ABB i-bus KNX Fan-coil-actoren FCA/S Producthandboek

Vergelijkbare documenten
ABB i-bus KNX Fan-coil-actor, PWM, handbed., DIN-r FCA/S , 2CDG110194R0011

ABB i-bus KNX Fan-coil-actor, PWM, DIN-rail FCA/S , 2CDG110195R0011

ABB i-bus KNX Fan-coil-actor, 0-10V, DIN-rail FCA/S , 2CDG110196R0011

ABB i-bus KNX Ventilatoraktor FCL/S x.6.1.1, xv, 6A, DIN-r FCL/S x.6.1.1, 2CDG x R0011

ABB i-bus KNX Ruimte Master Premium, DIN-rail RM/S 2.1

ABB i-bus KNX I/O-actor, 4-voudig, DIN-rail IO/S

ABB i-bus KNX Schakelaktor x-voudig, 6 A / Handb. DIN-r SA/S x.6.2.1, 2CDG11018xR0011

ABB i-bus KNX Schakelaktor x-voudig, 16/20 A, C-belasting, DIN-r SA/S x , 2CDG11013xR0011

ABB i-bus KNX Fan-coil-actoren FCA/S Producthandboek

ABB i-bus KNX Ruimte Master, DIN-rail RM/S 3.1

ABB i-bus KNX Analoge ingang, 4-voudig, DIN-railapparaat AE/S , 2CDG110190R0011

ABB i-bus KNX Schakelaktor x-voudig 6A DIN-r SA/S x.6.1.1, 2CDG11015xR0011

ABB i-bus KNX Schakelaktoren SA/S Producthandboek

ABB i-bus KNX Jaloezie-/rolluikactor met handbediening, x-voudig, 230 V AC, DIN-rail JRA/S x , 2CDG11012xR0011

ABB i-bus KNX Analoge uitgang,4-voudig, DIN-railapparaat, 0-10 V,0-20 ma AA/S 4.1.2, 2CDG110202R0011

ABB i-bus KNX Energieaktor, DIN-rail SE/S

ABB i-bus KNX Jaloezie-/rolluikactor met trajecttijdberekening en handbediening, x-voudig, 230 V AC, DIN-rail JRA/S x

ABB i-bus KNX Jaloezie-/rolluikactor met trajecttijdberekening en handbediening, 4-voudig, 24 V DC, DIN-rail JRA/S

ABB i-bus KNX Schakelaktor x-voudig, 16/20 A, C-belasting, Stroomm., DIN-r SA/S x , 2CDG1101xxR0011

ABB i-bus KNX Binaire ingang met manuele bediening, 4-voudig, contactscan, DIN-rail BE/S

ABB i-bus KNX IP interface, DIN-railapparaat IPS/S 3.1.1, 2CDG110177R0011

ABB i-bus KNX Analoge uitgang, 2-voudig, opbouw, 0-10 V AA/A 2.1.2, 2CDG110203R0011

ABB i-bus KNX Analoge ingang, 2-voudig, opbouw AE/A 2.1

ABB i-bus KNX Energiemonitoring-module, DIN-rail EM/S

ABB i-bus KNX Jaloezie-/rolluikactor x-voudig, 230 V AC, DIN-rail JRA/S x , 2CDG1101xxR0011

ABB i-bus KNX Binaire ingang met manuele bediening, 8-voudig, 230 V AC/DC, DIN-rail BE/S

ABB i-bus KNX SUG/U 1.1 Split Unit gateway

ABB i-bus KNX KNX-voeding met diagnosefunctie, 320 ma/640 ma, DIN-rail SV/S , 2CDG110145R0011, SV/S

ABB i-bus KNX IP interface IPS/S 2.1

ABB i-bus KNX IP-router IPR/S 2.1

ABB i-bus KNX DALI-gateway basic 1v en 2v DIN-rail DG/S , 2CDG110198R0011, DG/S , 2CDG110199R0011

ABB i-bus KNX IP-router, DIN-railapparaat IPR/S 3.1.1, 2CDG110175R0011

ABB i-bus KNX USB/S 1.2 USB-interface

Beschrijving. De spanningsuitgang is beveiligd tegen kortsluiting en overbelasting. De tweekleurige LED geeft de status van het apparaat weer.

ABB i-bus KNX Lijnkoppelaar DIN-rail LK/S 4.2

ABB i-bus KNX kwh-meterinterface, DIN-rail ZS/S 1.1

ABB i-bus KNX USB interface, DIN-rail USB/S 1.1

ABB i-bus KNX IO/S x I/O-actoren Producthandboek

ABB i-bus KNX Universele in/uitgang 12-voudig, inbouw US/U 12.2

ABB i-bus KNX Ventilatoraktor FCL/S x Producthandboek

ABB i-bus KNX LGS/A 1.2 Luchtkwaliteitssensor met RTR

ABB i-bus KNX DALI-lichtregelaar, 8v, DIN-rail DLR/S M, 2CDG110101R0011

PRODUCTHANDBOEK. ABB i-bus KNX JRA/S Jaloezie-/rolluikactor met binaire ingangen

ABB i-bus. KNX Analoge ingang AE/S Producthandboek

ABB i-bus KNX USB interface USB/S 1.1

ABB EQmatic Energy Analyzer, M-Bus QA/S , 2CDG110226R0011, QA/S , 2CDG110227R0011

ABB i-bus KNX Weersensor, opbouw WES/A 3.1, 2CDG120046R0011

ABB i-bus KNX Universele in/uitgang 2-voudig, inbouw US/U 2.2

ABB i-bus KNX Ruimte Master RM/S 3.1 Producthandboek

ABB i-bus. KNX Weerstation WS/S Producthandboek

ABB i-bus KNX Binaire ingang Producthandleiding

ABB i-bus KNX DALI lichtregelaar 4v opbouw DLR/A , 2CDG110172R0011

ABB i-bus. KNX Analoge uitgang AA/S 4.1.2, AA/A Producthandboek

ABB i-bus KNX Jaloezie-/rolluikactor JRA/S Producthandboek

ABB i-bus KNX KNX-voedingen SV/S Producthandboek

ABB i-bus KNX Energieaktor SE/S Producthandboek

ABB i-bus KNX Jaloezie-/rolluikactor JRA/S Producthandboek

ABB i-bus KNX Lijnkoppelaar LK/S 4.2 Producthandboek

ABB i-bus KNX Analoge ingang AE/A 2.1 Producthandboek

PRODUCTHANDBOEK. ABB i-bus KNX SUG/U 1.1 Split Unit gateway

ABB i-bus KNX DALI-lichtregelaar 4v opbouw DLR/A

Uitbreidbaarheid max. aantal Suconet K/K1 deeln.: met 2 extra netwerkmodules

ABB i-bus KNX Thermo-elektrische ventielklep, 24 V TSA/K 24.2, 2CDG R0011

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Stuureenheid 1-10 V, 3-voudig. Art.-Nr.: 2193 REG. Bedieningshandleiding

Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten.

ABB i-bus. KNX Weercentrale WZ/S Weersensor WES/A 3.1 Producthandboek

Systeem 2000 Trappenhuisverlichtingsautomaat, Basiselement impulsgever. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

SERIE 10 Schemeringsschakelaars, compacte bouwvorm A Voor 2-polig schakelen (L+N) van een lampengroep tot 16 A

Serie 22 - Magneetschakelaars A

1 Veiligheidsinstructies

ABB i-bus KNX Energiemonitoring-module EM/S Producthandboek

ABB i-bus KNX IP interface IPS/S 2.1

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Besturingseenheid 1-10 V drievoudig. Best.nr. : Bedieningshandleiding

Serie 77 - Solid state relais (SSR) A

Bedieningshandleiding Schakelactor 4-, 6-, 8-voudig Schakelactor 4-, 8-voudig C-last

Servomotoren voor kleine afsluiters

Serie 10 - Schemeringsschakelaars, compacte bouwvorm A

Systeem 2000 Systeem 2000 HLK-relais-basiselement. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best. nr. : Bedieningshandleiding

Magneetschakelaars: technische eigenschappen

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Verwarmingsactor 6-voudig. Art.-Nr.: 2136 REG HZ. Bedieningshandleiding

ABB i-bus KNX Thermo-elektrische ventielklep, 230 V TSA/K 230.2, 2CDG R0011

KNX/EIB Verwarmingsactor zesvoudig. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Best.nr. : Bedieningshandleiding

KNX/EIB Schakelaktor enkelvoudig 16A / tweevoudig 6A. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

SERIE 19 Schakelactoren & interventiemodulen

KNX/EIB. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Fan Coil-actor. Fan Coil-actor. Best.nr. : Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Producteigenschappen. 4 Bediening met 2-voudig toetselement. Systeem 3000

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Trappenhuisautomaat, Impulsgever. Bedieningshandleiding

Digitale programmaklokken

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Funkmanagement Radiografische DIN-rail actor. Bedieningshandleiding

Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten.

KNX/EIB Schakelactoren. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

Technische documentatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Fan coil actor 2-voudig. Art.-Nr.: FCA 2 REGHE. Bedieningshandleiding

Serie 10 - Schemeringsschakelaars, compacte bouwvorm A

Serie 22 - Magneetschakelaars A

Serie 77 - Modulaire solid state relais (SSR) 5A

Contactoren Z7-SCH. Afmetingen (mm)

SERIE 77 Solid state relais (SSR) A

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Producteigenschappen. 4 Bediening met 2-voudig toetselement. System 3000

Transcriptie:

Fan-coil-actoren FCA/S Producthandboek

Inhoud 1 Algemeen... 5 1.1 Gebruik van het producthandboek...5 1.1.1 Opmerkingen...6 1.2 Product- en functieoverzicht...7 1.2.1 Productoverzicht...7 1.2.2 Functieoverzicht...8 1.2.3 Opname in de i-bus Tool...9 2 Apparaattechniek... 11 2.1 Fan-coil-actor FCA/S 1.1.1.2, PWM, DIN-railapparaat... 11 2.1.1 Technische gegevens... 11 2.1.2 Uitgangen klep (thermo-elektrisch, PWM)... 13 2.1.3 Uitgangen klep (motorisch, 3-punts)... 13 2.1.4 Ingangen... 13 2.1.5 Resolutie, nauwkeurigheden en toleranties... 14 2.1.6 Weerstandssignalen... 14 2.1.7 Ventilator nominale stroom 6 A... 16 2.1.8 Ventilator lampbelasting 6 A... 17 2.1.9 Uitgang nominale stroom 16 A... 18 2.1.10 Uitgang lampbelasting 16 A... 19 2.1.11 Aansluitschema (motorisch, 3-punts)... 20 2.1.12 Afmetingen... 22 2.2 Fan-coil-actor FCA/S 1.1.2.2, PWM, DIN-railapparaat... 23 2.2.1 Technische gegevens... 23 2.2.2 Uitgangen klep (thermo-elektrisch, PWM)... 25 2.2.3 Uitgangen klep (motorisch, 3-punts)... 25 2.2.4 Ingangen... 25 2.2.5 Resolutie, nauwkeurigheden en toleranties... 26 2.2.6 Weerstandssignalen... 26 2.2.7 Ventilator nominale stroom 6 A... 28 2.2.8 Ventilator lampbelasting 6 A... 29 2.2.9 Uitgang nominale stroom 20 AX... 30 2.2.10 Uitgang lampbelasting 20 AX... 31 2.2.11 Aansluitschema (thermo-elektrisch, PWM)... 32 2.2.12 Afmetingen... 34 2.3 Fan-coil-actor FCA/S 1.2.1.2, 0-10V, DIN-railapparaat... 35 2.3.1 Technische gegevens... 35 2.3.2 Uitgangen klep V1/2 analoog... 37 2.3.3 Ingangen... 37 2.3.4 Resolutie, nauwkeurigheden en toleranties... 38 2.3.5 Weerstandssignalen... 38 2.3.6 Ventilator nominale stroom 6 A... 40 2.3.7 Ventilator lampbelasting 6 A... 41 2.3.8 Uitgang nominale stroom 16 A... 42 2.3.9 Uitgang lampbelasting 16 A... 43 2.3.10 Aansluitschema... 44 2.3.11 Afmetingen... 46 2.4 Fan-coil-actor FCA/S 1.2.2.2, 0-10V, DIN-railapparaat... 47 2.4.1 Technische gegevens... 47 2.4.2 Uitgangen klep V1/2 analoog... 49 2.4.3 Ingangen... 49 2.4.4 Resolutie, nauwkeurigheden en toleranties... 50 2.4.5 Weerstandssignalen... 50 2.4.6 Ventilator nominale stroom 6 A... 52 2.4.7 Ventilator lampbelasting 6 A... 53 2.4.8 Uitgang nominale stroom 20 AX... 54 2.4.9 Uitgang lampbelasting 20 AX... 55 2.4.10 Aansluitschema... 56 2.4.11 Afmetingen... 58 2.5 Montage en installatie... 59 2.6 Handbediening... 61 2.6.1 Weergave-elementen... 62 2.6.2 Bedieningselementen... 63 FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 i

Inhoud 3... 65 3.1 Overzicht... 65 3.1.1 Functies van de ingangen... 66 3.1.2 Functies van de uitgangen... 67 3.2 Parameters... 68 3.2.1 Parametervenster Algemeen Instellingen... 69 3.2.2 Parametervenster Handbediening Instellingen... 72 3.2.3 Parametervenster Uitgangen A H... 76 3.2.3.1 Parametervenster Vrijgave uitgang A D... 76 3.2.3.1.1 Beschrijving van de Fan-coil-bedrijfsmodi bij actor, thermo-elektrisch (PWM)... 77 3.2.3.1.2 Beschrijving van de Fan-coil-bedrijfsmodi bij actor, motorisch (3-punts) en analoog... 83 3.2.3.2 Parametervenster A: uitgang (Actor, thermo-elektrisch (PWM))... 97 3.2.3.3 Parametervenster AB: uitgang (Actor, motorisch (3-punts))... 104 3.2.3.4 Parametervenster A: uitgang (Actor, analoog (0...10V))... 109 3.2.3.5 Parametervenster Functie... 113 3.2.3.5.1 Parametervenster Beveiliging... 117 3.2.3.5.2 Parametervenster Karakteristiekcorrectie... 119 3.2.3.6 Parametervenster Uitgang B, C, D... 122 3.2.3.7 Parametervenster Vrijgave uitgang E H... 123 3.2.3.8 Parametervenster E, F, G: Ventilator (meerdere standen)... 124 3.2.3.9 Parametervenster Statusmeldingen (meerdere standen)... 129 3.2.3.10 Parametervenster Drempelwaarden (meerdere standen)... 134 3.2.3.11 Parametervenster Automodusbedrijf (meerdere standen)... 137 3.2.3.12 Parametervenster Direct bedrijf (meerdere standen)... 143 3.2.3.13 Parametervenster Aanloop/naloop... 145 3.2.3.14 Parametervenster E, F, G: Ventilator (twee standen)... 148 3.2.3.15 Parametervenster E, F, G: Ventilator (één stand)... 149 3.2.3.16 Parametervenster Statusmeldingen (één stand)... 152 3.2.3.17 Parametervenster Drempelwaarde (één stand)... 154 3.2.3.18 Parametervenster Automodusbedrijf (één stand)... 156 3.2.3.19 Parametervenster E, F, G: Uitgang (schakelactoren)... 162 3.2.3.20 Parametervenster H: Uitgang... 163 3.2.3.20.1 Parametervenster Tijd... 166 3.2.4 Parametervenster Ingangen a c... 170 3.2.4.1 Parametervenster Vrijgave ingangen a c... 170 3.2.4.2 Parametervenster a: Schakelsensor... 171 3.2.4.2.1 Parameters Verschil tussen kort en lang indrukken Nee... 173 3.2.4.2.2 Parameters Verschil tussen kort en lang indrukken Ja... 180 3.2.4.3 Parametervenster a: Waarde/dwangsturing... 181 3.2.4.3.1 Parameters Verschil tussen kort en lang indrukken Nee... 184 3.2.4.3.2 Parameters Verschil tussen kort en lang indrukken Ja... 190 3.2.4.4 Parametervenster a: PT100, PT1000 en KTY... 191 3.2.4.4.1 Parametervenster a: PT100/PT1000... 191 3.2.4.4.2 Parameteropties voor KTY... 195 3.2.4.4.3 Kabelfoutcompensatie over kabellengte... 197 3.2.4.4.4 Kabelfoutcompensatie over kabelweerstand... 198 3.2.4.4.5 Parametervenster a: Drempelwaarde 1... 199 3.2.4.4.6 Parametervenster a: Drempelwaarde 1 Output... 202 3.3 Communicatieobjecten... 203 3.3.1 Overzicht communicatieobjecten... 203 3.3.2 Communicatieobjecten Algemeen... 207 3.3.3 Communicatieobjecten Actor, thermo-elektrisch (PWM) en motorisch (3-punts)... 211 3.3.4 Communicatieobjecten Ventilator E, F, G... 216 3.3.4.1 Communicatieobjecten Ventilatoren (meerdere standen)... 216 3.3.4.2 Communicatieobjecten Ventilatoren (één stand)... 223 3.3.4.3 Communicatieobjecten Schakelactoren E, F, G... 228 3.3.4.4 Communicatieobjecten uitgang H... 229 3.3.5 Communicatieobjecten Ingangen a c... 230 3.3.5.1 Communicatieobjecten Schakelsensor... 231 3.3.5.2 Communicatieobjecten Waarde/dwangsturing... 233 3.3.5.3 Communicatieobjecten Temperatuursensor... 234 3.3.5.4 Communicatieobjecten Verwarmen/Koelen... 236 ii 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Inhoud 4 Ontwerp en toepassing... 237 4.1 Ventilatoruitgang... 238 4.1.1 Ventilatormodus... 238 4.1.1.1 Ventilatoren in wisselschakeling... 240 4.1.1.2 Ventilatoren in trapschakeling... 240 4.1.2 Automodusbedrijf... 240 4.1.3 Direct bedrijf... 242 4.1.4 Omschakelen tussen automodusbedrijf en direct bedrijf... 242 4.1.5 Logica van de standomschakeling... 243 4.1.6 Afbeelding functieschema ventilatorbedrijf... 244 4.2 Schakeluitgang... 245 4.2.1 Functieschema... 245 4.2.2 Functie Tijd... 246 4.2.2.1 Trappenhuisverlichting... 246 4.3 Actuators, kleppen en regelaars... 247 4.3.1 Motorgestuurde actuators... 247 4.3.2 Elektrothermische actuators... 247 4.3.3 Soorten regelingen... 248 4.3.3.1 Continuregeling... 248 4.3.3.2 Pulsbreedtemodulatie (PWM)... 249 4.3.3.3 Pulsbreedtemodulatie berekening... 251 4.4 Gedrag bij uitval van de busspanning, terugkeer van de busspanning, downloaden en ETSreset... 252 4.4.1 Busspanningsuitval (BSU)... 252 4.4.2 Busspanningsterugkeer (BST)... 252 4.4.3 ETS-reset... 253 4.4.4 Download (DL)... 253 4.5 Prioriteiten... 254 A Bijlage... 255 A.1 Leveringsomvang... 255 A.2 Statusbyte algemeen... 256 A.3 Statusbyte uitgangen A, B, C, D... 257 A.4 Statusbyte ventilator... 258 A.5 Bestelgegevens... 259 A.6 Notities... 260 FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 iii

Algemeen 1 Algemeen Ventilatoren, ook ventilatorconvectoren of Fan-coil-eenheden genoemd, worden gebruikt voor decentraal verwarmen en koelen. Ze worden in de ruimte gemonteerd en via een centraal verwarmings- en koelsysteem gevoed. De ruimtetemperatuur kan met dit systeem heel snel aan individuele wensen worden aangepast. De Fan-coil-actoren schakelen via potentiaalvrije contacten ventilatoren met meerdere standen met maximaal drie ventilatorstanden aan. Verder zijn er drie ingangen beschikbaar, bijvoorbeeld voor de bewaking van een raam, de vorming van condenswater of voor het aansluiten van temperatuursensoren. Via een extra contact is de aansturing van een elektrische verwarming mogelijk. De Fan-coil-actoren onderscheiden zich in de aansturing van de kleppen. De Fan-coil-actoren FCA/S 1.1.x.2 hebben twee uitgangen voor de aansturing van motorische of thermische verwarmings- en koelkleppen. De Fan-coil-actoren FCA/S 1.2.x.2 hebben twee uitgangen voor de aansturing van analoge verwarmingsen koelkleppen. 1.1 Gebruik van het producthandboek In dit handboek vindt u gedetailleerde technische informatie over de werking, montage en programmering van het ABB i-bus KNX-apparaat. Het gebruik wordt aan de hand van voorbeelden uitgelegd. Het handboek bevat de volgende hoofdstukken: Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk A Algemeen Apparaattechniek Ontwerp en toepassing Bijlage FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 5

Algemeen 1.1.1 Opmerkingen In dit handboek worden opmerkingen en veiligheidswaarschuwingen als volgt weergegeven: Opmerking Vereenvoudigingen en tips voor de bediening Voorbeelden Voorbeelden van toepassing, montage en programmering Belangrijk Deze veiligheidswaarschuwing wordt gebruikt als er kans is op een functiestoring zonder risico van schade of letsel. Let op Deze veiligheidswaarschuwing wordt gebruikt als er kans is op een functiestoring zonder risico van schade of letsel. Gevaar Deze veiligheidswaarschuwing wordt gebruikt als er door onjuist gebruik of bediening gevaar voor lijf en leven ontstaat. Gevaar Deze veiligheidswaarschuwing wordt gebruikt als er door onjuist gebruik of bediening acuut levensgevaar ontstaat. 6 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Algemeen 1.2 Product- en functieoverzicht De Fan-coil-actoren FCA/S bedienen een eenfase-ventilator met maximaal drie ventilatorstanden via een trap- of wisselaansturing. In de bedrijfsmodus Wisselschakelaar is ervoor gezorgd dat geen twee ventilatorstanden tegelijk kunnen worden ingeschakeld. Hiervoor is bovendien een instelbare omschakelpauze beschikbaar. Draaistroomaandrijvingen worden niet ondersteund. De uitgang kan worden gebruikt voor het aansturen van een elektrische verbruiker. Handbediening van het apparaat is mogelijk in de uitvoeringen FCA/S 1.1.2.2 en FCA/S 1.2.2.2. Motorische, thermische of analoge verwarmings- en koelkleppen en ventilatoren met meerdere standen sturen de Fan-coil-actoren via de uitgangen aan. Er zijn drie ingangen beschikbaar, bijvoorbeeld voor meldcontacten voor raam- en condenswaterbewaking of temperatuuringang. Het apparaat voorziet de ingangen van een afvraagspanning. De apparaten zijn DIN-railapparaten in Pro M-design met een modulebreedte van 6 TE s voor de inbouw in verdeelkasten. De verbinding met de ABB i-bus â KNX loopt via een busaansluitklem aan de voorkant. Voor de apparaten is geen hulpspanning nodig. Het fysieke adres en de parameters worden ingesteld in de Engineering Tool Software ETS. Betekenis productnaam: Afkorting Omschrijving F Fan C Coil A Actor /S DIN-rail x. 1 = 1-voudig x. 1 = actoren elektronisch (PWM) 2 = actoren analoog (0 10 V) x. 1 = zonder handbediening 2 = met handbediening x x = Versienummer x = 1, 2, enz. 1.2.1 Productoverzicht FCA/S 1.1.1.2 FCA/S 1.1.2.2 FCA/S 1.2.1.2 FCA/S 1.2.2.2 Bediening Handbediening - x - x Ingangen Contactafvraag of temperatuursensor x x x x Uitgangen Schakelcontact 6A of ventilator x x x x Schakelcontact 16 A (10 AX) x - x - Schakelcontact 20 AX - x - x Elektronisch 0,5 A x x - - Analoog 0...10 V - - x x Bij de handbediening schakelt toets E het apparaat in met ventilatorstand 1. Het apparaat kan dan uitsluitend met toets F in ventilatorstand 2 en aansluitend met toets G in ventilatorstand 3 worden geschakeld. Voor het terugschakelen moet de omgekeerde volgorde worden aangehouden. Pas dan kan met toets E het apparaat weer worden uitgeschakeld. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 7

Algemeen 1.2.2 Functieoverzicht FCA/S 1.1.1.2 FCA/S 1.1.2.2 FCA/S 1.2.1.2 FCA/S 1.2.2.2 Ingangen 3 3 3 3 Schakelsensor, bijvoorbeeld raamcontact 1 1 1 1 Waarde/dwangsturing, bijvoorbeeld bedrijfsmodus Temperatuursensor, bijvoorbeeld uitblaastemperatuur 1 1 1 1 1 1 1 1 Uitgang 6 A schakelt 3 3 3 3 Ventilator met 3 stand of 1 1 1 1 Ventilator met 2 stand of 1 1 1 1 Ventilator met 1 stand of 1 1 1 1 3 afzonderlijke uitgangen 3 3 3 3 Uitgang 16 A (10 AX) schakelt 1-1 - Elektrisch kacheltje 1-1 - Uitgang 20 AX schakelt - 1-1 Elektrisch kacheltje - 1-1 Uitgangen elektronisch 0,5 A 4 4 - - Actoren thermo-elektrisch (PWM) 4 4 - - Actoren motorisch (3-punts) 2 2 - - Uitgangen analoog 0 10 V - - 2 2 Actoren analoog - - 2 2 8 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Algemeen 1.2.3 Opname in de i-bus Tool Het apparaat beschikt over een interface met de i-bus Tool. Met de i-bus Tool kunnen op het gekoppelde apparaat gegevens worden uitgelezen en functies worden getest. Tevens kunnen voor testdoeleinden gegevens worden gesimuleerd. Als de communicatie ontbreekt, worden geen outputwaarden (meetwaarden, drempelwaarden) meer naar de bus verzonden, ook als ze met de i-bus Tool gesimuleerd zijn. De outputwaarden worden wel naar de bus verzonden als cyclisch verzenden is gekozen. Met de i-bus Tool is het mogelijk temperatuurwaarden via het communicatieobject vast te leggen om bij de ingebruikname de KNX-installatie zonder aangesloten temperatuursensor te testen. De i-bus Tool kan gratis van onze homepage (www.abb.com/knx) worden gedownload. Voor de Software Tool is geen ETS vereist. Falcon Runtime (ten minste versie V1.6, voor Windows 7 ten minste V1.8) moet wel geïnstalleerd zijn om de verbinding tussen pc en KNX te kunnen maken. Een beschrijving van de functies is opgenomen in de online help van de i-bus Tool. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 9

2CDC071001S0015 ABB i-bus KNX Apparaattechniek 2 Apparaattechniek 2.1 Fan-coil-actor FCA/S 1.1.1.2, PWM, DIN-railapparaat Het apparaat is een DIN-railapparaat in Pro M-design. Het is ontworpen voor inbouw in verdeelkasten met een draagrail van 35 mm. Het fysieke adres en de parameters worden ingesteld in de ETS-software. Het apparaat wordt via de ABB i-bus KNX van stroom voorzien en heeft geen extra hulpspanning nodig. Na inschakeling van de busspanning is het apparaat klaar voor gebruik. 2.1.1 Technische gegevens Voeding Busspanning 21 32 V DC Stroomopname, bus < 12 ma Vermogensverlies, bus Maximaal 250 mw * Het maximale vermogensverlies van het apparaat is gebaseerd op de volgende gegevens: Vermogensverlies, apparaat Maximaal 3,05 W* KNX-aansluiting Relais 16 A Relais 6 A Elektronische uitgangen 0,25 W Aansluitingen KNX Via busaansluitklem Ingangen/uitgangen 1,0 W 0,6 W 1,2 W Via schroefklemmen Aansluitklemmen Schroefklem Schroefklem met combikop (PZ 1) Adereindhuls zonder/met kunststofhuls TWIN-adereindhuls Aandraaimoment Rooster 6,35 0,2 4 mm² fijnaderig, 2 x (0,2 2,5 mm²) 0,2 6 mm² eenaderig, 2 x (0,2 4 mm²) Zonder: 0,25 2,5 mm² Met: 0,25 4 mm² 0,5 2,5 mm² Lengte contactstift minimaal 10 mm Maximaal 0,6 Nm FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 11

Apparaattechniek Bedienings- en weergave-elementen Toets/LED Voor toekennen van fysiek adres Toets /LED Beschermingsgraad IP 20 Conform DIN EN 60 529 Beschermingsklasse II Conform DIN EN 61 140 Voor omschakelen tussen handbediening/bediening via de ABB i-bus KNX en weergeven Isolatiecategorie Overspanningscategorie III conform DIN EN 60 664-1 KNX-veiligheidslaagspanning Temperatuurbereik Vervuilingsgraad II conform DIN EN 60 664-1 SELV 24 V DC In bedrijf Transport Opslag Meer dan +45 C beperkt de levensduur! -5 C +45 C -25 C +70 C -25 C +55 C Omgevingsvoorwaarde Maximale luchtvochtigheid 93%, geen bedauwing toegestaan Design DIN-railapparaat Modulair installatieapparaat, ProM Afmetingen 108 x 90 x 64,5 mm (h x b x d) Inbouwbreedte in module-eenheden Inbouwdiepte 6 modules à 18 mm 64,5 mm Montage Op rail 35 mm Conform DIN EN 60 715 Inbouwplaats Gewicht Behuizing, kleur Willekeurig 0,3 kg Kunststof, grijs Goedkeuring KNX conform EN 50 090-1, -2 Certificaat CE-markering Conform EMC- en laagspanningsrichtlijnen 12 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek Apparaattype Applicatie Maximaal aantal Communicatieobjecten Maximaal aantal groepsadressen Maximaal aantal toewijzingen FCA/S 1.1.1.2 Fan-coil-actor PWM/...* 70 254 255 * = Huidig versienummer van de applicatie. Raadpleeg hiervoor de software-informatie op onze homepage. Opmerking Voor de programmering zijn ETS en het huidige applicatieprogramma van het apparaat vereist. De actuele applicatie kunt u van internet downloaden onder www.abb.com/knx. Na de import in ETS is het applicatieprogramma in het venster Catalogi onder Fabrikanten/ABB/Verwarming, Airco, Ventilatie/Fan-coil-actor PWM opgeslagen. Het apparaat biedt geen ondersteuning voor de beveiligingsfunctie van een KNX-apparaat in ETS. Als u de toegang tot alle apparaten van het project via een BCU-code blokkeert, is dit niet van invloed op dit apparaat. Het kan nog steeds worden uitgelezen en geprogrammeerd. 2.1.2 Uitgangen klep (thermo-elektrisch, PWM) Nominale waarden Aantal 4, spanningsgebonden, kortsluitbeveiligd Un nominale spanning 24...230 V AC (50/60 Hz) In nominale stroom (per uitgangspaar) 0,5 A Continustroom 0,5 A ohmsche belasting bij Tu tot 20 C 0,3 A ohmsche belasting bij Tu tot 60 C Inschakelstroom Maximaal 1,6 A 10 s bij Tu tot 60 C Tu = omgevingstemperatuur Minimale belasting 0,5 VA per PWM-uitgang 2.1.3 Uitgangen klep (motorisch, 3-punts) Nominale waarden Aantal 2, spanningsgebonden, kortsluitbeveiligd Un nominale spanning 24...230 V AC (50/60 Hz) In nominale stroom (per uitgangspaar) 0,5 A Continustroom 0,5 A ohmsche belasting bij Tu tot 20 C 0,3 A ohmsche belasting bij Tu tot 60 C Inschakelstroom Maximaal 1,6 A 10 s bij Tu tot 60 C Tu = omgevingstemperatuur Minimale belasting 0,5 VA per PWM-uitgang 2.1.4 Ingangen Nominale waarden Aantal 3 Contactafvraag Potentiaalvrij Afvraagstroom 1 ma Afvraagspanning 10 V Weerstand PT100 2-adertechniek, PT1000 2-adertechniek, Een selectie van KT/KTY 1.000/2.000, Door gebruiker gedefinieerd Resolutie, nauwkeurigheden en toleranties Zie volgende pagina Kabellengte Tussen sensor en apparaatingang Maximaal 30 m, enkelvoudig FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 13

Apparaattechniek 2.1.5 Resolutie, nauwkeurigheden en toleranties Houd er rekening mee dat bij de opgegeven waarden nog de toleranties voor de gebruikte sensoren moeten worden opgeteld. Bij op weerstandsmeting gebaseerde sensoren moet tevens rekening worden gehouden met kabelfouten. In de leveringstoestand van het apparaat wordt aanvankelijk de nauwkeurigheid niet behaald. Na de eerste ingebruikname voert het apparaat zelfstandig een kalibratie uit van de analoge meetschakeling. Deze kalibratie duurt ongeveer 1 uur en vindt op de achtergrond plaats. Deze wordt uitgevoerd ongeacht of het apparaat is geconfigureerd of niet en is tevens onafhankelijk van de aangesloten sensoren. De normale werking van het apparaat wordt op geen enkele manier beïnvloed. Na afloop van de kalibratie worden de bepaalde kalibratiewaarden veilig opgeslagen. Daarna bereikt het apparaat altijd direct na het inschakelen direct de juiste nauwkeurigheid. Als de kalibratie wordt afgebroken door de programmering of door uitval van de busspanning, begint deze na de volgende start opnieuw. De lopende kalibratie wordt in statusbytes aangegeven door een 1 in bit 4. 2.1.6 Weerstandssignalen Sensorsignaal Resolutie Nauwkeurigheid Nauwkeurigheid Nauwkeurigheid Opmerking bij 25 C Tu* 3 bij 0 50 C Tu* 3 bij -20 70 C Tu* 3 PT100* 4 0,01 ohm ±0,15 ohm ±0,2 ohm ±0,25 ohm 0,1 ohm = 0,25 C PT1000* 4 0,1 ohm ±1,5 ohm ±2,0 ohm ±2,5 ohm 1 ohm = 0,25 C KT/KTY 1.000* 4 1 ohm ±2,5 ohm ±3,0 ohm ±3,5 ohm 1 ohm = 0,125 C/bij 25 C KT/KTY 2.000* 4 1 ohm ±5 ohm ±6,0 ohm ±7,0 ohm 1 ohm = 0,064 C/bij 25 C * 3 excl. actuele meetwaarde bij omgevingstemperatuur (Tu) * 4 excl. kabel- en sensorfouten 14 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek PT100 De PT100 is nauwkeurig en uitwisselbaar, maar gevoelig voor kabelfouten (kabelweerstand en opwarmen van de kabel). Een klemweerstand van 200 milliohm veroorzaakt al een temperatuurfout van 0,5 C. PT1000 De PT1000 gedraagt zich als de PT100, maar invloeden van kabelfouten zijn 10 keer lager. Deze sensor heeft de voorkeur. KT/KTY De KT/KTY is minder nauwkeurig, is beperkt uitwisselbaar en slechts voor zeer eenvoudige toepassingen geschikt. Houd verder rekening met verschillende tolerantieklassen voor de sensoren in de uitvoeringen PT100 en PT1000. De tabel verduidelijkt de afzonderlijke klassen volgens de norm IEC 60 751 (stand: 2008): Omschrijving Tolerantie Klasse AA 0,10 C + (0,0017 x t) Klasse A 0,15 C + (0,002 x t) Klasse B 0,30 C + (0,005 x t) Klasse C 0,60 C + (0,01 x t) t = actuele temperatuur Voorbeeld bij klasse B: Bij 100 C zijn afwijkingen van de meetwaarde toegelaten tot ± 0,8 C FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 15

Apparaattechniek 2.1.7 Ventilator nominale stroom 6 A Nominale waarden Aantal 3 contacten Un1 nominale spanning In1 nominale stroom (per uitgang) Schakelstroom AC3*-modus (cos = 0,45) volgens DIN EN 60 947-4-1 AC1*-modus (cos = 0,8) volgens DIN EN 60 947-4-1 250/440 V AC (50/60 Hz) 6 A 6 A/230 V 6 A/230 V Fluorescentielampbelasting conform DIN EN 60 669-1 6 A/250 V (35 F) 1) Minimaal schakelvermogen 20 ma/5 V 10 ma/12 V 7 ma/24 V Schakelvermogen gelijkstroom (ohmse belasting) 6 A/24 V= Gemiddelde levensduur Mechanische levensduur > 10 7 Schakeltijden 2) Elektrische levensduur van de schakelcontacten volgens DIN IEC 60 947-4-1 AC1* (240 V/cos 0,8) > 10 5 AC3* (240 V/cos 0,45) > 1,5 x 10 4 AC5a* (240 V/cos 0,45) > 1,5 x 10 4 Maximumaantal schakelingen van het uitgangsrelais per minuut wanneer slechts één relais wordt geschakeld. 2.683 1) De maximale inschakelpiekstroom mag daarbij niet worden overschreden. 2) De gegevens gelden pas als het apparaat gedurende minstens 10 s van busspanning is voorzien. De standaardvertraging van het relais bedraagt ongeveer 20 ms. *Wat betekenen de begrippen AC1, AC3 en AC5a? In de gebouwsysteemtechniek zijn op basis van speciale toepassingen verschillende schakelvermogens en prestatiespecificaties voor industrie- en huisinstallaties ontstaan. Deze specificaties zijn vastgelegd in nationale en internationale normen. Bij de tests worden typische toepassingen gereproduceerd, zoals motorbelastingen (industrie) of fluorescentielampen (gebouwen). AC1 en AC3 zijn aanduidingen voor schakelvermogens in industriële toepassingen. Toepassing: AC1 - AC3 - AC5a - Niet-inductieve of zwak inductieve belasting, weerstandsovens (heeft betrekking op het schakelen van ohmse belasting) Kooiankermotoren: starten, uitschakelen tijdens bedrijf (heeft betrekking op (inductieve) motorbelasting) Schakelen van gasontladingslampen Deze schakelvermogens zijn gedefinieerd in norm DIN EN 60947-4-1 Schakelaars en aanzetters voor motoren Elektromagnetische schakelaars en aanzetters voor motoren. Deze norm beschrijft schakelaars en aanzetters die oorspronkelijk voornamelijk in industriële toepassingen werden gebruikt. 16 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek 2.1.8 Ventilator lampbelasting 6 A Lampen Gloeilampbelasting 1.200 W Fluorescentielampen T5/T8 NV-halogeenlampen Duluxlamp Kwiklamp Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Duoschakeling Inductieve trafo Elektronische trafo Halogeenlamp 230 V Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd 800 W 300 W 350 W 800 W 1.000 W 1.000 W 800 W 800 W 1.000 W 800 W Schakelvermogen (schakelend contact) Maximale inschakelpiekstroom Ip (150 s) 200 A Maximale inschakelpiekstroom Ip (250 s) Maximale inschakelpiekstroom Ip (600 s) Aantal EVG (T5/T8, één lamp) 1) 18 W (ABB EVSA 1 x 18 SF) 10 24 W (ABB EVSA-T5 1 x 24 CY) 10 36 W (ABB EVSA 1 x 36 CF) 7 58 W (ABB EVSA 1 x 58 CF) 5 80 W (Helvar EL 1 x 80 SC) 3 1) Bij lampen met meerdere lichtpunten of andere typen moet het aantal elektronische voorschakelapparaten worden bepaald aan de hand van de inschakelpiekstroom van de elektronische voorschakelapparaten. 160 A 100 A FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 17

Apparaattechniek 2.1.9 Uitgang nominale stroom 16 A Nominale waarden Aantal 1 Un2 nominale spanning In2 nominale stroom Schakelstroom AC3*-modus (cos = 0,45) volgens DIN EN 60 947-4-1 8 A/230 V AC1*-modus (cos = 0,8) volgens DIN EN 60 947-4-1 250/440 V AC (50/60 Hz) 16 A 16 A/230 V Fluorescentielampbelasting AX conform DIN EN 60 669-1 16 A/250 V (70 F) 1) Minimaal schakelvermogen 100 ma/12 V 100 ma/24 V Schakelvermogen gelijkstroom (ohmse belasting) 16 A/24 V= Gemiddelde levensduur Mechanische levensduur > 3 x 10 6 Schakeltijden 2) Elektrische levensduur van de schakelcontacten volgens DIN IEC 60 947-4-1 AC1* (240 V/cos 0,8) > 10 5 Maximumaantal schakelingen van het uitgangsrelais per minuut wanneer slechts één relais wordt geschakeld. 313 1) De maximale inschakelpiekstroom mag daarbij niet worden overschreden. 2) De gegevens gelden pas als het apparaat gedurende minstens 10 s van busspanning is voorzien. De standaardvertraging van het relais bedraagt ongeveer 20 ms. *Wat betekenen de begrippen AC1, AC3 en AC5a? In de gebouwsysteemtechniek zijn op basis van speciale toepassingen verschillende schakelvermogens en prestatiespecificaties voor industrie- en huisinstallaties ontstaan. Deze specificaties zijn vastgelegd in nationale en internationale normen. Bij de tests worden typische toepassingen gereproduceerd, zoals motorbelastingen (industrie) of fluorescentielampen (gebouwen). AC1 en AC3 zijn aanduidingen voor schakelvermogens in industriële toepassingen. Toepassing: AC1 - AC3 - AC5a - Niet-inductieve of zwak inductieve belasting, weerstandsovens (heeft betrekking op het schakelen van ohmse belasting) Kooiankermotoren: starten, uitschakelen tijdens bedrijf (heeft betrekking op (inductieve) motorbelasting) Schakelen van gasontladingslampen Deze schakelvermogens zijn gedefinieerd in norm DIN EN 60947-4-1 Schakelaars en aanzetters voor motoren Elektromagnetische schakelaars en aanzetters voor motoren. Deze norm beschrijft schakelaars en aanzetters die oorspronkelijk voornamelijk in industriële toepassingen werden gebruikt. 18 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek 2.1.10 Uitgang lampbelasting 16 A Lampen Gloeilampbelasting 2.500 W Fluorescentielampen T5/T8 Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Duoschakeling 2.500 W 1.500 W 1.500 W NV-halogeenlampen Inductieve trafo Elektronische trafo 1.200 W 1.500 W Halogeenlamp 230 V 2.500 W Duluxlamp Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd 1.100 W 1.100 W Kwiklamp Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd 2.000 W 2.000 W Schakelvermogen (schakelend contact) Maximale inschakelpiekstroom Ip (150 s) 400 A Maximale inschakelpiekstroom Ip (250 s) 320 A Maximale inschakelpiekstroom Ip (600 s) 200 A Aantal EVG (T5/T8, één lamp) 1) 18 W (ABB EVSA 1 x 18 SF) 23 24 W (ABB EVSA-T5 1 x 24 CY) 23 36 W (ABB EVSA 1 x 36 CF) 14 58 W (ABB EVSA 1 x 58 CF) 11 80 W (Helvar EL 1 x 80 SC) 10 1) Bij lampen met meerdere lichtpunten of andere typen moet het aantal EVSA s worden bepaald aan de hand van de inschakelpiekstroom van de EVSA s. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 19

2CDC072014F0015 ABB i-bus KNX Apparaattechniek 2.1.11 Aansluitschema (motorisch, 3-punts) FCA/S 1.1.1.2 1 Labelhouder 6 Klep V1 (bijv. Verwarmen) 2 Toets Programmeren 7 Klep V2 (bijv. Koelen) 3 LED Programmeren (rood) 8 Ventilator 4 Busaansluitklem 9 Uitgang H 5 Ingangen a, b, c 20 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek Alle uitgangen kunnen onafhankelijk van elkaar worden aangestuurd. In de volgende tabel ziet u welke uitgangsfuncties met het apparaat en de Fan-coil-actor en de applicatie mogelijk zijn: Functies van de uitgang A B C D Algemeen - Overbelasting - Parallelbedrijf Vrij Vrij Actoren die aan de Fan-coil-unit zijn toegewezen - Thermo-elektrisch (PWM) - 1 instelgrootheid / 1 klep Vrij Vrij Vrij - 2 instelgrootheden / 1 klep Vrij Vrij Vrij - 2 instelgrootheden / 2 kleppen Vrij Vrij Instelmogelijkheden van de actoren - Thermo-elektrisch (PWM) - Apart verwarmen/koelen - Richting OPEN/DICHT OPEN/DICHT OPEN/DICHT OPEN/DICHT - Motorisch (3-punts) - Apart verwarmen/koelen - Richting OPEN DICHT OPEN DICHT = Functie wordt ondersteund - = Functie wordt niet ondersteund Vrij = Is beschikbaar en kan apart worden gebruikt Functies van de uitgang I F G H Schakelfunctie Opener/sluiter Tijd Trappenhuisverlichting Ventilator Stand 1 2 3 - = Functie wordt ondersteund - = Functie wordt niet ondersteund FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 21

2CDC072016F0013 ABB i-bus KNX Apparaattechniek 2.1.12 Afmetingen 22 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

2CDC071002S0015 ABB i-bus KNX Apparaattechniek 2.2 Fan-coil-actor FCA/S 1.1.2.2, PWM, DIN-railapparaat Het apparaat is een DIN-railapparaat in Pro M-design. Het is ontworpen voor inbouw in verdeelkasten met een draagrail van 35 mm. Het fysieke adres en de parameters worden ingesteld in de ETS-software. Het apparaat wordt via de ABB i-bus KNX van stroom voorzien en heeft geen extra hulpspanning nodig. Na inschakeling van de busspanning is het apparaat klaar voor gebruik. 2.2.1 Technische gegevens Voeding Busspanning 21 32 V DC Stroomopname, bus < 12 ma Vermogensverlies, bus Maximaal 250 mw * Het maximale vermogensverlies van het apparaat is gebaseerd op de volgende gegevens: Vermogensverlies, apparaat Maximaal 3,05 W* KNX-aansluiting Relais 16 A Relais 6 A Elektronische uitgangen 0,25 W Aansluitingen KNX Via busaansluitklem Ingangen/uitgangen 1,0 W 0,6 W 1,2 W Via schroefklemmen Aansluitklemmen Schroefklem Schroefklem met combikop (PZ 1) Adereindhuls zonder/met kunststofhuls TWIN-adereindhuls Aandraaimoment Rooster 6,35 0,2 4 mm² fijnaderig, 2 x (0,2 2,5 mm²) 0,2 6 mm² eenaderig, 2 x (0,2 4 mm²) Zonder: 0,25 2,5 mm² Met: 0,25 4 mm² 0,5 2,5 mm² Lengte contactstift minimaal 10 mm Maximaal 0,6 Nm FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 23

Apparaattechniek Bedienings- en weergave-elementen Toets/LED Voor toekennen van fysiek adres Toets /LED Voor omschakelen tussen handbediening/bediening via de ABB i-bus KNX en weergeven Toets uitgang H / Schakelaar H Toets ventilatorstand E, F, G Voor schakelen en weergeven Voor het schakelen van de afzonderlijke ventilatorstanden LED E, F, G Voor het weergeven van ventilatorstand 1, 2, 3 Toetsen A, B, C, D LED A, B, C, D Voor het openen/sluiten van de klep Voor het weergeven van de klepstand Toets /LED Voor schakelen en weergeven Toets /LED Voor schakelen en weergeven Toets /LED Voor schakelen en weergeven Beschermingsgraad IP 20 Conform DIN EN 60 529 Beschermingsklasse II Conform DIN EN 61 140 Isolatiecategorie Overspanningscategorie III conform DIN EN 60 664-1 KNX-veiligheidslaagspanning Temperatuurbereik Vervuilingsgraad II conform DIN EN 60 664-1 SELV 24 V DC In bedrijf Transport Opslag Meer dan +45 C beperkt de levensduur! -5 C +45 C -25 C +70 C -25 C +55 C Omgevingsvoorwaarde Maximale luchtvochtigheid 93%, geen bedauwing toegestaan Design DIN-railapparaat Modulair installatieapparaat, ProM Afmetingen 108 x 90 x 64,5 mm (h x b x d) Inbouwbreedte in module-eenheden Inbouwdiepte 6 modules à 18 mm 64,5 mm Montage Op rail 35 mm Conform DIN EN 60 715 Inbouwplaats Gewicht Behuizing, kleur Willekeurig 0,3 kg Kunststof, grijs Goedkeuring KNX conform EN 50 090-1, -2 Certificaat CE-markering Conform EMC- en laagspanningsrichtlijnen 24 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek Apparaattype Applicatie Maximaal aantal Communicatieobjecten Maximaal aantal groepsadressen Maximaal aantal toewijzingen FCA/S 1.1.2.2 Fan-coil-actor PWM M/ * 70 254 255 * = Huidig versienummer van de applicatie. Raadpleeg hiervoor de software-informatie op onze homepage. Opmerking Voor de programmering zijn ETS en het huidige applicatieprogramma van het apparaat vereist. De actuele applicatie kunt u van internet downloaden onder www.abb.com/knx. Na de import in ETS is het applicatieprogramma in het venster Catalogi onder Fabrikanten/ABB/Verwarming, Airco, Ventilatie/Fan-coil-actor PWM opgeslagen. Het apparaat biedt geen ondersteuning voor de beveiligingsfunctie van een KNX-apparaat in ETS. Als u de toegang tot alle apparaten van het project via een BCU-code blokkeert, is dit niet van invloed op dit apparaat. Het kan nog steeds worden uitgelezen en geprogrammeerd. 2.2.2 Uitgangen klep (thermo-elektrisch, PWM) Nominale waarden Aantal 4, spanningsgebonden, kortsluitbeveiligd Un nominale spanning 24...230 V AC (50/60 Hz) In nominale stroom (per uitgangspaar) 0,5 A Continustroom 0,5 A ohmsche belasting bij Tu tot 20 C 0,3 A ohmsche belasting bij Tu tot 60 C Inschakelstroom Maximaal 1,6 A 10 s bij Tu tot 60 C Tu = omgevingstemperatuur Minimale belasting 0,5 VA per PWM-uitgang 2.2.3 Uitgangen klep (motorisch, 3-punts) Nominale waarden Aantal 2, spanningsgebonden, kortsluitbeveiligd Un nominale spanning 24...230 V AC (50/60 Hz) In nominale stroom (per uitgangspaar) 0,5 A Continustroom 0,5 A ohmsche belasting bij Tu tot 20 C 0,3 A ohmsche belasting bij Tu tot 60 C Inschakelstroom Maximaal 1,6 A 10 s bij Tu tot 60 C Tu = omgevingstemperatuur Minimale belasting 0,5 VA per PWM-uitgang 2.2.4 Ingangen Nominale waarden Aantal 3 Contactafvraag Potentiaalvrij Afvraagstroom 1 ma Afvraagspanning 10 V Weerstand 0 1.000 ohm, PT100 2-adertechniek, PT1000 2-adertechniek, Een selectie van KT/KTY 1.000/2.000, Door gebruiker gedefinieerd Resolutie, nauwkeurigheden en toleranties Zie volgende pagina Kabellengte Tussen sensor en apparaatingang Maximaal 30 m, enkelvoudig FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 25

Apparaattechniek 2.2.5 Resolutie, nauwkeurigheden en toleranties Houd er rekening mee dat bij de opgegeven waarden nog de toleranties voor de gebruikte sensoren moeten worden opgeteld. Bij op weerstandsmeting gebaseerde sensoren moet tevens rekening worden gehouden met kabelfouten. In de leveringstoestand van het apparaat wordt aanvankelijk de nauwkeurigheid niet behaald. Na de eerste ingebruikname voert het apparaat zelfstandig een kalibratie uit van de analoge meetschakeling. Deze kalibratie duurt ongeveer 1 uur en vindt op de achtergrond plaats. Deze wordt uitgevoerd ongeacht of het apparaat is geconfigureerd of niet en is tevens onafhankelijk van de aangesloten sensoren. De normale werking van het apparaat wordt op geen enkele manier beïnvloed. Na afloop van de kalibratie worden de bepaalde kalibratiewaarden veilig opgeslagen. Daarna bereikt het apparaat altijd direct na het inschakelen direct de juiste nauwkeurigheid. Als de kalibratie wordt afgebroken door de programmering of door uitval van de busspanning, begint deze na de volgende start opnieuw. De lopende kalibratie wordt in statusbytes aangegeven door een 1 in bit 4. 2.2.6 Weerstandssignalen Sensorsignaal Resolutie Nauwkeurighei d bij 25 C Tu* 3 Nauwkeurigheid bij 0 50 C Tu* 3 0...1.000 ohm 0,1 ohm ±1,0 ohm ±1,5 ohm ±2 ohm Nauwkeurigheid bij -20 70 C Tu* 3 Opmerking PT100* 4 0,01 ohm ±0,15 ohm ±0,2 ohm ±0,25 ohm 0,1 ohm = 0,25 C PT1000* 4 0,1 ohm ±1,5 ohm ±2,0 ohm ±2,5 ohm 1 ohm = 0,25 C KT/KTY 1000* 4 1 ohm ±2,5 ohm ±3,0 ohm ±3,5 ohm 1 ohm = 0,125 C/bij 25 C KT/KTY 2000* 4 1 ohm ±5 ohm ±6,0 ohm ±7,0 ohm 1 ohm = 0,064 C/bij 25 C * 3 excl. actuele meetwaarde bij omgevingstemperatuur (Tu) * 4 excl. kabel- en sensorfouten 26 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek PT100 De PT100 is nauwkeurig en uitwisselbaar, maar gevoelig voor kabelfouten (kabelweerstand en opwarmen van de kabel). Een klemweerstand van 200 milliohm veroorzaakt al een temperatuurfout van 0,5 C. PT1000 De PT1000 gedraagt zich als de PT100, maar invloeden van kabelfouten zijn 10 keer lager. Deze sensor heeft de voorkeur. KT/KTY De KT/KTY is minder nauwkeurig, is beperkt uitwisselbaar en slechts voor zeer eenvoudige toepassingen geschikt. Houd verder rekening met verschillende tolerantieklassen voor de sensoren in de uitvoeringen PT100 en PT1000. De tabel verduidelijkt de afzonderlijke klassen volgens de norm IEC 60 751 (stand: 2008): Omschrijving Tolerantie Klasse AA 0,10 C + (0,0017 x t) Klasse A 0,15 C + (0,002 x t) Klasse B 0,30 C + (0,005 x t) Klasse C 0,60 C + (0,01 x t) t = actuele temperatuur Voorbeeld bij klasse B: Bij 100 C zijn afwijkingen van de meetwaarde toegelaten tot ± 0,8 C FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 27

Apparaattechniek 2.2.7 Ventilator nominale stroom 6 A Nominale waarden Aantal 3 contacten Un1 nominale spanning In1 nominale stroom (per uitgang) Schakelstroom AC3*-modus (cos = 0,45) volgens DIN EN 60 947-4-1 6 A/230 V AC1*-modus (cos = 0,8) volgens DIN EN 60 947-4-1 250/440 V AC (50/60 Hz) 6 A 6 A/230 V Fluorescentielampbelasting conform DIN EN 60 669-1 6 A/250 V (35 F) 1) Minimaal schakelvermogen 20 ma/5 V 10 ma/12 V 7 ma/24 V Schakelvermogen gelijkstroom (ohmse belasting) 6 A/24 V= Gemiddelde levensduur Mechanische levensduur > 10 7 Schakeltijden 2) Elektrische levensduur van de schakelcontacten volgens DIN IEC 60 947-4-1 AC1* (240 V/cos 0,8) > 10 5 AC3* (240 V/cos 0,45) > 1,5 x 10 4 AC5a* (240 V/cos 0,45) > 1,5 x 10 4 Maximumaantal schakelingen van het uitgangsrelais per minuut wanneer slechts één relais wordt geschakeld. 2.683 1) De maximale inschakelpiekstroom mag daarbij niet worden overschreden. 2) De gegevens gelden pas als het apparaat gedurende minstens 10 s van busspanning is voorzien. De standaardvertraging van het relais bedraagt ongeveer 20 ms. *Wat betekenen de begrippen AC1, AC3 en AC5a? In de gebouwsysteemtechniek zijn op basis van speciale toepassingen verschillende schakelvermogens en prestatiespecificaties voor industrie- en huisinstallaties ontstaan. Deze specificaties zijn vastgelegd in nationale en internationale normen. Bij de tests worden typische toepassingen gereproduceerd, zoals motorbelastingen (industrie) of fluorescentielampen (gebouwen). AC1 en AC3 zijn aanduidingen voor schakelvermogens in industriële toepassingen. Toepassing: AC1 - AC3 - AC5a - Niet-inductieve of zwak inductieve belasting, weerstandsovens (heeft betrekking op het schakelen van ohmse belasting) Kooiankermotoren: starten, uitschakelen tijdens bedrijf (heeft betrekking op (inductieve) motorbelasting) Schakelen van gasontladingslampen Deze schakelvermogens zijn gedefinieerd in norm DIN EN 60947-4-1 Schakelaars en aanzetters voor motoren Elektromagnetische schakelaars en aanzetters voor motoren. Deze norm beschrijft schakelaars en aanzetters die oorspronkelijk voornamelijk in industriële toepassingen werden gebruikt. 28 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek 2.2.8 Ventilator lampbelasting 6 A Lampen Gloeilampbelasting 1.200 W Fluorescentielampen T5/T8 NV-halogeenlampen Duluxlamp Kwiklamp Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Duoschakeling Inductieve trafo Elektronische trafo Halogeenlamp 230 V Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd 800 W 300 W 350 W 800 W 1.000 W 1.000 W 800 W 800 W 1.000 W 800 W Schakelvermogen (schakelend contact) Maximale inschakelpiekstroom Ip (150 s) 200 A Maximale inschakelpiekstroom Ip (250 s) Maximale inschakelpiekstroom Ip (600 s) Aantal EVG (T5/T8, één lamp) 1) 18 W (ABB EVSA 1 x 18 SF) 10 24 W (ABB EVSA-T5 1 x 24 CY) 10 36 W (ABB EVSA 1 x 36 CF) 7 58 W (ABB EVSA 1 x 58 CF) 5 80 W (Helvar EL 1 x 80 SC) 3 1) Bij lampen met meerdere lichtpunten of andere typen moet het aantal elektronische voorschakelapparaten worden bepaald aan de hand van de inschakelpiekstroom van de elektronische voorschakelapparaten. 160 A 100 A FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 29

Apparaattechniek 2.2.9 Uitgang nominale stroom 20 AX Nominale waarden Aantal 1 Un2 nominale spanning In2 nominale stroom Schakelstroom AC3*-modus (cos = 0,45) volgens DIN EN 60 947-4-1 16 A/230 V AC1*-modus (cos = 0,8) volgens DIN EN 60 947-4-1 250/440 V AC (50/60 Hz) 20 A 20 A/230 V Fluorescentielampbelasting AX conform DIN EN 60 669-1 20 A/250 V (140 F) 1) Minimaal schakelvermogen 100 ma/12 V 100 ma/24 V Schakelvermogen gelijkstroom (ohmse belasting) 20 A/24 V= Gemiddelde levensduur Mechanische levensduur > 10 6 Schakeltijden 2) Elektrische levensduur van de schakelcontacten volgens DIN IEC 60 947-4-1 AC1* (240 V/cos 0,8) > 10 5 AC3* (240 V/cos 0,45) > 3 x 10 4 AC5a (240 V/cos 0,45) > 3 x 10 4 Maximumaantal schakelingen van het uitgangsrelais per minuut wanneer slechts één relais wordt geschakeld. 93 1) De maximale inschakelpiekstroom mag daarbij niet worden overschreden. 2) De gegevens gelden pas als het apparaat gedurende minstens 10 s van busspanning is voorzien. De standaardvertraging van het relais bedraagt ongeveer 20 ms. *Wat betekenen de begrippen AC1, AC3 en AC5a? In de gebouwsysteemtechniek zijn op basis van speciale toepassingen verschillende schakelvermogens en prestatiespecificaties voor industrie- en huisinstallaties ontstaan. Deze specificaties zijn vastgelegd in nationale en internationale normen. Bij de tests worden typische toepassingen gereproduceerd, zoals motorbelastingen (industrie) of fluorescentielampen (gebouwen). AC1 en AC3 zijn aanduidingen voor schakelvermogens in industriële toepassingen. Toepassing: AC1 - AC3 - AC5a - Niet-inductieve of zwak inductieve belasting, weerstandsovens (heeft betrekking op het schakelen van ohmse belasting) Kooiankermotoren: starten, uitschakelen tijdens bedrijf (heeft betrekking op (inductieve) motorbelasting) Schakelen van gasontladingslampen Deze schakelvermogens zijn gedefinieerd in norm DIN EN 60947-4-1 Schakelaars en aanzetters voor motoren Elektromagnetische schakelaars en aanzetters voor motoren. Deze norm beschrijft schakelaars en aanzetters die oorspronkelijk voornamelijk in industriële toepassingen werden gebruikt. 30 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek 2.2.10 Uitgang lampbelasting 20 AX Lampen Gloeilampbelasting 3.680 W Fluorescentielampen T5/T8 NV-halogeenlampen Duluxlamp Kwiklamp Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Duoschakeling Inductieve trafo Elektronische trafo Halogeenlamp 230 V Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd 3.680 W 2.500 W 3.680 W 2.000 W 2.500 W 3.680 W 3.680 W 3.000 W 3.680 W 3.680 W Schakelvermogen (schakelend contact) Maximale inschakelpiekstroom Ip (150 s) 600 A Maximale inschakelpiekstroom Ip (250 s) Maximale inschakelpiekstroom Ip (600 s) Aantal EVG (T5/T8, één lamp) 1) 18 W (ABB EVSA 1 x 18 SF) 26 2) 480 A 300 A 24 W (ABB EVSA-T5 1 x 24 CY) 26 2) 36 W (ABB EVSA 1 x 36 CF) 22 58 W (ABB EVSA 1 x 58 CF) 12 2) 80 W (Helvar EL 1 x 80 SC) 10 2) 1) Bij lampen met meerdere lichtpunten of andere typen moet het aantal elektronische voorschakelapparaten worden bepaald aan de hand van de inschakelpiekstroom van de elektronische voorschakelapparaten. 2) Begrensd door beveiliging met B16 automatische zekering. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 31

2CDC072015F0015 ABB i-bus KNX Apparaattechniek 2.2.11 Aansluitschema (thermo-elektrisch, PWM) FCA/S 1.1.2.2 1 Labelhouder 9 Uitgang H 2 Toets Programmeren 10 Toets/LED Handbediening (geel) 3 LED Programmeren (rood) 11 4 Busaansluitklem 12 5 Ingangen a, b, c 13 Toetsen/LED's klep uitgang A/B (bijv. Verwarmen) (geel) Toetsen/LED s klep uitgang C/D (bijv. Koelen) (geel) Toetsen/LED s uitgang E, F, G Ventilatorstand 1, 2, 3 (geel) 6 Klep uitgang A/B (bijv. Verwarmen) 14 Toets uitgang H 7 Klep uitgang C/D (bijv. Koelen) 15 Toetsen/LED s ingangen a, b, c (geel) 8 Ventilator 16 Weergave uitgang H 32 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek Alle uitgangen kunnen onafhankelijk van elkaar worden aangestuurd. In de volgende tabel ziet u welke uitgangsfuncties met het apparaat en de Fan-coil-actor en de applicatie mogelijk zijn: Functies van de uitgang A B C D Algemeen - Overbelasting - Parallelbedrijf Vrij Vrij Actoren die aan de Fan-coil-unit zijn toegewezen - Thermo-elektrisch (PWM) - 1 instelgrootheid / 1 klep Vrij Vrij Vrij - 2 instelgrootheden / 1 klep Vrij Vrij Vrij - 2 instelgrootheden / 2 kleppen Vrij Vrij Instelmogelijkheden van de actoren - Thermo-elektrisch (PWM) - Apart verwarmen/koelen - Richting OPEN/DICHT OPEN/DICHT OPEN/DICHT OPEN/DICHT - Motorisch (3-punts) - Apart verwarmen/koelen - Richting OPEN DICHT OPEN DICHT = Functie wordt ondersteund - = Functie wordt niet ondersteund Vrij = Is beschikbaar en kan apart worden gebruikt Functies van de uitgang I F G H Schakelfunctie Opener/sluiter Tijd Trappenhuisverlichting Ventilator Stand 1 2 3 - = Functie wordt ondersteund - = Functie wordt niet ondersteund FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 33

2CDC072031F0011 ABB i-bus KNX Apparaattechniek 2.2.12 Afmetingen 34 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

2CDC071003S0015 ABB i-bus KNX Apparaattechniek 2.3 Fan-coil-actor FCA/S 1.2.1.2, 0-10V, DIN-railapparaat Het apparaat is een DIN-railapparaat in Pro M-design. Het is ontworpen voor inbouw in verdeelkasten met een draagrail van 35 mm. Het fysieke adres en de parameters worden ingesteld in de ETS-software. Het apparaat wordt via de ABB i-bus KNX van stroom voorzien en heeft geen extra hulpspanning nodig. Na inschakeling van de busspanning is het apparaat klaar voor gebruik. 2.3.1 Technische gegevens Voeding Busspanning 21 32 V DC Stroomopname, bus < 12 ma Vermogensverlies, bus Maximaal 250 mw * Het maximale vermogensverlies van het apparaat is gebaseerd op de volgende gegevens: Vermogensverlies, apparaat Maximaal 2 W* KNX-aansluiting Relais 16 A Relais 6 A Analoge uitgangen 0,25 W 1,0 W 0,6 W 0,15 W Aansluitingen KNX Via busaansluitklem Ingangen/uitgangen Via schroefklemmen Aansluitklemmen Schroefklem Schroefklem met combikop (PZ 1) Adereindhuls zonder/met kunststofhuls TWIN-adereindhuls Aandraaimoment Rooster 6,35 0,2 4 mm² fijnaderig, 2 x (0,2 2,5 mm²) 0,2 6 mm² eenaderig, 2 x (0,2 4 mm²) Zonder: 0,25 2,5 mm² Met: 0,25 4 mm² 0,5 2,5 mm² Lengte contactstift minimaal 10 mm Maximaal 0,6 Nm FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 35

Apparaattechniek Bedienings- en weergave-elementen Toets/LED Voor toekennen van fysiek adres Toets /LED Voor omschakelen tussen handbediening/bediening via de ABB i-bus KNX en weergeven Beschermingsgraad IP 20 Conform DIN EN 60 529 Beschermingsklasse II Conform DIN EN 61 140 Isolatiecategorie Overspanningscategorie III conform DIN EN 60 664-1 KNX-veiligheidslaagspanning Temperatuurbereik Vervuilingsgraad II conform DIN EN 60 664-1 SELV 24 V DC In bedrijf Transport Opslag Meer dan +45 C beperkt de levensduur! -5 C +45 C -25 C +70 C -25 C +55 C Omgevingsvoorwaarde Maximale luchtvochtigheid 93%, geen bedauwing toegestaan Design DIN-railapparaat Modulair installatieapparaat, ProM Afmetingen 108 x 90 x 64,5 mm (h x b x d) Inbouwbreedte in module-eenheden Inbouwdiepte 6 modules à 18 mm 64,5 mm Montage Op rail 35 mm Conform DIN EN 60 715 Inbouwplaats Gewicht Behuizing, kleur Willekeurig 0,3 kg Kunststof, grijs Goedkeuring KNX conform EN 50 090-1, -2 Certificaat CE-markering Conform EMC- en laagspanningsrichtlijnen 36 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek Apparaattype Applicatie Maximaal aantal Communicatieobjecten Maximaal aantal groepsadressen Maximaal aantal toewijzingen FCA/S 1.2.1.2 Fan-coil-actor 0-10V/ * 70 254 255 * = Huidig versienummer van de applicatie. Raadpleeg hiervoor de software-informatie op onze homepage. Opmerking Voor de programmering zijn ETS en het huidige applicatieprogramma van het apparaat vereist. De actuele applicatie kunt u van internet downloaden onder www.abb.com/knx. Na de import in ETS is het applicatieprogramma in het venster Catalogi onder Fabrikanten/ABB/Verwarming, Airco, Ventilatie/Fan-coil-actor 0-10V opgeslagen. Het apparaat biedt geen ondersteuning voor de beveiligingsfunctie van een KNX-apparaat in ETS. Als u de toegang tot alle apparaten van het project via een BCU-code blokkeert, is dit niet van invloed op dit apparaat. Het kan nog steeds worden uitgelezen en geprogrammeerd. 2.3.2 Uitgangen klep V1/2 analoog Nominale waarden Aantal 2, spanningsgebonden, kortsluitbeveiligd Instelsignaal 0 10 V DC Signaalsoort Analoog Uitgangsbelasting > 10 kohm Uitgangstolerantie ± 10 % Stroombeperkt Tot 1,5 ma 2.3.3 Ingangen Nominale waarden Aantal 3 Contactafvraag Potentiaalvrij Afvraagstroom 1 ma Afvraagspanning 10 V Weerstand PT100 2-adertechniek, PT1000 2-adertechniek, Een selectie van KT/KTY 1.000/2.000, Door gebruiker gedefinieerd Resolutie, nauwkeurigheden en toleranties Zie volgende pagina Kabellengte Tussen sensor en apparaatingang Maximaal 30 m, enkelvoudig FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 37

Apparaattechniek 2.3.4 Resolutie, nauwkeurigheden en toleranties Houd er rekening mee dat bij de opgegeven waarden nog de toleranties voor de gebruikte sensoren moeten worden opgeteld. Bij op weerstandsmeting gebaseerde sensoren moet tevens rekening worden gehouden met kabelfouten. In de leveringstoestand van het apparaat wordt aanvankelijk de nauwkeurigheid niet behaald. Na de eerste ingebruikname voert het apparaat zelfstandig een kalibratie uit van de analoge meetschakeling. Deze kalibratie duurt ongeveer 1 uur en vindt op de achtergrond plaats. Deze wordt uitgevoerd ongeacht of het apparaat is geconfigureerd of niet en is tevens onafhankelijk van de aangesloten sensoren. De normale werking van het apparaat wordt op geen enkele manier beïnvloed. Na afloop van de kalibratie worden de bepaalde kalibratiewaarden veilig opgeslagen. Daarna bereikt het apparaat altijd direct na het inschakelen direct de juiste nauwkeurigheid. Als de kalibratie wordt afgebroken door de programmering of door uitval van de busspanning, begint deze na de volgende start opnieuw. De lopende kalibratie wordt in statusbytes aangegeven door een 1 in bit 4. 2.3.5 Weerstandssignalen Sensorsignaal Resolutie Nauwkeurighei d bij 25 C Tu* 3 Nauwkeurigheid bij 0 50 C Tu* 3 Nauwkeurigheid bij -20 70 C Tu* 3 Opmerking PT100* 4 0,01 ohm ±0,15 ohm ±0,2 ohm ±0,25 ohm 0,1 ohm = 0,25 C PT1000* 4 0,1 ohm ±1,5 ohm ±2,0 ohm ±2,5 ohm 1 ohm = 0,25 C KT/KTY 1000* 4 1 ohm ±2,5 ohm ±3,0 ohm ±3,5 ohm 1 ohm = 0,125 C/bij 25 C KT/KTY 2000* 4 1 ohm ±5 ohm ±6,0 ohm ±7,0 ohm 1 ohm = 0,064 C/bij 25 C * 3 excl. actuele meetwaarde bij omgevingstemperatuur (Tu) * 4 excl. kabel- en sensorfouten 38 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek PT100 De PT100 is nauwkeurig en uitwisselbaar, maar gevoelig voor kabelfouten (kabelweerstand en opwarmen van de kabel). Een klemweerstand van 200 milliohm veroorzaakt al een temperatuurfout van 0,5 C. PT1000 De PT1000 gedraagt zich als de PT100, maar invloeden van kabelfouten zijn 10 keer lager. Deze sensor heeft de voorkeur. KT/KTY De KT/KTY is minder nauwkeurig, is beperkt uitwisselbaar en slechts voor zeer eenvoudige toepassingen geschikt. Houd verder rekening met verschillende tolerantieklassen voor de sensoren in de uitvoeringen PT100 en PT1000. De tabel verduidelijkt de afzonderlijke klassen volgens de norm IEC 60 751 (stand: 2008): Omschrijving Tolerantie Klasse AA 0,10 C + (0,0017 x t) Klasse A 0,15 C + (0,002 x t) Klasse B 0,30 C + (0,005 x t) Klasse C 0,60 C + (0,01 x t) t = actuele temperatuur Voorbeeld bij klasse B: Bij 100 C zijn afwijkingen van de meetwaarde toegelaten tot ± 0,8 C FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 39

Apparaattechniek 2.3.6 Ventilator nominale stroom 6 A Nominale waarden Aantal 3 contacten Un1nominale spanning In1 nominale stroom (per uitgang) Schakelstroom AC3*-modus (cos = 0,45) volgens DIN EN 60 947-4-1 6 A/230 V AC1*-modus (cos = 0,8) volgens DIN EN 60 947-4-1 250/440 V AC (50/60 Hz) 6 A 6 A/230 V Fluorescentielampbelasting conform DIN EN 60 669-1 6 A/250 V (35 F) 1) Minimaal schakelvermogen 20 ma/5 V 10 ma/12 V 7 ma/24 V Schakelvermogen gelijkstroom (ohmse belasting) 6 A/24 V= Gemiddelde levensduur Mechanische levensduur > 10 7 Schakeltijden 2) Elektrische levensduur van de schakelcontacten volgens DIN IEC 60 947-4-1 AC1* (240 V/cos 0,8) > 10 5 AC3* (240 V/cos 0,45) > 1,5 x 10 4 AC5a* (240 V/cos 0,45) > 1,5 x 10 4 Maximumaantal schakelingen van het uitgangsrelais per minuut wanneer slechts één relais wordt geschakeld. 2.683 1) De maximale inschakelpiekstroom mag daarbij niet worden overschreden. 2) De gegevens gelden pas als het apparaat gedurende minstens 10 s van busspanning is voorzien. De standaardvertraging van het relais bedraagt ongeveer 20 ms. *Wat betekenen de begrippen AC1, AC3 en AC5a? In de gebouwsysteemtechniek zijn op basis van speciale toepassingen verschillende schakelvermogens en prestatiespecificaties voor industrie- en huisinstallaties ontstaan. Deze specificaties zijn vastgelegd in nationale en internationale normen. Bij de tests worden typische toepassingen gereproduceerd, zoals motorbelastingen (industrie) of fluorescentielampen (gebouwen). AC1 en AC3 zijn aanduidingen voor schakelvermogens in industriële toepassingen. Toepassing: AC1 - AC3 - AC5a - Niet-inductieve of zwak inductieve belasting, weerstandsovens (heeft betrekking op het schakelen van ohmse belasting) Kooiankermotoren: starten, uitschakelen tijdens bedrijf (heeft betrekking op (inductieve) motorbelasting) Schakelen van gasontladingslampen Deze schakelvermogens zijn gedefinieerd in norm DIN EN 60947-4-1 Schakelaars en aanzetters voor motoren Elektromagnetische schakelaars en aanzetters voor motoren. Deze norm beschrijft schakelaars en aanzetters die oorspronkelijk voornamelijk in industriële toepassingen werden gebruikt. 40 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek 2.3.7 Ventilator lampbelasting 6 A Lampen Gloeilampbelasting 1.200 W Fluorescentielampen T5/T8 NV-halogeenlampen Duluxlamp Kwiklamp Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Duoschakeling Inductieve trafo Elektronische trafo Halogeenlamp 230 V Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd 800 W 300 W 350 W 800 W 1.000 W 1.000 W 800 W 800 W 1.000 W 800 W Schakelvermogen (schakelend contact) Maximale inschakelpiekstroom Ip (150 s) 200 A Maximale inschakelpiekstroom Ip (250 s) Maximale inschakelpiekstroom Ip (600 s) Aantal EVG (T5/T8, één lamp) 1) 18 W (ABB EVSA 1 x 18 SF) 10 24 W (ABB EVSA-T5 1 x 24 CY) 10 36 W (ABB EVSA 1 x 36 CF) 7 58 W (ABB EVSA 1 x 58 CF) 5 80 W (Helvar EL 1 x 80 SC) 3 1) Bij lampen met meerdere lichtpunten of andere typen moet het aantal elektronische voorschakelapparaten worden bepaald aan de hand van de inschakelpiekstroom van de elektronische voorschakelapparaten. 160 A 100 A FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 41

Apparaattechniek 2.3.8 Uitgang nominale stroom 16 A Nominale waarden Aantal 1 Un2 nominale spanning In2 nominale stroom Schakelstroom AC3*-modus (cos = 0,45) volgens DIN EN 60 947-4-1 8 A/230 V AC1*-modus (cos = 0,8) volgens DIN EN 60 947-4-1 250/440 V AC (50/60 Hz) 16 A 16 A/230 V Fluorescentielampbelasting AX conform DIN EN 60 669-1 16 A/250 V (70 F) 1) Minimaal schakelvermogen 100 ma/12 V 100 ma/24 V Schakelvermogen gelijkstroom (ohmse belasting) 16 A/24 V= Gemiddelde levensduur Mechanische levensduur > 3 x 10 6 Schakeltijden 2) Elektrische levensduur van de schakelcontacten volgens DIN IEC 60 947-4-1 AC1* (240 V/cos 0,8) > 10 5 Maximumaantal schakelingen van het uitgangsrelais per minuut wanneer slechts één relais wordt geschakeld. 313 1) De maximale inschakelpiekstroom mag daarbij niet worden overschreden. 2) De gegevens gelden pas als het apparaat gedurende minstens 10 s van busspanning is voorzien. De standaardvertraging van het relais bedraagt ongeveer 20 ms. *Wat betekenen de begrippen AC1, AC3 en AC5a? In de gebouwsysteemtechniek zijn op basis van speciale toepassingen verschillende schakelvermogens en prestatiespecificaties voor industrie- en huisinstallaties ontstaan. Deze specificaties zijn vastgelegd in nationale en internationale normen. Bij de tests worden typische toepassingen gereproduceerd, zoals motorbelastingen (industrie) of fluorescentielampen (gebouwen). AC1 en AC3 zijn aanduidingen voor schakelvermogens in industriële toepassingen. Toepassing: AC1 - AC3 - AC5a - Niet-inductieve of zwak inductieve belasting, weerstandsovens (heeft betrekking op het schakelen van ohmse belasting) Kooiankermotoren: starten, uitschakelen tijdens bedrijf (heeft betrekking op (inductieve) motorbelasting) Schakelen van gasontladingslampen Deze schakelvermogens zijn gedefinieerd in norm DIN EN 60947-4-1 Schakelaars en aanzetters voor motoren Elektromagnetische schakelaars en aanzetters voor motoren. Deze norm beschrijft schakelaars en aanzetters die oorspronkelijk voornamelijk in industriële toepassingen werden gebruikt. 42 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek 2.3.9 Uitgang lampbelasting 16 A Lampen Gloeilampbelasting 2.500 W Fluorescentielampen T5/T8 Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Duoschakeling 2.500 W 1.500 W 1.500 W NV-halogeenlampen Inductieve trafo Elektronische trafo 1.200 W 1.500 W Halogeenlamp 230 V 2.500 W Duluxlamp Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd 1.100 W 1.100 W Kwiklamp Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd 2.000 W 2.000 W Schakelvermogen (schakelend contact) Maximale inschakelpiekstroom Ip (150 s) 400 A Maximale inschakelpiekstroom Ip (250 s) 320 A Maximale inschakelpiekstroom Ip (600 s) 200 A Aantal EVG (T5/T8, één lamp) 1) 18 W (ABB EVSA 1 x 18 SF) 23 24 W (ABB EVSA-T5 1 x 24 CY) 23 36 W (ABB EVSA 1 x 36 CF) 14 58 W (ABB EVSA 1 x 58 CF) 11 80 W (Helvar EL 1 x 80 SC) 10 1) Bij lampen met meerdere lichtpunten of andere typen moet het aantal EVSA s worden bepaald aan de hand van de inschakelpiekstroom van de EVSA s. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 43

2CDC072018F0013 ABB i-bus KNX Apparaattechniek 2.3.10 Aansluitschema FCA/S 1.2.1.2 1 Labelhouder 6 Klep V1 (bijv. Verwarmen) 2 Toets Programmeren 7 Klep V2 (bijv. Koelen) 3 LED Programmeren (rood) 8 Ventilator 4 Busaansluitklem 9 Uitgang H 5 Ingangen a, b, c Opmerking De klemmen 1 en 4 zijn bij FCA/S 1.2.1.2 intern niet bezet. 44 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek Alle uitgangen kunnen onafhankelijk van elkaar worden aangestuurd. In de volgende tabel ziet u welke uitgangsfuncties met het apparaat en de Fan-coil-actor en de applicatie mogelijk zijn: Functies van de uitgang A C Algemeen - Overbelasting - Parallelbedrijf Actoren die aan de Fan-coil-unit zijn toegewezen - Analoog (0 10 V) - 1 instelgrootheid / 1 klep Vrij - 2 instelgrootheden / 1 klep Vrij - 2 instelgrootheden / 2 kleppen Instelmogelijkheden van de actoren - Analoog (0 10 V) - Apart verwarmen/koelen - Richting OPEN/DICHT OPEN/DICHT = Functie wordt ondersteund - = Functie wordt niet ondersteund Vrij = Is beschikbaar en kan apart worden gebruikt Functies van de uitgang I F G H Schakelfunctie Opener/sluiter Tijd Trappenhuisverlichting Ventilator Stand 1 2 3 - = Functie wordt ondersteund - = Functie wordt niet ondersteund FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 45

2CDC072015F0013 ABB i-bus KNX Apparaattechniek 2.3.11 Afmetingen 46 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

2CDC071004S0015 ABB i-bus KNX Apparaattechniek 2.4 Fan-coil-actor FCA/S 1.2.2.2, 0-10V, DIN-railapparaat Het apparaat is een DIN-railapparaat in Pro M-design. Het is ontworpen voor inbouw in verdeelkasten met een draagrail van 35 mm. Het fysieke adres en de parameters worden ingesteld in de ETS-software. Het apparaat wordt via de ABB i-bus KNX van stroom voorzien en heeft geen extra hulpspanning nodig. Na inschakeling van de busspanning is het apparaat klaar voor gebruik. 2.4.1 Technische gegevens Voeding Busspanning 21 32 V DC Stroomopname, bus < 12 ma Vermogensverlies, bus Maximaal 250 mw * Het maximale vermogensverlies van het apparaat is gebaseerd op de volgende gegevens: Vermogensverlies, apparaat Maximaal 2 W* KNX-aansluiting Relais 16 A Relais 6 A Analoge uitgangen 0,25 W 1,0 W 0,6 W 0,15 W Aansluitingen KNX Via busaansluitklem Ingangen/uitgangen Via schroefklemmen Aansluitklemmen Schroefklem Schroefklem met combikop (PZ 1) Adereindhuls zonder/met kunststofhuls TWIN-adereindhuls Aandraaimoment Rooster 6,35 0,2 4 mm² fijnaderig, 2 x (0,2 2,5 mm²) 0,2 6 mm² eenaderig, 2 x (0,2 4 mm²) Zonder: 0,25 2,5 mm² Met: 0,25 4 mm² 0,5 2,5 mm² Lengte contactstift minimaal 10 mm Maximaal 0,6 Nm FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 47

Apparaattechniek Bedienings- en weergave-elementen Toets/LED Voor toekennen van fysiek adres Toets /LED Voor omschakelen tussen handbediening/bediening via de ABB i-bus KNX en weergeven Toets uitgang H / Schakelaar H Toets ventilatorstand E, F, G Voor schakelen en weergeven Voor het schakelen van de afzonderlijke ventilatorstanden LED E, F, G Voor het weergeven van ventilatorstand 1, 2, 3 Toetsen A, C LED A, C Voor het openen/sluiten van de klep Voor het weergeven van de klepstand Toets /LED Voor schakelen en weergeven Toets /LED Voor schakelen en weergeven Toets /LED Voor schakelen en weergeven Beschermingsgraad IP 20 Conform DIN EN 60 529 Beschermingsklasse II Conform DIN EN 61 140 Isolatiecategorie Overspanningscategorie III conform DIN EN 60 664-1 KNX-veiligheidslaagspanning Temperatuurbereik Vervuilingsgraad II conform DIN EN 60 664-1 SELV 24 V DC In bedrijf Transport Opslag Meer dan +45 C beperkt de levensduur! -5 C +45 C -25 C +70 C -25 C +55 C Omgevingsvoorwaarde Maximale luchtvochtigheid 93%, geen bedauwing toegestaan Design DIN-railapparaat Modulair installatieapparaat, ProM Afmetingen 108 x 90 x 64,5 mm (h x b x d) Inbouwbreedte in module-eenheden Inbouwdiepte 6 modules à 18 mm 64,5 mm Montage Op rail 35 mm Conform DIN EN 60 715 Inbouwplaats Gewicht Behuizing, kleur Willekeurig 0,3 kg Kunststof, grijs Goedkeuring KNX conform EN 50 090-1, -2 Certificaat CE-markering Conform EMC- en laagspanningsrichtlijnen 48 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek Apparaattype Applicatie Maximaal aantal Communicatieobjecten Maximaal aantal groepsadressen Maximaal aantal toewijzingen FCA/S 1.2.2.2 Fan-coil-actor 0-10V M/ * 70 254 255 * = Huidig versienummer van de applicatie. Raadpleeg hiervoor de software-informatie op onze homepage. Opmerking Voor de programmering zijn ETS en het huidige applicatieprogramma van het apparaat vereist. De actuele applicatie kunt u van internet downloaden onder www.abb.com/knx. Na de import in ETS is het applicatieprogramma in het venster Catalogi onder Fabrikanten/ABB/Verwarming, Airco, Ventilatie/Fan-coil-actor 0-10V opgeslagen. Het apparaat biedt geen ondersteuning voor de beveiligingsfunctie van een KNX-apparaat in ETS. Als u de toegang tot alle apparaten van het project via een BCU-code blokkeert, is dit niet van invloed op dit apparaat. Het kan nog steeds worden uitgelezen en geprogrammeerd. 2.4.2 Uitgangen klep V1/2 analoog Nominale waarden Aantal 2, spanningsgebonden, kortsluitbeveiligd Instelsignaal 0 10 V DC Signaalsoort Analoog Uitgangsbelasting > 10 kohm Uitgangstolerantie ± 10 % Stroombeperkt tot 1,5 ma 2.4.3 Ingangen Nominale waarden Aantal 3 Contactafvraag Potentiaalvrij Afvraagstroom 1 ma Afvraagspanning 10 V Weerstand 0 1.000 ohm, PT100 2-adertechniek, PT1000 2-adertechniek, Een selectie van KT/KTY 1.000/2.000, Door gebruiker gedefinieerd Resolutie, nauwkeurigheden en toleranties Zie volgende pagina Kabellengte Tussen sensor en apparaatingang Maximaal 30 m, enkelvoudig FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 49

Apparaattechniek 2.4.4 Resolutie, nauwkeurigheden en toleranties Houd er rekening mee dat bij de opgegeven waarden nog de toleranties voor de gebruikte sensoren moeten worden opgeteld. Bij op weerstandsmeting gebaseerde sensoren moet tevens rekening worden gehouden met kabelfouten. In de leveringstoestand van het apparaat wordt aanvankelijk de nauwkeurigheid niet behaald. Na de eerste ingebruikname voert het apparaat zelfstandig een kalibratie uit van de analoge meetschakeling. Deze kalibratie duurt ongeveer 1 uur en vindt op de achtergrond plaats. Deze wordt uitgevoerd ongeacht of het apparaat is geconfigureerd of niet en is tevens onafhankelijk van de aangesloten sensoren. De normale werking van het apparaat wordt op geen enkele manier beïnvloed. Na afloop van de kalibratie worden de bepaalde kalibratiewaarden veilig opgeslagen. Daarna bereikt het apparaat altijd direct na het inschakelen direct de juiste nauwkeurigheid. Als de kalibratie wordt afgebroken door de programmering of door uitval van de busspanning, begint deze na de volgende start opnieuw. De lopende kalibratie wordt in statusbytes aangegeven door een 1 in bit 4. 2.4.5 Weerstandssignalen Sensorsignaal Resolutie Nauwkeurighei d bij 25 C Tu* 3 Nauwkeurigheid bij 0 50 C Tu* 3 0...1.000 ohm 0,1 ohm ±1,0 ohm ±1,5 ohm ±2 ohm Nauwkeurigheid bij -20 70 C Tu* 3 Opmerking PT100* 4 0,01 ohm ±0,15 ohm ±0,2 ohm ±0,25 ohm 0,1 ohm = 0,25 C PT1000* 4 0,1 ohm ±1,5 ohm ±2,0 ohm ±2,5 ohm 1 ohm = 0,25 C KT/KTY 1000* 4 1 ohm ±2,5 ohm ±3,0 ohm ±3,5 ohm 1 ohm = 0,125 C/bij 25 C KT/KTY 2000* 4 1 ohm ±5 ohm ±6,0 ohm ±7,0 ohm 1 ohm = 0,064 C/bij 25 C * 3 excl. actuele meetwaarde bij omgevingstemperatuur (Tu) * 4 excl. kabel- en sensorfouten 50 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek PT100 De PT100 is nauwkeurig en uitwisselbaar, maar gevoelig voor kabelfouten (kabelweerstand en opwarmen van de kabel). Een klemweerstand van 200 milliohm veroorzaakt al een temperatuurfout van 0,5 C. PT1000 De PT1000 gedraagt zich als de PT100, maar invloeden van kabelfouten zijn 10 keer lager. Deze sensor heeft de voorkeur. KT/KTY De KT/KTY is minder nauwkeurig, is beperkt uitwisselbaar en slechts voor zeer eenvoudige toepassingen geschikt. Houd verder rekening met verschillende tolerantieklassen voor de sensoren in de uitvoeringen PT100 en PT1000. De tabel verduidelijkt de afzonderlijke klassen volgens de norm IEC 60 751 (stand: 2008): Omschrijving Tolerantie Klasse AA 0,10 C + (0,0017 x t) Klasse A 0,15 C + (0,002 x t) Klasse B 0,30 C + (0,005 x t) Klasse C 0,60 C + (0,01 x t) t = actuele temperatuur Voorbeeld bij klasse B: Bij 100 C zijn afwijkingen van de meetwaarde toegelaten tot ± 0,8 C FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 51

Apparaattechniek 2.4.6 Ventilator nominale stroom 6 A Nominale waarden Aantal 3 contacten Un1 nominale spanning In1 nominale stroom (per uitgang) Schakelstroom AC3*-modus (cos = 0,45) volgens DIN EN 60 947-4-1 6 A/230 V AC1*-modus (cos = 0,8) volgens DIN EN 60 947-4-1 250/440 V AC (50/60 Hz) 6 A 6 A/230 V Fluorescentielampbelasting conform DIN EN 60 669-1 6 A/250 V (35 F) 1) Minimaal schakelvermogen 20 ma/5 V 10 ma/12 V 7 ma/24 V Schakelvermogen gelijkstroom (ohmse belasting) 6 A/24 V= Gemiddelde levensduur Mechanische levensduur > 10 7 Schakeltijden 2) Elektrische levensduur van de schakelcontacten volgens DIN IEC 60 947-4-1 AC1* (240 V/cos 0,8) > 10 5 AC3* (240 V/cos 0,45) > 1,5 x 10 4 AC5a* (240 V/cos 0,45) > 1,5 x 10 4 Maximumaantal schakelingen van het uitgangsrelais per minuut wanneer slechts één relais wordt geschakeld. 2.683 1) De maximale inschakelpiekstroom mag daarbij niet worden overschreden. 2) De gegevens gelden pas als het apparaat gedurende minstens 10 s van busspanning is voorzien. De standaardvertraging van het relais bedraagt ongeveer 20 ms. *Wat betekenen de begrippen AC1, AC3 en AC5a? In de gebouwsysteemtechniek zijn op basis van speciale toepassingen verschillende schakelvermogens en prestatiespecificaties voor industrie- en huisinstallaties ontstaan. Deze specificaties zijn vastgelegd in nationale en internationale normen. Bij de tests worden typische toepassingen gereproduceerd, zoals motorbelastingen (industrie) of fluorescentielampen (gebouwen). AC1 en AC3 zijn aanduidingen voor schakelvermogens in industriële toepassingen. Toepassing: AC1 - AC3 - AC5a - Niet-inductieve of zwak inductieve belasting, weerstandsovens (heeft betrekking op het schakelen van ohmse belasting) Kooiankermotoren: starten, uitschakelen tijdens bedrijf (heeft betrekking op (inductieve) motorbelasting) Schakelen van gasontladingslampen Deze schakelvermogens zijn gedefinieerd in norm DIN EN 60947-4-1 Schakelaars en aanzetters voor motoren Elektromagnetische schakelaars en aanzetters voor motoren. Deze norm beschrijft schakelaars en aanzetters die oorspronkelijk voornamelijk in industriële toepassingen werden gebruikt. 52 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek 2.4.7 Ventilator lampbelasting 6 A Lampen Gloeilampbelasting 1.200 W Fluorescentielampen T5/T8 NV-halogeenlampen Duluxlamp Kwiklamp Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Duoschakeling Inductieve trafo Elektronische trafo Halogeenlamp 230 V Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd 800 W 300 W 350 W 800 W 1.000 W 1.000 W 800 W 800 W 1.000 W 800 W Schakelvermogen (schakelend contact) Maximale inschakelpiekstroom Ip (150 s) 200 A Maximale inschakelpiekstroom Ip (250 s) Maximale inschakelpiekstroom Ip (600 s) Aantal EVG (T5/T8, één lamp) 1) 18 W (ABB EVSA 1 x 18 SF) 10 24 W (ABB EVSA-T5 1 x 24 CY) 10 36 W (ABB EVSA 1 x 36 CF) 7 58 W (ABB EVSA 1 x 58 CF) 5 80 W (Helvar EL 1 x 80 SC) 3 1) Bij lampen met meerdere lichtpunten of andere typen moet het aantal elektronische voorschakelapparaten worden bepaald aan de hand van de inschakelpiekstroom van de elektronische voorschakelapparaten. 160 A 100 A FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 53

Apparaattechniek 2.4.8 Uitgang nominale stroom 20 AX Nominale waarden Aantal 1 Un2 nominale spanning In2 nominale stroom Schakelstroom AC3*-modus (cos = 0,45) volgens DIN EN 60 947-4-1 16 A/230 V AC1*-modus (cos = 0,8) volgens DIN EN 60 947-4-1 250/440 V AC (50/60 Hz) 20 A 20 A/230 V Fluorescentielampbelasting AX conform DIN EN 60 669-1 20 A/250 V (140 F) 1) Minimaal schakelvermogen 100 ma/12 V 100 ma/24 V Schakelvermogen gelijkstroom (ohmse belasting) 20 A/24 V= Gemiddelde levensduur Mechanische levensduur > 10 6 Schakeltijden 2) Elektrische levensduur van de schakelcontacten volgens DIN IEC 60 947-4-1 AC1* (240 V/cos 0,8) > 10 5 AC3* (240 V/cos 0,45) > 3 x 10 4 AC5a (240 V/cos 0,45) > 3 x 10 4 Maximumaantal schakelingen van het uitgangsrelais per minuut wanneer slechts één relais wordt geschakeld. 93 1) De maximale inschakelpiekstroom mag daarbij niet worden overschreden. 2) De gegevens gelden pas als het apparaat gedurende minstens 10 s van busspanning is voorzien. De standaardvertraging van het relais bedraagt ongeveer 20 ms. *Wat betekenen de begrippen AC1, AC3 en AC5a? In de gebouwsysteemtechniek zijn op basis van speciale toepassingen verschillende schakelvermogens en prestatiespecificaties voor industrie- en huisinstallaties ontstaan. Deze specificaties zijn vastgelegd in nationale en internationale normen. Bij de tests worden typische toepassingen gereproduceerd, zoals motorbelastingen (industrie) of fluorescentielampen (gebouwen). AC1 en AC3 zijn aanduidingen voor schakelvermogens in industriële toepassingen. Toepassing: AC1 - AC3 - AC5a - Niet-inductieve of zwak inductieve belasting, weerstandsovens (heeft betrekking op het schakelen van ohmse belasting) Kooiankermotoren: starten, uitschakelen tijdens bedrijf (heeft betrekking op (inductieve) motorbelasting) Schakelen van gasontladingslampen Deze schakelvermogens zijn gedefinieerd in norm DIN EN 60947-4-1 Schakelaars en aanzetters voor motoren Elektromagnetische schakelaars en aanzetters voor motoren. Deze norm beschrijft schakelaars en aanzetters die oorspronkelijk voornamelijk in industriële toepassingen werden gebruikt. 54 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek 2.4.9 Uitgang lampbelasting 20 AX Lampen Gloeilampbelasting 3.680 W Fluorescentielampen T5/T8 NV-halogeenlampen Duluxlamp Kwiklamp Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Duoschakeling Inductieve trafo Elektronische trafo Halogeenlamp 230 V Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd Ongecompenseerd Parallel gecompenseerd 3.680 W 2.500 W 3.680 W 2.000 W 2.500 W 3.680 W 3.680 W 3.000 W 3.680 W 3.680 W Schakelvermogen (schakelend contact) Maximale inschakelpiekstroom Ip (150 s) 600 A Maximale inschakelpiekstroom Ip (250 s) Maximale inschakelpiekstroom Ip (600 s) Aantal EVG (T5/T8, één lamp) 1) 18 W (ABB EVSA 1 x 18 SF) 26 2) 480 A 300 A 24 W (ABB EVSA-T5 1 x 24 CY) 26 2) 36 W (ABB EVSA 1 x 36 CF) 22 58 W (ABB EVSA 1 x 58 CF) 12 2) 80 W (Helvar EL 1 x 80 SC) 10 2) 1) Bij lampen met meerdere lichtpunten of andere typen moet het aantal elektronische voorschakelapparaten worden bepaald aan de hand van de inschakelpiekstroom van de elektronische voorschakelapparaten. 2) Begrensd door beveiliging met B16 automatische zekering. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 55

2CDC072014F0012 ABB i-bus KNX Apparaattechniek 2.4.10 Aansluitschema FCA/S 1.2.2.2 1 Labelhouder 9 Uitgang H 2 Toets Programmeren 10 Toets/LED Handbediening (geel) 3 LED Programmeren (rood) 11 4 Busaansluitklem 12 Toetsen/LED s klep uitgang A (bijv. Verwarmen) (geel) Toetsen/LED s klep uitgang C (bijv. Koelen) (geel) 5 Ingangen a, b, c 13 Toets/LED s ventilatorstand 1, 2, 3 (geel) 6 Klep uitgang A (bijv. Verwarmen) 14 Toets uitgang H 7 Klep uitgang C (bijv. Koelen) 15 Toetsen/LED s ingangen a, b, c (geel) 8 Ventilator 16 Weergave uitgang H Opmerking De klemmen 1 en 4 zijn bij FCA/S 1.2.2.2 intern niet bezet. 56 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek Alle uitgangen kunnen onafhankelijk van elkaar worden aangestuurd. In de volgende tabel ziet u welke uitgangsfuncties met het apparaat en de Fan-coil-actor en de applicatie mogelijk zijn: Functies van de uitgang A C Algemeen - Overbelasting - Parallelbedrijf Actoren die aan de Fan-coil-unit zijn toegewezen - Analoog (0 10 V) - 1 instelgrootheid / 1 klep Vrij - 2 instelgrootheden / 1 klep Vrij - 2 instelgrootheden / 2 kleppen Instelmogelijkheden van de actoren - Analoog (0 10 V) - Apart verwarmen/koelen - Richting OPEN/DICHT OPEN/DICHT = Functie wordt ondersteund - = Functie wordt niet ondersteund Vrij = Is beschikbaar en kan apart worden gebruikt Functies van de uitgang I F G H Schakelfunctie Opener/sluiter Tijd Trappenhuisverlichting Ventilator Stand 1 2 3 - = Functie wordt ondersteund - = Functie wordt niet ondersteund FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 57

2CDC072015F0012 ABB i-bus KNX Apparaattechniek 2.4.11 Afmetingen 58 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek 2.5 Montage en installatie Dit DIN-railapparaat is ontworpen voor inbouw in verdeelkasten met snelle bevestiging op 35-mm-rails volgens DIN EN 60 715. Het apparaat kan op elke inbouwpositie worden gemonteerd. Voor de elektrische aansluiting worden schroefklemmen gebruikt. Voor de verbinding met de bus is een busaansluitklem meegeleverd. Het klemmenschema bevindt zich op de behuizing. Na inschakeling van de busspanning is het apparaat klaar voor gebruik. Toegang tot het apparaat voor het bedienen, controleren, bekijken, onderhouden en repareren moet gegarandeerd zijn conform DIN VDE 0100-520. Voorwaarde voor ingebruikname Om het apparaat in gebruik te nemen, hebt u een pc met ETS nodig en een verbinding met de ABB i-bus, bijvoorbeeld via een KNX-interface. Na het inschakelen van de busspanning is het apparaat klaar voor gebruik. Er is geen hulpspanning nodig. Belangrijk De maximaal toelaatbare stroom van een KNX-lijn mag niet worden overschreden. Bij de planning en installatie moet erop worden gelet dat de KNX-lijn correct wordt gedimensioneerd. Het apparaat heeft een maximale stroomopname van 12 ma. Montage en ingebruikname mogen alleen worden uitgevoerd door elektromonteurs. Bij de planning en inrichting van elektrische installaties en veiligheidsvoorzieningen tegen brand en inbraak moeten de relevante normen, richtlijnen, voorschriften en bepalingen van het betreffende land in acht worden genomen. Apparaat tijdens transport, opslag en bedrijf beschermen tegen vocht, verontreiniging en beschadiging! Apparaat alleen binnen de gespecificeerde technische gegevens gebruiken! Apparaat alleen in afgesloten behuizingen (verdeelkasten) gebruiken! Vóór montagewerkzaamheden moet het apparaat spanningsvrij worden geschakeld. Gevaar Om gevaarlijke elektrische schokken als gevolg van terugvoeding van verschillende fasegeleiders te voorkomen, moeten bij uitbreiding of wijziging van de elektrische aansluiting alle polen worden losgekoppeld. Handbediening Het apparaat kan met de hand worden bediend. Met de bedieningstoetsen van het folietoetsenbord kunnen speciale functies van het apparaat worden uitgevoerd. U mag het folietoetsenbord niet bedienen met puntige of scherpe voorwerpen, zoals een schroevendraaier ofpen. Deze kunnen het toetsenbord beschadigen. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 59

Apparaattechniek Toestand bij levering Het apparaat wordt geleverd met het fysieke adres 15.15.255. Het applicatieprogramma is al geladen. Indien nodig kan de hele applicatie opnieuw worden geladen. Als de applicatie wordt vervangen of verwijderd, kan het downloaden meer tijd in beslag nemen. Toekenning van het fysieke adres Fysieke adressen, groepsadressen en parameters worden toegekend en ingesteld in ETS. Voor de toekenning van het fysieke adres wordt de toets Programmeren gebruikt. Als deze toets wordt ingedrukt, gaat de rode LED Programmeren branden. De LED dooft zodra ETS het fysieke adres heeft toegekend of de toets opnieuw wordt ingedrukt. Downloaden Door de complexiteit van het apparaat kan het op sommige computers wel anderhalve minuut duren voordat er bij het downloaden een voortgangsbalk verschijnt. Reinigen Vóór het reinigen moet het apparaat spanningsvrij worden geschakeld. Vervuilde apparaten kunnen worden schoongemaakt met een droge doek of een iets vochtige doek met wat zeepsop. Er mogen in geen geval bijtende middelen of oplosmiddelen worden gebruikt. Onderhoud Het apparaat is onderhoudsvrij. Bij schade, bijv. als gevolg van transport of opslag, mogen geen reparaties worden uitgevoerd. 60 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek 2.6 Handbediening Werking van de handbediening Handbediening maakt een plaatselijke bediening van het apparaat mogelijk. Standaard is de toets Handbediening vrijgegeven waarmee in- en uitschakelen mogelijk is. Handbediening inschakelen Druk net zo lang op de toets tot de gele LED continu brandt. Handbediening uitschakelen: Druk de toets kort in. De gele LED knippert nog 2 seconden na. Na aansluiting op de KNX, een ETS-download of een ETS-reset bevindt het apparaat zich in de KNXmodus. De LED is uit. Alle LED s geven hun actuele toestand aan. Opmerking Als de Handbediening algemeen of via het communicatieobject Handbediening blokkeren geblokkeerd is, knippert de LED tijdens een toetsindruk. Er wordt niet van KNX-modus naar de modus Handbediening omgeschakeld. Opmerking Als de handbediening wordt geactiveerd, blijft de huidige ventilatorstand ingesteld en kan deze alleen nog handmatig worden bediend. Daarbij wordt geen rekening gehouden met eventuele begrenzingen, dwangsturingen en geprogrammeerde verblijfstijden. Als de handbediening wordt gedeactiveerd, wordt de ventilator ingesteld op de stand die ook zonder handbediening was ingesteld, bijvoorbeeld via de waarde van de communicatieobjecten. De instelling gebeurt met de ingestelde verblijftijden. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 61

Apparaattechniek 2.6.1 Weergave-elementen Aan de voorzijde van het apparaat bevinden zich LED s voor de weergave. Alle LED s Uitgang X geven de actuele toestand aan. In de KNX-modus is de LED Het gedrag van de weergave-elementen is in de volgende tabel beschreven. uit. LED KNX-modus Handmatig bedrijf Handbediening Uit: het apparaat bevindt zich in KNX-modus Knippert: overgang naar handbediening. Aan: het apparaat bevindt zich in handmatig bedrijf Knippert: overgang naar KNX-modus. Uitgang A (Uitgang B) Uitgang C (Uitgang D) Uitgang E G Aan: aansturing 0 Uit: aansturing = 0 Knippert: beide LED s (A+B of C+D) van een uitgang knipperen bij overbelasting/kortsluiting (frequentie 4,8 Hz). Knippert: beide LED s (A+B of C+D) van een uitgang knipperen tegelijk snel bij een afstelling (frequentie 1,2 Hz). Bij een verandering van de toestand wordt direct de nieuwe toestand weergegeven. Als schakelactor: 0: contact geopend 1: contact gesloten Als ventilator: Aan: E: ventilatorstand 1; F: ventilatorstand 2; G: ventilatorstand 3 Uit: ventilator is uit. Uitgang H Ingang a c 0: contact geopend 1: contact gesloten Als schakelsensor en waarde verzenden: Aan: ingang gesloten Uit: ingang geopend 62 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Apparaattechniek 2.6.2 Bedieningselementen Aan de voorzijde van het apparaat bevinden zich toetsen voor de handbediening. Het gedrag van de bedieningselementen wordt in de volgende tabel beschreven in de modi KNX-modus en Handmatig bedrijf. Toets KNX-modus Handmatig bedrijf Handbediening Uitgang A D Toets lang indrukken 1,5 sec.: overgang naar handbediening als de handbediening niet door een parameterinstelling is geblokkeerd. Toets kort indrukken 1,5 sec.: LED knippert en dooft weer. Het apparaat bevindt zich weer in de KNX-modus. Actor, motorisch (3-punts) en actor, thermo-elektrisch (PWM): Een storing, bijvoorbeeld overbelasting/kortsluiting, wordt op het apparaat door knipperen (frequentie 4,8 Hz) van de LED (A+B of C+D) aangegeven. Toets lang indrukken 1,5 sec: overgang naar de KNXmodus. De ingangen worden opnieuw afgevraagd. Daardoor worden de ingangstoestanden geactualiseerd. Het resetten van Handmatig bedrijf naar KNX-modus kan afhankelijk van de parameterinstellingen ook binnen een ingestelde tijd plaatsvinden. Toets kort indrukken 1,5 sec: Gedrag van de toetsen is afhankelijk van de bedrijfsmodus: Actor, motorisch (3-punts): Uitgang: A en C: openen/stop Eerste bevestigingspunt: Indrukken: klep van 0 100 %, dan STOP => OPEN Loslaten: geen reactie Uitgang: B en D: sluiten/stop Volgende bevestigingspunt: Indrukken: klep van 100 0 % dan STOP => DICHT Loslaten: geen reactie Toets lang indrukken 1,5 sec: geen functie Er wordt een karakteristiekcorrectie uitgevoerd, als deze is ingesteld. Actor, thermo-elektrisch (PWM): Uitgang: A, B, C of D: openen/sluiten Eerste bevestigingspunt: Indrukken: klep van 0...100 % dan STOP => OPEN Loslaten: geen reactie Volgende bevestigingspunt: Indrukken: klep van 100 0 % dan STOP => DICHT Loslaten: geen reactie Toets lang indrukken 1,5 sec: geen functie Er wordt een karakteristiekcorrectie uitgevoerd, als deze is ingesteld. of Uitgang A (Uitgang C) Uitgang A (Uitgang C) Actor, analoog (0...10 V): Een storing, bijvoorbeeld overbelasting/kortsluiting, wordt op het apparaat door knipperen (frequentie 4,8 Hz) van de betreffende LED aangegeven. Toets lang indrukken (> 2 sec): bij een van de toetsen B of D start een referentiebeweging van de klep Actor, analoog (0...10 V): Toets kort indrukken 1,5 sec: Indrukken: klep van 0 100 %, dan STOP => OPEN Loslaten: geen functie Toets lang indrukken 1,5 sec: geen functie Er wordt een karakteristiekcorrectie uitgevoerd, als deze is ingesteld. Actor, analoog (0...10 V): Toets kort indrukken 1,5 sec: Indrukken: klep van 100 0% dan STOP => DICHT Loslaten: geen functie Toets lang indrukken 1,5 sec: geen functie Er wordt een karakteristiekcorrectie uitgevoerd, als deze is ingesteld. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 63

Apparaattechniek Toets KNX-modus Handmatig bedrijf Toets kort indrukken 1,5 sec: Als schakelactor: Indrukken: AAN <-> UIT Uitgang E G Geen reactie Als ventilator: Indrukken: AAN Er kan nu in de volgende volgorde geschakeld worden: "E" => ventilatorstand 1 "F" => ventilatorstand 2 "G" => ventilatorstand 3 Voor het uitschakelen in omgekeerde volgorde terug naar toets "E" en deze opnieuw indrukken. Toets lang indrukken 1,5 sec: geen functie Uitgang H Ingang a c Geen reactie Geen reactie Toets kort indrukken 1,5 sec: Indrukken: AAN Loslaten: UIT Toets lang indrukken 1,5 sec: geen functie Toets kort indrukken 1,5 sec: Als "schakelsensor" en "waarde verzenden": Schakelaar: bij elke keer indrukken worden de toestanden van de ingang en de LED gewisseld. Drukknop: Toets indrukken => ingang gesloten, LED aan Toets loslaten => ingang geopend, LED uit Als temperatuursensor: Toets heeft geen functie. LED s zijn uitgeschakeld. 64 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3 3.1 Overzicht Voor de Fan-coil-actor, FCA/S 1.1.1.2 is de applicatie Fan-coil-actor PWM/2 beschikbaar. Voor de Fan-coil-actor, FCA/S 1.2.1.2 is de applicatie Fan-coil-actor 0-10V/2 beschikbaar. Voor de Fan-coil-actor, FCA/S 1.1.2.2 is de applicatie Fan-coil-actor PWM M/2 beschikbaar. Voor de Fan-coil-actor, FCA/S 1.2.2.2 is de applicatie Fan-coil-actor 0-10V M/2 beschikbaar. Voor het programmeren is ETS nodig. Voor gebruik van de i-bus Tool zie: Opname in de i-bus Tool, pag. 9. De volgende functies zijn beschikbaar: Extra uitgang Ventilator FCA/S 1.1.x.2: elektronisch FCA/S 1.2.x.2: analoog Ingangen Voor de bediening van een aanvullende elektrische verwarming, bijvoorbeeld in de overgangsfase winter zomer. Een ventilator met drie standen wordt naar keuze aangestuurd met wisselschakeling of trapschakeling. Actoren worden aangestuurd. De aansturing gebeurt via PWM of 3-punts. De uitgangen zijn tegen kortsluiting beveiligd. Actoren worden aangestuurd. De aansturing gebeurt via een analoog instelsignaal van 0...10 V. De uitgangen zijn tegen kortsluiting beveiligd. Er zijn drie ingangen beschikbaar. Hiermee worden bijvoorbeeld ramen, condenswater, melders of temperatuursensoren bewaakt of aangesloten. Voor Fan-coil-toepassingen zijn 6 A-uitgangen beschikbaar. Let op Door ondeskundig schakelen raken de ventilatormotoren beschadigd. Let op technische gegevens van de ventilator, zoals trap- of wisselschakeling. Zie voor meer informatie: Parametervenster E, F, G: Ventilator (meerdere standen), p. 124. De Fan-coil-actor heeft op elke uitgang een van de andere uitgangen mechanisch /onafhankelijk relais. Door het mechanische ontwerp is een licht schakelgeluid onvermijdelijk. De Fan-coil-actor wordt midden in een stroomverdeler gebruikt, of decentraal in een Fan-coil-unit. Gewoonlijk wordt de Fan-coil-actor in combinatie gebruikt met een ruimtetemperatuurregelaar voor de temperatuurregeling van een enkele ruimte. De ruimtetemperatuurregelaar verstuurt een instelgrootheid waarmee de ventilatorstanden door de Fan-coil-actor aangestuurd worden. Fan-coil-aansturing Ventilator met drie ventilatorstanden Met wissel- of standenaansturing 1 instelgrootheid / 1 klep 2 instelgrootheden / 1 klep 2 instelgrooth./1 klep/met omsch.obj. 2 instelgrootheden / 2 kleppen 2 instelgrooth./2 klep./met omsch.obj. Zie voor meer informatie: Ontwerp en toepassing, pag. 237 FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 65

Varianten Een Fan-coil-eenheid kan als compact apparaat of als inbouwapparaat zijn samengesteld: Compacte apparaten: deze worden geleverd inclusief behuizing en zijn beschikbaar als staand apparaat of voor montage tegen muur of plafond. Inbouwapparaten: deze hebben geen behuizing en worden in de muur, het plafond of de vloer gemonteerd. De lucht wordt door een rooster de kamer in geblazen. Luchttoevoer Fan-coil-eenheden zijn verkrijgbaar als convectors of als mengluchtapparaten. Convectors: de lucht in de kamer wordt door de ventilator langs de warmtewisselaars geleid. Mengluchtapparaten: de lucht in de kamer wordt met verse lucht gemengd. De mengverhouding met de verse lucht is meestal instelbaar. 3.1.1 Functies van de ingangen In de volgende tabel ziet u welke ingangsfuncties met het apparaat en de Fan-coil-actor en de applicatie mogelijk zijn: Functies van de ingangen a b c Schakelsensor Waarde/dwangsturing PT100-temperatuursensor PT1000-temperatuursensor KT/KTY-temperatuursensor KT/KTY-temperatuursensor (door gebruiker gedefinieerd) = Functie wordt ondersteund 66 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.1.2 Functies van de uitgangen In de volgende tabel ziet u welke uitgangsfuncties met het apparaat en de Fan-coil-actor en de applicatie mogelijk zijn: Functies van de uitgang A B C D Algemeen - Overbelasting - Parallelbedrijf Vrij Vrij Actoren die aan de Fan-coil-unit zijn toegewezen - Thermo-elektrisch (PWM) - 1 instelgrootheid / 1 klep Vrij Vrij Vrij - 2 instelgrootheden / 1 klep Vrij Vrij Vrij - 2 instelgrootheden / 2 kleppen Vrij Vrij - Analoog (0 10 V) - - - 1 instelgrootheid / 1 klep - Vrij - - 2 instelgrootheden / 1 klep - Vrij - - 2 instelgrootheden / 2 kleppen - - Instelmogelijkheden van de actoren - Thermo-elektrisch (PWM) - Apart verwarmen/koelen - Richting OPEN/DICHT OPEN/DICHT OPEN/DICHT OPEN/DICHT - Motorisch (3-punts) - Apart verwarmen/koelen - Richting OPEN DICHT OPEN DICHT - Analoog (0 10 V) - Apart verwarmen/koelen - Richting OPEN/DICHT OPEN/DICHT = Functie wordt ondersteund - = Functie wordt niet ondersteund Vrij = Is beschikbaar en kan apart worden gebruikt Functies van de uitgang I F G H Schakelfunctie Opener/sluiter Tijd Trappenhuisverlichting Ventilator Stand 1 2 3 - = Functie wordt ondersteund - = Functie wordt niet ondersteund FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 67

3.2 Parameters De parameters van het apparaat worden ingesteld via de Engineering Tool Software ETS. De applicatie is in het venster Catalogi onder Fabrikanten/ABB/Verwarming, airco, ventilatie/fan-coil-actor 1-voudig opgeslagen. In de volgende hoofdstukken worden de parameters van het apparaat aan de hand van de parametervensters beschreven. De parametervensters zijn dynamisch van opbouw, zodat afhankelijk van de parameterinstellingen en de functie van de uitgangen andere parameters worden vrijgegeven. De standaardwaarden van de parameters worden onderstreept weergegeven. Voorbeeld: Ja Nee Opmerking Voor screenshots werd representatief voor alle apparaten de applicatie van FCA/S 1.1.2.2 (met PWM en handbediening) gebruikt. 68 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.1 Parametervenster Algemeen Instellingen Instellingen algemeen geldende parameters: Verzend- en schakelvertraging na terugkeer busspanning 2/3/5/10/30/60 seconden 2/3/4 minuten Tijdens de verzend- en schakelvertraging worden telegrammen alleen ontvangen. De telegrammen worden echter niet verwerkt en de uitgangen blijven ongewijzigd. Er worden geen telegrammen naar de bus verzonden. Na afloop van de verzend- en schakelvertraging worden telegrammen verzonden en wordt de toestand van de uitgangen ingesteld op basis van de opgegeven waarden voor de parameters of communicatieobjecten. Als tijdens de verzend- en schakelvertraging communicatieobjecten worden uitgelezen via de bus, bijvoorbeeld voor visualisaties, dan worden die aanvragen opgeslagen en na afloop van de verzend- en schakelvertraging beantwoord. De vertragingstijd is inclusief een initialisatietijd van circa twee seconden. De initialisatietijd is de reactietijd die de processor nodig heeft om op te starten. Hoe gedraagt het apparaat zich bij terugkeer van de busspanning? Na terugkeer van de busspanning wordt in principe eerst de transmissievertragingstijd afgewacht voordat telegrammen op de bus worden verzonden. Opmerking De ingestelde schakelvertraging werkt niet bij de klepuitgangen! FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 69

Aantal telegrammen Niet begrenzen 1/2/3/5/10/20 telegram(men)/seconde 0,05/0,1/0,2/0,3/0,5 seconden/telegram Hiermee kan de buslast worden begrensd die het apparaat levert. 1/2/3/5/10/20 telegram(men)/seconde: x telegrammen per seconden worden verzonden. 0,05/0,1/0,2/0,3/0,5 seconden/telegram: elke x seconden wordt een telegram verzonden. Communicatieobject vrijgeven "In bedrijf" 1-bit Nee Cyclisch waarde 0 verzenden Cyclisch waarde 1 verzenden Het communicatieobject In bedrijf meldt op de bus dat het apparaat correct functioneert. Dit cyclische telegram kan door een extern apparaat worden bewaakt. Cyclische waarde 0 verzenden of cyclische waarde 1 verzenden: waarde 0 of waarde 1 wordt cyclisch verstuurd en het 1-bit-communicatieobject In bedrijf wordt vrijgegeven. Afhankelijke parameters: Telegram wordt herhaald Elke seconde Elke 2/3/5/10/30/60 seconden Elke 2/3/5/10/30/60 minuten Elke 2/3/5/10/12 uur Opmerking Na terugkeer van de busspanning verzendt het communicatieobject zijn waarde na afloop van de ingestelde verzend- en schakelvertraging. 70 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Communicatieobject vrijgeven "Statuswaarden opvragen" 1-bit Nee Ja Via dit communicatieobject kunnen alle statusmeldingen worden opgevraagd waarvoor de optie Bij verandering of op aanvraag is ingesteld. Ja: het 1-bit-communicatieobject Statuswaarden opvragen wordt vrijgegeven. Afhankelijke parameters: Opvragen bij objectwaarde 0 1 0 of 1 0: Het verzenden van de statusmeldingen wordt met waarde 0 opgevraagd. 1: Het verzenden van de statusmeldingen wordt met waarde 1 opgevraagd. 0 of 1: het verzenden van de statusmeldingen wordt met waarde 0 of 1 opgevraagd. Opmerking Als voor de parameter Communicatieobject vrijgegeven "Statuswaarde opvragen" 1-bit de optie Ja gekozen is, worden de communicatieobjecten 4, 18, 28, 38 en 48 direct verzonden. Voor alle andere statusobjecten, bijvoorbeeld voor de ventilator, kan bovendien individueel per parameter worden ingesteld wanneer deze naar de bus verzonden moet worden. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 71

3.2.2 Parametervenster Handbediening Instellingen Opmerking Dit parametervenster is alleen bij de apparaten met handbediening zichtbaar. Instellingen voor handbediening: Handbediening Geblokkeerd Vrijgegeven Via communicatieobj. vrijgeven/blokk. Deze parameter bepaalt of het omschakelen tussen de modi Handmatig bedrijf en KNX-modus met de toets op het apparaat of een communicatieobject mogelijk is. Zie voor meer informatie: Handbediening, p. 61 Opmerking De handbediening overschrijft de ingangstoestanden. 72 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Vrijgegeven: de bedrijfsmodi Handbediening en KNX-bedrijf kunnen met de toets omgeschakeld worden. Via communicatieobject vrijgeven/blokkeren: het communicatieobject Handbediening blokkeren Algemeen verschijnt. Telegramwaarde: 0 = Toets vrijgeven 1 = Toets blokkeren Geblokkeerd: de handbediening is over het algemeen geblokkeerd. Resetten van handbediening naar KNX-modus Nee Ja Deze parameter bepaalt of het apparaat na het indrukken van de toets Handbediening blijft of gereset wordt naar de KNX-modus. Ja: het apparaat wordt gereset naar de KNX-modus. in de bedrijfsmodus Afhankelijke parameters: Tijd voor automatisch resetten naar KNX-modus in s [1...65.535] 1 30 65.535 Deze parameter bepaalt hoe lang het apparaat na het indrukken van de toets in de bedrijfsmodus Handbediening blijft. Het apparaat blijft na de laatste toetsindruk zo lang in de handbediening totdat de toets wordt ingedrukt of totdat de ingestelde tijd verstreken is. opnieuw FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 73

Communicatieobject vrijgeven "Status Handbediening" (1-bit) Nee Ja Ja: het 1-bit-communicatieobject Status Handbediening wordt vrijgegeven. Afhankelijke parameters: Objectwaarde verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de status wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de status wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de status wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de status wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. Zie voor meer informatie: Handbediening, p. 61 Functie van de toetsen: Uitgang A/B geblokkeerd Uitgang C/D geblokkeerd Uitgang E (stand 1) geblokkeerd Uitgang F (stand 2) geblokkeerd Uitgang G (stand 3) geblokkeerd Ingang a, b, c Opmerking De functies Uitgang x (stand x) geblokkeerd verschijnen alleen als in het parametervenster Vrijgave uitgang E H voor de parameters Uitgangen EFG de optie Als ventilator vrijgegeven is geselecteerd. 74 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Ingang a, b en c Geblokkeerd Schakelaar Drukknop Met deze parameter kan de toets als schakelaar of als drukknop worden geprogrammeerd. Geblokkeerd: Toets geblokkeerd LED s buiten bedrijf Schakelaar: bij elke keer indrukken worden de toestanden van de ingang en de LED gewisseld. Drukknop: Toets indrukken => ingang gesloten, LED aan Toets loslaten => ingang geopend, LED uit FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 75

3.2.3 Parametervenster Uitgangen A H 3.2.3.1 Parametervenster Vrijgave uitgang A D In dit parametervenster worden de uitgangen A...D vrijgegeven. Modus fan coil 1 instelgrootheid / 1 klep 2 instelgrootheden / 1 klep 2 instelgrooth./1 klep/met omsch.obj. 2 instelgrootheden / 2 kleppen 2 instelgrooth./2 klep./met omsch.obj. Deze parameter bepaalt hoe de instelgrootheid verwerkt wordt. Opmerking Bij de optie 2 instelgrootheden / 2 kleppen (met of zonder omschakelobject) moet overeenkomstig de bouwkundige omstandigheden één klep als verwarmingsklep en de andere klep als koelklep worden ingesteld. 76 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.1.1 Beschrijving van de Fan-coil-bedrijfsmodi bij actor, thermo-elektrisch (PWM) Overzicht instelgrootheden Functies van de uitgang A B C D Algemeen - Overbelasting - Parallelbedrijf Vrij Vrij Actoren die aan de Fan-coil-unit zijn toegewezen - Thermo-elektrisch (PWM) - 1 instelgrootheid / 1 klep Vrij Vrij Vrij - 2 instelgrootheden / 1 klep Vrij Vrij Vrij - 2 instelgrootheden / 2 kleppen Vrij Vrij Instelmogelijkheden van de actoren - Thermo-elektrisch (PWM) - Apart verwarmen/koelen - Richting OPEN/DICHT OPEN/DICHT OPEN/DICHT OPEN/DICHT = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet Kleppen onafhankelijk inzetbaar Als in het parametervenster Vrijgave uitgangen E...H de optie Als schakelactor vrijgegeven wordt geselecteerd, dan zijn de uitgangen A, B, C en D onafhankelijk inzetbaar. De afzonderlijke communicatieobjecten verschijnen. De instelgrootheid wordt via groepsadressen met de uitgangen verbonden. Kleppen Uitgang A Uitgang B Uitgang C Uitgang D Ventilator EFG Vrij instelbaar Als schakelactoren = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 77

Modus Fan-coil: 1 instelgrootheid / 1 klep Wat betekent de optie ingang instelgrootheid: "1 instelgrootheid / 1 klep"? Voorbeeld: verwarmingsklep en ventilator met drie standen Verwerking van instelgrootheden in het apparaat Uitgang A Uitgang B Uitgang C Uitgang D Ingang instelgrootheid 1 instelgrootheid / 1 klep - - - = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet Als de optie 1 instelgrootheid / 1 klep wordt gekozen, is de instelgrootheid Verwarmen van invloed op uitgang A. De instelgrootheid Ventilator EFG is van invloed op de uitgangen E, F en G. Om een probleemloze werking van de Fan-coil te garanderen, wordt de instelgrootheid Ventilator EFG aan de instelgrootheid Verwarmen gekoppeld. 78 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Modus Fan-coil: 2 instelgrootheden / 1 klep Wat betekent de optie ingang instelgrootheid: "2 instelgrootheden / 1 klep"? Voorbeeld: klep en ventilator met drie standen Verwerking van instelgrootheden in het apparaat Uitgang A Uitgang B Uitgang C Uitgang D Ingang instelgrootheid 2 instelgrootheden / 1 klep - - - = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet Als de optie 2 instelgrootheden / 1 klep wordt gekozen, werken de instelgrootheden op uitgang A. De beide instelgrootheden Verwarmen en Koelen worden intern vergeleken, en de grootste waarde is van invloed op uitgang A (klep). De werkwijze van beide ventilatoren EFG instelgrootheden A en B wordt in de applicatie ingesteld. In dit voorbeeld is "Aantal ingangen v. instelgrootheden" op 2 en het gedrag op "Hoogste waarde" ingesteld. Om een probleemloze werking van de Fan-coil te garanderen, wordt de ventilator EFG instelgrootheid A aan de instelgrootheid Koelen en de ventilator EFG instelgrootheid B aan de instelgrootheid Verwarmen gekoppeld. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 79

Modus Fan-coil: 2 instelgrooth./1 klep/met omsch.obj. Wat betekent de optie ingang instelgrootheid: "2 instelgrooth./1 klep/met omsch.obj."? Voorbeeld: klep en ventilator met drie standen Verwerking van instelgrootheden in het apparaat Uitgang A Uitgang B Uitgang C Uitgang D Ingang instelgrootheid 2 instelgrooth./1 klep/met omsch.obj. - - - = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet Als de optie 2 instelgrooth./1 klep/met omsch.obj. wordt geselecteerd, werken de instelgrootheden op uitgang A. Via het communicatieobject "Omschakelen Verwarmen" wordt bepaald welke van de beide instelgrootheden van invloed is op de uitgangen A en C. De werkwijze van beide ventilatoren EFG instelgrootheden A en B wordt in de applicatie ingesteld. In dit voorbeeld is "Aantal ingangen v. instelgrootheden" op 2 en het gedrag op "Hoogste waarde" ingesteld. Om een probleemloze werking van de Fan-coil te garanderen, wordt de ventilator EFG instelgrootheid A aan de instelgrootheid Koelen en de ventilator EFG instelgrootheid B aan de instelgrootheid Verwarmen gekoppeld. 80 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Modus Fan-coil: 2 instelgrootheden / 2 kleppen Wat betekent de optie ingang instelgrootheid: "2 instelgrootheden / 2 kleppen"? Voorbeeld: 2 kleppen en ventilator met drie standen Verwerking van instelgrootheden in het apparaat Uitgang A Uitgang B Uitgang C Uitgang D Ingang instelgrootheid 2 instelgrootheden / 2 kleppen - - = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet Als de optie 2 instelgrootheden / 2 kleppen wordt gekozen, werken de instelgrootheden direct op uitgang A en uitgang C. De werkwijze van beide ventilatoren EFG instelgrootheden A en B wordt in de applicatie ingesteld. In dit voorbeeld is "Aantal ingangen v. instelgrootheden" op 2 en het gedrag op "Hoogste waarde" ingesteld. Om een probleemloze werking van de Fan-coil te garanderen, wordt de ventilator EFG instelgrootheid A aan de instelgrootheid Koelen en de ventilator EFG instelgrootheid B aan de instelgrootheid Verwarmen gekoppeld. Opmerking Bij de optie 2 instelgrootheden / 2 kleppen (met of zonder omschakelobject) moet overeenkomstig de bouwkundige omstandigheden één klep als verwarmingsklep en de andere klep als koelklep worden ingesteld. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 81

Modus Fan-coil: 2 instelgrooth./2 klep./met omsch.obj. Wat betekent de optie ingang instelgrootheid: "2 instelgrooth./2 klep./met omsch.obj."? Voorbeeld: 2 kleppen en ventilator met drie standen Verwerking van instelgrootheden in het apparaat Uitgang A Uitgang B Uitgang C Uitgang D Ingang instelgrootheid 2 instelgrooth./2 klep./met omsch.obj. - - = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet Als de optie 2 instelgrooth./2 klep./met omsch.obj. wordt geselecteerd, werken de instelgrootheden op uitgang A en uitgang C. Via het communicatieobject "Omschakelen Verwarmen" wordt bepaald welke van de beide instelgrootheden van invloed is op de uitgangen A en C. De werkwijze van beide ventilatoren EFG instelgrootheden A en B wordt in de applicatie ingesteld. In dit voorbeeld is "Aantal ingangen v. instelgrootheden" op 2 en het gedrag op "Hoogste waarde" ingesteld. Om een probleemloze werking van de Fan-coil te garanderen, wordt de ventilator EFG instelgrootheid A aan de instelgrootheid Koelen en de ventilator EFG instelgrootheid B aan de instelgrootheid Verwarmen gekoppeld. Opmerking Bij de optie 2 instelgrootheden / 2 kleppen (met of zonder omschakelobject) moet overeenkomstig de bouwkundige omstandigheden één klep als verwarmingsklep en de andere klep als koelklep worden ingesteld. 82 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.1.2 Beschrijving van de Fan-coil-bedrijfsmodi bij actor, motorisch (3-punts) en analoog Overzicht instelgrootheden Functies van de uitgang A B C D Algemeen - Overbelasting - Parallelbedrijf Vrij Vrij Actoren die aan de Fan-coil-unit zijn toegewezen - Analoog (0 10 V) - - - 1 instelgrootheid / 1 klep - Vrij - - 2 instelgrootheden / 1 klep - Vrij - - 2 instelgrootheden / 2 kleppen - - Instelmogelijkheden van de actoren - Motorisch (3-punts) - Apart verwarmen/koelen - Richting OPEN DICHT OPEN DICHT - Analoog (0 10 V) - Apart verwarmen/koelen - Richting OPEN/DICHT OPEN/DICHT = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet Kleppen onafhankelijk inzetbaar Als in het parametervenster Vrijgave uitgangen E...H de optie Als schakelactor vrijgegeven wordt geselecteerd, dan zijn de uitgangen A, B, C en D onafhankelijk inzetbaar. De afzonderlijke communicatieobjecten verschijnen. De instelgrootheid wordt via groepsadressen met de uitgangen verbonden. Kleppen Uitgang A Uitgang B Uitgang C Uitgang D Ventilator EFG Vrij instelbaar Als schakelactoren = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 83

Modus Fan-coil: 1 instelgrootheid / 1 klep Wat betekent de optie ingang instelgrootheid: "1 instelgrootheid / 1 klep"? Voorbeeld: verwarmingsklep en ventilator met drie standen Verwerking van instelgrootheden in het apparaat Analoog: Uitgang A Uitgang C Ingang instelgrootheid 1 instelgrootheid / 1 klep - Motorisch (3-punts): Uitgang A/B Uitgang C/D Ingang instelgrootheid 1 instelgrootheid / 1 klep - = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet Als de optie 1 instelgrootheid / 1 klep wordt gekozen, is de instelgrootheid Verwarmen van invloed op uitgang A (B). De instelgrootheid Ventilator EFG is van invloed op de uitgangen E, F en G. Om een probleemloze werking van de Fan-coil te garanderen, wordt de instelgrootheid Ventilator EFG aan de instelgrootheid Verwarmen gekoppeld. 84 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Modus Fan-coil: 2 instelgrootheden / 1 klep Wat betekent de optie ingang instelgrootheid: "2 instelgrootheden / 1 klep"? Voorbeeld: klep en ventilator met drie standen Verwerking van instelgrootheden in het apparaat Analoog: Uitgang A Uitgang C Ingang instelgrootheid 2 instelgrootheden / 1 klep - Motorisch (3-punts): Uitgang A/B Uitgang C/D Ingang instelgrootheid 2 instelgrootheden / 1 klep - = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet Als de optie 2 instelgrootheden / 1 klep wordt gekozen, werken de instelgrootheden op uitgang A (B). De beide instelgrootheden Verwarmen en Koelen worden intern vergeleken en de hoogste waarde is van invloed op uitgang A of B (klep). De werkwijze van beide ventilatoren EFG instelgrootheden A en B wordt in de applicatie ingesteld. In dit voorbeeld is "Aantal ingangen v. instelgrootheden" op 2 en het gedrag op "Hoogste waarde" ingesteld. Om een probleemloze werking van de Fan-coil te garanderen, wordt de ventilator EFG instelgrootheid A aan de instelgrootheid Koelen en de ventilator EFG instelgrootheid B aan de instelgrootheid Verwarmen gekoppeld. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 85

Modus Fan-coil: 2 instelgrooth./1 klep/met omsch.obj. Wat betekent de optie ingang instelgrootheid: "2 instelgrooth./1 klep/met omsch.obj."? Voorbeeld: klep en ventilator met drie standen Verwerking van instelgrootheden in het apparaat Analoog: Ingang instelgrootheid 2 instelgrooth./1 klep/ met omsch.obj. Uitgang A Uitgang C - Motorisch (3-punts): Ingang instelgrootheid 2 instelgrooth./1 klep/ met omsch.obj. Uitgang A/B Uitgang C/D - = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet 86 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Als de optie 2 instelgrooth./1 klep/met omsch.obj. wordt geselecteerd, werken de instelgrootheden op uitgang A (B). Via het communicatieobject "Omschakelen Verwarmen" wordt bepaald welke van de beide instelgrootheden van invloed is op de uitgangen A en C. De werkwijze van beide ventilatoren EFG instelgrootheden A en B wordt in de applicatie ingesteld. In dit voorbeeld is "Aantal ingangen v. instelgrootheden" op 2 en het gedrag op "Hoogste waarde" ingesteld. Om een probleemloze werking van de Fan-coil te garanderen, wordt de ventilator EFG instelgrootheid A aan de instelgrootheid Koelen en de ventilator EFG instelgrootheid B aan de instelgrootheid Verwarmen gekoppeld. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 87

Modus Fan-coil: 2 instelgrootheden / 2 kleppen Wat betekent de optie ingang instelgrootheid: "2 instelgrootheden / 2 kleppen"? Voorbeeld: 2 kleppen en ventilator met drie standen Verwerking van instelgrootheden in het apparaat Analoog: Uitgang A Uitgang C Ingang instelgrootheid 2 instelgrootheden / 2 kleppen Motorisch (3-punts): Uitgang A/B Uitgang C/D Ingang instelgrootheid 2 instelgrootheden / 2 kleppen = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet 88 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Als de optie 2 instelgrootheden / 2 kleppen wordt geselecteerd, werken de instelgrootheden direct op uitgang A (B) en uitgang C (D). Via het communicatieobject "Omschakelen Verwarmen" wordt bepaald welke van de beide instelgrootheden van invloed is op de uitgangen A en C. De werkwijze van beide ventilatoren EFG instelgrootheden A en B wordt in de applicatie ingesteld. In dit voorbeeld is "Aantal ingangen v. instelgrootheden" op 2 en het gedrag op "Hoogste waarde" ingesteld. Om een probleemloze werking van de Fan-coil te garanderen, wordt de ventilator EFG instelgrootheid A aan de instelgrootheid Koelen en de ventilator EFG instelgrootheid B aan de instelgrootheid Verwarmen gekoppeld. Opmerking Bij de optie 2 instelgrootheden / 2 kleppen (met of zonder omschakelobject) moet overeenkomstig de bouwkundige omstandigheden één klep als verwarmingsklep en de andere klep als koelklep worden ingesteld. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 89

Modus Fan-coil: 2 instelgrooth./2 klep./met omsch.obj. Wat betekent de optie ingang instelgrootheid: "2 instelgrooth./2 klep./met omsch.obj."? Voorbeeld: 2 kleppen en ventilator met drie standen Verwerking van instelgrootheden in het apparaat Analoog: Ingang instelgrootheid 2 instelgrooth./2 klep./ met omsch.obj. Uitgang A Uitgang C Motorisch (3-punts): Ingang instelgrootheid 2 instelgrooth./2 klep./ met omsch.obj. Uitgang A/B Uitgang C/D = Instelgrootheid werkt - = Instelgrootheid werkt niet 90 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Als de optie 2 instelgrooth./2 klep./met omsch.obj. wordt geselecteerd, werken de instelgrootheden op uitgang A (B) en uitgang C (D). Via het communicatieobject "Omschakelen Verwarmen" wordt bepaald welke van de beide instelgrootheden van invloed is op de uitgangen A en C. De werkwijze van beide ventilatoren EFG instelgrootheden A en B wordt in de applicatie ingesteld. In dit voorbeeld is "Aantal ingangen v. instelgrootheden" op 2 en het gedrag op "Hoogste waarde" ingesteld. Om een probleemloze werking van de Fan-coil te garanderen, wordt de ventilator EFG instelgrootheid A aan de instelgrootheid Koelen en de ventilator EFG instelgrootheid B aan de instelgrootheid Verwarmen gekoppeld. Opmerking Bij de optie 2 instelgrootheden / 2 kleppen (met of zonder omschakelobject) moet overeenkomstig de bouwkundige omstandigheden één klep als verwarmingsklep en de andere klep als koelklep worden ingesteld. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 91

Opmerking Bij selectie van de opties met 2 kleppen kan via het communicatieobject Klepinstelgrootheden parallelbedrijf het parallelbedrijf worden vrijgegeven. Communicatieobject vrijgeven "Klepinstelgr. parallelbedrijf" 1-bit Nee Ja Ja: het 1-bit-communicatieobject Klepinstelgrootheden parallelbedrijf wordt vrijgegeven. Opmerking Communicatieobject "Klepinstelgrootheden parallelbedrijf" is alleen van invloed op Fan-coil-kleppen Opmerking Als voor de Fan-coil een bedrijfsmodus met 2 instelgrootheden en 1 klep wordt gekozen, dan wordt een extra communicatieobject (nr. 9) vrijgegeven, dat voor koelen is ingesteld en afhankelijk van gekozen bedrijfsmodus van de uitgangen als volgt luidt: 2e instelgrootheid Koelen, continu (PWM) 2e instelgrootheid Koelen, continu (3-punts) 2e instelgrootheid Koelen, analoog (0...10V) 92 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Opmerking Bij keuze van de opties met omschakelobject verschijnt een extra parameter Omschakelen op Verwarmen met. Omschakelen op Verwarmen met 0 1 0: Een telegram met de waarde 0 schakelt om. 1: Een telegram met de waarde 1 schakelt om. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 93

Parametervenster Vrijgave uitgang A D Fan-coil-actor, PWM Modus uitgang A en B Individueel Actor, motorisch (3-punts) Deze parameter bepaalt of de bedrijfsmodi van de uitgangen A en B individueel kunnen worden ingesteld, of of de uitgangen in de bedrijfsmodus Actor, motorisch (3-punts) bedreven worden. Bij deze bedrijfsmodus zijn de uitgangen per paar aan elkaar gekoppeld. Uitgangen A en B sturen de contacten Open/Dicht van de actor voor het openen/sluiten van de klep. Individueel: bij deze keuze worden de bedrijfsmodi van de uitgangen A en B gescheiden van elkaar ingesteld. Afhankelijke parameters: Uitgang A Uitgang B Geblokkeerd Actor, thermo-elektrisch (PWM) Deze parameter legt de individuele modus van de uitgang vast. Geblokkeerd: geen bedrijfsmodus gekozen. Actor, thermo-elektrisch (PWM): de parameter(vensters) en de communicatieobjecten voor de bedrijfsmodus Actor, thermo-elektrisch (PWM) worden vrijgegeven. Actor, motorisch (3-punts): de parameter(vensters) en de communicatieobjecten voor de bedrijfsmodus Actor, motorisch (3-punts) worden vrijgegeven. Uitgang A Openen Uitgang B Sluiten 94 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Modus uitgang C en D Individueel Actor, motorisch (3-punts) Deze parameter bepaalt of de bedrijfsmodi van de uitgangen C en D individueel kunnen worden ingesteld, of of de uitgangen in de bedrijfsmodus Actor, motorisch (3-punts) bedreven worden. Bij deze bedrijfsmodus zijn de uitgangen per paar aan elkaar gekoppeld. Uitgangen C en D sturen de contacten Open/Dicht van de actor voor het openen/sluiten van de klep. Individueel: bij deze keuze worden de bedrijfsmodi van de uitgangen C en D gescheiden van elkaar ingesteld. Afhankelijke parameters: Uitgang C Uitgang D Geblokkeerd Actor, thermo-elektrisch (PWM) Deze parameter legt de individuele modus van de uitgang vast. Geblokkeerd: geen bedrijfsmodus gekozen. Actor, thermo-elektrisch (PWM): de parameter(vensters) en de communicatieobjecten voor de bedrijfsmodus Actor, thermo-elektrisch (PWM) worden vrijgegeven. Actor, motorisch (3-punts): de parameter(vensters) en de communicatieobjecten voor de bedrijfsmodus Actor, motorisch (3-punts) worden vrijgegeven. Uitgang C Openen Uitgang D Sluiten Toewijzing van de kleppen Opmerking Door de keuze in de parameter Bedrijfsmodus Fan-coil worden de uitgangen A en C automatisch toegewezen. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 95

Parametervenster Vrijgave uitgang A D Fan-coil-actor, 0...10V Uitgang A Geblokkeerd Actor, analoog (0...10V) Deze parameter legt de individuele modus van de uitgang vast. Geblokkeerd: geen bedrijfsmodus gekozen. Actor, analoog (0...10V): de parameter(vensters) en de communicatieobjecten voor de bedrijfsmodus Actor, analoog (0...10V) worden vrijgegeven. Klepaansturing uitgang A 0 10 V Klepspanning bij uitval busspanning 0 volt Datzelfde geldt voor uitgang C. Toewijzing van de kleppen Opmerking Door de keuze in de parameter Bedrijfsmodus Fan-coil worden de uitgangen A en C automatisch toegewezen. 96 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.2 Parametervenster A: uitgang (Actor, thermo-elektrisch (PWM)) In dit parametervenster worden alle instellingen van uitgang A/B als actor, thermo-elektrisch (PWM) gemaakt. Opmerking Dit parametervenster is bij de producten FCA/S 1.1.1.2 en FCA/S 1.1.2.2. zichtbaar. Deze parameters verschijnen als voor de uitgang de optie Actor, thermo-elektrisch (PWM) werd gekozen. Zie voor meer informatie: Pulsbreedtemodulatie (PWM), p. 249. Werking van actor, stroomloos Gesloten Open Deze parameter bepaalt de werkwijze van de actor. Opmerking Stroomloos gesloten actor Als geen stroom door de actor stroomt, wordt de klep gesloten. De klep opent zodra stroom door de actor stroomt. Stroomloos geopende actor Als geen stroom door de actor stroomt, wordt de klep geopend. Als stroom door de actor stroomt, is de klep gesloten. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 97

Gedrag na terugkeer busspanning Onveranderd Selecteren Deze parameter bepaalt het gedrag van de uitgang na terugkeer van de busspanning. Onveranderd: de laatste aansturing van de klep wordt weer hersteld. Selecteren: er wordt een waarde vastgelegd. Actieve prioriteiten oversturen de ingestelde aansturing. Afhankelijke parameters: Aansturing in % [0...100] 0 100 Deze parameter bepaalt de aansturing van de uitgang na terugkeer van de busspanning in %. Opmerking Als de instelgrootheid met een 1-bit-waarde wordt ontvangen, dan moet in de parameter Cyclustijd PWM in sec [10...6.000] een waarde worden ingevoerd. Deze waarde dient als basis voor het berekenen van de aansturing van de uitgang bij terugkeer van de busspanning in %. Opmerking Aansturing in % Afhankelijk van de omgevingsomstandigheden, bijvoorbeeld de ruimtetemperatuur, gebruikte actor, waterdruk in verwarmings-/koelsysteem, klep, enz., kan de daadwerkelijke klepstand in % afwijken van de ingestelde waarde voor de aansturing in %. De ingestelde waarde in de parameter Aansturing in % heeft betrekking op de parameter Cyclustijd PWM. Afhankelijk van de instelling wordt de uitgang aangestuurd. Voorbeeld parameterinstellingen: Aansturing in % [0 100]: 70 % Cyclustijd PWM in sec. [10...6.000]: 60 sec. De uitgang schakelt bij deze instellingen 42 sec. AAN und 18 sec. UIT (60 sec. x 0,7 = 42 sec.). Snelle opwarming/afkoeling Afhankelijk van de wijziging van de instelgrootheid en de sluit- of openingstijd van de actor wordt extra tijd berekend. Deze extra tijd verlengt de eerste in- of uitschakelduur na een wijziging van de instelgrootheid. Daardoor wordt de nieuwe actor sneller bereikt. 98 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Klep is Verwarmingsklep Koelklep Deze parameter bepaalt of de klep als verwarmingsklep of als koelklep is gedefinieerd. Opmerking Bij de optie 2 instelgrootheden / 2 kleppen (met of zonder omschakelobject) moet overeenkomstig de bouwkundige omstandigheden één klep als verwarmingsklep en de andere klep als koelklep worden ingesteld. Instelgrootheid wordt ontvangen als Byte Bit Deze parameter bepaalt hoe de verzonden instelgrootheid van de ruimtetemperatuurregelaar (RTR) wordt ontvangen. Je nach Auswahl wird das Kommunikationsobjekt für die Instelgrootheid, S. 211, (1 Bit oder 1 Byte) eingeblendet. 1-bit: de ruimtetemperatuurregelaar verzendt de instelgrootheid als PWM-signaal of als 2- puntssignaal (AAN/UIT). De parameter voor het instellen van de PWM-cyclustijd verschijnt (PWM = pulsbreedtemodulatie). De volgende opmerking verschijnt: Cyclustijd PWM en open-/sluittijd actor voor aansturing in % bij BST, uitval regelaar, dwangsturing en karakteristiekcorrectie invoeren Opmerking Opmerking Pulsbreedtemodulatie (PWM) Bij de pulsbreedtemodulatie wordt de klep als bij een 2-puntsregeling uitsluitend in de standen volledig geopend en volledig gesloten gebruikt. In tegenstelling tot een 2-puntsregeling wordt de stand niet via grenswaarden aangestuurd maar uitgaande van de berekende instelgrootheid, als bij de continuregeling. De instelgrootheid wordt voor een tijdige cyclus vastgesteld en omgerekend naar de inschakeludur van de uitgang. De instelgrootheid 20% wordt bij een cyclustijd van 15 minuten bijvoorbeeld naar een inschakelduur van drie minuten omgerekend. De instelgrootheid 50% leidt tot een inschakelduur van 7,5 minuten. Met de pulsbreedtemodulatie is een tamelijk nauwkeurige temperatuurregeling mogelijk, zonder sterke schommelingen. Hiervoor zijn eenvoudige thermo-elektrische actoren geschikt. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 99

1-byte: de ruimtetemperatuurregelaar verzendt de instelgrootheid als continu insteltelegram (0 255). Opmerking 1-byte-aansturing Bij 1-byte-aansturing wordt door de thermostaat een waarde van 0..255 (overeenkomend met 0%..100%) afgegeven. Deze procedure wordt ook wel continuregeling genoemd. Bij 0% schakelt de uitgang UIT (de klep wordt gesloten), bij 100% schakelt de uitgang IN (de klep wordt maximaal geopend). Keuze optie 1-byte: Afhankelijke parameters: Instelgrootheid verwerken als PWM (met pulsbreedtemodulatie) OPENEN/SLUITEN-signaal Deze parameter bepaalt hoe de ontvangen instelgrootheid (0...255) verwerkt moet worden. De instelgrootheid kan in een PWM-signaal of een AAN/UIT-signaal worden veranderd. PWM (met pulsbreedtemodulatie): bij deze keuze wordt de continue instelgrootheid in een PWM-signaal veranderd. De parameter voor invoer van de PWM cyclustijd verschijnt. OPENEN/SLUITEN-signaal: bij deze keuze wordt de continue instelgrootheid vanaf een ingestelde waarde in een AAN- of UIT-signaal veranderd. De parameter voor invoer van de drempelwaarde verschijnt. OPENEN bij instelgrootheid groter of gelijk in % [1...100] 1 100 De uitgang schakelt continu AAN als de hier ingestelde waarde groter is dan of gelijk is aan de ontvangen instelgrootheid. Als een instelgrootheid wordt ontvangen die kleiner is dan de ingestelde waarde, dan schakelt de uitgang UIT. 100 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Cyclustijd PWM in sec. [10...6.000] 10 180 6.000 Voor het instellen van de cyclustijd voor de pulsbreedtemodulatie. Als de instelgrootheid via een 1-bit-waarde wordt ontvangen, dan dient deze parameter als basis voor het berekenen van de aansturing van de uitgang bij Busspanningsuitval/-terugkeer Dwangsturing Storing van de instelgrootheid (uitval regelaar) Karakteristiekcorrectie Openingstijd actor in sec. [10...6.000] 10 180 6.000 Met deze parameter wordt de tijd in seconden ingesteld die de aangesloten klep nodig heeft om van de stand 0% (klep gesloten) naar de stand 100% (klep volledig geopend) te gaan. Opmerking De tijd is te vinden in de technische gegevens van de klep en komt overeen met de totale looptijd. Sluittijd actor in sec. [10...6.000] 10 180 6.000 Met deze parameter wordt de tijd in seconden ingesteld die de aangesloten klep nodig heeft om van de stand 100% (klep geopend) naar de stand 0% (klep volledig gesloten) te gaan. Opmerking De tijd is te vinden in de technische gegevens van de klep en komt overeen met de totale looptijd. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 101

Bewaking van instelgrootheid activeren Nee Ja Deze parameter activeert de bewaking van de cyclisch verzonden instelgrootheid, bijvoorbeeld van de ruimtetemperatuurregelaar (RTR). Met de bewaking van de instelgrootheid wordt de reactie op een uitblijvende instelgrootheid ingesteld. Dit zorgt dat een noodbedrijf kan worden uitgevoerd. Ja: het communicatieobject Instelgrootheid, pag. 211, wordt vrijgegeven. Afhankelijke parameters: Bewakingstijd in s [30 65.535] 30 120 65.535 Deze parameter bepaalt de tijdsduur waarmee de telegrammen op de instelgrootheden van de ingang worden bewaakt: communicatieobjecten Instelgrootheid, AAN/UIT, als voor de parameter Instelgrootheid wordt ontvangen als optie Bit werd gekozen, of Instelgrootheid, continu (PWM) 1, als voor de parameter Instelgrootheid wordt ontvangen als optie Byte werd gekozen. Als binnen de ingestelde tijd geen instelgrootheid wordts ontvangen, is sprake van een storing of een defect van de ruimtetemperatuurregelaar. De reactie van de uitgang op een uitblijvende instelgrootheid wordt door de volgende parameters bepaald. Objectwaarde "Instelgrooth. storing" verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de objectwaarde wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de objectwaarde wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de objectwaarde wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de objectwaarde wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. 102 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Instelgrootheid bij uitval regelaar Nee Ja Deze parameter bepaalt de instelgrootheid bij uitval van een regelaar. Nee: er wordt geen instelgrootheid ingesteld. Ja: er wordt een waarde vastgelegd. Afhankelijke parameters: Instelgrootheid in % [0...100] 0 100 Deze parameter bepaalt de instelgrootheid in procenten waarmee de uitgang bij uitval van een regelaar wordt aangestuurd. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 103

3.2.3.3 Parametervenster AB: uitgang (Actor, motorisch (3-punts)) In dit parametervenster worden alle instellingen van uitgang A/B als actor, motorisch (3-punts) gemaakt. Opmerking Dit parametervenster is bij de producten FCA/S 1.1.1.2 en FCA/S 1.1.2.2. zichtbaar. Deze parameters verschijnen als voor de uitgangen de optie Actor, motorisch (3-punts) werd gekozen. Omkeerpauze 100, 300, 500, 700, 1.000 ms Deze parameter bepaalt de omkeerpauze van de actor. Opmerking Houd rekening met de technische gegevens van de aandrijving. 104 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Gedrag na terugkeer busspanning Onveranderd Selecteren Deze parameter bepaalt het gedrag van de uitgang na terugkeer van de busspanning. Na terugkeer van de busspanning wordt altijd een Afstelbeweging van de actor uitgevoerd. Daarna wordt de actuele instelgrootheid aangestuurd. Onveranderd: de laatste aansturing van de klep wordt weer hersteld. Selecteren: er wordt een waarde vastgelegd. Actieve prioriteiten oversturen de ingestelde aansturing. Afhankelijke parameters: Aansturing in % [0...100] 0 100 Deze parameter bepaalt de aansturing van de uitgang na terugkeer van de busspanning in %. Klep is Verwarmingsklep Koelklep Deze parameter bepaalt of de klep als verwarmingsklep of als koelklep is gedefinieerd. Inschakeltijd voor actor van 0 tot 100% in sec. [10...6.000] 10 180 6.000 Deze parameter bepaalt de tijdsduur die de uitgang inschakelt om de actor of de klep van 0% (gesloten) in de stand 100% (volledig geopend) te brengen. De tijdsduur is te vinden in de technische gegevens van de klep. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 105

Automatische afstelling van de actor Nee Ja Als in de actuele modus slechts zelden de instelgrootheid 0% wordt bereikt, kan dit tot onnauwkeurigheden bij de standregeling leiden. Deze parameter activeert de automatische afstelling om de actor gedefinieerd in de stand 0% te brengen. Dit dient als basis voor de standregeling. Keuze optie Ja: Afhankelijke parameters: Aantal wijzigingen bij afstelling 30 500 65.535 Deze parameter bepaalt het aantal aansturingen waarna de automatische afstelling wordt gestart. Opmerking Automatische afstelling/afstelbeweging De afstelteller wordt na beëindiging van een aansturing met 1 verhoogd. Als in de afstelteller het ingestelde aantal aansturingen wordt bereikt, dan start de afstelbeweging. De sluitstand wordt dan (onafhankelijk van de karakteristiek) met 5% van de ingestelde inschakeltijd op basis van de laatste instelgrootheid voor de actor overschreden (minimaal 1, maximaal 60 seconden). Deze functie kan niet worden onderbroken. Daarna wordt de actueel berekende instelgrootheid aangestuurd en de afstelteller op nul gezet. De volgende gebeurtenissen activeren een afstelbeweging. Terugkeer van de busspanning ETS-reset Download Resetten van een opgeheven storing (met de toets of met communicatieobject Storing resetten) Lang indrukken (> 2 sec) van een van de toetsen B of D start een referentiebeweging van de kleppen Gedrag bij instelgrootheid 0% Bij elke aansturing met de instelgrootheid 0% wordt de actor (onafhankelijk van de karakteristiek) volledig gesloten. De sluitstand wordt dan (onafhankelijk van de karakteristiek) met 5% van de ingestelde inschakeltijd op basis van de laatste instelgrootheid voor de actoror overschreden, echter maximaal één minuut. 106 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Bewaking van instelgrootheid activeren Nee Ja Deze parameter activeert de bewaking van de cyclisch verzonden instelgrootheid, bijvoorbeeld van de ruimtetemperatuurregelaar (RTR). Met de bewaking van de instelgrootheid wordt de reactie op een uitblijvende instelgrootheid ingesteld. Dit zorgt dat een noodbedrijf kan worden uitgevoerd. Ja: het communicatieobject Instelgrootheid, pag. 211, wordt vrijgegeven. Afhankelijke parameters: Bewakingstijd in s [30 65.535] 30 120 65.535 Deze parameter bepaalt de tijdsduur waarmee de telegrammen op de instelgrootheden worden bewaakt: communicatieobjecten Instelgrootheid, continu (3-punts). Als binnen de ingestelde tijd geen instelgrootheid wordts ontvangen, is sprake van een storing of een defect van de ruimtetemperatuurregelaar. De reactie van de uitgang op een uitblijvende instelgrootheid wordt door de volgende parameters bepaald. Objectwaarde "Instelgrooth. storing" verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de objectwaarde wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de objectwaarde wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de objectwaarde wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de objectwaarde wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 107

Instelgrootheid bij uitval regelaar Nee Ja Deze parameter bepaalt de instelgrootheid bij uitval van een regelaar. Nee: er wordt geen instelgrootheid ingesteld. Ja: er wordt een waarde vastgelegd. Afhankelijke parameters: Instelgrootheid in % [0...100] 0 100 Deze parameter bepaalt de instelgrootheid in procenten waarmee de uitgang bij uitval van een regelaar wordt aangestuurd. 108 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.4 Parametervenster A: uitgang (Actor, analoog (0...10V)) In dit parametervenster worden alle instellingen van Actor, analoog (0...10V) gemaakt. Opmerking Dit parametervenster is bij de producten FCA/S 1.2.1.2 en FCA/S 1.2.2.2. zichtbaar. Stuurspanning bij gesloten klep 0 volt 10 volt Deze parameter bepaalt de werkwijze van de actor. Opmerking Stroomloos gesloten actor Als geen stroom door de actor stroomt, wordt de klep gesloten. De klep opent zodra stroom door de actor stroomt. Stroomloos geopende actor Als geen stroom door de actor stroomt, wordt de klep geopend. Als stroom door de actor stroomt, is de klep gesloten. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 109

Gedrag na terugkeer busspanning Onveranderd Selecteren Deze parameter bepaalt het gedrag van de uitgang na terugkeer van de busspanning. Onveranderd: de laatste aansturing van de klep wordt weer hersteld. Selecteren: er wordt een waarde vastgelegd. Actieve prioriteiten oversturen de ingestelde aansturing. Afhankelijke parameters: Aansturing in % [0...100] 0 100 Deze parameter bepaalt de aansturing van de uitgang na terugkeer van de busspanning in %. 110 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Klep is Verwarmingsklep Koelklep Deze parameter bepaalt of de klep als verwarmingsklep of als koelklep is gedefinieerd. Bewaking van instelgrootheid activeren Nee Ja Deze parameter activeert de bewaking van de cyclisch verzonden instelgrootheid, bijvoorbeeld van de ruimtetemperatuurregelaar (RTR). Met de bewaking van de instelgrootheid wordt de reactie op een uitblijvende instelgrootheid ingesteld. Dit zorgt dat een noodbedrijf kan worden uitgevoerd. Ja: het communicatieobject Instelgrootheid, pag. 211, wordt vrijgegeven. Afhankelijke parameters: Bewakingstijd in s [30 65.535] 30 120 65.535 Deze parameter bepaalt de tijdsduur waarmee de telegrammen op de instelgrootheden van de ingang worden bewaakt: communicatieobjecten Instelgrootheid, AAN/UIT, als voor de parameter Instelgrootheid wordt ontvangen als optie Bit werd gekozen, of Instelgrootheid, continu (PWM) 1, als voor de parameter Instelgrootheid wordt ontvangen als optie Byte werd gekozen. Als binnen de ingestelde tijd geen instelgrootheid wordts ontvangen, is sprake van een storing of een defect van de ruimtetemperatuurregelaar. De reactie van de uitgang op een uitblijvende instelgrootheid wordt door de volgende parameters bepaald. Objectwaarde "Instelgrooth. storing" verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de objectwaarde wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de objectwaarde wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de objectwaarde wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de objectwaarde wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 111

Instelgrootheid bij uitval regelaar Nee Ja Deze parameter bepaalt de instelgrootheid bij uitval van een regelaar. Nee: er wordt geen instelgrootheid ingesteld. Ja: er wordt een waarde vastgelegd. Afhankelijke parameters: Instelgrootheid in % [0...100] 0 100 Deze parameter bepaalt de instelgrootheid in procenten waarmee de uitgang bij uitval van een regelaar wordt aangestuurd. 112 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.5 Parametervenster Functie In dit parametervenster kunnen verschillende functies voor elke uitgang worden geactiveerd. De functies zijn voor Actor, thermo-elektrisch (PWM), Actor, motorisch (3-punts) en Actor, analoog (0 10V) gelijk. Functie Beveiliging vrijgeven Nee Ja Ja: de Parametervenster Beveiliging, pag. 117, wordt vrijgegeven. Communicatieobject vrijgeven "Status Aansturing" 1-bit/byte Nee Ja Deze parameter geeft het communicatieobject Status Aansturing vrij. Via dit communicatieobject wordt de status van de aansturing van de uitgang verzonden. Ja: het communicatieobject Status Aansturing, pag. 212, wordt vrijgegeven. Afhankelijke parameters: FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 113

Objectwaarde verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de objectwaarde wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de objectwaarde wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de objectwaarde wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de objectwaarde wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. Gegevenstype 1-bit/byte Bit Byte Deze parameter bepaalt het gegevenstype van het communicatieobject Status Aansturing. 1-bit: de volgende parameter verschijnt: Objectwaarde bij aansturing > 0 0 1 Als de objectwaarde bij aansturing groter is dan 0, dan wordt een 1-bit-telegram met de hier vastgelegde waarde verzonden. 1-byte: de status van de aansturing wordt via een 1-byte-telegram verzonden. 114 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Klepspoeling vrijgeven Nee Ja Ja: het 1-bit-communicatieobject Spoeling activeren, pag. 213, wordt vrijgegeven. Opmerking Als de spoeling door hogere prioriteiten, bijvoorbeeld dwangsturing, wordt onderbroken, dan wordt deze hogere prioriteit uitgevoerd. Als de onderbrekingstijd langer duurt dan de duur van de klepspoeling, dan wordt de klepspoeling na terugname van de hogere prioriteit niet meer uitgevoerd. De aansturing voor de klepspoeling heeft altijd de instelgrootheid 100%. Er wordt rekening gehouden met een daarop aangepaste karakteristiekcorrectie. Keuze optie Ja: Afhankelijke parameters: Communicatieobject vrijgeven "Status Klepspoeling" 1-bit Nee Ja Met dit communicatieobject wordt de status van de klepspoeling weergegeven. Ja: het 1-bit-communicatieobject Status Klepspoeling, pag. 214, wordt vrijgegeven. Afhankelijke parameters: Objectwaarde verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de objectwaarde wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de objectwaarde wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de objectwaarde wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de objectwaarde wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. Duur van de klepspoeling in min [1...255] 1 10 255 Deze parameter bepaalt de duur van de klepspoeling. Gedurende deze tijd wordt de klep volledig geopend. Als de tijd verstreken is, wordt de toestand van voor de spoeling hersteld. Opmerking Bij het invoeren van de spoeltijd moet rekening worden gehouden met de openingstijd van de actor. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 115

Automatische spoeling Keuze optie Ja: Nee Ja Afhankelijke parameters: Spoelcyclus in weken [1...12] 1 6 12 De interne timer van de automatische spoeling start direct na het downloaden. Bij elke nieuwe download wordt de tijd opnieuw gereset. Na afloop van een spoeling wordt de tijd gereset. Dit kan gedaan worden door de automatische spoeling of via het communicatieobject Spoeling activeren. Opmerking Met het communicatieobject Spoeling activeren is het ook mogelijk om een spoeling via de bus te activeren. Na terugkeer van de busspanning en download wordt de automatische spoelcyclus opnieuw gestart. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de tijd voor uitval van de busspanning. Als na de download de parameter Spoelcyclus in weken [1...12] gewijzigd is, wordt de automatische spoelcyclus opnieuw gestart. Spoelcyclus resetten vanaf instelgrootheid groter dan in % [1...99] 1 99 Hiermee wordt de spoelcyclus bij overschrijden van de ingestelde instelgrootheid gereset. Opmerking Na het opstarten van het apparaat wordt de spoelcyclustijd opnieuw gestart indien de automatische klepspoeling geactiveerd is. De spoelcyclustijd wordt aan het einde van de eigenlijke spoelduur opnieuw gestart. Hierbij is de ingestelde duur van de klepspoeling meeberekend. Bij het invoeren van de duur van de klepspoeling moet rekening worden gehouden met de openingstijd van de actor. De spoelcyclus bij een actieve automatische klepspoeling wordt gereset en start opnieuw op als: een handmatige klepspoeling via het communicatieobject Spoeling activeren wordt geactiveerd. de ingestelde waarde (onder Spoelcyclus resetten vanaf...) wordt overschreden. De spoelcyclus wordt pas opnieuw gestart zodra de ingestelde waarde weer bereikt of onderschreden wordt. Karakteristiekcorrectie vrijgeven Nee Ja Ja: de Parametervenster Karakteristiekcorrectie, pag. 119, wordt vrijgegeven. 116 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.5.1 Parametervenster Beveiliging De functie Beveiliging is voor de Actor, thermo-elektrisch (PWM), Actor, motorisch (3-punts) en Actor, analoog (0 10V) gelijk. Het parametervenster is vrijgegeven als in Parametervenster Functie, pag. 113 de parameter Functie Beveiliging vrijgeven met de optie Ja is geselecteerd. Beveiliging prioriteit 1 Beveiliging prioriteit 2 Beveiliging prioriteit 3 Inactief Blokkeren Dwangsturing Voor elk van de drie prioriteitsniveaus (1 = hoogste, 3 = laagste prioriteit) kan de uitgang bij geactiveerde functie Beveiliging worden dwanggestuurd of geblokkeerd. Dwangsturing: het communicatieobject Prioriteit*, dwangsturing wordt vrijgegeven. Via de dwangsturing wordt de bediening van de uitgang geblokkeerd en neemt de uitgang een gedefinieerde toestand aan. Bediening is tot na terugname van de dwangsturing niet mogelijk. Blokkeren: het communicatieobject Prioriteit*, blokkeren wordt vrijgegeven. Bij het blokkeren blijft de uitgang in zijn huidige toestand en wordt geblokkeerd. Een hogere prioriteit onderbreekt de blokkering. Bij terugname van de hogere prioriteit blijft de waarde van de hogere prioriteit bij de uitgang behouden. Bediening is tot na terugname van de blokkering niet mogelijk. * Prioriteit = prioriteit 1, 2 of 3. Afhankelijke parameters: FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 117

Aansturing bij dwangsturing in % [0...100] 0 100 Bij geactiveerde dwangsturing wordt de uitgang met de hier vastgelegde waarde aangestuurd en wordt de bediening geblokkeerd. Opmerking Deze parameter is alleen bij de dwangsturing vrijgegeven. Alle volgende parameters zijn zowel voor de functie Dwangsturing als voor de functie Blokkeren vrijgegeven en identiek. Activeren met objectwaarde 0 1 0/1: De dwangsturing of het blokkeren wordt bij ontvangst van een telegram met de hier ingestelde waarde geactiveerd. Bewakingstijd in sec. [1...65.535], 0 = inactief 0 65.535 Deze parameter legt de cyclische bewakingstijd van de functie Beveiliging vast. Daarbij wordt de ontvangst van telegrammen van een cyclisch verzendend apparaat bewaakt. Als er binnen de ingestelde bewakingstijd geen telegram wordt ontvangen, dan wordt de uitgang afhankelijk van de van tevoren ingestelde functie Beveiliging dwanggestuurd of geblokkeerd. Als het communicatieobject Prioriteit* dwangsturing of Prioriteit* blokkeren een telegram ontvangt dat niet overeenkomt met de onder parameter Activeren met objectwaarde ingesteld waarde, dan wordt de bewakingstijd gereset en start deze opnieuw. 0: De cyclische bewaking is gedeactiveerd. Opmerking De bewakingstijd moet minstens twee keer zo groot zijn dan de cyclische zendtijd van de sensor. Zo wordt niet direct bij het uitblijven van een enkel signaal, bijv. door een hoge busbelasting, de functie Beveiliging (alarm) geactiveerd. Objectwaarde "Prioriteit*, dwangsturing" na download Objectwaarde "Prioriteit*, blokkeren" na download Onveranderd 0 1 Onveranderd: na een download heeft het communicatieobject dezelfde waarde als voor een download. 1/0: Na een download wordt de ingestelde functie (Dwangsturing of Blokkeren) geactiveerd (waarde = 1) of gedeactiveerd (waarde = 0). * Prioriteit = prioriteit 1, 2 of 3. 118 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.5.2 Parametervenster Karakteristiekcorrectie De karakteristiekcorrectie is voor de Actor, thermo-elektrisch (PWM), Actor, motorisch (3-punts) en Actor, analoog (0...10V) gelijk. Het parametervenster is vrijgegeven als in Parametervenster Functie, pag. 113, de parameter Karakteristiekcorrectie vrijgeven met de optie Ja is geselecteerd. In dit parametervenster kan via de karakteristiekcorrectie de actor aan de gebruikte klep worden aangepast. Een karakteristiekcorrectie optimaliseert indien nodig het regelgedrag van het systeem. Belangrijk Een karakteristiekcorrectie mag alleen in uitzonderingsgevallen worden gemaakt. Hiervoor is grondige kennis van verwarmings-, airco- en ventilatietechniek vereist. Houd bij de karakteristiekcorrectie rekening met het volgende: De waardeparen mogen in een willekeurige volgorde worden ingevoerd. Ze worden in het apparaat oplopend gesorteerd op instelgrootheid en tussenwaarden worden geïnterpoleerd. Als voor de instelgrootheid 0 % geen waardepaar is ingevoerd, geldt voor alle instelgrootheden vanaf 0 tot het eerste waardepaar de aansturing van het eerste waardepaar. Als voor de instelgrootheid 100 % geen waardepaar is ingevoerd, geldt voor alle instelgrootheden vanaf het laatste waardepaar tot 100 % de aansturing van het laatste waardepaar. De parameter Cyclustijd PWM, zie Parametervenster A: uitgang (Actor, thermo-elektrisch (PWM)), vanaf pag. 97, dient als basis voor het berekenen van de aansturing van de uitgang voor de karakteristiekcorrectie, ook als de instelgrootheid via een 1-bit-waarde wordt verwerkt. Deze parameter is alleen in de bedrijfsmodus Actor, thermo-elektrisch (PWM) beschikbaar. Opmerking Waardeparen met gelijke instelgrootheid leiden tot een niet-gedefinieerde karakteristiek. Hier moet bij het instellen op worden gelet. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 119

Voorbeeld: Waardepaar 1 (WP1) Waardepaar 2 (WP2) Instelgrootheid in % [0...100] 10 Instelgrootheid in % [0...100] 80 Aansturing in % [0...100] 40 Aansturing in % [0...100] 20 Uitgevoerde karakteristiekcorrectie: Instelgrootheid Aansturing 0 10 % 40 % 20 % 37 % 30 % 34 % 40 % 31 % 50 % 29 % 60 % 26 % 70 % 23 % 80 100 % 20 % 120 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Waardepaar x Instelgrootheid in % [0...100] 0 100 Aansturing in % [0...100] 0 100 Door de mogelijkheid om meerdere waardeparen te activeren, zijn verschillende karakteristiekverlopen mogelijk. In totaal kunnen vier waardeparen worden ingesteld. Let op Instelling van de waardeparen met dezelfde instelgrootheid levert een niet-gedefinieerde status op en moet beslist voorkomen worden. Anders kan dit het HLK-systeem beschadigen. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 121

3.2.3.6 Parametervenster Uitgang B, C, D De instelmogelijkheden van de uitgangen B, C en D of C/D verschillen niet van uitgang A of A/B. De beschrijvingen van de parameterinstelmogelijkheden en instelbare communicatieobjecten voor de uitgangen B, C en D of C/D zijn te vinden in Parametervenster A: uitgang (Actor, thermo-elektrisch (PWM)), vanaf pag. 97, Parametervenster AB: uitgang (Actor, motorisch (3-punts)), vanaf pag. 104, en Parametervenster A: uitgang (Actor, analoog (0...10V)), vanaf pag. 109. 122 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.7 Parametervenster Vrijgave uitgang E H Uitgangen E F G Als schakelactoren vrijgeven Als ventilator vrijgeven De uitgangen E, F, G kunnen als als schakelactoren en als ventilator worden ingesteld. Als schakelactoren vrijgeven: de uitgangen E, F, G verschijnen als individuele parameters en kunnen individueel worden vrijgegeven. Uitgang E Uitgang F Uitgang G Blokkeren Vrijgeven Blokkeren: uitgang E, F, G is geblokkeerd/niet zichtbaar. Er zijn geen communicatieobjecten zichtbaar. Vrijgeven: het parametervenster E, F, G: Uitgang verschijnt. Afhankelijke communicatieobjecten worden weergegeven. Alle parameters en de bijbehorende instelmogelijkheden voor de uitgangen E, F, G verschillen niet van die voor uitgang H; zie Parametervenster H: Uitgang, pag. 163. Als ventilatorstanden vrijgeven: het parametervenster E, F, G Ventilator verschijnt. Uitgang H Blokkeren Vrijgeven Blokkeren: uitgang H is geblokkeerd/niet zichtbaar. Er zijn geen communicatieobjecten zichtbaar. Vrijgeven: het parametervenster H: Uitgang verschijnt. Afhankelijke communicatieobjecten worden weergegeven. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 123

3.2.3.8 Parametervenster E, F, G: Ventilator (meerdere standen) In dit parametervenster worden alle instellingen voor ventilatoren met meerdere standen opgegeven. Ventilatortype Meerdere standen Eén stand Deze parameter bepaalt welk type ventilator aangestuurd wordt. Meerdere standen: aansturing van een ventilator met maximaal drie standen. Eén stand: aansturing van een ventilator met één stand. Ventilatorstanden tot 2 beperken Nee Ja Hier kan het aantal ventilatorstanden beperkt worden tot twee. De volgende instellingen zijn dezelfde als bij een ventilator met drie standen, maar dan begrensd tot de tweede ventilatorstand. Nee: aansturing van een ventilator met drie standen. Ja: een ventilator met twee standen wordt via de ventilatorstanden 1 en 2 aangestuurd. Ventilatorstand 3 is buiten werking. 124 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Ventilatormodus (zie techn. gegevens van ventilator!) Omschakelaar Trapschakelaar Met deze parameter wordt de aansturing van de ventilator gedefinieerd. Het type ventilatoraansturing is te vinden in de technische gegevens van de ventilator. Hoe werkt een wisselschakeling (omschakelaar)? Bij de instelling als omschakelaar wordt altijd alleen de actuele uitgang van de toegewezen ventilatorstand geschakeld. Een vertragingstijd tussen de omschakeling van de standen en een minimale verblijfstijd in een ventilatorstand is instelbaar. De minimale verblijfstijd in een ventilatorstand is alleen in de automodus actief. Hoe werkt een trapschakeling? Bij de aansturing van een trapschakelaar is plotseling inschakelen van de ventilator niet mogelijk. De individuele ventilatorstanden worden na elkaar doorlopen (uitgangen ingeschakeld) tot de gewenste ventilatorstand bereikt is. De ingestelde vertragingstijd tussen twee ventilatorstanden zorgt ervoor dat de actuele ventilatorstand minimaal gedurende deze tijd is ingeschakeld voordat de volgende ventilatorstand wordt ingeschakeld. De eveneens ingestelde minimale verblijfstijd in een ingeschakelde stand heeft hetzelfde effect als bij een wisselschakelaar (omschakelaar), d.w.z. deze is alleen in de automodus actief en wordt opgeteld bij de omschakelvertraging. Omschakelaar: keuze optie Omschakelaar: Afhankelijke parameters: Vertraging tussen standomschakeling in ms [50...5.000] 50 500 5.000 Met deze parameter is een omschakelpauze instelbaar. Deze tijd is specifiek voor een ventilator en hiermee wordt altijd rekening gehouden. Ventilatorstand bij uitval busspanning Onveranderd UIT Onveranderd: de ventilatorstanden van de ventilator blijven onveranderd. UIT: de ventilator wordt uitgeschakeld. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 125

Ventilatorstand bij terugkeer busspanning Onveranderd UIT 1 2 3 Onveranderd: de ventilatorstanden van de ventilator blijven onveranderd. UIT: de ventilator wordt uitgeschakeld. 1, 2 of 3: de ventilator gaat naar de stand 1, 2 of 3. Let op Het apparaat wordt geleverd met een standaardinstelling (fabrieksinstelling). Deze zorgt ervoor dat bij de eerste toepassing van een busspanning de relais voor de ventilatorstanden uitgeschakeld worden. Daardoor wordt beschadiging voorkomen als gevolg van per ongeluk inschakelen tijdens het vervoer, bijvoorbeeld door trillingen of schokken. Voor het aansluiten van een ventilator is het belangrijk om eerst de busspanning toe te voeren om een ingestelde schakelstand te bereiken. Dit voorkomt beschadiging van de ventilator als gevolg van een onjuiste contactstand. Communicatieobject vrijgeven "Dwangsturing" 1-bit Nee Ja Door dwangsturing kan bijvoorbeeld convectorcirculatie: klep UIT en ventilator AAN, bereikt worden. Ja: het 1-bit-communicatieobject Dwangsturing wordt vrijgegeven. Afhankelijke parameters: 126 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Dwangsturing bij objectwaarde 0 1 0: dwangsturing wordt geactiveerd met een telegramwaarde 0. 1: dwangsturing wordt geactiveerd met een telegramwaarde 1. Opmerking Bij dwangsturing wordt geen rekening gehouden met de instellingen in Automodus. Na terugname van de dwangsturing wordt de automodus bijgewerkt. Belangrijk De dwangsturing blijft actief tot: de tegengestelde waarde wordt verzonden. de toewijzing wordt gewijzigd. het type ventilator wordt gewijzigd. De dwangsturing wordt niet uitgeschakeld door een download van de applicatie waarin het type ventilator en de bijbehorende groepsadressen behouden blijven. Als er een ETS-reset heeft plaatsgevonden, wordt de dwangsturing ook gereset. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 127

Begrenzing bij dwangsturing 3, 2, 1, UIT Onveranderd UIT 1 1, UIT 2 2, 1 2, 1, UIT 3 3, 2 3, 2, 1 Deze parameter bepaalt welke ventilatorstand bij een ingeschakelde dwangsturing wordt ingeschakeld of welke niet mag worden over- of onderschreden. 3, 2, 1, UIT: alles is mogelijk. Onveranderd: de status wordt gehandhaafd. UIT: uit. 1: Beperkt tot stand 1.* 1, UIT: beperkt tot stand 1 en uit. 2: Beperkt tot stand 2.* 2, 1: beperkt tot stand 2 en 1. 2, 1, UIT: beperkt tot stand 2, 1 en uit. 3: beperkt tot stand 3.* 3, 2: beperkt tot stand 3 en 2. 3, 2, 1: Beperkt tot stand 3, 2 en 1. * Daarbij speelt de instelgrootheid geen rol. Automodusbedrijf vrijgeven Nee Ja Ja: automodusbedrijf wordt vrijgegeven. Daarnaast verschijnt het Parametervenster Automodusbedrijf (meerdere standen), pag. 137. Direct bedrijf vrijgeven Nee Ja Ja: direct bedrijf wordt vrijgegeven. Daarnaast verschijnt het Parametervenster Direct bedrijf, pag. 143. Aanloop/naloop instellen Nee Ja Ja: de functie Aanloop/naloop instellen wordt vrijgegeven. Daarnaast verschijnt het Parametervenster Aanloop/naloop, pag. 145. 128 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.9 Parametervenster Statusmeldingen (meerdere standen) In dit parametervenster worden de statusmeldingen vastgelegd. Communicatieobject vrijgeven "Status Stand x" 1-bit Nee Ja Met deze communicatieobjecten wordt de instelling van een ventilatorstand weergegeven. Instelbaar is of de status de actuele stand of de gewenste stand weergeeft. Ja: drie 1-bit-communicatieobjecten Status Stand x, x = 1 tot 3, worden vrijgegeven. Afhankelijke parameters: Betekenis Actuele stand Gewenste stand Deze parameter bepaalt welke status wordt getoond, Actuele stand of Gewenste stand. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 129

Wat is de actuele stand? De actuele stand is de ventilatorstand waarin de ventilator zich bevindt. Wat is de gewenste stand? De gewenste stand is de ventilatorstand die bereikt moet worden, bijvoorbeeld na afloop van de overgangs- en verblijfstijden. Opmerking Met de begrenzingen wordt rekening gehouden. Dat wil zeggen dat als een begrenzing maximaal ventilatorstand 2 toestaat, de ventilator zich in stand 2 bevindt en een telegram opwaarts schakelen opdraagt, de gewenste stand nog altijd 2 is omdat de derde ventilatorstand door de begrenzing onbereikbaar is. Objectwaarden verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de status wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de status wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de status wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de status wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. 130 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Communicatieobject vrijgeven "Status Stand" 1-byte Nee Ja Deze statusbyte geeft als getalswaarde de ventilatorstand aan. Deze weergave kan bij de keuze actuele stand afwijken van de gewenste stand. Eerst moeten namelijk de omschakel-, verblijfs- en aanloopfase aflopen tot de gewenste stand bereikt wordt. Ja: het communicatieobject Status Stand wordt vrijgegeven. Afhankelijke parameters: Betekenis 1-byte Actuele stand Gewenste stand Deze parameter bepaalt welke status wordt getoond, Actuele stand of Gewenste stand. Wat is de actuele stand? De actuele stand is de ventilatorstand waarin de ventilator zich bevindt. Wat is de gewenste stand? De gewenste stand is de ventilatorstand die bereikt moet worden, bijvoorbeeld na afloop van de overgangs- en verblijfstijden. Opmerking Met de begrenzingen wordt rekening gehouden. Dat wil zeggen dat als een begrenzing maximaal ventilatorstand 2 toestaat, de ventilator zich in stand 2 bevindt en een telegram opwaarts schakelen opdraagt, de gewenste stand nog altijd 2 is omdat de derde ventilatorstand door de begrenzing onbereikbaar is. Objectwaarde verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de status wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de status wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de status wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de status wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 131

Communicatieobject vrijgeven "Statusbyte ventilator" 1-byte Nee Ja Vanuit deze statusbyte kunnen rechtstreeks via 1-bit-codering de statussen Verwarmen, Koelen, automodus, dwangsturing en de vier begrenzingen worden weergegeven. Zie voor meer informatie: Statusbyte ventilator, p. 258 Ja: het communicatieobject Statusbyte ventilator wordt vrijgegeven. Afhankelijke parameters: Objectwaarde verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de status wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de status wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de status wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de status wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. 132 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Communicatieobject vrijgeven "Status Ventilator AAN/UIT" 1-bit Nee Ja Met deze parameter wordt het communicatieobject Status Ventilator AAN/UIT vrijgegeven. Sommige ventilatoren moeten eerst een AAN-telegram ontvangen voordat ze vanuit de stand UIT een ventilatorstand instellen. Dit AAN-telegram is van invloed op een hoofdschakelaar die moet worden ingeschakeld. Aan deze voorwaarde kan met een willekeurige schakeluitgang worden voldaan die met het communicatieobject Status Ventilator wordt aangestuurd. Het betreffende communicatieobject Schakelen van de schakelactor moet worden gekoppeld aan het communicatieobject Status Ventilator. Keuze optie Ja: Afhankelijke parameters: Objectwaarde verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de status wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de status wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de status wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de status wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. De volgende parameter is pas zichtbaar als in het parametervenster Ventilatoren de parameter Automodusbedrijf vrijgeven met de optie Ja is gekozen. Communicatieobject vrijgeven "Status Automodus" 1-bit Nee Ja Met deze parameter wordt het communicatieobject Status Automodus vrijgegeven. Telegramwaarde: 1 = Automodusbedrijf actief 0 = Automodusbedrijf inactief Keuze optie Ja: Afhankelijke parameters: Objectwaarde verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de status wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de status wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de status wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de status wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 133

3.2.3.10 Parametervenster Drempelwaarden (meerdere standen) In dit parametervenster worden de drempelwaarden vastgelegd. Belangrijk Het apparaat beoordeelt de drempelwaarden in oplopende volgorde, d.w.z. eerst wordt de drempelwaarde gecontroleerd voor Uit -> Ventilatorstand 1, vervolgens Ventilatorstand 1 -> Ventilatorstand 2 enzovoort. De juiste werking is alleen gegarandeerd als aangehouden wordt dat de drempelwaarde voor Uit -> Ventilatorstand 1 kleiner is dan de drempelwaarde Ventilatorstand 1 -> Ventilatorstand 2 en dat deze weer kleiner is dan de drempelwaarde Ventilatorstand 2 -> Ventilatorstand 3 enzovoort. Drempelwaarde stand 0 <-> 1 in % [1...100] 1 10 100 Hiermee wordt de drempelwaarde ingesteld waarboven ventilatorstand 1 wordt ingeschakeld. Als de waarde in het communicatieobject Instelgrootheid groter is dan of gelijk is aan de ingestelde drempelwaarde, wordt ventilatorstand 1 ingeschakeld. Als de waarde kleiner is, wordt deze uitgeschakeld. Drempelwaarde stand 1 <-> 2 in % [1...100] 1 30 100 Hiermee wordt de drempelwaarde ingesteld waarboven naar ventilatorstand 2 wordt omgeschakeld. Als de waarde in het communicatieobject Instelgrootheid groter is dan of gelijk is aan de ingestelde drempelwaarde, wordt naar ventilatorstand 2 omgeschakeld. Drempelwaarde stand 2 <-> 3 in % [1...100] 1 70 100 Hiermee wordt de drempelwaarde ingesteld waarboven naar ventilatorstand 3 wordt omgeschakeld. Als de waarde in het communicatieobject Instelgrootheid Verwarmen of Instelgrootheid Koelen groter is dan of gelijk aan de ingestelde drempelwaarde, wordt naar ventilatorstand 3 omgeschakeld. 134 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Alleen in de automodus wordt er rekening gehouden met hysterese. Opmerking Hysterese drempelwaarde in % +/- [0...20%] 0 5 20 Hiermee wordt een hysterese ingesteld waarboven een omschakeling plaatsvindt naar de volgende ventilatorstand. De hysterese geldt voor alle drie de drempelwaarden. De waarde 0 zorgt voor direct omschakelen, dus zonder hysterese. De ingevoerde procentuele waarde wordt direct opgeteld bij of afgetrokken van de procentuele waarde van de Drempelwaarde ventilatorstand x. Het resultaat levert de nieuwe bovenste of onderste drempelwaarde op. Schakeldrempel boven (inschakelen) = drempelwaarde + hysterese Schakeldrempel onder (uitschakelen) = drempelwaarde - hysterese FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 135

Voorbeeld: ventilator met drie standen, hysterese bij ventilatorbediening Door de hysterese kan bij variërende invoersignalen rondom de drempelwaarde voortdurend omschakelen tussen de ventilatorstanden voorkomen worden. Belangrijk Wat doet de ventilator als de drempelwaarden als gevolg van het gebruik van de hysterese elkaar overlappen? 1) De hysterese bepaalt vanaf wanneer de ingestelde stand verlaten wordt. 2) Als de stand verlaten wordt, wordt de nieuwe stand bepaald aan de hand van de instelgrootheid en de ingestelde drempelwaarden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de hysterese. De instelgrootheden worden intern op hele procenten afgerond. 3) Een instelgrootheid met de waarde 0 resulteert altijd in stand 0. Een voorbeeld: Ingesteld: Drempelwaarde UIT <-> stand 1 = 10% Hysterese 15% Gedrag omhoog vanaf stand 0: Drempelwaarde stand 1 <->stand 2 = 20% Drempelwaarde stand 2 <->stand 3 = 30% Stand 0 wordt verlaten bij 25% ( 10% + hysterese). De nieuwe stand is 2 (25% ligt tussen 20 en 30%). Daardoor wordt stand 1 overgeslagen. Gedrag omlaag vanaf stand 3: Stand 3 wordt verlaten bij 14% (< 30% - hysterese). De nieuwe stand is 1 (15% ligt tussen 10 en 20%). Daardoor wordt stand 2 overgeslagen. 136 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.11 Parametervenster Automodusbedrijf (meerdere standen) Dit parametervenster is zichtbaar als in het Parametervenster E, F, G: Ventilator (meerdere standen) pag. 124, bij de parameter Automodusbedrijf vrijgeven de optie Ja is geselecteerd. In dit parametervenster kunnen de begrenzingen worden vrijgegeven. Objectwaarde "Automodus AAN/UIT" voor het inschakelen van de automodus 1 0 Deze parameter bepaalt de reactie op een telegram. 1: Automodus wordt geactiveerd met een telegramwaarde 1. 0: Automodus wordt geactiveerd met een telegramwaarde 0. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 137

Min. verblijfstijd in ventilatorstand in s [0...65.535] 0 65.535 Met deze parameter wordt bepaald hoe lang de ventilator in een ventilatorstand blijft tot hij naar de volgende hogere of lagere stand omschakelt. Deze waarde wordt in seconden opgegeven. De instelling 0 betekent schakelen zonder vertraging. De minimale schakeltijden van het relais zijn te vinden in de Technische gegevens, vanaf pag. 11 e.v. Met de minimale verblijfstijd in een ventilatorstand wordt alleen in de automodus rekening gehouden. Aantal ingangen v. instelgrootheden 1 2 Deze parameter legt het aantal ingangen voor instelgrootheden (communicatieobjecten) voor het automodusbedrijf vast. 1: Er is slechts één communicatieobject Instelgrootheid. 2: er zijn twee communicatieobjecten Instelgrootheid A en Instelgrootheid B. Afhankelijke parameters: Selecteren door... Communicatieobj. "Omschakelen instelgrooth. A/B" Hoogste waarde Met deze parameter kan worden ingesteld hoe de door de ventilatoractor te gebruiken instelgrootheid A of B wordt geselecteerd. Communicatieobj. Omschakelen instelgrooth. A/B : via het communicatieobject wordt de te gebruiken instelgrootheid geselecteerd. Hoogste waarde: er wordt altijd de instelgrootheid met de hoogste waarde gebruikt. Bij dezelfde waarden anders dan 0 wordt de ingang geselecteerd die als laatste een waarde heeft ontvangen. 138 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Bewaking van instelgrootheden activ. Nee Ja Met deze parameter kan de bewaking van de ingang of ingangen voor instelgrootheden worden ingesteld. Het uitblijven van telegrammen op het communicatieobject of de communicatieobjecten wordt herkend. Nee: de bewaking van de instelgrootheden is gedeactiveerd. Ja: de bewaking van de instelgrootheden is geactiveerd. Afhankelijke parameters: Bewakingstijd in s [30 65.535] 30...120...65.535 Met deze parameter kan de maximale tijd worden ingesteld die tussen twee telegrammen van instelgrootheden mag liggen. Als deze tijd wordt overschreden, wordt dit als storing gezien. Opmerking De bewakingstijd moet minstens twee keer zo groot zijn als de cyclische zendtijd van de instelgrootheid, zodat niet direct bij het uitblijven van een enkel signaal, bijv. door een hoge busbelasting, een storing wordt geactiveerd. Bij twee ingangen voor instelgrootheden verschijnt de volgende parameter: Werking van de bewaking Bewaking actuele instelgrootheid Bewaking actieve en niet-actieve instelgrootheid Met deze parameter wordt de omvang van de bewaking gedefinieerd. Bewaking actuele instelgrootheid: alleen de actueel geselecteerde instelgrootheid van de ingang wordt op continue ontvangst van telegrammen bewaakt. Na een omschakeling (door Communicatieobject Omschakelen instelgrootheid A/B of Hoogste waarde) start de bewakingstijd opnieuw. Bewaking actieve en niet-actieve instelgrootheid: beide ingangen voor instelgrootheden worden altijd onafhankelijk van elkaar bewaakt. Als deze tijd bij een object wordt overschreden, wordt dit als storing gezien. Opmerking De storing wordt opgelost als binnen de bewakingstijd beide instelgrootheden worden ontvangen. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 139

Objectwaarde verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de status wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de status wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de status wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de status wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. Instelgr. bij storing instellen Nee Ja Met deze parameter wordt ingesteld hoe bij een storing gereageerd moet worden. Keuze optie Ja: Afhankelijke parameters: Instelgrootheid in % [0...100] 0...30...100 Met deze parameter wordt ingesteld welk percentage bij een storing voor de instelgrootheid gebruikt wordt. Resettijd voor automodusbedrijf, in sec. [1...65.535], 0 = inactief 0 1 65.535 Deze parameter bepaalt na hoeveel tijd het automodusbedrijf wordt gereset. 0: Bij keuze 0 wordt het automodusbedrijf niet gereset. 1 65.535: bij een aangegeven tijd vanaf waarde 1 wordt het automodusbedrijf na de aangegeven tijd gereset. Opmerking Een wijziging van de parameterwaarde wordt pas na de eerste deactivering van het automodusbedrijf door een direct communicatieobject van kracht. 140 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Begrenzingen vrijgeven Keuze optie Ja: Nee Ja Afhankelijke parameters: Begrenzing 1 Begrenzing 2 Begrenzing 3 Begrenzing 4 3, 2, 1, UIT Onveranderd UIT 1 1, UIT 2 2, 1 2, 1, UIT 3 3, 2 3, 2, 1 Deze parameter bepaalt welke ventilatorstand bij een ingeschakelde dwangsturing wordt ingeschakeld of welke niet mag worden over- of onderschreden. 3, 2, 1, UIT: alles is mogelijk. Onveranderd: de status wordt gehandhaafd. UIT: uit. 1: Beperkt tot stand 1.* 1, UIT: beperkt tot stand 1 en uit. 2: Beperkt tot stand 2.* 2, 1: beperkt tot stand 2 en 1. 2, 1, UIT: beperkt tot stand 2, 1 en uit. 3: Beperkt tot stand 3.* 3, 2: beperkt tot stand 3 en 2. 3, 2, 1: Beperkt tot stand 3, 2 en 1. * Daarbij speelt de instelgrootheid geen rol. Met deze functie worden standbereiken (begrenzingen) voor de ventilator bepaald die niet over- of onderschreden mogen worden. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 141

Er zijn vier begrenzingen beschikbaar. Deze kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt voor de aansturing van verschillende bedrijfsmodi, zoals vorst/hittebescherming, comfort, nacht en stand-by. Onder normale omstandigheden houdt de ruimtetemperatuurregelaar al rekening met deze bedrijfsmodi in zijn instelgrootheid voor de actor. Belangrijk Het ingestelde aanloopgedrag, dat een technische eigenschap van de ventilator weergeeft, heeft een hogere prioriteit dan een begrenzing, d.w.z. als bijvoorbeeld een begrenzing is geactiveerd in ventilatorstand 2 en een aanloopgedrag ingesteld via ventilatorstand 3, gebeurt het volgende: de ventilator bevindt zich in de UIT-stand en ontvangt een instelsignaal voor ventilatorstand 1. Hij gaat vervolgens naar ventilatorstand 3 (aanloopstand) en daarna naar ventilatorstand 2, die door de begrenzing is aangegeven. De feitelijk gewenste ventilatorstand 1 wordt door de begrenzing niet bereikt. De volgorde van de getoonde parameters komt met de bijbehorende prioriteiten overeen, d.w.z. de parameter met de hoogste prioriteit heeft begrenzing 1, gevolgd door begrenzing 2, 3 en 4. Opmerking De storingmodus, bijvoorbeeld uitvallen van de ruimtetemperatuurregelaar (RTR), heeft een lagere prioriteit dan de ventilatorbegrenzing, d.w.z door een begrenzing van de ventilatorstand is bij een RTRstoring maximaal de bovenste of minimaal de onderste grens van de ventilatorbegrenzing instelbaar. Bij het verlaten van de automodus, bijvoorbeeld door handmatig ingrijpen, worden de begrenzingen inactief. Bij opnieuw inschakelen van de automodus worden de ingestelde begrenzingen weer actief. De volgende punten gelden voor alle begrenzingen: De ventilatorstanden en de klepstand zijn onafhankelijk instelbaar. De begrenzing hoeft niet beperkt te blijven tot een ventilatorstand. Het kan ook een reeks ventilatorstanden omvatten, d.w.z. als de begrenzing actief is, kunnen alleen bepaalde ventilatorstanden worden ingesteld. Daardoor is aanvullend een beperkte regeling mogelijk. De begrenzing wordt geactiveerd als een telegram met waarde 1 op het communicatieobject Begrenzing wordt ontvangen. De begrenzing wordt opgeheven als een telegram met waarde 0 op het communicatieobject Begrenzing wordt ontvangen. Een handmatige ingreep beëindigt het automodusbedrijf. Als de begrenzing actief is, gaat het product onafhankelijk van de instelgrootheid naar de ingestelde ventilatorstand. Mocht bij de activering van de begrenzing een andere ventilatorstand of een ventilatorstand buiten het begrenzingsbereik zijn ingesteld, dan wordt de gewenste ventilatorstand of de grensventilatorstand van het bereik ingesteld. Na uitschakelen van een begrenzing worden de ventilatorstanden en de communicatieobjecten voor de klepaansturing opnieuw berekend en uitgevoerd. Dat betekent dat het product tijdens de begrenzing normaal doorwerkt op de achtergrond, maar dat de uitgangen niet worden veranderd en de uitvoering pas plaatsvindt na afloop van een begrenzing. Voor elk van de vier begrenzingen zijn dezelfde parameters beschikbaar waarmee de ventilatorstanden begrensd worden. Belangrijk De prioriteit komt overeen met de weergegeven volgorde. Begrenzing 1 heeft de hoogste prioriteit, bijvoorbeeld vorst/hittebescherming, en begrenzing 4 heeft de laagste prioriteit, bijvoorbeeld standbymodus. 142 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.12 Parametervenster Direct bedrijf (meerdere standen) Dit parametervenster is zichtbaar als in het Parametervenster E, F, G: Ventilator (meerdere standen) pag. 124, bij de parameter Direct bedrijf vrijgeven de optie Ja is geselecteerd. Communicatieobject vrijgeven "Stand x schakelen" 1-bit Ja Nee Ja: drie 1-bit-communicatieobjecten Stand 1, Stand 2 en Stand 3 worden vrijgegeven. Via deze communicatieobjecten ontvangt het product een insteltelegram. Telegramwaarde: 1 = Ventilatorstand x wordt ingeschakeld 0 = Ventilatorstand x wordt uitgeschakeld Als kort na elkaar meerdere AAN/UIT-telegrammen worden ontvangen via verschillende communicatieobjecten, Ventilatorstand 1...3, is de laatst ontvangen waarde doorslaggevend voor de ventilatoraansturing. Een UIT-telegram op een van de drie communicatieobjecten, Ventilatorstand 1...3, schakelt de ventilator volledig uit. Belangrijk De dwangsturing blijft verder geldig en daar wordt rekening mee gehouden. De voor de automodus ingestelde minimale verblijfstijd in de ventilatorstand wordt tijdens handmatig bedrijf genegeerd. Daardoor wordt direct gereageerd op de handmatige bediening. De vertragingstijd bij het wisselen van de stand blijft actief om de ventilator te beschermen. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 143

Communicatieobject vrijgeven "Doorschakelen stand" 1-bit Ja Nee Ja: een 1-bit-communicatieobject Doorschakelen stand wordt vrijgegeven. Telegramwaarde: 1 = Een ventilatorstand wordt OMHOOG geschakeld. 0 = Een ventilatorstand wordt OMLAAG geschakeld. Als de maximale ventilatorstand bereikt is en er komt een volgend telegram met de waarde 1, blijft de ventilatorstand ongewijzigd. Belangrijk De dwangsturing blijft verder geldig en daar wordt rekening mee gehouden. De voor de automodus ingestelde minimale verblijfstijd in de ventilatorstand wordt tijdens handmatig bedrijf genegeerd. Daardoor wordt direct gereageerd op de handmatige bediening. De vertragingstijd bij het wisselen van de stand blijft actief om de ventilator te beschermen. Bij meerdere malen handmatig OMHOOG of OMLAAG schakelen wordt de gewenste stand één ventilatorstand verhoogd of verlaagd. Dat is mogelijk tot de maximaal of minimaal bereikbare ventilatorstand bereikt is. Volgende telegrammen OMHOOG of OMLAAG worden genegeerd en niet uitgevoerd. Elk nieuw schakeltelegram veroorzaakt een nieuwe berekening van de gewenste stand. Dat betekent dat een gewenste stand zolang veranderd kan worden door schakeltelegrammen tot deze bereikt is. Communicatieobject vrijgeven "Stand schakelen" 1-byte Keuze optie Ja: Ja Nee Afhankelijke parameters: DPT 5.001 DPT 5.010 DPT 5.001: Het 1-byte-communicatieobject Stand schakelen (in procent) wordt vrijgegeven. DPT 5.010: Het 1-byte-communicatieobject Stand schakelen (telimpuls) wordt vrijgegeven. Met deze parameter wordt ingesteld met welke DPT de stand wordt geschakeld. 144 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.13 Parametervenster Aanloop/naloop Dit parametervenster is zichtbaar als in het Parametervenster E, F, G: Ventilator (meerdere standen) pag. 124, bij de parameter Aanloop/naloop instellen de optie Ja is geselecteerd. Aanloopgedrag Nee Ja Door deze parameter kan de ventilator vanuit de stand UIT eerst altijd met een bepaalde ventilatorstand beginnen. Deze ventilatorstand wordt direct geactiveerd. Om een veilig starten van de ventilatormotor te garanderen, kan het nuttig zijn om de ventilatormotor eerst in een hogere ventilatorstand (hogere snelheid) te starten. Daardoor ontstaat een hoger draaimoment voor het aanlopen van de ventilator. Opmerking Bij een trapschakelaar moeten de opvolgende ventilatorstanden echter achter elkaar worden ingeschakeld. Bij een wisselschakelaar (omschakelaar) wordt de ventilatorstand direct ingeschakeld. Met de vertraging tussen het omschakelen tussen twee ventilatorstanden (contactwisseling) wordt rekening gehouden. De verblijfstijden in een ventilatorstand waarmee in de automodus rekening wordt gehouden, zijn inactief en hiermee wordt pas na de aanloopfase rekening gehouden. Bij het aanloopgedrag gaat het om een technische eigenschap van de ventilator. Daarom heeft dit gedrag een hogere prioriteit dan een actieve begrenzing of dwangsturing. Keuze optie Ja: Afhankelijke parameters: Inschakelen op stand 1/2/3 Hier wordt ingesteld met welke ventilatorstand de ventilator start vanuit de stand UIT. Minimale verblijfstijd in inschakelstand in s [1...65.535] 1 5 65.535 Met deze parameter wordt bepaald hoe lang de ventilator minimaal in een inschakelstand blijft. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 145

Voorbeeld: aanloopgedrag van een ventilator met drie standen De afbeelding geeft dit gedrag weer in de automodus bij de optie Inschakelen op ventilatorstand 3, als de ventilator vanuit de stand UIT het telegram ontvangt om de ventilatorstand 1 in te stellen. * De parameter Min. verblijfstijd in ventilatorstand in s [0 65.535] in het parametervenster Automodusbedrijf is alleen actief en instelbaar als de optie Ja in de parameter Automodusbedrijf vrijgeven is geselecteerd. In het parametervenster Ventilator staat de parameter Automodusbedrijf vrijgeven. Belangrijk De dwangsturing blijft verder geldig en daar wordt rekening mee gehouden. De voor de automodus ingestelde minimale verblijfstijd in de ventilatorstand wordt tijdens handmatig bedrijf genegeerd. Daardoor wordt direct gereageerd op de handmatige bediening. De vertragingstijd bij het wisselen van de stand blijft actief om de ventilator te beschermen. 146 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Naloopgedrag Nee Ja Met deze parameter kan een naloop van de ventilator geactiveerd worden. Bij een wissel naar een lagere ventilatorstand blijft de ventilator bij geactiveerde naloop voor de ingestelde tijd in de huidige ventilatorstand en wordt de ventilatorstand dan pas één stand verlaagd. Bij een wissel van meerdere standen worden alle nalooptijden achter elkaar doorlopen zodat deze tijden bij elkaar opgeteld worden. Een nalooptijd van 0 seconden betekent dat de naloop gedeactiveerd is. De naloop vindt altijd onafhankelijk plaats van hoe de standenwissel plaatsvond (automodusbedrijf, direct bedrijf, handmatige instelling, ventilator uitschakelen). Keuze optie Ja: Afhankelijke parameters: Nalooptijden stand 3 in sec [0...65.535] 0 20 65.535 Nalooptijden stand 2 in sec [0...65.535] 0 20 65.535 Nalooptijden stand 1 in sec [0...65.535] 0 20 65.535 FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 147

3.2.3.14 Parametervenster E, F, G: Ventilator (twee standen) In dit parametervenster worden alle instellingen voor ventilatoren met twee standen opgegeven. Als een ventilator met twee standen via het apparaat wordt aangestuurd, dienen de volgende parameters ingesteld te worden: In het parametervenster E, F, G: Ventilator in de parameter Ventilatortype de optie Meerdere standen selecteren. De parameter Ventilatorstanden tot 2 beperken met Ja selecteren. Nu wordt een ventilator met twee standen aangestuurd via de ventilatorstanden 1 en 2. De ventilatorstand 3 met alle parameters en opties is daarbij buiten werking. Opmerking Andere parameters en de bijbehorende instelmogelijkheden zijn beschreven in Parametervenster E, F, G: Ventilator (meerdere standen), p. 124. 148 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.15 Parametervenster E, F, G: Ventilator (één stand) In dit parametervenster worden alle instellingen voor ventilatoren met één stand opgegeven. Ventilatortype Meerdere standen Eén stand Met deze parameter wordt het ventilatortype ingesteld dat moet worden aangestuurd. Als een ventilator met maximaal drie standen aangestuurd moet worden, moet de optie Meerdere standen worden gekozen. Als een ventilator met één stand aangestuurd moet worden, moet de optie Eén stand worden gekozen. Ventilatorstand bij uitval busspanning Onveranderd UIT Hiermee wordt het gedrag van de ventilator bij busspanningsuitval (BSU) bepaald. Onveranderd: de ventilatorstand van de ventilator blijft onveranderd. UIT: de ventilator wordt uitgeschakeld. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 149

Ventilatorstand bij terugkeer busspanning Onveranderd UIT AAN Hiermee wordt het gedrag van de ventilator bij terugkeer van de busspanning (BST) bepaald. Onveranderd: de ventilatorstand van de ventilator blijft onveranderd. UIT: de ventilator wordt uitgeschakeld. AAN: de ventilator wordt ingeschakeld. Let op Het apparaat wordt geleverd met een standaardinstelling (fabrieksinstelling). Deze zorgt ervoor dat bij de eerste toepassing van een busspanning de relais voor de ventilatorstanden uitgeschakeld worden. Daardoor wordt beschadiging voorkomen als gevolg van per ongeluk inschakelen tijdens het vervoer, bijvoorbeeld door trillingen of schokken. Voor het aansluiten van een ventilator is het belangrijk om eerst de busspanning toe te voeren om een ingestelde schakelstand te bereiken. Dit voorkomt beschadiging van de ventilator als gevolg van een onjuiste contactstand. Automodusbedrijf vrijgeven Nee Ja Ja: Het Automodusbedrijf wordt vrijgegeven. Daarnaast verschijnt het Parametervenster Automodusbedrijf (één stand), pag. 156. Functie Tijd bij AAN Geen Schakelvertraging Minimale tijd Hiermee wordt de functie Tijd gedefinieerd bij ventilator AAN. Geen: er wordt geen functie Tijd uitgevoerd. Schakelvertraging: de tijd waarna de ventilator vertraagd wordt ingeschakeld. Minimale tijd: deze tijd blijft de ventilator minstens AAN. Keuze optie Schakelvertraging: Afhankelijke parameters: Tijd in s [1...65.535 x 0,1] 1 20 65.535 De tijd waarna de ventilator vertraagd wordt ingeschakeld. Keuze optie Minimale tijd: Afhankelijke parameters: Tijd in s [1...65.535] 1 20 65.535 Deze tijd blijft de ventilator minstens AAN. 150 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Functie Tijd bij UIT Geen Schakelvertraging Minimale tijd Hiermee wordt de functie Tijd gedefinieerd bij ventilator UIT. Geen: er wordt geen functie Tijd uitgevoerd. Schakelvertraging: de tijd waarna de ventilator vertraagd wordt uitgeschakeld. Minimale tijd: deze tijd blijft de ventilator minstens UIT. Keuze optie Schakelvertraging: Afhankelijke parameters: Tijd in s [1...65.535 x 0,1] 1 20 65.535 De tijd waarna de ventilator vertraagd wordt uitgeschakeld. Keuze optie Minimale tijd: Afhankelijke parameters: Tijd in s [1...65.535] 1 20 65.535 Deze tijd blijft de ventilator minstens UIT. Communicatieobject vrijgeven "Dwangsturing" 1-bit Nee Ja Ja: een 1-bit-communicatieobject Dwangsturing wordt vrijgegeven. Afhankelijke parameters: Dwangsturing bij objectwaarde 0 1 0: dwangsturing wordt geactiveerd met een telegramwaarde 0. 1: Dwangsturing wordt geactiveerd met een telegramwaarde 1. Gedrag bij dwangsturing Onveranderd UIT AAN Deze parameter bepaalt hoe de ventilator zich gedraagt bij dwangsturing. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 151

3.2.3.16 Parametervenster Statusmeldingen (één stand) In dit parametervenster worden de statusmeldingen vastgelegd. Dit parametervenster is zichtbaar als in het Parametervenster Vrijgave uitgang E H pag. 123, bij de parameter Uitgangen E, F, G de optie Als ventilator vrijgegeven is geselecteerd. Communicatieobject vrijgeven "Statusbyte ventilator" 1-byte Nee Ja Vanuit deze statusbyte kunnen rechtstreeks via 1-bit-codering de instelgrootheden A of C, automodus, dwangsturing en de vier begrenzingen worden weergegeven. Zie voor meer informatie: Statusbyte ventilator, pag. 258 Ja: het communicatieobject Statusbyte ventilator wordt vrijgegeven. Afhankelijke parameters: Objectwaarde verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de status wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de status wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de status wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de status wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. 152 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Communicatieobject vrijgeven "Status Ventilator AAN/UIT" 1-bit Nee Ja Met deze parameter wordt het communicatieobject Status Ventilator AAN/UIT vrijgegeven. Sommige ventilatoren moeten eerst een AAN-telegram ontvangen voordat ze vanuit de stand UIT een ventilatorstand instellen. Dit AAN-telegram is van invloed op een hoofdschakelaar die moet worden ingeschakeld. Aan deze voorwaarde kan met een willekeurige schakeluitgang worden voldaan die met het communicatieobject Status Ventilator wordt aangestuurd. Het betreffende communicatieobject Schakelen van de schakelactor moet worden gekoppeld aan het communicatieobject Status Ventilator. Keuze optie Ja: Afhankelijke parameters: Objectwaarde verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de status wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de status wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de status wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de status wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. De volgende parameter is pas zichtbaar als in het parametervenster Ventilator bij de parameter Automodusbedrijf vrijgeven de optie Ja is geselecteerd: Communicatieobject vrijgeven "Status Automodus" 1-bit Nee Ja Met deze parameter wordt het communicatieobject Status Automodus vrijgegeven. Telegramwaarde: 1 = Automodusbedrijf actief 0 = Automodusbedrijf inactief Keuze optie Ja: Afhankelijke parameters: Objectwaarde verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de status wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de status wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de status wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de status wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 153

3.2.3.17 Parametervenster Drempelwaarde (één stand) In dit parametervenster worden de drempelwaarden vastgelegd. Drempelwaarde UIT <-> AAN in % [1...100] 1 10 100 Hiermee wordt de drempelwaarde ingesteld waarboven wordt ingeschakeld. Als de waarde in het instelgrootheid-communicatieobject groter is dan of gelijk aan de ingestelde drempelwaarde, dan wordt ingeschakeld. Als de waarde kleiner is, wordt uitgeschakeld. Alleen in de automodus wordt er rekening gehouden met hysterese. Opmerking Hysterese drempelwaarde in % +/- [0...20%] 0 5 20 Hiermee wordt een hysterese ingesteld waarboven een omschakeling plaatsvindt naar de volgende ventilatorstand. De waarde 0 zorgt voor direct omschakelen, dus zonder hysterese. De ingevoerde procentuele waarde wordt direct opgeteld bij of afgetrokken van de procentuele waarde van de drempelwaarde ventilatorstand x. Het resultaat levert de nieuwe bovenste of onderste drempelwaarde op. Schakeldrempel boven (inschakelen) = drempelwaarde + hysterese Schakeldrempel onder (uitschakelen) = drempelwaarde - hysterese 154 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Voorbeeld: ventilator met een stand, hysterese bij ventilatorbediening: Door de hysterese kan bij variërende invoersignalen rondom de drempelwaarde voortdurend omschakelen tussen de ventilatorstanden voorkomen worden. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 155

3.2.3.18 Parametervenster Automodusbedrijf (één stand) Dit parametervenster is zichtbaar als in het Parametervenster E, F, G: Ventilator (één stand) pag. 149, bij de parameter Automodusbedrijf vrijgeven de optie Ja is geselecteerd. In dit parametervenster worden de drempelwaarden voor het omschakelen van de ventilatorstanden vastgelegd. Tevens kunnen de begrenzingen worden vrijgegeven. Objectwaarde "Automodus AAN/UIT" voor het inschakelen van de automodus 1 0 Deze parameter bepaalt de reactie op een telegram. 1: Automodus wordt geactiveerd met een telegramwaarde 1. 0: Automodus wordt geactiveerd met een telegramwaarde 0. 156 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Aantal ingangen v. instelgrootheden 1 2 Deze parameter legt het aantal ingangen voor instelgrootheden (communicatieobjecten) voor het automodusbedrijf vast. 1: Er is slechts één communicatieobject Instelgrootheid. 2: er zijn twee communicatieobjecten Instelgrootheid A en Instelgrootheid B. Afhankelijke parameters: Selecteren door... Communicatieobj. "Omschakelen instelgrooth. A/B" Hoogste waarde Met deze parameter kan worden ingesteld hoe de door de ventilatoractor te gebruiken instelgrootheid A of B wordt geselecteerd. Communicatieobj. Omschakelen instelgrooth. A/B : via het communicatieobject wordt de te gebruiken instelgrootheid geselecteerd. Hoogste waarde: er wordt altijd de instelgrootheid met de hoogste waarde gebruikt. Bij dezelfde waarden anders dan 0 wordt de ingang geselecteerd die als laatste een waarde heeft ontvangen. Bewaking van instelgrootheden activ. Nee Ja Met deze parameter kan de bewaking van de ingang of ingangen voor instelgrootheden worden ingesteld. Het uitblijven van telegrammen op het communicatieobject of de communicatieobjecten wordt herkend. Nee: de bewaking van de instelgrootheden is gedeactiveerd. Ja: de bewaking van de instelgrootheden is geactiveerd. Afhankelijke parameters: Bewakingstijd in s [30 65.535] 30...120...65.535 Met deze parameter kan de maximale tijd worden ingesteld die tussen twee telegrammen van instelgrootheden mag liggen. Als deze tijd wordt overschreden, wordt dit als storing gezien. Opmerking De bewakingstijd moet minstens twee keer zo groot zijn als de cyclische zendtijd van de instelgrootheid, zodat niet direct bij het uitblijven van een enkel signaal, bijv. door een hoge busbelasting, een storing wordt geactiveerd. Bij twee ingangen voor instelgrootheden verschijnt de volgende parameter: FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 157

Werking van de bewaking Bewaking actuele instelgrootheid Bewaking actieve en niet-actieve instelgrootheid Met deze parameter wordt de omvang van de bewaking gedefinieerd. Bewaking actuele instelgrootheid: alleen de actueel geselecteerde instelgrootheid van de ingang wordt op continue ontvangst van telegrammen bewaakt. Na een omschakeling (door Communicatieobject Omschakelen instelgrootheid A/B of Hoogste waarde) start de bewakingstijd opnieuw. Bewaking actieve en niet-actieve instelgrootheid: beide ingangen voor instelgrootheden worden altijd onafhankelijk van elkaar bewaakt. Als deze tijd bij een object wordt overschreden, wordt dit als storing gezien. Opmerking De storing wordt opgelost als binnen de bewakingstijd beide instelgrootheden worden ontvangen. Objectwaarde verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de status wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de status wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de status wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de status wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. Instelgr. bij storing instellen Nee Ja Met deze parameter wordt ingesteld hoe bij een storing gereageerd moet worden. Keuze optie Ja: Afhankelijke parameters: Instelgrootheid in % [0...100] 0...30...100 Met deze parameter wordt ingesteld welk percentage bij een storing voor de instelgrootheid gebruikt wordt. 158 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Resettijd voor automodusbedrijf, in sec. [1...65.535], 0 = inactief 0 1 65.535 Deze parameter bepaalt na hoeveel tijd het automodusbedrijf wordt gereset. 0: Bij keuze 0 wordt het automodusbedrijf niet gereset. 1 65.535: bij een aangegeven tijd vanaf waarde 1 wordt het automodusbedrijf na de aangegeven tijd gereset. Opmerking Een wijziging van de parameterwaarde wordt pas na de eerste deactivering van het automodusbedrijf door een direct communicatieobject van kracht. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 159

Begrenzingen vrijgeven Keuze optie Ja: Nee Ja Afhankelijke parameters: Begrenzing 1 Begrenzing 2 Begrenzing 3 Begrenzing 4 3, 2, 1, UIT Onveranderd UIT 1 1, UIT 2 2, 1 2, 1, UIT 3 3, 2 3, 2, 1 Deze parameter bepaalt welke ventilatorstand bij een ingeschakelde dwangsturing wordt ingeschakeld of welke niet mag worden over- of onderschreden. 3, 2, 1, UIT: alles is mogelijk. Onveranderd: de status wordt gehandhaafd. UIT: uit. 1: Beperkt tot stand 1.* 1, UIT: beperkt tot stand 1 en uit. 2: Beperkt tot stand 2.* 2, 1: beperkt tot stand 2 en 1. 2, 1, UIT: beperkt tot stand 2, 1 en uit. 3: Beperkt tot stand 3.* 3, 2: beperkt tot stand 3 en 2. 3, 2, 1: Beperkt tot stand 3, 2 en 1. * Daarbij speelt de instelgrootheid geen rol. Met deze functie worden standbereiken (begrenzingen) voor de ventilator bepaald die niet over- of onderschreden mogen worden. 160 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Er zijn vier begrenzingen beschikbaar. Deze kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt voor de aansturing van verschillende bedrijfsmodi, zoals vorst/hittebescherming, comfort, nacht en stand-by. Onder normale omstandigheden houdt de ruimtetemperatuurregelaar al rekening met deze bedrijfsmodi in zijn instelgrootheid voor de actor. Belangrijk Het ingestelde aanloopgedrag, dat een technische eigenschap van de ventilator weergeeft, heeft een hogere prioriteit dan een begrenzing, d.w.z. als bijvoorbeeld een begrenzing is geactiveerd in ventilatorstand 2 en een aanloopgedrag ingesteld via ventilatorstand 3, gebeurt het volgende: de ventilator bevindt zich in de UIT-stand en ontvangt een instelsignaal voor ventilatorstand 1. Hij gaat vervolgens naar ventilatorstand 3 (aanloopstand) en daarna naar ventilatorstand 2, die door de begrenzing is aangegeven. De feitelijk gewenste ventilatorstand 1 wordt door de begrenzing niet bereikt. De volgorde van de getoonde parameters komt met de bijbehorende prioriteiten overeen, d.w.z. de parameter met de hoogste prioriteit heeft begrenzing 1, gevolgd door begrenzing 2, 3 en 4. Opmerking De storingmodus, bijvoorbeeld uitvallen van de ruimtetemperatuurregelaar (RTR), heeft een lagere prioriteit dan de ventilatorbegrenzing, d.w.z door een begrenzing van de ventilatorstand is bij een RTRstoring maximaal de bovenste of minimaal de onderste grens van de ventilatorbegrenzing instelbaar. Bij het verlaten van de automodus, bijvoorbeeld door handmatig ingrijpen, worden de begrenzingen inactief. Bij opnieuw inschakelen van de automodus worden de ingestelde begrenzingen weer actief. De volgende punten gelden voor alle begrenzingen: De ventilatorstanden en de klepstand zijn onafhankelijk instelbaar. De begrenzing hoeft niet beperkt te blijven tot een ventilatorstand. Het kan ook een reeks ventilatorstanden omvatten, d.w.z. als de begrenzing actief is, kunnen alleen bepaalde ventilatorstanden worden ingesteld. Daardoor is aanvullend een beperkte regeling mogelijk. De begrenzing wordt geactiveerd als een telegram met waarde 1 op het communicatieobject Begrenzing wordt ontvangen. De begrenzing wordt opgeheven als een telegram met waarde 0 op het communicatieobject Begrenzing wordt ontvangen. Een handmatige ingreep beëindigt het automodusbedrijf. Als de begrenzing actief is, gaat het product onafhankelijk van de instelgrootheid naar de ingestelde ventilatorstand. Mocht bij de activering van de begrenzing een andere ventilatorstand of een ventilatorstand buiten het begrenzingsbereik zijn ingesteld, dan wordt de gewenste ventilatorstand of de grensventilatorstand van het bereik ingesteld. Na uitschakelen van een begrenzing worden de ventilatorstanden en de communicatieobjecten voor de klepaansturing opnieuw berekend en uitgevoerd. Dat betekent dat het product tijdens de begrenzing normaal doorwerkt op de achtergrond, maar dat de uitgangen niet worden veranderd en de uitvoering pas plaatsvindt na afloop van een begrenzing. Voor elk van de vier begrenzingen zijn dezelfde parameters beschikbaar waarmee de ventilatorstanden begrensd worden. Belangrijk De prioriteit komt overeen met de weergegeven volgorde. Begrenzing 1 heeft de hoogste prioriteit, bijvoorbeeld vorst/hittebescherming, en begrenzing 4 heeft de laagste prioriteit, bijvoorbeeld standbymodus. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 161

3.2.3.19 Parametervenster E, F, G: Uitgang (schakelactoren) De instelmogelijkheden van de uitgangen E, F en G verschillen niet van uitgang H. De instelbare parameters en de communicatieobjecten voor de uitgangen E, F en G zijn beschreven in Parametervenster H: Uitgang, pag. 163. 162 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.3.20 Parametervenster H: Uitgang In dit parametervenster worden alle instellingen gemaakt voor het gedrag van uitgang H. Dit parametervenster is zichtbaar als in het Parametervenster Vrijgave uitgang E H, pag. 123, de uitgang H is vrijgegeven. Gedrag uitgang Sluiter Opener Met deze parameter kan worden ingesteld of de uitgang als opener of als sluiter functioneert. Sluiter: een AAN-telegram (1) sluit het contact en een UIT-telegram (0) opent het contact. Opener: een AAN-telegram (1) opent het contact en een UIT-telegram (0) sluit het contact. Contactstand bij busspanningsuitval Onveranderd Geopend Gesloten Via deze parameter kan de uitgang bij busspanningsuitval (BSU) een gedefinieerde toestand aannemen. Geopend: het contact wordt bij BSU geopend. Gesloten: het contact wordt bij BSU gesloten. Onveranderd: de contactstand verandert niet. Opmerking Er moet rekening worden gehouden met het gedrag bij busspanningsuitval en -terugkeer en bij downloaden. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 163

Objectwaarde "Schakelen" bij terugkeer van de busspanning Niet beschrijven Met 0 beschrijven Met 1 beschrijven Deze parameter legt het gedrag van het communicatieobject Schakelen na terugkeer van de busspanning vast. Het communicatieobject Schakelen ontvangt standaard de waarde 0. Niet beschrijven: na terugkeer van de busspanning blijft de waarde 0 in het communicatieobject Schakelen aanwezig. De schakeltoestand wordt niet opnieuw bepaald. Opmerking Voor de allereerste download (apparaat af fabriek) is de waarde voor de uitval van de busspanning niet gedefinieerd. Daarom wordt het communicatieobject Schakelen met 0 beschreven en het contact geopend. Met 0 beschrijven: bij terugkeer van de busspanning wordt het communicatieobject Schakelen met een 0 beschreven. Afhankelijk van de parameterinstellingen van het apparaat wordt de contactstand opnieuw bepaald en ingesteld. Met 1 beschrijven: bij terugkeer van de busspanning wordt het communicatieobject Schakelen met een 1 beschreven. Afhankelijk van de parameterinstellingen van het apparaat wordt de contactstand opnieuw bepaald en ingesteld. Opmerking Er moet rekening worden gehouden met het gedrag bij busspanningsuitval en -terugkeer en bij downloaden. Het apparaat wordt via de bus voorzien van de energie voor het schakelen van de contacten. Na inschakeling van de busspanning is er pas na tien seconden voldoende energie om alle contacten tegelijkertijd te schakelen. Hoe lang het duurt voordat de afzonderlijke uitgangen de gewenste contactstand aannemen, is afhankelijk van de verzend- en schakelvertragingstijd na busspanningsterugkeer die is ingesteld in het parametervenster Algemeen. Als een kortere tijd wordt ingesteld, schakelt het apparaat het eerste contact pas als er voldoende energie in het contact is opgeslagen om bij uitval van de busspanning alle uitgangen veilig en direct in de gewenste schakeltoestand te zetten. Functie Tijd vrijgeven Nee Ja Nee: het parametervenster blijft geblokkeerd en onzichtbaar. Ja: het parametervenster - Tijd verschijnt. Met de vrijgave van de functie Tijd wordt het parametervenster - Tijd vrijgegeven. In dit parametervenster kunnen ook andere instellingen worden opgegeven. Opmerking Een nauwkeuriger beschrijving van de functie vindt u onder Communicatieobjecten uitgang H, vanaf pag.229 e.v. 164 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Communicatieobject vrijgeven "Status Schakelen" 1-bit Keuze optie Ja. Nee Ja Afhankelijke parameters: Objectwaarde verzenden Nee, alleen actualiseren Bij verandering Op aanvraag Bij verandering of op aanvraag Nee, alleen actualiseren: de status wordt geactualiseerd maar niet verzonden. Bij verandering: de status wordt bij verandering verzonden. Op aanvraag: de status wordt op aanvraag verzonden. Bij verandering of op aanvraag: de status wordt bij verandering of op aanvraag verzonden. Objectwaarde contactstand 1 = Gesloten, 0 = Geopend 0 = Gesloten, 1 = Geopend Met deze parameter wordt de communicatieobjectwaarde van de schakelstatus (Status Schakelen) vastgelegd. 1 = Gesloten, 0 = Geopend: een gesloten contact wordt door de communicatieobjectwaarde 1 weergegeven en een geopend contact door de waarde 0. 0 = Gesloten, 1 = Geopend: een gesloten contact wordt door de communicatieobjectwaarde 0 weergegeven en een geopend contact door de waarde 1. Opmerking De contactstand en daarmee de schakelstatus is afhankelijk van een reeks prioriteiten en verbindingen. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 165

3.2.3.20.1 Parametervenster Tijd In dit parametervenster worden alle instellingen voor de functie Tijd opgegeven: Trappenhuisverlichting. Dit parametervenster is zichtbaar als in het Parametervenster H: Uitgang pag. 163, de parameter Functie Tijd vrijgeven is vrijgegeven. Meer informatie over de tijdfuncties en het tijdsverloop vindt u onder Ontwerp en toepassing, vanaf pag.237. Let ook op het Functieschema pag. 245, waarin de schakel- en procesprioriteiten zijn weergegeven. Functie Tijd Trappenhuisverlichting Trappenhuisverlichting: de waarde waarmee de trappenhuisverlichting wordt in- en uitgeschakeld, kan worden ingesteld. Bij inschakelen start de trappenhuistijd. Als de trappenhuistijd voorbij is, wordt de functie meteen uitgeschakeld. 166 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Trappenhuistijd wordt verlengd bij meervoudig inschakelen ("pompen") Nee (niet hertriggerbaar) Ja (hertriggerbaar) Tot max. 2x trappenhuistijd Tot max. 3x trappenhuistijd Tot max. 4x trappenhuistijd Tot max. 5x trappenhuistijd Als tijdens de trappenhuistijd nog een AAN-telegram wordt ontvangen, kan de trappenhuistijd met een bepaalde tijdsduur worden verlengd. Door meerdere keren op de knop te drukken ( pompen ), kan de tijdsduur zo vaak verlengd worden tot de ingestelde maximale tijd is bereikt. Deze maximale tijd kan 1, 2, 3, 4 of 5 maal de trappenhuistijd bedragen. Stel dat de trappenhuistijd door pompen tot de maximumtijd is verlengd. Als deze tijd voor een deel is verstreken, kan de trappenhuistijd door pompen opnieuw tot de maximale tijd worden verlengd. De ingestelde maximumtijd wordt echter nooit overschreden. Nee: de ontvangst van een nieuw AAN-telegram wordt genegeerd. De trappenhuistijd loopt ongewijzigd door tot het einde. Ja (hertriggerbaar): de trappenhuistijd wordt bij een nieuw AAN-telegram gereset en begint van voren af aan te lopen. Dat kan met deze optie zo vaak als gewenst worden herhaald. Tot max. 2/3/4/5x trappenhuistijd: de trappenhuistijd wordt bij een nieuw AAN-telegram 2/3/4/5 keer verlengd. Trappenhuistijd in s [1...65.535] 1 30 65.535 De trappenhuistijd bepaalt hoe lang het contact gesloten blijft vooropgesteld dat de uitgang als sluiter is ingesteld en dus hoe lang het licht na een AAN-telegram blijft ingeschakeld. Deze waarde wordt in seconden opgegeven. Trappenhuisverl. schakelbaar AAN met 1 en UIT met 0 AAN met 1, geen werking bij 0 AAN met 0 of 1, uitschakelen niet mogelijk Deze parameter bepaalt met welke telegramwaarde de trappenhuisverlichting in- en voortijdig uitgeschakeld kan worden. AAN met 0 of 1, uitschakelen niet mogelijk: de functie Trappenhuisverlichting wordt ingeschakeld, ongeacht de waarde van het inkomende telegram. Voortijdig uitschakelen is niet mogelijk. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 167

Na beëindiging van continu-aan start de trappenhuisverlichting Nee Ja Nee: de verlichting wordt uitgeschakeld als Continu-AAN beëindigd is. Ja: de verlichting blijft ingeschakeld en de trappenhuistijd begint opnieuw. De werking van Continu-AAN wordt aangestuurd via de communicatieobjectwaarde Continu-AAN. Ontvangt dit communicatieobject een telegram met de waarde 1, dan wordt de uitgang ingeschakeld, ongeacht de waarde van het communicatieobject Schakelen. De uitgang blijft ingeschakeld totdat het communicatieobject Continu-AAN de waarde 0 ontvangt. Objectw. "Functie Tijd blokkeren" na download Onveranderd 0 = functie Tijd vrijgegeven 1 = Functie Tijd blokkeren Deze parameter bepaalt hoe de functie Tijd zich gedraagt na download. De functie Tijd kan worden geblokkeerd via een telegram op het communicatieobject Functie Tijd blokkeren. Onveranderd: de functie Tijd wordt onveranderd voortgezet. Opmerking De status van de functie Tijd wordt bij busspanningsuitval (BSU) opgeslagen en bij busspanningsterugkeer (BST) ongewijzigd voortgezet. 0 = Functie Tijd vrijgeven: de functie Tijd wordt door een telegram met waarde 0 vrijgegeven. Opmerking Als de trappenhuisverlichting wordt geblokkeerd terwijl de functie Tijd actief is, blijft het licht AAN totdat het handmatig UIT wordt geschakeld. 1 = Functie Tijd blokkeren: de functie Tijd wordt door een telegram met waarde 1 geblokkeerd. Opmerking Vrijgave kan alleen plaatsvinden via het communicatieobject Functie Tijd blokkeren. 168 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Hoe gedraagt de trappenhuisverlichting zich bij uitval van de busspanning? Wat er gebeurt bij uitval van de busspanning wordt bepaald door de parameter Contactstand bij busspanningsuitval in het parametervenster A: Uitgang. Hoe gedraagt de trappenhuisverlichting zich bij terugkeer van de busspanning? Wat er gebeurt bij terugkeer van de busspanning wordt door twee objecten bepaald: 1. Door het communicatieobject Functie Tijd blokkeren. Als de trappenhuisverlichting na terugkeer van de busspanning wordt geblokkeerd, kan de trappenhuisverlichting via het communicatieobject Schakelen alleen in- of uitgeschakeld worden. 2. Door de instelling van het communicatieobject Schakelen. Of het licht bij terugkeer van de busspanning wordt in- of uitgeschakeld, hangt af van de parameterinstellingen van het communicatieobject Schakelen. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 169

3.2.4 Parametervenster Ingangen a c 3.2.4.1 Parametervenster Vrijgave ingangen a c Instellingen voor Vrijgave en omschrijving van de ingangen a...c: Opmerking Hieronder worden de instelmogelijkheden van de ingangen a c aan de hand van ingang a toegelicht. De instelmogelijkheden zijn voor alle ingangen gelijk. Ingang a Ingang b Ingang c Geblokkeerd Schakelsensor Waarde/dwangsturing PT100 2-adertechniek [-50...+150 C] PT1000 2-adertechniek [-50...+150 C] KTY [-50 +150 C] Met deze parameter stelt u de bedrijfsmodus van de ingang in. Als u een bedrijfsmodus selecteert, wordt het bijbehorende parametervenster a: xxx geopend. Omschrijving (40 tekens) Bij deze parameter kunt u een tekst van maximaal 40 tekens invoeren voor de identificatie in ETS. Opmerking Als aan alle ingangen een functie is toegewezen, ziet u aan de hand van de hier ingevoerde tekst in één oogopslag welke ingang welke functie heeft. De tekst dient alleen als hulpmiddel en heeft verder geen functie. 170 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.4.2 Parametervenster a: Schakelsensor Dit parametervenster is zichtbaar als in het Parametervenster Vrijgave ingangen a c pag.170, bij de parameter Ingang a de optie Schakelsensor is geselecteerd. Opmerking Het apparaat heeft meerdere ingangen. Aangezien de functies voor alle ingangen hetzelfde zijn, worden deze alleen beschreven voor ingang a. Maximale vertragingstijd Deze parameter is vast ingesteld op 250 ms. De maximale vertragingstijd voorkomt ongewenste meervoudige bediening van de ingang, bijvoorbeeld door bouncen van het contact. Wat is de maximale vertragingstijd? Een flankwijziging bij de ingang wordt met een vertragingstijd van maximaal 250 ms geëvalueerd. Deze tijd kan variëren van 0 ms tot 250 ms. Opmerking Verder debouncen is niet mogelijk. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 171

Voorbeeld: maximale vertragingstijd van ingangssignaal tot herkende flank: Na herkenning van een flank bij de ingang worden andere flanken tijdens de maximale vertragingstijd TD genegeerd. Verschil tussen kort en lang indrukken Nee Ja Met deze parameter wordt ingesteld of de ingang onderscheid maakt tussen kort en lang indrukken. Ja: na openen/sluiten van het contact wordt eerst bepaald of er sprake is van lang of kort indrukken. Pas daarna wordt een mogelijke reactie in werking gezet. De volgende afbeelding laat zien hoe de functie werkt: TL is de tijdsduur vanaf wanneer lang indrukken wordt herkend. 172 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.4.2.1 Parameters Verschil tussen kort en lang indrukken Nee Als de optie Nee is geselecteerd voor de parameter Verschil tussen kort en lang indrukken, verschijnen de volgende parameters in het Parametervenster a: Schakelsensor, pag. 171: Contact openen -> event 0 Contact sluiten -> event 1 < OPMERKING Minimale signaalduur activeren Selectie Ja: Nee Ja Afhankelijke parameters: Bij sluiten van contact in [0...65.535] x 0,1 sec 0 10 65.535 Bij openen van contact in [0...65.535] x 0,1 sec 0 10 65.535 FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 173

Wat is minimale signaalduur? In tegenstelling tot de maximale vertragingstijd wordt in dit geval pas na afloop van de minimale signaalduur een telegram verzonden. De functie werkt als volgt: Als op de ingang een flank wordt herkend, begint de minimale signaalduur. Er wordt dan geen telegram op de bus verzonden. Tijdens de minimale signaalduur wordt het signaal aan de ingang bewaakt. Als tijdens de minimale signaalduur een volgende flank op de ingang optreedt, wordt deze als nieuwe bediening geïnterpreteerd en start de minimale signaalduur opnieuw. Als na de start van de minimale signaalduur geen andere flank meer optreedt, wordt na de minimale signaalduur een telegram op de bus verzonden. Voorbeeld: minimale signaalduur van ingangssignaal tot herkende flank: Slechts in twee gevallen treden na een flankwisseling geen andere flankwisselingen meer op tijdens de minimale signaalduur TM. Daarom worden alleen deze twee als geldig beschouwd. Opmerking Na een download en/of een ETS-reset wordt geen rekening gehouden met de minimale signaalduur. 174 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Ingang afvr. na download, ETS-reset en terugkeer van de busspanning Nee Ja Nee: de objectwaarde wordt na download, ETS-reset en terugkeer van de busspanning niet afgevraagd. Ja: de objectwaarde wordt na download, ETS-reset en terugkeer van de busspanning afgevraagd. Afhankelijke parameters: Inactieve wachttijd na terugkeer busspanning in sec [0...65.535] 0 65.535 Hier wordt de wachttijd na terugkeer van de busspanning ingesteld. Na afloop van de wachttijd wordt de toestand aan de ingangsklemmen afgevraagd. De ingang reageert alsof de toestand aan de ingangsklemmen net is gewijzigd. Opmerking De inactieve wachttijd wordt niet opgeteld bij de eigenlijke, instelbare transmissievertragingstijd. Deze kan apart worden ingesteld. Communicatieobject vrijgeven "Event 0/1 starten" 1 bit Ja Nee Ja: het 1-bit-communicatieobject Event 0/1 starten wordt vrijgegeven. Daardoor kunnen dezelfde events behalve via de op de binaire ingang aangesloten knoppen/schakelaars, ook worden geactiveerd door de ontvangst van een telegram op het communicatieobject Event 0/1 starten. Communicatieobject vrijgeven "Blokkeren" 1-bit Nee Ja Ja: het 1-bit-communicatieobject Blokkeren wordt vrijgegeven. Daardoor kan de ingang worden geblokkeerd. Opmerkingen Als de ingang is geblokkeerd en de optie Cyclisch verzenden is ingesteld, wordt de laatste toestand ondanks de blokkering toch verzonden. De optie Blokkeren blokkeert de fysieke ingang; intern gaat de verzending door. Als bij deze ingang de interne blokkering niet is toegestaan, dan heeft dit communicatieobject geen invloed op de desbetreffende ingang. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 175

Communicatieobject vrijgeven "Schakelen 1" Nee Ja Ja: het communicatieobject Schakelen 1 wordt weergegeven. Afhankelijke parameters: Reactie bij event 0 Geen flankanalyse AAN UIT Omschakelen Cyclisch verzenden beëindigen Reactie bij event 1 Geen flankanalyse AAN UIT Omschakelen Cyclisch verzenden beëindigen Hier wordt het gedrag van het communicatieobject vastgelegd. Als voor de parameter Verschil tussen kort en lang indrukken de optie Ja is geselecteerd, volgt de reactie bij kort of lang indrukken. Is de optie Nee geselecteerd, dan leidt elke flankwisseling tot een reactie. Belangrijk Als de optie Cyclisch verzenden beëindigen is ingesteld, treedt deze alleen in werking als voor de parameter Cyclisch verzenden de optie Ja is geselecteerd. 176 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Interne verbinding Nee Uitgang E Uitgang F Uitgang G Uitgang H Met deze parameter kan de binaire ingang direct aan een uitgang worden gekoppeld. Voor deze verbinding hoeft geen groepsadres te worden toegekend. Uitgang E...H: het communicatieobject Schakelen van de uitgang wordt samen met het communicatieobject Schakelen 1 van de ingang geactualiseerd. Let op Als voor een interne verbinding een uitgang is geselecteerd en de reactie op een event met omschakelen is ingesteld, wordt het communicatieobject Schakelen 1 van de ingang geactualiseerd met de geïnverteerde waarde van het communicatieobject Status Schakelen van de uitgang. Hiervoor moet het communicatieobject Status Schakelen van de uitgang wel zijn vrijgegeven. De opties Opener/sluiter en Status inverteren moeten zo worden ingesteld dat de omschakelfunctie mogelijk is. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 177

Cyclisch verzenden Nee Ja Selectie Ja: Wat is cyclisch verzenden? Cyclisch verzenden wil zeggen dat het communicatieobject Schakelen automatisch met een vast tijdsinterval tot verzenden overgaat. Als alleen bij een bepaalde objectwaarde (AAN of UIT) cyclisch wordt verzonden, heeft die voorwaarde betrekking op de waarde van het communicatieobject. In principe is het dus mogelijk de cyclische verzending te starten door een waarde naar het communicatieobject Schakelen te verzenden. Omdat dit niet gewenst is, zijn de flags Write (schrijven) en Update (bijwerken) van het communicatieobject standaard gewist, zodat het niet via de bus kan worden gewijzigd. Mocht deze functionaliteit toch gewenst zijn, dan moeten deze flags overeenkomstig worden aangepast. Bij wijziging van het communicatieobject Schakelen en na terugkeer van de busspanning (na afloop van de transmissievertragingstijd) wordt de waarde van het communicatieobject direct op de bus verzonden en begint de cyclustijd opnieuw met tellen. Afhankelijke parameters: Telegram wordt herhaald Elke seconde Elke 2/3/5/10/30/60 seconden Elke 2/3/5/10/30/60 minuten Elke 2/3/5/10/12 uur De cyclustijd beschrijft het tijdsinterval tussen twee cyclisch verzonden telegrammen. Bij objectwaarde 0 1 0 of 1 1: De communicatieobjectwaarde wordt bij 1 cyclisch verzonden. 0: De communicatieobjectwaarde wordt bij 0 cyclisch verzonden. 0 of 1: De communicatieobjectwaarde 0 of 1 wordt cyclisch verzonden. 178 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Communicatieobject vrijgeven "Schakelen 2" "Schakelen 3" Nee Ja Ja: het communicatieobject Schakelen 2/3 wordt weergegeven. Afhankelijke parameters: Reactie bij event 0 Geen flankanalyse AAN UIT Omschakelen Cyclisch verzenden beëindigen Reactie bij event 1 Geen flankanalyse AAN UIT Omschakelen Cyclisch verzenden beëindigen Hier wordt het gedrag van het communicatieobject vastgelegd. Als voor de parameter Verschil tussen kort en lang indrukken de optie Ja is geselecteerd, volgt de reactie bij kort of lang indrukken. Is de optie Nee geselecteerd, dan leidt elke flankwisseling tot een reactie. Interne verbinding Nee Uitgang E Uitgang F Uitgang G Uitgang H Met deze parameter kan de ingang direct aan een uitgang worden gekoppeld. Voor deze verbinding hoeft geen groepsadres te worden toegekend. Uitgang E...H: het communicatieobject Schakelen van de uitgang wordt samen met het communicatieobject Schakelen 2/3 van de ingang geactualiseerd. Let op Als voor een interne verbinding een uitgang is geselecteerd en de reactie op een event met omschakelen is ingesteld, wordt het communicatieobject Schakelen 2/3 van de ingang geactualiseerd met de geïnverteerde waarde van het communicatieobject Status Schakelen van de uitgang. Hiervoor moet het communicatieobject Status Schakelen van de uitgang wel zijn vrijgegeven. De opties Opener/sluiter en Status inverteren moeten zo worden ingesteld dat de omschakelfunctie mogelijk is. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 179

3.2.4.2.2 Parameters Verschil tussen kort en lang indrukken Ja Als voor de parameter Verschil tussen kort en lang indrukken de optie Ja is geselecteerd, verschijnen de volgende parameters in het Parametervenster a: Schakelsensor, pag. 171: Kort indrukken -> event 0 Lang indrukken -> event 1 < OPMERKING Ingang is bij indrukken Open Gesloten Open: de ingang is na indrukken geopend. Gesloten: de ingang is na indrukken gesloten. Als een sluiter op de ingang wordt aangesloten, moet de optie Gesloten worden geselecteerd, bij een opener de optie Geopend. Lang indrukken vanaf... 0,6/0,8 sec. 1/1,2/1,5 sec. 2/3/4/5/6/7/8/9/10 s Hier wordt de tijdsduur TL gedefinieerd vanaf wanneer het indrukken als lang wordt geïnterpreteerd. Opmerking Zie voor de overige parameterbeschrijvingen de Parameters Verschil tussen kort en lang indrukken Nee, pag. 173. 180 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.4.3 Parametervenster a: Waarde/dwangsturing Deze bedrijfsmodus is bedoeld voor het verzenden van waarden van willekeurige gegevenstypes. Dit parametervenster is zichtbaar als in het Parametervenster Vrijgave ingangen a c, pag.170, bij de parameter Ingang a de optie Waarde/dwangsturing is geselecteerd. Maximale vertragingstijd Deze parameter is vast ingesteld op 250 ms. De maximale vertragingstijd voorkomt ongewenste meervoudige bediening van de ingang, bijvoorbeeld door bouncen van het contact. Wat is de maximale vertragingstijd? Een flankwijziging bij de ingang wordt met een vertragingstijd van maximaal 250 ms geëvalueerd. Deze tijd kan variëren van 0 ms tot 250 ms. Opmerking Verder debouncen is niet mogelijk. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 181

Voorbeeld: maximale vertragingstijd van ingangssignaal tot herkende flank: Na herkenning van een flank bij de ingang worden andere flanken tijdens de maximale vertragingstijd TD genegeerd. Communicatieobject vrijgeven "Blokkeren" 1-bit Nee Ja Ja: het 1-bit-communicatieobject Blokkeren wordt vrijgegeven. Daardoor kan de ingang worden geblokkeerd. Opmerkingen Als de ingang is geblokkeerd en de optie Cyclisch verzenden is ingesteld, wordt de laatste toestand ondanks de blokkering toch verzonden. De optie Blokkeren blokkeert de fysieke ingang; intern gaat de verzending door. 182 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Verschil tussen kort en lang indrukken Nee Ja Met deze parameter wordt ingesteld of de ingang onderscheid maakt tussen kort en lang indrukken. Ja: na openen/sluiten van het contact wordt eerst bepaald of er sprake is van lang of kort indrukken. Pas daarna wordt een mogelijke reactie in werking gezet. Opmerking Bij verschil tussen kort en lang indrukken zijn per ingang twee communicatieobjecten zichtbaar. Het ene communicatieobject verzendt alleen bij kort indrukken, het andere alleen bij lang indrukken. De volgende afbeelding laat zien hoe de functie werkt: TL is de tijdsduur vanaf wanneer lang indrukken wordt herkend. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 183

3.2.4.3.1 Parameters Verschil tussen kort en lang indrukken Nee Als de optie Nee is geselecteerd voor de parameter Verschil tussen kort en lang indrukken, verschijnen de volgende parameters in het Parametervenster a: Waarde/dwangsturing, pag. 181: Contact openen -> event 0 Contact sluiten -> event 1 < OPMERKING Minimale signaalduur activeren Selectie Ja: Nee Ja Afhankelijke parameters: Bij sluiten van contact in [0...65.535] x 0,1 sec 0 10 65.535 Bij openen van contact in [0...65.535] x 0,1 sec 0 10 65.535 184 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Wat is minimale signaalduur? In tegenstelling tot de maximale vertragingstijd wordt in dit geval pas na afloop van de minimale signaalduur een telegram verzonden. De functie werkt als volgt: Als op de ingang een flank wordt herkend, begint de minimale signaalduur. Er wordt dan geen telegram op de bus verzonden. Tijdens de minimale signaalduur wordt het signaal aan de ingang bewaakt. Als tijdens de minimale signaalduur een volgende flank op de ingang optreedt, wordt deze als nieuwe bediening geïnterpreteerd en start de minimale signaalduur opnieuw. Als na de start van de minimale signaalduur geen andere flank meer optreedt, wordt na de minimale signaalduur een telegram op de bus verzonden. Voorbeeld: minimale signaalduur van ingangssignaal tot herkende flank: Slechts in twee gevallen treden na een flankwisseling geen andere flankwisselingen meer op tijdens de minimale signaalduur TM. Daarom worden alleen deze twee als geldig beschouwd. Opmerking Na een download en/of een ETS-reset wordt geen rekening gehouden met de minimale signaalduur. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 185

Ingang afvr. na download, ETS-reset en terugkeer van de busspanning Nee Ja Nee: de objectwaarde wordt na download, ETS-reset en terugkeer van de busspanning niet afgevraagd. Ja: de objectwaarde wordt na download, ETS-reset en terugkeer van de busspanning afgevraagd. De volgende parameter verschijnt: Inactieve wachttijd na terugkeer busspanning in sec [0...65.535] 0 65.535 Hier wordt de wachttijd na terugkeer van de busspanning ingesteld. Na afloop van de wachttijd wordt de toestand aan de ingangsklemmen afgevraagd. De ingang reageert alsof de toestand aan de ingangsklemmen net is gewijzigd. Opmerking De inactieve wachttijd wordt niet opgeteld bij de eigenlijke, instelbare transmissievertragingstijd. Deze kan apart worden ingesteld. 186 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Waarde 1 (event 0 of bij kort indrukken) Niet verzenden 1-bit-waarde [0/1] 2-bit-waarde [dwangsturing] 1-byte-waarde [-128 127] 1-byte-waarde [0 255] 1-byte-waarde [8-bit-scène] 2-byte-waarde [-32.768 32.767] 2-byte-waarde [0 65.535] 2-byte-waarde [zwevende komma] 4-byte-waarde [zwevende komma] 3-byte-waarde [tijd/dag v/d week] 4-byte-waarde [-2147483648 2147483647] 4-byte-waarde [0 4294967295] Deze parameter definieert het gegevenstype dat bij bediening van het contact wordt verzonden. Opmerking Bij de instelling van de 2-byte-waarde [zwevende komma] kan het tot afrondingsfouten komen, zodat mogelijk de waarde die naar de bus wordt verzonden niet exact overeenkomst met de ingestelde waarde. Als grote nauwkeurigheid vereist is, dan moet de optie 4 byte-waarde [zwevende komma] worden gekozen. Welke parameters worden weergegeven, is afhankelijk van de instelling van parameter Waarde 1. Hieronder worden alle parameters beschreven: Verzonden waarde [X] AAN/UIT/OM 0/1-128 0 127 0 255-32.768 0 32.767 0 65.535-100 0 100-2147483648 0 2147483647 0 4294967295 Deze parameter definieert de waarde die bij indrukken wordt verzonden. Het waardebereik is afhankelijk van het ingestelde gegevenstype van waarde X. Verzonden waarde [dwangsturing] AAN, dwangsturing activeren UIT, dwangsturing activeren Dwangsturing uitschakelen Deze parameter definieert de waarde die bij indrukken wordt verzonden. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 187

In de volgende tabel wordt beschreven hoe de dwangsturing werkt: Bit 1 Bit 0 Toegan Beschrijving g 0 0 Vrij Het communicatieobject Schakelen van de actor is door de binaire ingang vrijgegeven. De 0 1 Vrij toegewezen sensor kan de actor via het communicatieobject Schakelen aansturen. De binaire ingang stuurt de actor niet aan. Bit 0 van de waarde van het communicatieobject Dwangsturing wordt niet geëvalueerd. Het communicatieobject Dwangsturing verzendt bij elke toestandverandering van het communicatieobject Schakelen een telegram met het groepsadres van het communicatieobject Dwangsturing en de status van het communicatieobject Schakelen. 1 0 Uit Het communicatieobject Schakelen van de actor is door de binaire ingang vrijgegeven. De toegewezen sensor kan de actor via het communicatieobject Schakelen niet aansturen. De binaire ingang stuurt de actor aan via het communicatieobject Schakelen. De actor is uitgeschakeld. Bit 0 van de waarde van het communicatieobject Dwangsturing wordt niet geëvalueerd. 1 1 In Het communicatieobject Schakelen van de actor is door de binaire ingang vrijgegeven. De toegewezen sensor kan de actor via het communicatieobject Schakelen niet aansturen. De binaire ingang stuurt de actor aan via het communicatieobject dwangsturing. De actor is ingeschakeld. 8-bit-scène [1...64] 1 64 Deze parameter definieert het scènenummer dat bij indrukken wordt verzonden. Scène oproepen/opslaan Oproepen Opslaan Deze parameter bepaalt of de scène moet worden opgeroepen of opgeslagen. Uur [0...23] 0 23 Minuten [0 59] 0 59 Seconden [0...59] 0 59 Met deze parameters worden de uren, minuten en seconden ingesteld die bij indrukken moeten worden verzonden. Dag v/d week [1 = ma, 2 6, 7 = zo] 0 = geen dag 1 = maandag 2 = dinsdag 3 = woensdag 4 = donderdag 5 = vrijdag 6 = zaterdag 7 = zondag Met deze parameter wordt de dag van de week ingesteld die bij indrukken moet worden verzonden. 188 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Waarde 2 (event 1 of bij lang indrukken) Opmerking De opties en beschrijvingen van parameter Waarde 2 komen overeen met die van parameter Waarde 1. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 189

3.2.4.3.2 Parameters Verschil tussen kort en lang indrukken Ja Als de optie Ja is geselecteerd voor de parameter Verschil tussen kort en lang indrukken, verschijnen de volgende parameters: Kort indrukken -> event 0 Lang indrukken -> event 1 < OPMERKING Opmerking Zie voor de overige parameterbeschrijvingen de Parameters Verschil tussen kort en lang indrukken Nee, pag. 184. 190 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.4.4 Parametervenster a: PT100, PT1000 en KTY 3.2.4.4.1 Parametervenster a: PT100/PT1000 Deze bedrijfsmodus is bedoeld voor het verzenden van temperatuurwaarden. Dit parametervenster is zichtbaar als in het Parametervenster Vrijgave ingangen a c, pag.170, bij de parameter Ingang a de optie PT100 of PT1000 is geselecteerd. Met deze parameters wordt de sensoruitgang ingesteld. De gegevens vindt u in de technische documenten van de sensorfabrikant. Outputwaarde verzenden als Deze parameter is vast ingesteld op 2-byte [EIB zwevende komma]. Wat is de outputwaarde? De analoge ingang registreert een sensormeetwaarde, zet deze volgens de ingestelde parameters om en verzendt deze naar de bus. Deze verzonden waarde wordt als outputwaarde aangeduid. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 191

Temperatuuroffset in 0,1 C [-50...+50] -50...0...+50 Met deze parameter kan bij de geregistreerde temperatuur aanvullend nog een offset van maximaal ± 5 C worden opgeteld. Kabelfoutcompensatie Geen Over kabellengte Over kabelweerstand Deze parameter dient voor het instellen van een kabelfoutcompensatie. Keuze van de opties Over kabellengte en Over kabelweerstand: voor een beschrijving zie hoofdstuk Kabelfoutcompensatie over kabellengte, pag. 197, en hoofdstuk Kabelfoutcompensatie over kabelweerstand, pag. 198. Filter Inactief Laag (gemiddelde van 4 metingen) Gemiddeld (gemiddelde van 16 metingen) Hoog (gemiddelde van 64 metingen) Deze parameter dient voor het instellen van een filter (zwevend gemiddeldefilter). Daarmee kan de outputwaarde als gemiddelde waarde via drie verschillende opties worden ingesteld. Inactief: het filter is niet actief Laag: outputwaarde als gemiddelde waarde over 4 metingen Gemiddeld: outputwaarde als gemiddelde waarde over 16 metingen Hoog: outputwaarde als gemiddelde waarde over 64 metingen Belangrijk Bij gebruik van het filter wordt de outputwaarde via de gemiddelde waarde vereffend en staat voor verdere bewerking ter beschikking. Het filter heeft daarmee een direct effect op de drempelwaarden en berekeningswaarden. Hoe hoger de filtergraad, hoe hoger de vereffening. Dat betekent dat de wijzigingen van de outputwaarde langzamer worden. Voorbeeld: bij een sprongsgewijze verandering van het sensorsignaal met de instelling gemiddeld duurt het 16 seconden voordat de outputwaarde is bereikt. 192 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

Outputwaarde verzenden Op aanvraag Bij verandering Cyclisch Bij verandering en cyclisch Met deze parameter wordt vastgelegd hoe de outputwaarde verzonden moet worden. Op aanvraag: de outputwaarde wordt op aanvraag verzonden. Het communicatieobject Outputwaarde opvragen - Ingang a wordt weergegeven. Zodra door dit communicatieobject een 1 wordt ontvangen, wordt de actuele outputwaarde eenmalig naar het communicatieobject Outputwaarde - Ingang a verzonden. Bij verandering: de outputwaarde wordt bij verandering verzonden. Cyclisch: de outputwaarde wordt cyclisch verzonden Bij verandering en cyclisch: de outputwaarde wordt bij verandering cyclisch verzonden. Keuze van de opties Bij verandering, Cyclisch en Bij verandering en cyclisch: Afhankelijke parameters: Outputwaarde wordt verzonden vanaf een verandering van [x 0,1 C] 1 10...200 Met deze parameter wordt vastgelegd vanaf welke verandering in de temperatuur de outputwaarde verzonden moet worden. 10: De outputwaarde wordt verzonden vanaf een verandering van 1 C. Outputwaarde wordt verzonden Elke seconde Elke 2/3/5/10/30/60 seconden Elke 2/3/5/10/30/60 minuten Elke 2/3/5/10/12 uur Met deze extra parameter wordt het interval vastgelegd waarin cyclisch verzonden moet worden. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 193

Drempelwaarde 1 toepassen Nee Ja Nee: het parametervenster blijft geblokkeerd en onzichtbaar. Ja: het parametervenster Drempelwaarde 1 verschijnt. Met de vrijgave van de functie Drempelwaarde wordt het parametervenster a: Drempelwaarde 1 vrijgegeven. Hierin kunnen verdere instellingen worden gedaan voor de instelling van de hysterese en de drempels. Bij de keuze Ja verschijnt het communicatieobject Drempelwaarde 1 - Ingang a. Drempelwaarde 2 toepassen Nee Ja Nee: het parametervenster blijft geblokkeerd en onzichtbaar. Ja: het parametervenster Drempelwaarde 2 verschijnt. Met de vrijgave van de functie Drempelwaarde wordt het parametervenster a: Drempelwaarde 2 vrijgegeven. Hierin kunnen verdere instellingen worden gedaan voor de instelling van de hysterese en de drempels. Bij de keuze Ja verschijnt het communicatieobject Drempelwaarde 2 - Ingang a. 194 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.4.4.2 Parameteropties voor KTY Dit parametervenster is zichtbaar als in het Parametervenster Vrijgave ingangen a c, pag.170, bij de parameter Ingang a de optie KTY is geselecteerd. Aanduiding fabrikant KT 100 / 110 / 130 KT 210 / 230 KTY 10-5 / 11-5 / 13-5 KTY 10-6 / 10-62 / 11-6 / 13-6 / 16-6 / 19-6 KTY 10-7 / 11-7 / 13-7 KTY 21-5 / 23-5 KTY 21-6 / 23-6 KTY 21-7 / 23-7 KTY 81-110 / 81-120 / 81-150 KTY 82-110 / 82-120 / 82-150 KTY 81-121 / 82-121 KTY 81-122 / 82-122 KTY 81-151 / 82-151 KTY 81-152 / 82-152 KTY 81-210 / 81-220 / 81-250 KTY 82-210 / 82-220 / 82-250 KTY 81-221 / 82-221 KTY 81-222 / 82-222 KTY 81-251 / 82-251 KTY 81-252 / 82-252 KTY 83-110 / 83-120 / 83-150 KTY 83-121 KTY 83-122 KTY 83-151 Door gebruiker gedefinieerd Keuze van een voorgedefinieerde KTY-sensor Opmerking Als een KTY-sensor wordt gebruikt die niet in deze lijst staat, kan met de optie KTY door gebruiker gedefinieerd de informatie worden ingevoerd (zie de volgende pagina). FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 195

KTY door gebruiker gedefinieerd De volgende ohm-waarden moeten naar hogere temperaturen stijgen <- opmerking Voor een storingsvrije werking van de analoge ingang met betrekking tot de gebruiker gedefinieerde invoer moeten de ohm-waarden oplopend zijn zoals in de vooraf ingestelde waarden zichtbaar is. Een onjuiste invoer levert onrealistische outputwaarden op! Weerstand in ohm bij -50...+150 C 0 1.030 4.280 5.600 Met deze 11 parameters kunt u een weerstandskarakteristiek invoeren. De gegevens vindt u in de technische documenten van de sensorfabrikant. Opmerking De beschrijving van de overige parameters staat in Parametervenster a: PT100, PT1000, pag. 191. 196 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.4.4.3 Kabelfoutcompensatie over kabellengte Kabellengte, enkel traject [1...30 m] 1...10...30 Instellen van de eenvoudige kabellengte van de aangesloten temperatuursensor Belangrijk De maximale kabellengte tussen sensor en apparaatingang bedraagt 30 m. Doorsnede van de ader waarde * 0,01 mm ² [1...150] 1...100...150 (150 = 1,5 mm 2 ) Met deze parameter wordt de doorsnede van de kabel ingevoerd waarop de temperatuursensor is aangesloten. Belangrijk Compensatie over kabellengte is alleen geschikt voor koperkabels. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 197

3.2.4.4.4 Kabelfoutcompensatie over kabelweerstand Kabelweerstand in milliohm [totaal signaal- en retourdraad] 0...500...10.000 Met deze parameter stelt u de hoogte van de kabelweerstand van de aangesloten temperatuursensor in. Belangrijk Om de kabelweerstand correct te kunnen meten, moeten de aders op het einde van de kabel worden kortgesloten en ze mogen niet met de analoge ingang zijn verbonden. 198 2CDC508134D3102 FCA/S 1.x.x.1

3.2.4.4.5 Parametervenster a: Drempelwaarde 1 Onderstaande gegevens gelden ook voor Drempelwaarde 2. Tolerantiebereik ondergrens invoer in 0,1 C -500 1500 Tolerantiebereik bovengrens invoer in 0,1 C -500 1500 Met deze twee parameters worden de boven- en ondergrens van het tolerantiebereik ingesteld. De invoer vindt plaats in stappen van 0,1 C, d.w.z. de optie 1500 betekent 150 C. FCA/S 1.x.x.1 2CDC508134D3102 199