ECLI:NL:RVS:2013:BZ2509

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. D.J.J.M. Wolfs

ECLI:NL:RVS:2014:3854

ECLI:NL:RVS:2012:BV9447

Musselkanaal. Bijlagen bij de toelichting NL.IMRO BP0602- vastgesteld: 29 oktober 2007 goedgekeurd: 24 juni 2008 onherroepelijk: 30 juli 2009

ECLI:NL:RVS:2014:2741

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

ECLI:NL:RVS:2014:1463

ECLI:NL:RVS:2011:BT6665

ECLI:NL:RVS:2013:1951

Raad. . te- 13. vanstate. -6 FEB. 2(m. Afdeling bestuursrechtspraak GEMEEME SOEST. Ingek. Nr. Afd.: ^ (

Afdeling bestunrsreclitspraak. Behandelend ambtenii;ir J. Jhauw

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar A.H.M. Boevink

AR 2017/318 H.J. de Vries annotatie in TBR 2017/45

ECLI:NL:RVS:2014:1722

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2014:1156

Uitspraak /1/R1

ECLI:NL:RVS:2012:BW8140

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957

Uitspraak /1/R2


ECLI:NL:RVS:2015:2989

ECLI:NL:RVS:2015:435. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige

ECLI:NL:RVS:2011:BV0095

In de bovenvermelde zaak is uitspraak gedaan. Een afschrift van deze uitspraak treft u hierbij aan.

/1/R4 woensdag 13 februari de raad van de gemeente Lansingerland,

Uitspraak /1/R3

Afdeling bestuursrechtspraak. Bchandelend ambtenaar Y.A. Neijssel

ECLI:NL:RVS:2012:BY7283

ECLI:NL:RVS:2005:AU8440

Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpsgebied Oostvoorne" vastgesteld.

Uitspraak /1/R2

ECLI:NL:RVS:2003:AL8988

ECLI:NL:RVS:2007:BB7292

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

ECLI:NL:RVS:2015:2690

, bestuursrecspu.k. Deze brief is geautomatiseerd aangemaakt en is daarom niet ondertekend.

Raad \ Afdeling bestuursrechtspraak vanstate

Af<:1 elmg bestunrsrcclitspraak T- '5 -

Verwerking Uitspraken bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

Afdeling bestut.. Deze brief is geautomatiseerd aangemaakt en is daarom niet ondertekend.

LJN: BX6509, Raad van State, /1/A1. Datum uitspraak: Datum publicatie:

1)estuursreclaqirA,IL

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen.

VanState AfdeJing bestuursrechtspraak ^ ^ cf AoUito


Bij besluit van 26 januari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2009, reparatieplan (BP1065)" vastgesteld.

Essentie uitspraak: Casus: Noot

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar J.P. van het Hul

ECLI:NL:RVS:2006:AX9481

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:RVS:2016:2348

HABITAT ADVOCATENKANTOOR OMGEVINGSRECHT WONEN I ONDERNEMEN I NATUUR

ECLI:NL:RVS:2006:AV6241

ECLI:NL:RVS:2014:2790

Uitspraak /1/R6

ECLI:NL:RVS:2009:BK0125

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

ECLI:NL:RVS:2006:AW1261

ECLI:NL:RVS:2017:1989

Afdeling bestuursrechtspraak f^/}/jlo_. Uw kenmerk. Behandelend ambtenaar J.P. van het Hul

Afdeling bestuursrechtspraak

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2017:2173

ECLI:NL:RVS:2005:AU2986

Afdeling bcstviursrechtspraak. Uw kenmerk 2011/74. Behandelend ambtenaar J. Jhauw

ECLI:NL:RVS:2005:AT0508

Uitspraak /1/R1

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

Uitspraak /2/R3

Uitspraak /1/R2

Afdeling bestuursrechtspraak. Uw kenmerk. Behandelend ambtenaar Y.A. Neijssel

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

ECLI:NL:RVS:2015:1768

Afdeling bestuursrechtspraak. In de bovenvermelde zaak is uitspraak gedaan. Een afschrift van deze uitspraak treft u hierbij aan.

' Raad. IBİM» Hill VanState Stuknummer: GEMEENTE SCHAGEI. Raad van de gemeente Harenkarspel Postbus AA SCHAGEN

ECLI:NL:RVS:2011:BR6297

Essentie uitspraak: Correct gebruik van fictieve personendichtheid bij de berekening van het groepsrisico.

Afd eli n g bes tuursrechtspraak TEAM: Behandelend amhten.iar P. Slappendel


Uitspraak /1/R3

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

Uitspraak /1/R2

ECLI:NL:RVS:2012:BX5982

Uitspraak /2/R3

Noot van de commissie: Een conserverend plan is nadrukkelijk niet altijd een plan waarin niets wijzigt.

Afde1ing besruursrechtspraak. 9 \--1 S t_lv\ 3 1~u:. P. Slappendel

Uitspraak /1/R3

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

Uitspraak /1/R3

Afdeling bestuursrechtspraak

Uitspraak /5/R1

Uitspraak /1/R1

Transcriptie:

ECLI:NL:RVS:2013:BZ2509 Instantie Raad van State Datum uitspraak 27-02-2013 Datum publicatie 27-02-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201204293/1/R3 Bestuursrecht Eerste aanleg - enkelvoudig Bij besluit van 28 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Eindhoven Airport" vastgesteld. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak 201204293/1/R3. Datum uitspraak: 27 februari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Masters in Parking B.V., gevestigd te Eindhoven, 2. [appellant sub 2], wonend te Oud-Turnhout (België), appellanten, en de raad van de gemeente Eindhoven, verweerder. Procesverloop Bij besluit van 28 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Eindhoven Airport" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben Masters in Parking en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend. Masters in Parking heeft nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2013, waar Masters in Parking, vertegenwoordigd door [directeur] en T. Paffen, bijgestaan door mr. A.A. van den Brand, advocaat te Eindhoven, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. T.I.P. Jeltema, advocaat te Veldhoven, en de raad, vertegenwoordigd door mr. B. Timmermans en E.N.C.M. van de Nieuwelaar, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Overwegingen Beroep Masters in Parking 1. Het beroep van Masters in Parking is gericht tegen de regeling in het plan volgens welke het gebruik van gronden ten behoeve van een parkeerbedrijf als een met het plan strijdig gebruik wordt aangemerkt. Deze regeling is bij de wijzigingen die de raad bij de vaststelling van het plan heeft aangebracht, in het plan opgenomen in artikel 3, lid 3.5, onder 3.5.2, sub i, artikel 4, lid 4.5, onder 4.5.2, onder i, artikel 5, lid 5.5, onder 5.5.2, onder i, en artikel 6, lid 6.4, onder i, van de planregels. 1.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. Masters in Parking heeft geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dit luidde ten tijde van belang, en artikel 6:13 van de Awb kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich hier niet voor. Het beroep heeft weliswaar betrekking op genoemde planregels, die in afwijking van het ontwerpplan zijn vastgesteld, doch het exploiteren van parkeerbedrijven was reeds verboden in het ontwerpplan. Parkeerbedrijven kwamen immers niet voor op de bij de planregels van het ontwerpplan behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten, waarop bedrijfsactiviteiten staan vermeld die zijn toegelaten. Dat, zoals Masters in Parking ter zitting naar voren heeft gebracht, de uitvoeringsregels bij de gemeentelijke parkeernormen, die als bijlage 4 bij de regels van het ontwerpplan en het vastgestelde plan zijn gevoegd, mogelijkheden bieden voor de exploitatie van (commerciële) parkeerbedrijven, doet aan het voorgaande niet af. Deze uitvoeringsregels betreffen het gemeentelijke parkeerbeleid. Zij zijn niet in de planregels opgenomen en evenmin wordt er in de planregels naar verwezen. In de omstandigheid dat in de toelichting op het ontwerpplan niet is aangegeven waarom parkeerbedrijven niet zijn toegelaten in het plan, kan evenmin aanleiding worden gevonden voor het oordeel dat Masters in Parking redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze heeft ingediend. Het beroep van Masters in Parking is niet-ontvankelijk. Beroep [appellant sub 2] 2. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het bedrijventerrein Eindhoven Airport.

3. Het beroep van [appellant sub 2] is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijf-4" dat betrekking heeft op zijn perceel aan de [locatie]. [appellant sub 2] betoogt dat artikel 6, lid 6.2, onder 6.2.1, sub f, van de planregels geen enkel doel dient met betrekking tot zijn perceel. Deze bepaling is gericht op het behouden van een doorzicht, maar feitelijk is volgens hem vanaf het perceel geen sprake meer van een doorzicht in noordoostelijke richting door de aanwezigheid van een grondwal met bomen en een ecologische zone. Daarbij komt volgens [appellant sub 2] dat door het ontbreken van de mogelijkheid in het plan om aaneengesloten bebouwing te verwezenlijken hier geen bedrijvigheid kan worden gerealiseerd. Verder is het beroep gericht tegen artikel 6, lid 6.2, onder 6.2.1, sub i van de planregels. [appellant sub 2] stelt dat het perceel in de bestaande situatie reeds is verhard en dat een deel van het perceel is bestemd voor "Natuur", zodat het perceel reeds landschappelijk is ingepast. Verder betoogt [appellant sub 2] dat het plan ten onrechte zonder nadere motivering binnen de bestemming "Bedrijf-4" slechts bedrijven in categorie 3 en 4 toestaat en niet bedrijven in categorie 1 en 2. Voorts voert [appellant sub 2] aan dat de raad ten onrechte geen bedrijfsmatig parkeren toestaat op zijn perceel. Bedrijfsmatig parkeren wordt slechts toegestaan aan bedrijven van Eindhoven Airport en de raad staat bedrijfsmatig parkeren elders in het gebied niet toe om concurrentie tegen te gaan, aldus [appellant sub 2]. 3.1. De raad stelt dat het plan een conserverend karakter heeft en artikel 6, lid 6.2, onder 6.2.1, sub f en i, van de planregels zijn overgenomen uit het vorige plan. Deze bepalingen zijn erop gericht het doorzicht in noordoostelijke richting met het oog op de omliggende landschappelijke waarden te behouden. Verder stelt de raad dat in overeenstemming met het provinciale beleid in het plan slechts bedrijven in categorie 3 en 4 mogen worden gevestigd. 3.2. Het perceel heeft de bestemming "Bedrijf-4". Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor bedrijven die behoren tot de categorieën 3.1 tot en met 4.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten. Ingevolge lid 6.2, onder 6.2.1, gelden voor het bouwen de volgende regels: [ ]; f. de gebouwen dienen in minimaal 3 vrijstaande volumes gebouwd te worden met een onderlinge afstand van gevel tot gevel van minimaal 20 m, zodat het doorzicht in de zuidwest-noordoostrichting mogelijk blijft; [ ]; i. ten minste 35% van het gedeelte tussen bouwvlak en bestemmingsvlak dient te worden ingericht met bomen of dient voor waterberging en maximaal 65% van dit gedeelte tussen bouwvlak en bestemmingsvlak mag worden verhard, zodat het aansluit op het karakter van de omgeving. Ingevolge lid 6.4, onder i, wordt tot een gebruik strijdig met de bestemming als bedoeld in lid 6.1 gerekend het gebruik, in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken en/of gebouwen ten behoeve van een parkeerbedrijf. Ingevolge lid 6.5, aanhef en onder b, kan het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, voor bedrijven die in de Lijst van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd in de categorieën 1 of 2. 3.3. Uit de stukken blijkt dat de raad een doorzicht wenst te behouden op de natuur- en landschapswaarden in het gebied dat ten noordoosten van het plangebied ligt. Hiertoe is artikel 6, lid 6.2, onder 6.2.1, sub f, opgenomen in de planregels. Daarnaast is lid 6.2, onder 6.2.1, sub i, erop gericht de verharding van het perceel te beperken, zodat bomen kunnen worden aangeplant en het

perceel, dat een afronding vormt van het bedrijventerrein, landschappelijk beter aansluit op de achterliggende natuur en de ecologische verbindingszone langs het Beatrixkanaal. Vast staat dat in het vorige plan gelijkluidende bepalingen golden. Het voorliggende plan continueert aldus het bestaande beleid van de raad. Huntink heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat een rendabele bedrijfsvoering niet mogelijk is, indien de in het plan toegelaten bedrijfsactiviteiten worden verspreid over verschillende gebouwen. Gelet op het voorgaande heeft de raad genoemde planregels in redelijkheid in het plan kunnen opnemen. 3.4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de raad rekening te houden met het provinciale beleid. Het provinciale beleid is erop gericht oneigenlijk gebruik van bedrijventerreinen te voorkomen. Dit betekent dat bedrijven behorende tot milieucategorie 1 en 2 geweerd moeten worden van bedrijventerreinen. Deze bedrijven zijn immers goed inpasbaar in een woonomgeving of gemengd gebied. De uit te geven ruimte op bedrijventerreinen dient beschikbaar te blijven voor bedrijven die niet passen in een woonomgeving of gemengd gebied. In overeenstemming met het provinciale beleid heeft de raad in het plan de vestiging van bedrijven in categorie 1 en 2 niet bij recht toegestaan. Wel heeft de raad in de zienswijze van [appellant sub 2] aanleiding gevonden in artikel 6, lid 6.5, van de planregels een regeling op te nemen krachtens welke het college van burgemeester en wethouders in bepaalde gevallen door middel van een omgevingsvergunning mag afwijken van het plan om de vestiging van een bedrijf dat behoort tot categorie 1 of 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten mogelijk te maken. Gelet op het vorenstaande heeft de raad artikel 6, lid 6.1, onder a, van de planregels in redelijkheid kunnen vaststellen. 3.5. Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 6, lid 6.4, aanhef en onder i, van de planregels is het niet toegestaan het perceel van [appellant sub 2], waarop het plandeel betrekking heeft, te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken ten behoeve van een parkeerbedrijf. Ingevolge artikel 1, lid 1.55, wordt hieronder verstaan het bedrijfsmatig aanbieden van parkeerplaatsen in een bebouwde voorziening of op een onbebouwde voorziening, anders dan voor werknemers en bezoekers van het eigen bedrijf. 3.5.1. De raad heeft uiteengezet dat deze regeling in het plan haar grondslag vindt in het gemeentelijke parkeerbeleid. Dit beleid gaat er vanuit dat bedrijven op het bedrijventerrein moeten voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. In het geval hieraan niet kan worden voldaan, kunnen bedrijven voor hun bezoekers onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een parkeergelegenheid op de openbare weg. De wens van [appellant sub 2] om zijn perceel bedrijfsmatig als parkeergelegenheid te kunnen gebruiken voor bezoekers van vliegveld Eindhoven of van andere bedrijven verdraagt zich naar de mening van de raad niet met dit beleid, omdat vestiging van (commerciële) parkeerbedrijven de mobiliteitsdruk op het bedrijventerrein kan vergroten en hierdoor afbreuk kan worden gedaan aan de hoogwaardige en zakelijke uitstraling van het bedrijventerrein. De Afdeling is van oordeel dat dit beleid, waarmee een ruimtelijk belang wordt gediend, en de hierop gebaseerde regeling in het plan niet onredelijk zijn, waarbij de Afdeling in aanmerking neemt dat er voor bezoekers van het vliegveld voldoende parkeergelegenheid in de omgeving ervan beschikbaar is. 4. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond. Proceskosten 5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Masters in Parking B.V. niet-ontvankelijk; II. verklaart het beroep van [appellant sub 2] ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat. w.g. Kranenburg w.g. Kooijman lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2013 177-656.