ECLI:NL:GHSGR:2005:AU8542

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ8119 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6231

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1764

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHARN:2010:BN9921

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

ECLI:NL:GHARL:2017:2682

ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C03/1510 KA KG

ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ5651 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d.

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7476 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2002:AE4023 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHDHA:2015:457

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHSGR:2006:AX1046

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2009:BI4930 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2014:3035

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2007:BB0508

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA4839 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 2007/064

ECLI:NL:GHLEE:2006:AV4142 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHDHA:2013:3943

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:GHSGR:2006:AV3322

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP1090 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

ECLI:NL:GHDHA:2015:1859

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBMID:2008:BD3414

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:GHDHA:2016:3495

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8832

ECLI:NL:GHDHA:2014:21

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6748

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

IN NAAM DER KONINGIN.

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7402

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:GHAMS:2014:4339 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI0508

ECLI:NL:RBZWB:2013:11405

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8462

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:GHSGR:2007:BB9877 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C05/1318

ECLI:NL:GHDHA:2016:3002

ECLI:NL:GHARL:2014:8075

Uitspraak. Bijzondere kenmerken Hoger beroep kort geding Inhoudsindicatie Kort geding. Spoedeisend belang. Overeenkomst tot stand gekomen?

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:GHAMS:2014:3576 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:649 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2013:3466

ECLI:NL:GHAMS:2016:5064 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBGEL:2017:4300

ECLI:NL:GHSHE:2009:BJ2227 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD


Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

ECLI:NL:GHSHE:2014:1412

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

Transcriptie:

ECLI:NL:GHSGR:2005:AU8542 Instantie Datum uitspraak 18-11-2005 Datum publicatie 22-12-2005 Zaaknummer 03/1187 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage Civiel recht Hoger beroep Zorgplicht werkgever. Keldertrap vormt een potentieel gevaar waarvoor de werkgever vooraf had moeten waarschuwen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl VR 2006, 83 Uitspraak Uitspraak: 18 november 2005 Rolnummer: 03/1187 Zaaknummer rechtbank: 341659/01 HET GERECHTSHOF TE S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van [UITZENDKRACHT], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen: [uitzendkracht], procureur: mr. W. Taekema, tegen [INLENER]., gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam, geïntimeerde, hierna te noemen: [inlener], procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.

Het geding Bij exploot van 3 september 2003 is [uitzendkracht] in hoger beroep gekomen van het tussenvonnis van 7 december 2001 en van het eindvonnis van 13 juni 2003 respectievelijk door de kantonrechter te Rotterdam en de rechtbank te Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, gewezen tussen partijen. [uitzendkracht] heeft bij memorie van grieven drie grieven opgeworpen, die door [inlener] bij memorie van antwoord zijn bestreden. Tot slot hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd. Beoordeling van het hoger beroep 1. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter onder het kopje "De feiten" een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen, zodat het hof ook van die feiten zal uitgaan. 2. Het gaat in deze zaak, samengevat, om het volgende. 2.1 Op 24 april 1998 is [uitzendkracht], destijds in dienst van Adecco Personeelsdiensten B.V. en ingeleend door [inlener], tijdens zijn werk als cateringmedewerker van een keldertrap gevallen. 2.2 [uitzendkracht] heeft als gevolg van die val schade geleden. 2.3 [inlener] verzorgde op 24 april 1998 een receptie bij [een boekhandel] in Rotterdam. 2.4 [uitzendkracht] verrichtte zijn werkzaamheden onder leiding van [destijds de partymanager] bij [inlener]. 2.5 Ten tijde van het ongeval droeg [uitzendkracht] een doos met flessen van de achterzijde van de boekhandel naar de winkelruimte van de boekhandel waar de receptie zou plaatsvinden. 2.6 [uitzendkracht] had de route van de achterzijde van de boekhandel naar de winkelruimte voordat hij viel al enkele malen gelopen. 2.7 [uitzendkracht] vordert in dit geding, op de grond dat [inlener] de in artikel 7:658 lid 1 BW genoemde verplichtingen niet is nagekomen, te verklaren voor recht dat [inlener] aansprakelijk is voor de door [uitzendkracht] ten gevolge van het ongeval geleden en nog te lijden schade, en [inlener] te veroordelen om aan [uitzendkracht] te betalen de door hem geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente. 2.8 De rechtbank heeft bij het bestreden tussenvonnis [inlener] toegelaten te bewijzen: 1. dat zij voorafgaand aan de door eiser uit te voeren werkzaamheden heeft zorggedragen voor een rondleiding over de af te leggen route; 2. hetgeen eiser ten tijde van zijn val precies vervoerde; 3. dat de door eiser te lopen route veilig was, o.a. niet te smal, goed verlicht en vrij van obstakels. Na bewijslevering heeft de rechtbank in het bestreden eindvonnis de vorderingen van [uitzendkracht] afgewezen. 3.1 Grief I luidt: "De Rechtbank Rotterdam, sector Kanton, locatie Rotterdam, heeft in haar vonnis van 13 juni 2003 ten onrechte het navolgende overwogen: "Gezien deze verklaringen is weliswaar niet vast komen te staan dat er een rondleiding heeft plaatsgevonden, maar wel dat de route normaal verlicht was en dat er geen obstakels waren." en voorts: "Derhalve staat vast dat er geen sprake was van een zodanige gevaarlijke situatie dat gedaagde andere maatregelen had moeten nemen, dan zij heeft gedaan. Gedaagde heeft aan haar verplichtingen ten opzichte van eiser voldaan, zodat zij in casu niet aansprakelijk is" In de toelichting betoogt [uitzendkracht], dat [inlener] niet heeft aangetoond dat zij haar zorgplicht is nagekomen dan wel dat de vereiste (veiligheids-) maatregelen het ongeval niet zouden hebben kunnen voorkomen noch dat van opzet of bewuste roekeloosheid van [uitzendkracht] sprake is. Volgens

[uitzendkracht] was de route niet veilig, omdat de doorgang slechts indirect verlicht was via de twee aangrenzende kamers en de route vol met obstakels stond. Volgens [uitzendkracht] had [inlener] [uitzendkracht] moeten wijzen op de gevaren van de route, en met name op de keldertrap/het trappengat, en had [inlener] maatregelen moeten treffen om te voorkomen dat iemand in de kelderruimte kon vallen, zoals het plaatsen van een schot voor de keldertrap en het zorgen voor voldoende verlichting. 3.2 Grief II luidt: "De Rechtbank Rotterdam, sector Kanton, locatie Rotterdam, heeft in haar vonnis van 13 juni 2003 ten onrechte het navolgende overwogen: "Terwijl bovendien gebleken is, dat het niet aannemelijk is dat eiser slechts een keer de route had gelopen voor hij viel, maar diverse keren." In de toelichting betoogt [uitzendkracht], dat niet ter zake doet hoe vaak hij de route heeft doorlopen. Voorts voert [uitzendkracht] aan, dat hij, doordat hij een doos met 12 flessen met daarin omgekeerd nog een aantal flessen droeg, niet kon zien waar hij liep, met name gelet op zijn lengte. 3.3 Grief III klaagt erover dat de rechtbank [inlener] niet heeft opgedragen te bewijzen dat het treffen van de benodigde veiligheidsmaatregelen, althans het treffen van de door [uitzendkracht] vermelde maatregelen het ongeval niet hadden kunnen voorkomen. 3.4 [inlener] stelt zich op het standpunt dat zij haar verplichtingen uit artikel 7:658 lid 1 BW is nagekomen. Volgens [inlener] was de route naar de receptieruimte niet gevaarlijk en was het treffen van maatregelen, anders dan [uitzendkracht] heeft betoogd, niet nodig en kon dit in redelijkheid niet van haar worden gevergd. [inlener] heeft niet gesteld dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [uitzendkracht]. 4. De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het oordeel van het hof voor en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. 5. Het hof overweegt als volgt. 5.1 Op grond van de foto's 5 tot en met 10, die bij conclusie van antwoord zijn overgelegd, en de aan het proces-verbaal getuigenverklaring van 17 juli 2002 gehechte en niet betwiste tekening, die de ligging van de keldertrap in de boekhandel weergeeft, komt het hof tot het oordeel dat de keldertrap tijdens de uitvoering van cateringwerkzaamheden in de boekhandel een potentieel gevaar vormde, waarvoor [inlener] [uitzendkracht] vooraf had moeten waarschuwen. Uit genoemde stukken blijkt, dat de keldertrap niet is afgeschermd, terwijl de trap zich - komend vanuit de kantoorruimte op nr. 7 - direct rechts in de smalle doorgang bevindt, dat boven aan de keldertrap geen platform is, en dat de keldertrap vanuit de kantoorruimte op nr. 7 bezien geheel aan het zicht onttrokken wordt door de scheidingsmuur tussen de kantoorruimte nr. 7 en de keldertrap. Voorts blijkt daaruit dat de route naar de winkelruimte na de doorgang waar zich de keldertrap bevond, in de kantoorruimte op nr. 5 direct naar rechts gaat voorbij de scheidingsmuur tussen de keldertrap en de kantoorruimte op nr. 5 om de deur door te kunnen die toegang geeft tot de winkelruimte. Bij de beoordeling van de vraag of de keldertrap een potentieel gevaar vormde, heeft het hof mede in aanmerking genomen, dat [uitzendkracht] zijn werkzaamheden verrichtte in een voor hem onbekende werkomgeving. Om die reden gaat het hof ook voorbij aan de [getuigenverklaringen van de eigenaren van de boekhandel], dat zij de keldertrap nooit beschouwd hebben als een gevaarlijke situatie. Mede in aanmerking genomen hun verklaring dat zij - wetende dat de trap er was - daar rekening mee hielden. 5.2 [inlener] stelt dat [de partymanager] [uitzendkracht] voorafgaand aan de te verrichten werkzaamheden een rondleiding heeft gegeven. Hetgeen [uitzendkracht] betwist. De bewijslast daarvan rust op [inlener]. 5.3 De [partymanager heeft als getuige] dienaangaande het volgende verklaard: "( ) Het was standaard richtlijn bij [inlener], dat als de medewerkers komen je met deze medewerkers de partij doorneemt, wat de opdrachtgever wil, welke werkzaamheden ze moeten doen. Ik weet bijna 100% zeker dat ik hen op het trappengat heb geattendeerd. Ik namelijk zeker dat de eigenaresse mij daarop gewezen had. ( ) Ik weet niet meer hoe ik het de medewerkers gezegd heb maar wel zeker

dat ik ze erop gewezen heb. ( )" 5.4 De getuige [een werknemer van inlener] heeft het volgende verklaard: "Ik ben in dienst geweest van [inlener] van 1990 tot ongeveer 1999. Ik was chauffeur en logistiek medewerker. ( ) Ik kwam altijd eerder dan de anderen samen met de party-leider. ( ) Eerst wordt de ruimte bekeken en stellen wij vast waar alles moet komen te staan. ( ) Ik weet in dit specifieke geval niet of de party-leider de medewerkers de route heeft laten zien of althans mondeling heeft uitgelegd. Dit is wel normaal. De party-leider laat de medewerkers zien hoe ze kunnen lopen en waar ze naar toe moeten. ( ) Ik was niet gewezen op de trap. ( )" 5.5 De getuige [een werknemer van inlener] heeft verklaard: "Ik was indertijd werkzaam voor [inlener]. Ik moest indertijd bij de receptie van een boekhandel [te Rotterdam] de koffietafel verzorgen. Voorzover ik mij herinner heeft er, voorafgaand aan de uit te voeren werkzaamheden, geen rondleiding door de boekhandel plaatsgevonden. ( )" 5.6 De getuige [uitzendkracht] heeft verklaard: "In 1998 was ik in dienst van Adecco. Ik werkte uitsluitend voor [inlener]. In april 1998 was er een receptie bij [een boekhandel te Rotterdam]. Ik kan mij niet herinneren dat wij ter plekke een rondleiding kregen voor wij met onze werkzaamheden begonnen. Dit was geen vaste routine. Het gebeurde wel bij grote partijen op een grote locatie. ( )" 5.7 Naar het oordeel van het hof heeft [inlener] met deze verklaringen niet aangetoond dat [de partymanager] [uitzendkracht] voorafgaand aan zijn werkzaamheden een rondleiding heeft gegeven. Voorts is gesteld noch gebleken dat [uitzendkracht] door [inlener] voor de keldertrap is gewaarschuwd. [inlener] is daarom aansprakelijk voor de schade die [uitzendkracht] ten gevolge van het ongeval lijdt. 5.8 Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van [inlener] tot het horen van de in eerste aanleg gehoorde getuigen, nu [inlener] niet heeft aangevoerd wat deze getuigen nog meer kunnen verklaren dan zij reeds hebben verklaard. Aan een gerechtelijke plaatsopneming, zoals door [inlener] verzocht, heeft het hof na kennisneming van de in het geding gebrachte foto's geen behoefte. 5.9 Het hof verwerpt het verweer van [inlener], dat waarschuwen voor de keldertrap het ongeval niet had kunnen voorkomen vanwege onoplettendheid van [uitzendkracht]. Van [inlener] mag worden verlangd dat zij rekening houdt met de mogelijkheid dat haar werknemers niet altijd de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht nemen. Naar het oordeel van het hof zou een waarschuwing voor de keldertrap de kans dat [uitzendkracht] was gevallen aanzienlijk hebben verkleind, ook wanneer er van uit wordt gegaan dat [uitzendkracht] voor het ongeval de trap al een paar keer zonder vallen was gepasseerd. 5.10 [inlener] heeft bepleit voor het geval zou worden geoordeeld dat zij aansprakelijk is, in de onderhavige procedure de schade te begroten en daartoe een deskundige te benoemen die de omvang van de schade in kaart kan brengen en kan onderzoeken in hoeverre de schade het gevolg is van het ongeval dat [uitzendkracht] in de uitoefening van zijn werkzaamheden bij [inlener] is overkomen. Het hof zal een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat uitspreken reeds omdat [uitzendkracht] anders een instantie zou missen. 5.11 De slotsom is dat de grieven I en II slagen en dat [uitzendkracht] daarmee geen belang heeft bij de bespreking van grief III. Het hof zal het tussenvonnis van 7 december 2001 bekrachtigen en het eindvonnis van 13 juni 2003 vernietigen en de vorderingen van [uitzendkracht] alsnog toewijzen. [inlener] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties. Beslissing Het hof:

- bekrachtigt het tussenvonnis van 7 december 2001 door de kantonrechter te Rotterdam, gewezen tussen partijen; - vernietigt het eindvonnis van 13 juni 2003 door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, gewezen tussen partijen en opnieuw rechtdoende: - verklaart voor recht dat [inlener] aansprakelijk is voor de door [uitzendkracht] ten gevolge van het ongeval geleden en nog te lijden schade; - veroordeelt [inlener] om aan [uitzendkracht] te betalen de door [uitzendkracht] ten gevolge van het ongeval geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente van de dag waarop de schade is ontstaan tot de dag van algehele voldoening; - veroordeelt [inlener] in de kosten van het geding in eerste aanleg tot op 13 juni 2003 aan de zijde van [uitzendkracht] begroot op 1.865,68, waarvan te voldoen: a) aan de griffier van de rechtbank 1.827,11, te weten 38,57 voor in debet gesteld griffierecht, 33,54 voor dagvaardingskosten en 1.755,- voor salaris gemachtigde waarmee de griffier zal handelen overeenkomstig het bepaalde in art. 243 Rv, en b) aan [uitzendkracht] voor niet in debet gesteld vast recht 38,57,-; - veroordeelt [inlener] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van [uitzendkracht] begroot op 1.180,16,-, waarvan te voldoen: a) aan de griffier van het hof 1.077,66, te weten 102,50,- voor in debet gesteld griffierecht, 81,16 voor dagvaardingskosten en 894,- voor salaris procureur waarmee de griffier zal handelen overeenkomstig het bepaalde in art. 243 Rv, en b) aan [uitzendkracht] voor niet in debet gesteld vast recht 102,50,-. - verklaart bovenstaande kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad; - wijst af het meer of anders gevorderde. Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.E. In 't Velt-Meijer, A.A. Schuering en M.H. van Coeverden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2005 in bijzijn van de griffier.