandeld. Hoofdstuk 5. Medisch en sociaal noodzakelijke kosten Artikel 21. Medische kosten De gemeenten Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht bieden hun inwoners de mogelijkheid bij VGZ een collectieve zorgverzekering af te sluiten. De dekking vanuit deze zorgverzekering is dusdanig uitgebreid, dat verzekerden voor (para)medische kosten geen beroep meer hoeven te doen op de bijzondere bijstand. VGZ vergoedt deze kosten. Er kan dan ook geen bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten die in het pakket van de collectieve zorgverzekering zijn opgenomen. 10

Naar aanleiding van intrekking van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatieregeling eigen risico (Cer) bieden VGZ en de gemeenten vanaf 1 januari 2015 een extra aanvullende zorgverzekering aan, waarmee onze inwoners een keuze hebben uit twee pakketten, te weten: - GemeentePakket Compleet; - GemeentePakket Compleet Plus (als extra herverzekeren van het verplicht eigen risico). Het GemeentePakket Compleet sluit qua omvang van de dekking het beste aan bij de meest voorkomende medische kosten waarvoor in het verleden bijzondere bijstand werd verstrekt (tandheelkunde, brillen, fysiotherapie). Met het GemeentePakket Compleet Plus formuleren de gemeenten en VGZ een antwoord op het wegvallen van de compensaties voor meerkosten. Door dit voortaan te regelen via de collectieve zorgverzekering blijft de mogelijkheid van compensatie bestaan voor personen met een laag inkomen en een hogere zorgvraag (en dus meerkosten). Het is aan de inwoner zelf om de afweging te maken, welk pakket het beste aansluit bij zijn of haar zorgbehoefte. Personen die elders zijn verzekerd dan bij VGZ en de mogelijkheid is geboden per 1 januari van het lopende kalenderjaar over te stappen naar een van beide collectieve zorgverzekeringen, kunnen geen bijzondere bijstand krijgen voor medische kosten die de collectieve zorgverzekering bij VGZ zou vergoeden, als ze daar verzekerd waren. Een persoon die gedurende het jaar afhankelijk wordt van een uitkering, kan tussentijds niet overstappen naar een van beide collectieve zorgverzekeringen bij VGZ. Bij het voldoen aan de voorwaarden is overstappen pas mogelijk per 1 januari van het volgende kalenderjaar. Wettelijk opgelegde eigen bijdragen vloeien voort uit verleende zorg op grond van de basisverzekering. Bij een gedeeltelijke vergoeding van verleende zorg door de basisverzekering is sprake van een wettelijk opgelegde eigen bijdrage. Een vrijwillige verhoging van het eigen risico bij de Zorgverzekeringswet valt hier niet onder. Artikel 22. Extra kosten van bewassing, kledingslijtage en stookkosten De normale kosten van bewassing en kledingslijtage behoren tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan. Aangezien de algemene bijstand voorziet in deze kosten, kan er geen bijstand worden verleend voor deze kosten. In de extra kosten voor het wassen van kleding en/of beddengoed bij een bepaalde ziekte of handicap kan wel bijzondere bijstand worden verleend voor zover hierin geen tegemoetkoming uit andere hoofde kan worden verkregen dan wel een andere passende voorziening (zoals incontinentiemateriaal) voorhanden is. Meegerekend hierin worden de kosten voor elektriciteit, water, waspoeder en afschrijving en onderhoud van de wasmachine. Slijtagekosten zijn de extra kosten die ontstaan door het extra wassen van de kleding. Stookkosten behoren eveneens tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan, waarvoor in beginsel geen bijstand kan worden verleend. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Slechts de extra kosten voor verwarming komen voor vergoeding in aanmerking als hiervoor een medische noodzaak bestaat. De medische noodzaak kan worden aangetoond door middel van een verklaring van een arts/specialist of door een aangevraagd medisch advies. Hierbij moet worden aangegeven, of er een medisch aantoonbare noodzaak is voor de extra stookkosten en hoelang deze kosten noodzakelijk zijn. De meerkosten worden bepaald door de werkelijke stookkosten af te zetten tegen het gemiddeld verbruik. In de prijzengids van Nibud is het gemiddeld verbruik per woningtype op jaarbasis en de bijbehorende kosten per maand terug te vinden. De gemiddelde stookkosten van de klant kunnen worden bepaald aan de hand van de jaarafrekening. 11

Artikel 23. Dieetkosten Als gevolg van een ziekte kan de belanghebbende op advies van een dokter of diëtist gehouden zijn een dieet te volgen. Genoemd kan worden de ziekte van Crohn. De meerkosten van sommige diëten liggen boven de norm van een gewoon voedingspatroon. Voor deze meerkosten kan bijzondere bijstand worden verleend. Voor een overzicht van de meerkosten wordt verwezen naar de Nibud prijzengids. De medische noodzaak kan worden aangetoond door middel van een verklaring van een arts/specialist of door een aangevraagd medisch advies. Artikel 24. Maaltijdenvoorziening Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren de kosten van voeding. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten, kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Voor zover de maaltijdenvoorziening noodzakelijk is om zelfstandig te kunnen blijven functioneren (bijvoorbeeld bij ouderen en mensen met een beperking) en de meerkosten van de voorziening niet uit het eigen inkomen kunnen worden voldaan, is bijzondere bijstand hiervoor mogelijk. Alleen de zogenaamde meerkosten - het verschil tussen de kosten van de maaltijdenvoorziening en de normale kosten van een warme maaltijd - komen voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking. In zijn algemeenheid komt men slechts op indicatie (door bijvoorbeeld Vraagwijzer) in aanmerking voor maaltijdenverstrekking. De normale kosten van een warme maaltijd worden vastgesteld aan de hand van de Nibud richtlijnen. Daar deze prijs de waarde van een normale zelfbereide maaltijd vertegenwoordigt, kan hierover geen bijzondere bijstand worden verleend. Uitsluitend de meerkosten worden aangemerkt als bijzondere noodzakelijke kosten. Een medisch advies is in geval van indicatie niet nodig. Er zijn op dit moment meerdere instanties / bedrijven waarvan de warme maaltijden betrokken kunnen worden. Bij de bepaling van de meerkosten wordt daarom uitgegaan van een gemiddeld vast bedrag, ongeacht de werkelijke kosten. Artikel 25. Alarmering Bij een medische of sociale indicatie kan er behoefte zijn aan een persoonsgebonden alarmering. Met name bij ouderen die slecht ter been zijn of een verhoogd valrisico hebben, speelt dit. Bij de verlening van bijzondere bijstand voor de kosten van alarmering moet worden uitgegaan van de meest goedkope en adequate voorziening. De eigen bijdrage (aansluitkosten en periodieke bijdrage) die verschuldigd is, kan vanuit de bijzondere bijstand worden vergoed. In de meeste gevallen is er een indicatie voor alarmering afgegeven door Vraagwijzer. Ook komt het voor, dat alarmering (verplicht) onderdeel uit maakt van het wonen in een aanleunwoning. In een dergelijk geval kan ook bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eigen bijdrage van het alarmsysteem voor zover daar voor de belanghebbende extra kosten aan zijn verbonden. Bij keuzevrijheid in aanbieder wordt alleen de goedkoopste aanbieder vergoed. Hoofdstuk 6. Reiskosten Artikel 26. Medische behandeling In het algemeen vergoeden de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg alle noodzakelijke ziektekosten. Beide regelingen gelden samen als een toereikende en passende voorliggende voorziening (artikel 15, lid 1, van de wet), zo ook voor reiskosten. Ziekenhuizen gaan zich echter steeds meer richten op bepaalde specialismen. Als buitenwettelijk begunstigend bijzondere bijstandsbeleid is het mogelijk om bijzondere bijstand voor reiskosten te verstrekken in verband met een noodzakelijke psychische / medische behandeling, ook bij grensverkeer. Sommige zorgverzekeraars vergoeden deels deze reiskosten. Deze vergoeding wordt derhalve meegenomen in de berekening voor de hoogte van de bijzondere bijstand. Het uitkeringsbedrag per kilometer bij eigen vervoer is gelijk aan de onbelaste vergoeding van de Belastingdienst. In de volgende situaties wordt voor zittend ziekenvervoer door de zorgverzekeraar een vergoeding verstrekt: - bij het ondergaan van nierdialyses; - bij het ondergaan van oncologische behandelingen met chemotherapie of radiotherapie; 12