ECLI:NL:RBUTR:2012:BW5624

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBMNE:2015:7843

ECLI:NL:RBMNE:2016:7750

ECLI:NL:RBZWB:2017:3349

ECLI:NL:GHARL:2014:1650 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer TBS P

ECLI:NL:RBSHE:2012:BW4627

Index-delict: poging tot doodslag.

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBOBR:2014:240

ECLI:NL:RBOBR:2014:1092

ECLI:NL:RBOVE:2017:938

ECLI:NL:GHARN:2012:BW6050

Uitspraak. Index-delict: moord. uitspraak RECHTBANK OOST-BRABANT. Strafrecht. Parketnummer: 01/ Uitspraakdatum: 1 augustus 2014

ECLI:NL:RBOBR:2013:CA2795

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ9479

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6197 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOBR:2014:5044

ECLI:NL:RBOBR:2015:1950

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHARN:2012:BV3127

ECLI:NL:RBSHE:2012:BX9443

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717

ECLI:NL:GHARN:2012:BW0859

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARN:2008:BE9393

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBMNE:2014:1329

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:RBSHE:2008:BG5264

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:RBGEL:2013:5798

ECLI:NL:RBHAA:2012:BZ7094

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBSHE:2012:BX0828

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ontnemingsbeslissing

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:RBAMS:2017:1041

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

ECLI:NL:RBUTR:2004:AR8109

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2264

ECLI:NL:RBDHA:2017:1714

ECLI:NL:RBMNE:2016:7618

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:RBOVE:2014:6970

ECLI:NL:RBMAA:2002:AE1659

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBSGR:2003:AN7090

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

LJN: BF8034, Rechtbank Arnhem, 05/

ECLI:NL:RBAMS:2013:6916

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBDHA:2013:13810

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

ECLI:NL:RBAMS:2015:4375

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733

ECLI:NL:RBMAA:2011:BT7627

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

Transcriptie:

ECLI:NL:RBUTR:2012:BW5624 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 19-04-2012 Datum publicatie 14-05-2012 Zaaknummer 16/110267-02 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie Verlenging TBS met één jaar Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK UTRECHT Parketnummer: 16/110267-02 Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 19 april 2012 In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen [verdachte] geboren te [geboorteplaats], op [1967], thans verblijvende in de FPA te Heiloo, raadsman mr. N.A. Heidanus te Groningen heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven. 1 De stukken De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder: - de vordering van de officier van justitie d.d. 29 februari 2012, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [verdachte] met één jaar; - een afschrift van het vonnis van deze rechtbank d.d. 20 november 2002 waarbij [verdachte] is veroordeeld ter zake van een poging zware mishandeling, een poging zware mishandeling gericht tegen een ambtenaar in functie, mishandeling, meermalen gepleegd en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en ter beschikking werd gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 2 april 2003; - de beslissing van deze rechtbank d.d. 18 april 2011, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling

voor het laatst is verlengd voor de duur van één jaar; - het rapport van de Pompestichting d.d. 2 maart 2012, opgemaakt door drs. E.P.M.T. Brouns, psychiater en plaatsvervangend Hoofd van de Pompestichting te Nijmegen, waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld en dat strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar; - de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [verdachte], over de periode 23 november 2010 tot 17 januari 2012. 2 De procesgang Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 5 april 2012 is de officier van justitie gehoord. Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn advocaat. Voorts is de deskundige M.A.M. Moons, als behandelcoördinator en psycholoog werkzaam bij de Pompestichting, gehoord. 3 Het standpunt van de inrichting Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. Het standpunt luidt - zakelijk weergegeven - als volgt. De diagnose Er is bij de terbeschikkinggestelde sprake van paranoïde schizofrenie, een chronisch ziektebeeld. Psychotische ontregeling is een belangrijke delictaanzettende factor: vanuit de paranoïde denkt de terbeschikkinggestelde dat de ander het op hem heeft gemunt en voelt hij een sterke drang om zichzelf te verdedigen. In zijn disproportionele reactie zien wij ook kenmerken van antisociale persoonlijkheidsproblematiek. Daarbij beperken de zwak verstandelijke capaciteiten hem om maatschappelijke situaties op sociaal adequate wijze in te schatten. Ten slotte is er sprake van een verslavingsgevoeligheid en van een gebrekkige maatschappelijke inbedding die voor betrokkene gemakkelijk leidt tot een sociaal isolement. Vanuit de delictgeschiedenis kan worden gesteld dat de terbeschikkinggestelde ten aanzien van agressieve acting out naar derden is gerecidiveerd. De behandeling Betrokkene maakt in het bespreken van de index- en overige delicten een moeizaam toegankelijke indruk en toont nauwelijks mededogen met de slachtoffers. Ten aanzien van de behandeling voegt hij zich naar de behandeling. Er is sprake van gebrekkig ziektebesef. Probleembesef en intrinsieke behandelmotivatie ontbreken. Betrokkene verblijft de eerste maanden nog op de interne resocialisatieafdeling. Betrokkene functioneert zowel gedragsmatig als in psychiatrisch opzicht stabiel dankzij de medicatie, de structuur van de afdeling en de ondersteuning van de begeleiders. Betrokkene wordt op 16 augustus 2011 overgeplaatst naar Heiloo en weet daar probleemloos de draad op te pakken en houdt zich aan de verlofafspraken. Op 16 september 2011 blijkt dat betrokkene per ongeluk sinds de opname in Heiloo slechts de halve dosis van de anti-psychotica cisordinol krijgt. Het effect daarvan is merkbaar in de vorm van een opvallende gedragsverandering. Betrokkene is sneller geïrriteerd, slaapt aanzienlijk slechter, gaat stemmen horen en wordt angstig. Als de oorspronkelijke dosis van de medicatie weer ingesteld wordt, trekt het beeld snel bij. Opmerkelijk is dat betrokkene vanaf dag één wist van de vermindering en dit niet heeft aangegeven. Betrokkene heeft hier geen lering uit getrokken en geeft aan dat hij zeker zal stoppen met de medicatie wanneer

hij geen TBS meer heeft, hetgeen bevestigt dat betrokkene geen enkel ziekte-inzicht heeft en duidelijk maakt dat blijvend toezicht op medicatie-inname noodzakelijk is. Deze periode heeft laten zien dat de psychose weer actief wordt als betrokkene niet de juiste dosering medicatie inneemt en dat hij gedrag vertoont dat als zorgelijk te betitelen valt. In oktober 2011 stroomt betrokkene door naar de open afdeling van de FPA. Ook nu is te zien dat betrokkene niet goed met zijn verantwoordelijkheden omgaat. Hierdoor volgt tijdelijke inperking van de verlofruimte, nadat betrokkene positief is na een alcoholtest. Sindsdien verloopt het verblijf beter. Betrokkene blijft wel veel ondersteuning en sturing nodig hebben met betrekking tot zijn ADL en dagen nachtritme. Doel De overgang naar de FPA Heiloo maakt duidelijk dat het ziektebeeld van betrokkene chronisch is en dat daar risico s aan zitten, zeker als betrokkene minder of geen medicatie neemt. De verwachting is dat betrokkene blijvend is aangewezen op een vorm van externe begrenzing en veel steun en structuur vanuit de omgeving. De zwak verstandelijke capaciteiten beperken hem om op adequate wijze maatschappelijke situaties in te schatten. De verslavingsgevoeligheid en een gebrekkige maatschappelijke inbedding kunnen makkelijk leiden tot een sociaal isolement. Het verblijf in de FPA is de eerste stap buiten de TBS en is bedoeld om duidelijk te krijgen waar de ondergrens ligt van zorg en toezicht die noodzakelijk zijn om betrokkene op een verantwoorde wijze te laten functioneren. Betrokkene heeft het afgelopen jaar laten zien dat het op dit moment nog te vroeg is om de overgang naar, bijvoorbeeld, een BOPZ kader te maken. Recidiverisico Binnen de huidige setting wordt het recidiverisico op opnieuw gewelddadig gedrag ingeschat als laag tot matig. Indien het huidige dwangkader wegvalt wordt de kans op recidive ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om de maatregel van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen voor de duur van een jaar. Ter terechtzitting heeft deskundige M.A.M. Moons een toelichting gegeven waaruit blijkt dat de terbeschikkinggestelde inmiddels is overgegaan naar een wat opener setting binnen de FPA Heiloo. De overgang verloopt tot op heden goed. De komende periode wordt gekeken naar de mogelijkheden van een woonvorm op het terrein van de kliniek, mogelijk in het kader van een proefverlofconstructie. De wachttijd binnen Heiloo is op dit moment een half jaar. Dit half jaar heeft men ook nodig om samen met de reclassering het traject en de aanvraag van het proefverlof voor te bereiden en goed door te spreken. Voor een overgang van de terbeschikkinggestelde naar de BOPZ is het op dit moment nog te vroeg, zoals de recente incidenten ook hebben aangetoond. Binnen de BOPZ zijn er veel minder mogelijkheden om in het geval van incidenten, adequaat in te grijpen en is het toezicht van de reclassering en de kliniek geheel weg. Het toezicht van de kliniek en reclassering biedt tevens de garantie dat goed te volgen is hoe het gaat met de terbeschikkinggestelde. Er is thans een fragiele basis om met de terbeschikkinggestelde het voornoemde traject in te gaan. Het verblijf in een gestructureerde en stabiele omgeving is zeer belangrijk, evenals een geleidelijke overgang. Indien voornoemd traject goed verloopt kan een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de TBSmaatregel in zicht komen. 4 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar gehandhaafd. 5 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair betoogd dat de terbeschikkingstelling uit het oogpunt van proportionaliteit dient te worden beëindigd, mede gelet op de ernst van het indexdelict. De terbeschikkinggestelde heeft nog wel begeleiding en structuur nodig maar dat kan, naar de mening van de raadsman, ook binnen een GGZ-instelling worden geboden. Opnieuw dient bekeken te worden of de terbeschikkinggestelde in aanmerking komt voor een overgang naar de BOPZ. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de beslissing op de vordering aan te houden en een onderzoek uit te laten voeren naar de mogelijkheden van een overgang van de terbeschikkingstelling naar de BOPZ. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van één jaar, waarbij de rechtbank de aanwijzing geeft een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden van een overgang van de terbeschikkinggestelde van de TBS naar de BOPZ. 6 De beoordeling Met betrekking tot het betoog ten aanzien van de proportionaliteit heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat de TBS van veroordeelde thans ongeveer 9 jaar duurt. In de afweging tussen de belangen van veroordeelde en van de maatschappij moet het belang van veroordeelde weliswaar steeds zwaarder wegen, maar gelet op de ernst van veroordeelde s kernproblematiek en de huidige inschatting van het recidiverisico, afgezet tegen de ernst van de indexdelicten, is de rechtbank van oordeel dat deze afweging thans niet dient te leiden tot beëindiging van de TBS. Daarbij acht de rechtbank mede van belang dat van de zijde van de inrichting op voortvarende wijze is gezocht naar mogelijkheden waarbij aan veroordeelde de door hem kennelijk benodigde zorg en structuur en voorwaarden voor een normaal leven kunnen worden geboden. Dit heeft geleid tot de plaatsing in de FPA Heiloo. Nadrukkelijk is van de zijde van de inrichting aangegeven dat overgang van de terbeschikkinggestelde naar de BOPZ op dit moment nog te vroeg is. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het rapport van de Pompestichting d.d. 2 maart 2012 en het verhandelde ter terechtzitting, waaruit onder meer naar voren komt dat de terbeschikkinggestelde geen ziekte-inzicht heeft, niet de noodzaak van medicatiegebruik inziet, voornemens is middelen te gaan gebruiken en gebruik van medicijnen te staken zodra de TBS-maatregel wegvalt. Ter zitting heeft de terbeschikkinggestelde zijn voornemen het medicijngebruik te staken en weer middelen te gaan gebruiken op het moment dat de TBS-maatregel eindigt, bevestigd. Het recente voorval met betrekking tot de inname van medicatie heeft verder laten zien dat de psychose weer actief wordt als betrokkene niet de juiste dosering medicatie inneemt en dat hij dan zorgelijk gedrag vertoont. Voorts is er de afgelopen periode een aantal incidenten geweest waaruit blijkt dat de terbeschikkinggestelde veel ondersteuning en sturing nodig heeft. Onder die omstandigheden is de rechtbank met de deskundige van oordeel dat een plaatsing van veroordeelde in een GGZ-instelling, waar sprake is van minder structuur en toezicht, dan wel het doen van onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot een overgang van de TBS naar de BOPZ thans niet aan de orde is. Het daartoe strekkende primaire en subsidiaire verzoek van de verdediging moet naar het oordeel van de rechtbank dan ook worden afgewezen. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de terbeschikkingstelling met verpleging van [verdachte] wordt verlengd. De rechtbank zal dan ook in die zin beslissen. 7 De toepasselijke wetsartikelen De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht. 8 De beslissing De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [verdachte] voor de tijd van één jaar.

Deze beslissing is gegeven door mr. E.A. Messer, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en mr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier G. van Engelenburg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 april 2012.