ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6021

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHDHA:2014:935

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHDHA:2013:591

ECLI:NL:GHARL:2015:3052

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHDHA:2014:3727

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0682 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2007:BB5051

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSGR:2006:AV2657

ECLI:NL:GHAMS:2016:573 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

Uitspraak. Uithuisplaatsing. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0816

ECLI:NL:GHARL:2016:4103. Uitspraak. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: Datum publicatie: Zaaknummer:

ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1760 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARL:2015:1824

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHDHA:2015:3733

ECLI:NL:RBDHA:2013:13810

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2758

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3762

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARL:2013:10366 GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6197 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3092

ECLI:NL:GHDHA:2013:4390

ECLI:NL:GHSHE:2017:146

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2016:353

ECLI:NL:GHDHA:2016:2674

ECLI:NL:GHARL:2014:2461

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847

Zoekresultaat - inzien document

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBDOR:2012:BV9790

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/03/213774/FA RK

ECLI:NL:RBDHA:2014:11422

ECLI:NL:RBDOR:2010:BM7569

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717

ECLI:NL:GHARL:2014:2066

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:GHDHA:2013:2142

ECLI:NL:GHAMS:2015:4056 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2008:BG4947

ECLI:NL:GHSHE:2006:AV4210

ECLI:NL:GHSGR:2008:BC6204

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0577

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL :00-11:15

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0950

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

ECLI:NL:RBZLY:2010:BL6834

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:RBSGR:2012:25290

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/01/ / FA RK

ECLI:NL:GHAMS:2017:3080 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBDHA:2016:13341

ECLI:NL:RBDHA:2016:3547

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6006

ECLI:NL:GHAMS:2015:799 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHLEE:2003:AL3148 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rekestnummer

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2014:207

ECLI:NL:RBDHA:2017:6614

ECLI:NL:GHARN:2011:BR0277

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM. Afdeling civiel recht en belastingrecht Team III (familie- en jeugdrecht)

ECLI:NL:RBHAA:2001:AD7176

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

Transcriptie:

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6021 Instantie Datum uitspraak 28-11-2012 Datum publicatie 04-04-2013 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 200.111.882-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht Hoger beroep Uithuisplaatsing. Noodzaak aanwezig. De moeder stelt problemen uit het verleden te hebben opgepakt, maar toont niets aan. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak GERECHTSHOF s-gravenhage Sector Civiel recht Uitspraak : 28 november 2012 Zaaknummer : 200.111.882/01 Rekestnummer rechtbank : JE RK 12-330 [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoekster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder, advocaat mr. R.F.P. Scheele te Capelle aan den IJssel, tegen de Stichting Bureau Jeugdzorg te Dordrecht, verweerster in hoger beroep, hierna te noemen: Jeugdzorg. Als belanghebbende is aangemerkt: [belanghebbende],

wonende op een geheim adres, hierna te noemen: de vader. In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de raad voor de kinderbescherming te Dordrecht, hierna te noemen: de raad. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De moeder is op 20 augustus 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 23 mei 2012 van de kinderrechter in de rechtbank Dordrecht. Jeugdzorg heeft op 4 oktober 2012 een verweerschrift ingediend. Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen: van de zijde van de moeder: - op 2 oktober 2012 een brief van 30 september 2012 met bijlage. De raad heeft bij brief van 13 september 2012 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. De zaak is op 24 oktober 2012 mondeling behandeld. Ter zitting waren aanwezig: - de moeder, bijgestaan door haar advocaat; - mevrouw P. Tieleman (gezinsvoogd) en mevrouw B.I.M. Maaswinkel namens Jeugdzorg. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat van de moeder heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. De aantekeningen van Jeugdzorg zijn eveneens ter zitting overgelegd. PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking zijn voor zover in hoger beroep van belang de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing voor dag en nacht van de minderjarigen - [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (hierna ook: [minderjarige 1]), en - [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] (hierna ook: [minderjarige 2]), hierna ook gezamenlijk te noemen: de minderjarigen,

verlengd met ingang van 27 mei 2012 tot 22 april 2013, met behoud van Jeugdzorg om de ondertoezichtstelling uit te voeren. Het hof gaat uit van de door de kinderrechter vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. Ter zitting bij het hof heeft de moeder haar beroep tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen ingetrokken. De intrekking van het beroep met betrekking tot de ondertoezichtstelling heeft tot gevolg dat het hof niet meer toekomt aan een beoordeling van de gronden van dit beroep en het beroep op dit punt zal verwerpen. 2. Thans is nog in geschil de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarigen voor de periode van 27 mei 2012 tot 22 april 2013. 3. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen (het hof leest: uitsluitend voor wat betreft de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarigen) en, in zoverre opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek van Jeugdzorg tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen alsnog af te wijzen. 4. Jeugdzorg verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek van de moeder af te wijzen. 5. De moeder verzet zich tegen de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarigen, aangezien het verzoek van Jeugdzorg op geen enkele (wettelijke) grondslag berust. Zij voert daartoe, kort weergegeven, het volgende aan. Aan de uithuisplaatsing van de minderjarigen in 2009 ligt het huiselijk geweld van de vader ten grondslag. In 2010 heeft de moeder besloten van de vader te scheiden en sinds de scheiding is afgerond, is er geen bedreiging meer voor de minderjarigen. De moeder erkent dat er in het verleden enige tijd sprake is geweest van een turbulente periode met de nodige problematiek, maar zij heeft haar leven weer op orde. Jeugdzorg heeft volgens de moeder het afgelopen jaar geen initiatieven ontplooid om de gestelde doelen te bereiken. Ook in het plan van aanpak staan volgens de moeder geen concrete maatregelen genoemd die Jeugdzorg voornemens is te treffen om de doelen te bereiken en te werken naar een thuisplaatsing van de minderjarigen. Voorts stelt de moeder dat zij aan alle door Jeugdzorg in juli 2011 gestelde voorwaarden heeft voldaan. Zo heeft de moeder inmiddels zelfstandige woonruimte (een ruime huurwoning), zit in de schuldhulpverlening en haalt en brengt haar kinderen zelf. Bovendien stelt de moeder open te staan voor hulpverlening, komt gemaakte afspraken na, stelt Jeugdzorg op de hoogte van veranderingen en is bereid adviezen op te volgen. De aanvullingen die Jeugdzorg telkens op de gestelde voorwaarden heeft en de verplichte betrokkenheid van Jeugdzorg, zonder dat sprake is van een ernstige bedreiging, werken contra-productief en dragen ertoe bij dat de moeder meer afstand tot Jeugdzorg wil. Ten onrechte heeft de rechtbank dat niet in de beoordeling betrokken. De moeder acht de noodzaak voor een uithuisplaatsing van de minderjarigen niet langer aanwezig. Eventuele zorgpunten kunnen volgens de moeder, zo nodig met ambulante hulp, vanuit de thuissituatie aangepakt worden. Ter zitting heeft de moeder gesteld dat er slechts twijfel heerst over de vraag of zij aan de voorwaarden van thuisplaatsing gaat voldoen. Er wordt telkens gekeken naar het verleden en niet naar het heden. Jeugdzorg erkent dat er geen sprake is van kindeigen problematiek en de oudste twee kinderen wonen bij de moeder en ontwikkelen zich goed, zodat de moeder niet inziet dat de minderjarigen niet terug kunnen naar haar. 6. Jeugdzorg stelt - kort weergegeven - dat de minderjarigen wegens omstandigheden eind september 2012 vanuit Trivium Lindenhof in een gezinshuis zijn geplaatst. Jeugdzorg heeft

geprobeerd de moeder bij het plaatsingsproces te betrekken maar mede vanwege haar weerstand jegens Jeugdzorg en het feit dat de moeder de ambulante hulpverlening van Trivium Lindenhof niet accepteert is er volgens Jeugdzorg tot op heden weinig veranderd in vergelijking met de situatie kort na de uithuisplaatsing een jaar geleden. Ten tijde van de uithuisplaatsing in 2009 was er sprake van huiselijk geweld. Daarnaast waren er financiële zorgen. Aan de uithuisplaatsing van de minderjarigen die in 2011 is verzocht, lagen twee incidenten tussen de ouders (in het bijzijn van de kinderen) ten grondslag en vanuit school werden steeds zorgen gemeld met betrekking tot de minderjarigen. Dat de ouders gescheiden zijn, neemt slechts een deel van de zorgen weg. Jeugdzorg wist niet dat de moeder in augustus 2011 in detentie zat omdat zij een openstaande taakstraf niet had uitgevoerd en voor de moeder was niet duidelijk waar de kinderen verbleven. De moeder heeft niet weten te profiteren van de aangeboden hulpverlening, is nauwelijks bereikbaar voor gezinsvoogden en houdt zich niet aan afspraken, ook niet aan afspraken die betrekking hebben op haar kinderen. Zij laat op geen enkele manier zien dat zij invulling kan geven aan haar gezag. Jeugdzorg betwist dat de moeder aan de gestelde voorwaarden voldoet. Het lukt de moeder niet om de belangen van de kinderen voorop te stellen en een betrouwbare opvoeder voor hen te zijn. Nu het de moeder in het afgelopen jaar niet is gelukt om aan te tonen dat zij in staat is om haar verantwoordelijkheid als gezaghebbende ouder te dragen en haar trots aan de kant te zetten door samen te werken met Jeugdzorg, acht Jeugdzorg voortzetting van de huidige maatregel noodzakelijk. Omdat het de moeder niet lukt verantwoordelijkheid te dragen voor een klein deel van de opvoeding, verzorging en noodzakelijke zorg en communicatie is er onvoldoende grond en vertrouwen in het terugplaatsen van de minderjarigen naar moeder. Ter zitting is door Jeugdzorg aangevoerd dat de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarigen is gelegen in hun basisveiligheid en identiteitsontwikkeling. Volgens Jeugdzorg lukt het de moeder niet om de rol van betrouwbaar opvoeder langdurig vast te houden. Het is voor de minderjarigen belangrijk om een positief zelfbeeld te kunnen ontwikkelen. 7. Het hof overweegt als volgt. Een machtiging tot uithuisplaatsing zoals bedoeld in artikel 1:261, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW, mag slechts worden verlengd indien de gronden daarvoor nog altijd aanwezig zijn. Het hof zal derhalve onderzoeken of de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen of tot onderzoek van hun geestelijke of lichamelijke gesteldheid. 8. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Daartoe neemt het hof het volgende in aanmerking. De moeder stelt dat de situatie bij haar thuis inmiddels is verbeterd, maar dat neemt niet weg dat de moeder de door Jeugdzorg gestelde voorwaarden nog steeds niet of onvoldoende heeft vervuld. De moeder heeft destijds ingestemd met het plan van aanpak, waarin onder meer goede huisvesting en schuldhulpverlening als voorwaarden zijn gesteld. Gebleken is dat de moeder in juli van dit jaar haar woning heeft moeten verlaten, naar eigen zeggen omdat ze inwoonde bij een bevriend echtpaar die onderdak wilde bieden aan een familielid. Ter zitting heeft de moeder gesteld dat zij zeer snel daarna een andere woning heeft gevonden en dat zij in het bezit is van een huurcontract, maar dat huurcontract is niet overgelegd. Voorts heeft de moeder gesteld dat zij zich heeft aangemeld voor schuldhulpverlening, maar ook daarvan zijn geen stukken in het geding gebracht. Bovendien is er volgens de moeder nog geen bewindvoerder. Evenmin heeft de moeder stukken in het geding gebracht van haar inkomen dan wel van haar WW-uitkering, nu zij naar eigen zeggen per 1 oktober 2012 is gestopt met werken. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de stelling van Jeugdzorg dat de moeder bepaalde afspraken niet of slechts gedeeltelijk nakomt, te meer nu de moeder heeft erkend dat zij meer afstand tot Jeugdzorg wil, kennelijk omdat zij moeite heeft met de inmenging van Jeugdzorg. Gelet op het vorenstaande heeft de moeder nog steeds geen veiligheid en stabiliteit als opvoeder laten zien. De omstandigheid dat de moeder wel zorg kan dragen voor haar twee oudste kinderen wil niet zeggen dat de grond voor een uithuisplaatsing van de minderjarigen niet langer aanwezig zou zijn. De minderjarigen verblijven ondanks het ontbreken van kindeigen problematiek momenteel in een

gezinshuis, maar omdat de moeder tot op heden niet heeft aangetoond dat zij een betrouwbare en stabiele opvoeder voor de minderjarigen kan zijn, lopen de minderjarigen bij een terugplaatsing het ernstige risico in hun sociaal-emotionele ontwikkeling te worden bedreigd en geschaad. De moeder wil de minderjarigen weer graag thuis hebben, maar dat vereist van haar medewerking met Jeugdzorg en het aantoonbaar kunnen bieden van basale veiligheid. Op die wijze kan worden toegewerkt naar een thuisplaatsing waarbij de moeder de minderjarigen de veiligheid en structuur kan bieden die zij nodig hebben. Het hof ziet geen reden om, overeenkomstig het verzoek van de moeder ter zitting, de zaak voor een paar maanden aan te houden. Zij heeft de gelegenheid gehad om aan te tonen dat zij een stabiele opvoeder voor de minderjarigen kan zijn, maar heeft dat tot op heden nagelaten. 9. Gelet op het vorenstaande ziet het hof reden om de huidige situatie te handhaven. Nu de gronden voor een uithuisplaatsing nog altijd aanwezig zijn, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover thans nog aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: verwerpt het hoger beroep van de moeder met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen; bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover thans nog aan het oordeel van het hof onderworpen; wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Lückers en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2012.