ECLI:NL:RVS:2013:2419

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RVS:2017:1997

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

Verwerking Uitspraken bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2014:2812

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RVS:2016:1268

ECLI:NL:RVS:2016:2348

Uitspraak /1/A1


ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

ECLI:NL:RVS:2015:2989

ECLI:NL:RVS:2007:BB7292

Uitspraak /1/A1

ECLI:NL:CRVB:2017:2145

ECLI:NL:RVS:2007:BB4709

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

ECLI:NL:RVS:2013:1522

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, appellant,

ECLI:NL:RVS:2000:AA7143

ECLI:NL:RVS:2016:3050

ECLI:NL:RVS:2016:1061

ECLI:NL:RVS:2015:3038

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:RVS:2015:3233

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2015:3129, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2007:BB1302

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2015 in zaak nr. 14/10078 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2009:BI2655

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 30 maart 2016 in zaak nr. 15/2894 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. JOM 2017/165 JM 2017/36 met annotatie van G.A.J.M. Hoevenaars

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2006:AW1261

ECLI:NL:RVS:2014:3127

ECLI:NL:RVS:2009:BK5057


ECLI:NL:RVS:2012:BV6555

ECLI:NL:RVS:2006:AV6241

ECLI:NL:RVS:2008:BD3606

Zaaknummer : 2012/220 en 220.1

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen.

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512

ECLI:NL:RVS:2012:BW8140

ECLI:NL:RVS:2014:3368

ECLI:NL:RVS:2013:283. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

ECLI:NL:RVS:2015:2833

ECLI:NL:RVS:2017:2213

LJN: BX6509, Raad van State, /1/A1. Datum uitspraak: Datum publicatie:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2015:1002

** [ /1/M1.], [10 november 2010]: [afstandseis tussen een lpg tankstation en een scholengemeenschap ], [Harlingen]

Uitspraak /1/A1

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

Uitspraak /1/A2

ECLI:NL:RVS:2004:AR4275

ECLI:NL:RVS:2011:BP3671

Afdeling bestuursrechtspraak. Raad van de gemeente Geertruidenberg Postbus GA RAAMSDONKSVEER HUM

ECLI:NL:RVS:2017:1594

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:2307, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2017:2013

ECLI:NL:RVS:2015:1791

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:5375, Meerdere afhandelingswijzen

Afd eli n g bes tuursrechtspraak TEAM: Behandelend amhten.iar P. Slappendel

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2016:2279

ECLI:NL:RVS:2014:3026

Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk


ECLI:NL:RVS:2016:3390

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:RVS:2014:1722

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743

ECLI:NL:RVS:2017:1374

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 juli 2013 in zaak nr. 12/4468 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2016:2466

Transcriptie:

ECLI:NL:RVS:2013:2419 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-12-2013 Datum publicatie 11-12-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden 201309155/1/A1 en 201309155/2/A1 Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening+bodemzaak Inhoudsindicatie Bij besluit van 7 mei 2013 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid -Holland (hierna: het college van GS) aan het college van burgemeester en wethouders van Katwijk (hierna: het college) een aanwijzing gegeven als bedoeld in artikel 3.13, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), ertoe strekkende dat het kantoorgebouw op het perceel Voorschoterweg 23G te Valkenburg geen deel blijft uitmaken van de verleende omgevingsvergunning. Wetsverwijzingen Vindplaatsen Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Besluit omgevingsrecht Rechtspraak.nl JOM 2013/745 Uitspraak 201309155/1/A1 en 201309155/2/A1. Datum uitspraak: 3 december 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van: het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 augustus 2013 in zaken nrs. 13/4866 en 13/4912 in het geding tussen: 1. het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, en 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 3VE OG B.V., gevestigd te Katwijk, en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland.

Procesverloop Bij besluit van 7 mei 2013 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college van GS) aan het college van burgemeester en wethouders van Katwijk (hierna: het college) een aanwijzing gegeven als bedoeld in artikel 3.13, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), ertoe strekkende dat het kantoorgebouw op het perceel Voorschoterweg 23G te Valkenburg geen deel blijft uitmaken van de verleende omgevingsvergunning. Bij uitspraak van 21 augustus 2013 heeft de rechtbank de door het college en 3VE OG B.V. daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard en het besluit van 7 mei 2013 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft het college van GS hoger beroep ingesteld. Tevens heeft het de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het college en 3VE OG B.V. hebben een verweerschrift ingediend. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 oktober 2013, waar het college van GS, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door H. Veltmeijer, bijgestaan door mr. F.P. van Galen, advocaat te Leiden, zijn verschenen. Voorts is daar 3VE OG B.V., vertegenwoordigd door drs. N. Domburg en A. Seinstra, bijgestaan door mr. D.G. Lasschuit, advocaat te Noordwijk, als partij gehoord. Overwegingen 1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend: a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening: 3 indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Ingevolge artikel 3.13, eerste lid, wordt, in gevallen waarin toepassing is gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3, en gedeputeerde staten of de inspecteur daaromtrent een zienswijze naar voren hebben gebracht, die niet is overgenomen, de beschikking op de aanvraag hun onverwijld toegezonden en wordt zij eerst zes weken na die toezending bekendgemaakt. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kunnen, in een geval als bedoeld in het eerste lid gedeputeerde staten, onverminderd andere aan hen toekomende bevoegdheden, binnen de in dat lid genoemde termijn met betrekking tot het betrokken onderdeel van de beschikking op de aanvraag aan het bevoegd gezag een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening geven, ertoe strekkende dat het onderdeel geen deel blijft uitmaken van de beschikking op de aanvraag die is gegeven. De kennisgeving van het besluit tot aanwijzing geschiedt tevens langs elektronische weg. Artikel 4.2, tweede tot en met vierde lid, van die wet is op die aanwijzing niet van toepassing. Ingevolge het derde lid, vermelden gedeputeerde staten in het besluit, houdende de aanwijzing, de daaraan ten grondslag liggende feiten, omstandigheden en overwegingen die hen beletten het betrokken provinciaal belang met inzet van andere aan hem toekomende bevoegdheden te beschermen.

Ingevolge artikel 6.12, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) zendt het bevoegd gezag, met betrekking tot een aanvraag ten aanzien van activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, of onder c, van de wet, het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van het ontwerp, toe aan gedeputeerde staten en de inspecteur. 3. Bij besluit van 19 maart 2013, verzonden 25 maart 2013, heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ONS B.V. op haar aanvraag van 24 februari 2012, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo, een omgevingsvergunning eerste fase verleend voor het realiseren van een kantoorgebouw op het perceel Voorschoterweg 23G te Valkenburg. Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 3 juni 2013, dat zich onder de gedingstukken bevindt, heeft ONS B.V. per 18 december 2012 haar statutaire naam gewijzigd in 3VE OG B.V. Laatstgenoemde vennootschap dient daarom als de vergunninghoudster te worden aangemerkt. 4. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het college van GS, gelet op het bepaalde in artikel 3.13, tweede lid, van de Wabo, gelezen in verbinding met het eerste lid van dat artikel, niet bevoegd was bij het besluit van 7 mei 2013 een zogenaamde reactieve aanwijzing op de verleende omgevingsvergunning te geven, nu het college van GS geen zienswijze als daar bedoeld tegen het ontwerpbesluit heeft ingebracht. De rechtbank is niet toegekomen aan beoordeling van eventuele verschoonbaarheid van het niet indienen van zienswijzen. 5. Het college van GS betoogt dat de rechtbank het besluit van 7 mei 2013 ten onrechte heeft vernietigd. Het voert daartoe aan dat de rechtbank heeft miskend dat hem niet kan worden tegengeworpen geen zienswijze tegen het ontwerp van de omgevingsvergunning te hebben ingediend, nu het college, hoewel daartoe verplicht ingevolge artikel 6.12, eerste lid, van het Bor, heeft verzuimd hem het ontwerpbesluit toe te zenden. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2013 (zaak nr. 201202085/1/R1), stelt het college van GS zich daarom op het standpunt dat het, ondanks dat niet is voldaan aan de in artikel 3.13, eerste lid, van de Wabo genoemde voorwaarde dat een zienswijze tegen het ontwerpbesluit moet zijn ingediend, toch bevoegd was om de reactieve aanwijzing te geven. 5.1. Het ontwerpbesluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning heeft van 16 maart 2012 tot en met 26 april 2012 ter inzage gelegen. Van deze terinzagelegging is kennis gegeven in de Staatscourant (2012, 5288, van 15 maart 2012), op de website van de gemeente en tevens is daarvan mededeling gedaan in het plaatselijke weekblad "De Katwijksche Post" van 15 maart 2012. Niet in geschil is dat het ontwerpbesluit ten tijde van de terinzagelegging niet aan het college van GS is toegezonden. Binnen de termijn van de terinzagelegging zijn tegen het bouwplan geen zienswijzen ingediend. 5.2. Naar ter zitting zijdens het college onweersproken is gesteld, heeft J. Dijkema, ambtenaar van de provincie, op 26 april 2012 telefonisch contact opgenomen met H. Veltmeijer, ambtenaar van de gemeente en betrokken bij de voorbereiding van het besluit, teneinde naar het bouwplan te informeren. Nadat dit gesprek, waarvan geen verslag is overgelegd, heeft plaatsgevonden, heeft Veltmeijer, naar niet in geschil is, op 2 mei 2012 de bij het ontwerpbesluit behorende stukken, te weten de ruimtelijke onderbouwing en het bouwplan zelf (de bouwtekeningen), alsnog aan het college van GS toegezonden. Uit de stukken blijkt dat de provincie en de gemeente vervolgens uitvoerig inhoudelijk met elkaar over het bouwplan in overleg zijn getreden. Uit in het dossier aanwezige e-mailberichten tussen het college en het college van GS van onder meer 3 mei 2012, 21 en 27 juni 2012 en 3 juli 2012, blijkt dat het college het bouwplan desgevraagd nader aan het college van GS heeft toegelicht en dat daarover alsnog afstemming heeft plaatsgevonden met het intergemeentelijk samenwerkingsverband "Holland-Rijnland". In september 2012 heeft een gesprek over het bouwplan plaatsgevonden tussen het college van GS, het college en 3 VE OG B.V. Uit een e-mailbericht van 24 januari 2013 van gedeputeerde Veldhuijzen van de provincie aan wethouder Binnendijk van de gemeente Katwijk, kan worden afgeleid dat de provincie uiteindelijk een negatief standpunt heeft ingenomen ten aanzien van het bouwplan, welk standpunt heeft geresulteerd in het besluit van 7 mei 2013.

5.3. De rechtbank is onder vorenvermelde omstandigheden terecht tot het oordeel gekomen dat het aan het college van GS niet vrijstond een aanwijzing als bedoeld in artikel 3.13, tweede lid, gelezen in verbinding met artikel 3.13, eerste lid, van de Wabo, te geven, nu vast staat dat geen zienswijze als daar bedoeld is ingediend. Weliswaar betoogt het college van GS terecht dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, er bijzondere omstandigheden denkbaar zijn waaronder, ondanks dat niet tijdig een zienswijze is ingediend, het college van GS niettemin bevoegd moet worden geacht een reactieve aanwijzing te geven (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2013 in zaak nr. 201202085/1/R1), echter die bijzondere omstandigheden doen zich hier niet voor. Anders dan het college van GS betoogt, kan het niet indienen van zienswijzen in dit geval niet verschoonbaar worden geacht. Weliswaar heeft het college het ontwerpbesluit, ondanks zijn plicht daartoe, niet aan het college van GS toegezonden, maar niet in geschil is dat de ruimtelijke onderbouwing en het bouwplan, in de vorm van de bouwtekeningen, op 2 mei 2012 alsnog aan het college van GS zijn toegezonden. Daarnaast is gebleken dat daarna tussen het college van GS en het college uitvoerig overleg is gevoerd over het bouwplan en aannemelijk is dat in dat overleg op enig moment aan het college van GS is medegedeeld dat het ontwerpbesluit reeds ter inzage had gelegen, zoals het college en 3 VE OG B.V. hebben gesteld. In het hiervoor vermelde e-mailbericht van 21 juni 2012 van H. Veltmeijer aan Dijkema en Wassens van de provincie, wordt in elk geval verwezen naar de brief, die op 6 juni 2012 aan het samenwerkingsverband Holland-Rijnland is verstuurd. In genoemde e- mail wordt vermeld: "De brief naar Holland Rijnland met informatie over de SER-ladder is bijgevoegd." In de desbetreffende brief wordt in de vierde alinea vermeld: "Een ontwerpbesluit tot verlening van de omgevingsvergunning heeft onlangs ter inzage gelegen". Hoewel het college van GS reeds gelet hierop redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van het feit dat het ontwerpbesluit op dat moment reeds ter inzage had gelegen, heeft het er niet voor gekozen om alsnog zo spoedig mogelijk een zienswijze in te dienen, maar heeft het, zoals hiervoor onder 5.2 weergegeven, daarentegen ervoor gekozen de weg van het inhoudelijk overleg over het bouwplan te volgen. Eerst na het verstrijken van de beroepstermijn van de verleende vergunning, welke op 25 maart 2013 is ingegaan en op 6 mei 2013 was geëindigd, is de reactieve aanwijzing pas gegeven. 5.4. Nu, bovenstaande omstandigheden in aanmerking genomen, het college van GS geen zienswijze heeft ingediend, was het niet bevoegd een reactieve aanwijzing te geven. Het betoog faalt. 6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd. 7. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 8. Het college van GS dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. wijst het verzoek af; III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij het college van burgemeester en wethouders van Katwijk in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; IV. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 3VE OG B.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V. bepaalt dat van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland een griffierecht van 478,00 (zegge: vierhonderdachtenzeventig euro) wordt geheven. Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, ambtenaar van staat. w.g. Troostwijk w.g. Bolleboom voorzitter ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2013 641.