Liturgie voor de ochtenddienst op zondag 25 juni 2017, in de Hervormde Kerk te Den Ham, aanvang 10:00 uur. Voorganger: Ouderling van dienst: Organist: Ds. G. de Goeijen Jan Ruiterkamp Bram Jaspers Welkom Lied: Psalm 25: 1 en 7 1. Heer, ik hef mijn hart en handen op tot U, beslecht mijn zaak. Weer van mij de smaad en schande van mijns vijands leedvermaak. Ja, zij worden zeer beschaamd die de goede trouw verachten, maar wie uw gebod beaamt, mag gelovig U verwachten. 7. Gods verborgen omgang vinden zielen waar zijn vrees in woont; t heilgeheim wordt aan zijn vrinden naar zijn vreeverbond getoond. D ogen houdt mijn stil gemoed opwaarts, om op God te letten: Hij, die trouw is, zal mijn voet voeren uit der bozen netten. Stil gebed, Votum en Groet Lied: NLB 150a 1. Geprezen zij God! Gij engelenkoor dat steeds naar Hem hoort, prijs Hem om zijn Woord! Gij hemelen, loof Hem wiens hand alles schiep, die allen daarboven tot dankzegging riep. 1
2. Geprezen zij God! Gij allen op aard, aanbid Hem die u als kinderen aanvaardt. Loof Hem die uw Heer is met juichende stem. Beantwoord zijn liefde: leef altijd voor Hem! 3. Geprezen zij God! Laat alles wat leeft nu zingen voor Hem die alles ons geeft. Laat jubelen het orgel, laat harp en trompet de glorie doen klinken van Hem die ons redt. 4. Geprezen zij God! Ons lied is gewijd aan Hem die altijd ons helpt en geleidt. Om zijn goede schepping, om hemels genot, zijn gunst en vergeving: geprezen zij God! Gebed Moment voor de kinderen Schriftlezing: Exodus 6: 27-7:25 (NBG 51) Mozes tweede optreden 27 Ten dage, dat de Here sprak tot Mozes in het land Egypte, 28 sprak de Here tot Mozes aldus: Ik ben de Here; zeg tot Farao, de koning van Egypte, alles wat Ik tot u zeg. 29 Maar Mozes zeide voor het aangezicht des Heren: Ik ben immers slecht ter tale; hoe zou Farao dan naar mij luisteren? 7 1 De Here echter zeide tot Mozes: Zie, Ik stel u als God voor Farao; en uw broeder Aäron zal uw profeet zijn. 2 Gij zult alles zeggen wat Ik u gebied, en uw broeder Aäron zal bij Farao het woord voeren, opdat deze de Israëlieten uit zijn land laat gaan. 3 Maar Ik zal het hart van Farao verstokken, en Ik zal mijn tekenen en wonderen talrijk maken in het land Egypte, 4 doch Farao zal naar u niet luisteren. Daarom zal Ik mijn hand op Egypte leggen en mijn legerscharen, mijn volk, de Israëlieten, uit het land Egypte leiden onder zware gerichten. 5 En de Egyptenaren zullen weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik mijn hand tegen Egypte uitstrek en de Israëlieten uit hun midden wegleid. 6 Aldus deden Mozesen Aäron; zoals de Here hun geboden had, zo deden zij. 7 Mozes nu was tachtig jaar oud en Aäron drieëntachtig jaar, toen zij tot Farao spraken. 8 En de Here zeide tot Mozes en Aäron: 9 Wanneer Farao tot u zegt: vertoon een wonderteken, dan zult gij tot Aäron zeggen: neem uw staf en werp die neer voor het aangezicht van Farao; dan zal hij een slang worden. 2
10 Mozes en Aäron kwamen tot Farao en zij deden, zoals de Here geboden had; Aäron wierp zijn staf neer voor het aangezicht van Farao en zijn dienaren, en hij werd een slang. 11 Daarop riep Farao van zijn kant de wijzen en de tovenaars en ook zij, de Egyptische geleerden, deden door hun toverkunsten hetzelfde. 12 Ieder wierp zijn staf neer en deze werden tot slangen; de staf van Aäron echter verslond hun staven. 13 Maar het hart van Farao verhardde en hij luisterde niet naar hen zoals de Here gezegd had. De eerste plaag: Het water in bloed veranderd 14 En de Here zeide tot Mozes: Het hart van Farao is onvermurwbaar, hij weigert het volk te laten gaan. 15 Ga in de morgen tot Farao; zie, hij is gewoon naar het water te gaan, gij zult hem opwachten aan de oever van de Nijl en de staf, die in een slang veranderd is geweest, in uw hand nemen. 16 En gij zult tot hem zeggen: de Here, de God der Hebreeën, heeft mij tot u gezonden met de boodschap: laat mijn volk gaan, om Mij te dienen in de woestijn; maar zie, tot nu toe hebt gij niet willen horen. 17 Zó zegt de Here: hieraan zult gij weten, dat Ik de Here ben: zie, ik zal met de staf die in mijn hand is, op het water in de Nijl slaan; het zal in bloed veranderd worden, 18 en de vis in de Nijl zal sterven, zodat de Nijl zal stinken; dan zullen de Egyptenaren het water uit de Nijl niet kunnen drinken. 19 Toen zeide de Here tot Mozes: Zeg tot Aäron: neem uw staf en strek uw hand uit over de wateren der Egyptenaren, over hun stromen, hun kanalen, hun poelen en al hun verzamelplaatsen van water, opdat zij bloed worden, en er zal bloed zijn in het gehele land Egypte, zelfs in het houten en stenen vaatwerk. 20 En Mozes en Aäron deden, zoals de Here geboden had; hij hief de staf op en sloeg het water in de Nijl voor de ogen van Farao en zijn dienaren, en al het water in de Nijl werd in bloed veranderd; 21 de vis in de Nijl stierf, zodat de Nijl stonk en de Egyptenaren het water uit de Nijl niet konden drinken; en er was bloed in het gehele land Egypte. 22 Maar de Egyptische geleerden deden door hun toverkunsten hetzelfde, zodat het hart van Farao verhardde en hij naar hen niet luisterde zoals de Here gezegd had. 23 Farao wendde zich af, ging naar huis en nam ook dit niet ter harte. 24 Alle Egyptenaren echter groeven in de omgeving van de Nijl naar water om te drinken, want Nijlwater konden zij niet drinken. 25 Zo verliepen zeven volle dagen, nadat de Here de Nijl geslagen had. 3
Lied: Psalm 90, 6 en 7 6. Zeventig, tachtig jaren mensenleven, is dat, o Heer, om hoog van op te geven? t Is moeite en verdriet. Och mocht het wezen dat wij U kenden naar Gij zijt te vrezen. Leer Gij ons zo te leven, dag voor dag, dat in ons hart de wijsheid wonen mag. 7. Wend U tot ons, keer tot ons weder, Here, hoe lang nog zult Gij uw gelaat afkeren? Schenk ons het morgenrood van uw genade, dan prijzen wij voortaan uw grote daden. Vergun uw volk, na jarenlange druk, nu vele jaren zorgeloos geluk. Verkondiging Lied: Gez. 485 1. O Christus, wees geprezen! Gij hebt ons vrij gemaakt om nooit meer slaaf te wezen, weerloos en zwak en naakt. Gij hebt ons uitverkoren om, aan Uzelf gelijk, als koningen herboren te heersen in uw rijk. Dat wordt niet geweten, dat is sinds lang vergeten, dat houdt voor ons verborgen de Mensenmoordenaar; maar eenmaal, op uw morgen, dan wordt het openbaar. 2. Gij enige bevrijde, die, toen Gij werd verzocht, uw ziel en zaligheid aan de duivel niet verkocht, Gij hebt hem wedersproken, Gij heft Gods woord volbracht, en zo hebt Gij verbroken 4
de bankring van zijn macht. Nu zijn in uw nabijheid, o Christus, wij de vrijheid, de vrijheid van Gods kindren, het leven ingegaan, geen macht kan meer veer verhind ren, dat wij voor God staan. 3. Geef dat wij als bevrijden nu zonder vrees of blaam met deze vijand strijden, o Christus, in uw naam, ontmaskerend de machten waarin hij zich vermomt, ter wille van wie smachten of niet de vrijheid komt. Laat al wie zijn gebonden, vervolgd, verdrukt, geschonden bij ons zich veilig weten. Maak ons aan U gelijk, Christus naar wie wij heten, voorboden van uw rijk. Inzameling der gaven Dank- en voorbeden Elk blokje voorbeden besluiten we met een gezongen: O Heer, hoor mijn stem, o Heer, hoor mijn stem, als ik roep, antwoord mij. O Heer, hoor mijn stem, o heer, hoor mijn stem, kom en luister naar mij. Lied: Weerklank 594, 1a, 2v, 3a, 4m, 5a, 6a (Tien Geboden) Allen: 1. Ken je Gods gebod: woorden één tot tien? God laat zo zijn wil voor heel ons leven zien. Al die woorden zijn er ook voor jou en mij; leven zoals God wil, dat maakt je vrij. 5
Vrouwen: Allen: Mannen: Allen: Allen: 2. Eén: dat is de Heer, niemand is als God in zijn Vaderhand ligt heel ons levenslot. Twee: maak dus geen beelden, Hij is altijd méér. Dien geen and re goden dan God de Heer. 3. Drie: dat is de Naam van de hoge God Hij vraagt ook aan jou, dat jij niet met Hem spot. Vier: dat is de rustdag, dag van onze Heer. Elke week een feestdag, vandaag ook weer! 4. Vijf: een woord van God: blijf je ouders trouw, denk aan wat ze deden in hun zorg voor jou. Zes: je moet niet haten, dat brengt veel verdriet. Schelden, slaan en schoppen, dat helpt je niet. 5. Zeven: ook Gods woord, ja, probeer het maar: dwars door dik en dun toch trouw zijn aan elkaar. Acht: je mag niet stelen, wat van and ren is; als je toch iets meepikt, dan gaat het mis. 6. Negen: spreek geen kwaad en maak niemand zwart; zeg alleen de waarheid, houd een zuiver hart. Tien: wees niet jaloers op wat een ander heeft. Je wordt zielsgelukkig, als jij zo leeft. Zegen 6