OPERATIONEEL DRAAIBOEK VOOR BLUETONGUE

Vergelijkbare documenten
VRAGEN EN ANTWOORDEN VOOR HOUDERS VAN HERKAUWERS (klik op de vraag om naar het antwoord te gaan <ctrl+home> om terug te keren)

Stand van zaken en vooruitzichten. 1 Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

OPERATIONEEL HANDBOEK VOOR DE BESTRIJDING VAN DE ZIEKTE VAN AUJESZKY

Naar aanleiding van de recente uitbraak van de ziekte blauwtong in Nederland en omringende landen deelt de COGEM u het volgende mee.

AFRIKAANSE VARKENSPEST

OPERATIONEEL HANDBOEK VOOR DE BESTRIJDING VAN WEST-NIJLZIEKTE

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

Omzendbrief met betrekking tot de erkenning van instellingen, instituten en centra

Blauw Tong vaccinatie??

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief met betrekking tot de grensbeweiding met Frankrijk.

Omzendbrief met betrekking tot de grensbeweiding met Frankrijk.

Draaiboek uitvoering dierziektebestrijding Bluetongue

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief met betrekking tot de grensbeweiding met Nederland en met het Groothertogdom Luxemburg.

Vooruitzichten te voor een monitoring van risicoindicatoren van opkomen van dierenziekten

SGIU-001 bijlage 9.1.8b Bijlage 5

Advies : Ontwerp koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de bestrijding van de runderbrucel

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

Bijlage 7. Standaardfiche voor de enquête bij de verantwoordelijken van de verschillende systemen

BLUETONGUE: protocol vervoer herkauwers (BT-07, herkauwers) Versie:

Vertaling. Overwegende:

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD. tot wijziging van Richtlijn 2000/75/EG wat vaccinatie tegen bluetongue betreft

AGRIBEX 2013 Conditions sanitaires Sanitaire voorwaarden Version/versie 25/09/2013

L 249/20 Publicatieblad van de Europese Unie

Schmallenbergziekte. DG Controlebeleid 9 maart Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Trends in autopsie

Afrikaanse varkenspest Europese strategie en wetgeving

ERKENNING VAN DE ROUTINEMETHODES EN DE APPARATUUR IN HET KADER VAN DE OFFICIELE BEPALING VAN DE KWALITEIT EN SAMENSTELLING VAN MELK

BVD-bestrijding in België: een algemene aanpak lijkt er te komen.

BLUETONGUE: protocol vervoer herkauwers (BT-07, herkauwers) Versie:

Overzicht regelgevend werk Stand van zaken oktober 2015

Welkom. Heleen Prinsen. Specialist Diergezondheid en paardenhouderij

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2014

MKZ-crisis maart 2001: naar de toekomst. drs E.B. Visser

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

NIEUW TUBERCULOSE BEWAKINGSPROGRAMMA

Versie:

2007R1266 NL

Tussentijdse resultaten van de monitoring voor vogelgriep januari tot september 2007

Wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de artikelen 107 tot 122.

VALIDATIE VAN DE APPARATUUR IN HET KADER VAN DE OFFICIËLE BEPALING VAN DE KWALITEIT EN SAMENSTELLING VAN MELK. Datum van toepassing : 2006/01/01

KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE DE VETERINAIRRECHTELIJKE VOORSCHRIFTEN VOOR DE INVOER EN HET VERKEER VAN SCHAPEN EN GEITEN (B.S

Samenvatting. Etiologie. samenvatting

Plan van aanpak Bestrijding van een besmetting van wilde zwijnen met Afrikaanse varkenspest

Vragen en antwoorden over het Schmallenbergvirus Versie 14 februari 2012

Symposium GKZ & Hygieia - Import, o.d.z. Better safe than sorry. Dierziektebestrijding bij het invoeren van (volgens de GWWD ) besmette dieren

Wageningen Bioveterinary Research. Biomedisch en veterinair onderzoek ter bescherming van dier- en volksgezondheid

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL GEZONDHEID EN VOEDSELVEILIGHEID

1/8 WETENSCHAPPELIJK COMITÉ VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN ADVIES

want hondsdolheid in je koffers maakt dodelijke slachtoffers

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak

COMMISSIE. (Voor de EER relevante tekst) (2009/712/EG)

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Raadgevend comité van Historiek en respons van de contaminatie met dioxines en PCB in Iers varkensvlees

Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

STAND VAN ZAKEN BRUCELLOSE 2012

Publicatieblad van de Europese Unie VERORDENINGEN

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen - 1 -

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Publicatieblad van de Europese Unie

toch ziektetekens opwekken. Anderzijds kunnen om dezelfde reden de symptomen van een ziekte erger worden dan ze zouden zijn zonder de bijkomende

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2005 (02.12) (OR. en) 14116/05 LIMITE AGRILEG 166

Nederlandse samenvatting

komen uit een beslag dat (beslagen die) officieel brucellosevrij is (zijn), en [II [II Deze optie aanvinken. II [II

VACCINATIE TEGEN BLAUWTONG SEROTYPE 8

KB I&R Pluimvee en konijnen Infosessie konijnenhouders

(Voor de EER relevante tekst) (2011/874/EU)

TOESTAND BETREFFENDE Q-KOORTS

EU-wetgeving en beleid. Annemarie Bouma Ministerie LNV

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

Omzendbrief met betrekking tot fytosanitaire noodmaatregelen tegen Xylella fastidiosa

Ziekte van Newcastle Maatregelen van kracht in België (KB van 28 november 1994, MB van 1 augustus 2018 en MB van 29 augustus 2018)

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen NEWCASTLE DISEASE. Directie Dierengezondheid PCCB

Code FAVV Titel van het certificaat Pagina s. EX.VTL.ZA Veterinair certificaat voor uitvoer van paarden naar de Republiek van Zuid-Afrika.

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

Bluetongue Van besmetting tot bestrijding

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2015

N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS ADVIES. over

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Wijziging Regeling handel levende dieren en levende producten

Persconferentie van 12 juli 2011 Presentatie van het jaarverslag 2010 van het FAVV

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen - 1 -

MEDEDELING. Aviaire influenza : einde trekseizoen : versoepeling afschermplicht

Invulvoorbeeld Traces certificaat fokschapen met dubbel ARR genotype naar Denemarken, Finland, Oostenrijk, Slovenië of Zweden.

IB.ZA juli Productomschrijving GN-code Land Vers vlees van gevogelte Zuid-Afrika Separatorvlees van gevogelte.

Publicatieblad van de Europese Unie L 125/7

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2012

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat de in dit certificaat beschreven dieren aan de volgende voorwaarden voldoen:

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Tabel 2 : Rabies : verspreiding, per provincie, van de behandelde personen na blootstelling in België (2001)

In ons advies zullen wij hieronder nader op deze punten ingaan.

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Transcriptie:

versie 2.0 mei 2007 OPERATIONEEL DRAAIBOEK VOOR BLUETONGUE Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

DOCUMENTBEHEER versiebeheer versie datum versie reden van wijziging - commentaar datum validatie gevalideerd door 1.0 01.12.2002 Initiële versie 15.12.2002 Philippe Houdart 2.0 14.05.2007 Aanpassing n.a.v. epizoötie serotype 8 14.05.2007 Philippe Houdart samenstelling samengesteld door: Marc Raemaekers Philippe Houdart werkgroep: - vertaling: vertaaldienst FAVV contactpersoon: Marc Raemaekers WTC3, Simon Bolivarlaan 30, 1000 Brussel tel.: 02/2084870 - fax: 02/2084932 ccc@favv.be Dit document zal na elk belangrijk incident en ten minste eenmaal per jaar geëvalueerd en waar nodig bijgewerkt worden. operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 i

AFKORTINGEN - ADNS: animal disease notification system - AHS: African horse sickness of paardepest - ARSIA: Association régionale de santé et d identification animales - BT: bluetongue of blauwtong - BTV: blauwtongvirus - BTV-8: blauwtongvirus serotype 8 - CC: crisiscoördinator - CCC: centrale crisiscel - CGCCR: coördinatie- en crisiscentrum van de regering - CM: crisismanager - DGZ: Dierengezondheidszorg Vlaanderen - EC: Europese commissie - EFSA: European food safety authority - EHD: enzootic hemorrhagic disease - EU: Europese unie - FOD: Federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en milieu - GB: gedelegeerd bestuurder - ICH: intracommunautair handelsverkeer - LCC: lokale crisiscel - LSE: lokale specifieke eenheid - MB: ministerieel besluit - MKZ: mond- en klauwzeer - OIE: office internationale des épizooties, de werelddierengezondheidsorganisatie - PCE: provinciale controle-eenheid van het Agentschap - SC: strategisch comité - SCFCAH: permanent comité voor de voedselketen en de dierengezondheid - SOP: standard of procedure - TC: terrestrial code van de OIE - Z20: met BTV besmet gebied - bijv.: bijvoorbeeld - cf.: confer - d.i.: dit is - d.w.z.: dit wil zeggen - e.v.: en volgende operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 ii

operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 iii

BEKNOPTE INHOUD Documentbeheer... Afkortingen... Beknopte inhoud... Inhoudstafel... Inleiding... Belangrijke definities... i ii iii iv viii ix Algemene aanpak 1. Risicoanalyse omtrent de introductie van bluetongue... 1 2. Algemene aanpak van de bestrijding... 7 3. Aanpak van een verdenking... 15 4. Aanpak bij verhoogde waakzaamheid... 20 5. Aanpak na het bevestigen van bluetongue... 24 Operationele activiteiten 6. Epidemiologische bewaking van de veestapel... 32 7. Vectoronderzoek en -bestrijding... 38 8. Tracering... 45 9. Noodvaccinatie tegen bluetongue... 47 Bijlagen en procedures Overzicht van de bijlagen en procedures... 49 operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 iv

INHOUD Documentbeheer... Afkortingen... Beknopte inhoud... Inhoudstafel... Inleiding... Belangrijke definities... i ii iii iv viii ix Algemene aanpak 1. Risicoanalyse omtrent de introductie van bluetongue... 1 - Risicofactoren omtrent de introductie van BTV in ons land... 1 - Invoer van besmette herkauwers uit derde landen... 1 - Invoer van besmette herkauwers uit een besmet gebied in de EU... 2 - Invoer van besmette dierlijke producten... 2 - Introductie van een besmette vector... 3 - Introductie als gevolg van gewijzigde klimatologische omstandigheden... 3 - Risicofactoren omtrent het bestendigen van BTV in ons land... 3 - Risicofactoren van demografische aard... 5 - Risicofactoren met betrekking tot het detecteren van een introductie van een BTV in ons land... 5 - Risicofactoren omtrent wilde herkauwers, dierentuindieren en andere exotische dieren... 5 - Conclusie... 6 2. Algemene aanpak van de bestrijding... 7 - Organisatie van de bestrijding... 7 - Elementen van de bestrijdingsstrategie... 7 - Knelpunten... 7 - Algemene uitgangspunten... 8 - Vectorvrije periode... 9 - BT-vrije periode... 10 - Samenvatting van de bestrijdingsstrategie... 10 - Algemene aanpak bij een verdenking... 10 - Algemene aanpak bij verhoogde waakzaamheid... 11 - Algemene aanpak na het bevestigen van BT... 11 - Laboratoria voor BT... 12 - Onderzoek en diagnostiek bij dieren... 12 operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 v

- Onderzoek en determinatie van vectoren... 12 - Expertengroep... 13 - Communicatie en informatievoorziening... 14 3. Aanpak bij een verdenking... 15 - Aangifteplicht... 15 - Bedrijfsbezoek... 16 - Onderzoek van het verdachte dier... 16 - Monsterneming en laboratoriumonderzoek... 16 - Epidemiologisch onderzoek en tracering... 17 - Doden, slachten of vernietigen van verdachte dieren of producten... 18 - Maatregelen... 18 - Vectoronderzoek... 19 - Rapportering... 19 - Opheffen van een verdenking... 19 4. Aanpak bij verhoogde waakzaamheid... 20 - Algemene beleidsmaatregelen... 20 - Beperkingen op het vlak van het handelsverkeer in levende herkauwers... 21 - Opsporen van ingevoerde herkauwers en hun producten... 21 - Opvolgen van ingevoerde herkauwers en hun producten... 22 - Doden, opruimen of vernietigen van ingevoerde herkauwers of hun producten... 22 - Epidemiologische bewaking... 23 - Vectoronderzoek... 23 - Afbouwen en opheffen van de maatregelen... 23 5. Aanpak na het bevestigen van bluetongue... 24 - Algemene beleidsmaatregelen... 25 - Aanpak van een singletonbesmetting... 25 - Aanpak van een bevestigd geval in het seizoen van de introductie... 26 - Algemene aanpak... 26 - Afbakenen van de controlegebieden... 27 - Maatregelen in de controlegebieden... 28 - Epidemiologisch onderzoek en tracering... 28 - Doden, slachten of vernietigen van dieren of producten... 29 - Epidemiologische bewaking van de veestapel... 29 - Vectormonitoring... 29 - Voorbereiden en uitvoeren van een noodvaccinatie... 30 - Aanpak in de daaropvolgende seizoenen... 30 - Afbouwen en opheffen van de maatregelen... 31 operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 vi

Operationele activiteiten 6. Epidemiologische bewaking van de veestapel... 32 - Opzetten en uitvoeren van bewakingsprogramma s... 32 - Basisbegrippen en praktische aspecten... 32 - Epidemiologische bewaking in afwezigheid van BTV... 34 - Epidemiologische bewaking bij een singletonbesmetting... 34 - Epidemiologische bewaking na de introductie van BTV... 35 - Epidemiologische bewaking met behulp van sentinelrunderen... 36 - Epidemiologische bewaking van wilde herkauwers... 37 7. Vectoronderzoek en -bestrijding... 38 - Kenmerken en levenswijze van de vector... 38 - Rol van de vector bij de verspreiding van BTV... 39 - Uitvoeren en opvolgen van de vectorprogramma s... 40 - Opzet van een algemeen vectorprogramma... 41 - Opzet van specifieke vectorprogramma s... 42 - Opsporen van BT in knijten... 43 - Bestrijding en bescherming tegen vectoren... 43 - Algemene principes... 43 - Bescherming tegen vectoren... 44 8. Tracering... 45 - Algemene principes... 45 - Specifieke bijzonderheden omtrent de tracering bij BT... 46 9. Noodvaccinatie tegen bluetongue... 47 - Algemeenheden... 47 - Beslissing tot noodvaccinatie... 47 - Praktische uitvoering van een noodvaccinatie... 48 Bijlagen en procedures Overzicht van de bijlagen en procedures... 49 - Algemene bijlagen... 49 - Operationele bijlagen en procedures... 49 - Regelgeving... 50 - Nuttige links... 50 operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 vii

INLEIDING BT is een virusziekte, die veroorzaakt wordt door één van de 24 serotypen van het BTV. De ziekte is enkel beschreven bij herkauwers, in het bijzonder bij schapen en runderen. De levenscyclus en de verspreiding van alle BTV zijn innig verweven met tussengastheren of vectoren, kleine muggen van het genus Culicoïdes. Het virus komt vrij algemeen verspreid voor in de band tussen 35 zuiderbreedte en 40 noorderbreedte, het normale verspreidingsgebied van de meest voorkomende vectoren. Daarbuiten is de ziekte nog maar in beperkte mate vastgesteld, onder meer in ons land. De ziekte toont evenwel de laatste jaren een tendens om zijn verspreidingsgebied uit te breiden. Alle herkauwers, onder meer schapen, runderen, geiten, herten, buffels, kamelen en antilopen, zijn in meer of mindere mate gevoelig aan de ziekte. Schapen zijn de meest gevoelige diersoort en zullen veelal een belangrijke morbiditeit en mortaliteit vertonen. Andere herkauwers, in het bijzonder runderen, kunnen ook met BTV besmet raken, maar vertonen meestal geen of slechts zeer beperkte klinische tekens. Zij zullen eerder als virusreservoir fungeren. Geiten worden als vrij ongevoelig beschouwd. BTV moeten verplicht vermeerderen in een geschikte vector, een mug van het genus Culicoides (knijten), vooraleer ze door het insect kunnen overgedragen worden op een gevoelig dier. De verwevenheid tussen een BTV en zijn vectoren is dermate, dat zonder geschikte mug een BTV zich niet kan verspreiden. De recente epizoötie met BTV-8 heeft bewezen, dat ook in ons land geschikte knijten voorkomen, die zonder probleem in staat zijn om een BTV in onze veestapel te verspreiden. Eens geïntroduceerd en in aanwezigheid van een competente vector, is het erg moeilijk om de verspreiding van een BTV tegen te gaan. In het beste geval lijken de preventieve maatregelen en de bestrijdingsmaatregelen het verspreiden enkel te kunnen afremmen. De economische gevolgen van BT zijn in het geval van een exportgerichte veehouderij als de Belgische belangrijk. De Europese en de internationale regelgeving omtrent het bestrijden van BT leggen immers het afbakenen van grote bestrijdingsgebieden rond de besmette zones op. Dit betekent automatisch dat het handelsverkeer in levende herkauwers met de andere lidstaten en met derde landen voor langere tijd komt stil te liggen of op zijn minst sterk bemoeilijkt wordt. Culicoides kunnen behalve BTV ook andere ziekten overbrengen: paardepest (African horse sickness) en epizootic hemorrhagic disease. AHS en EHD hebben ongeveer hetzelfde verspreidingsgebied als BT. AHS is ook een voormalige lijst A ziekte van de OIE en treft paarden, ezels, zebra s, muildieren maar ook olifanten, kamelen en honden (na het verorberen van geïnfecteerd bloed of vlees). EHD kan vooral onder hertachtigen (in het bijzonder het witstaarthert is erg gevoelig) aanzienlijke schade aanrichten. Beide ziekten lijken, zoals BT, het afgelopen decennium in opgang. De aanpak, die in dit draaiboek voor de bestrijding van BT wordt aangegeven, kan zonder al te veel aanpassingen ook gebruikt worden in het geval van AHS en EHD, zeker wat betreft het onderzoek naar de vector. BT heeft geen impact op de mens. De ziekte is dan ook van generlei belang voor de volksgezondheid. operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 viii

BELANGRIJKE DEFINITIES De volgende definities zijn belangrijk voor het goed begrijpen van dit draaiboek: - geval dier waarbij de aanwezigheid van bluetongue is aangetoond - uitbraak - singeltonbesmetting - vectorvrije periode of vectorvrij gebied - BT-vrije periode of BT-vrij gebied - Z20 - risicoperiode operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 ix

hoofdstuk 1 RISICOANALYSE OMTRENT DE INTRODUCTIE VAN BLUETONGUE 1.1 Tot het opduiken van BTV-8, was BT voor ons land een exotische ziekte. De ziekte was voor wat Europa betreft tot dan beperkt tot de gebieden rond de Middellandse Zee en ging samen met het verspreidingsgebied van de daar dominante vector, C. imicola. Geen enkel BTV-serotype kwam voor in ons land of in onze onmiddellijke omgeving. 1.2 De manier waarop BTV-8 in 2006 geïntroduceerd is geweest, is nog steeds niet uitgeklaard. Gezien de verspreiding van BTV-8 in de wereld, is dit alleszins gebeurd vanuit een andere continent. Los van het gegeven of BTV-8 al dan niet zal uitgeroeid worden, is de kans op een herhaling van een dergelijke introductie eventueel met een ander serotype weliswaar klein, maar niet onwaarschijnlijk. 1.3 Dit hoofdstuk belicht de factoren die een rol kunnen spelen bij een risico-analyse omtrent de introductie van een BTV en de mogelijke gevolgen daarvan. Een aantal van deze risicofactoren maken, dat het risico op een introductie van een BTV in ons land of in de buurt van ons land in de loop van de komende jaren weliswaar laag, maar niet onwaarschijnlijk is. Wanneer en hoe een eventuele nieuwe introductie zou kunnen gebeuren, is niet te voorspellen. Risicofactoren omtrent de introductie van BTV in ons land 1.4 Behalve BTV-8, dat op dit ogenblik vermoedelijk nog in onze veestapel aanwezig is, zal een BTV moeten geïntroduceerd worden vanuit een bestaand besmet gebied. Verschillende mogelijke besmettingswegen kunnen onderkend worden: - de invoer van besmette herkauwers; - de invoer van besmette dierlijke producten; - de introductie van een besmette vector; - het uitbreiden van een bestaand besmet gebied door het vergroten van het verspreidingsgebied van de vector. Invoer van besmette herkauwers uit derde landen 1.5 Het legale handelsverkeer van herkauwers vanuit derde landen naar België is quasi onbestaande en bestaat hoofdzakelijk uit dieren bestemd voor dierentuinen. Het handelsverkeer van herkauwers afkomstig uit derde landen waar BT heerst, is bovendien aan strenge regels onderworpen. Concreet voorzien de Europese regelgeving en de TC van de OIE dat een herkauwer een besmet gebied enkel kan verlaten, indien het betrokken dier: - gevaccineerd werd tegen BT, hetzij - een gunstige analyse heeft ondergaan, die de afwezigheid van een BTV aantoont, en - afgeschermd heeft gezeten van de vector. 1.6 Los van frauduleuze praktijken en illegale invoer, is de kans dat BTV via deze weg ons land bereikt dan ook minimaal, op voorwaarde dat het afschermen van de vector correct gebeurd is. operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 1

1.7 Frauduleuze invoer van dieren vanuit een besmet gebied of land kan niet worden uitgesloten en is één van de meer plausibele mogelijkheden waarop BTV-8 in West-Europa is terecht gekomen. Zeker wat betreft exotische dieren bestaat er immers vrijwel zeker een lucratief, zwart circuit vanuit de tropen naar o.a. Europa. De BT-status van dergelijk mogelijk in het wild gevangen, illegaal ingevoerde dieren is niet gekend. De omvang van de illegale handel en het risico dat ons veestapel op deze manier loopt, zijn moeilijk in te schatten, maar mogen zeker niet verwaarloosd worden. Invoer van besmette herkauwers uit een besmet gebied in de EU 1.8 Het ICH in herkauwers, afkomstig uit een besmet gebied, wordt streng gereglementeerd door richtlijn 2000/75/EG en beschikking 2005/393/EG (of equivalente regelgeving). De Europese regels zijn gelijkaardig aan deze van de TC en voorzien eveneens, dat de uit te voeren dieren afgeschermd dienen te worden van potentiële vectoren en een gunstig serologisch en/of virologisch onderzoek dienen te ondergaan. 1.9 Wat betreft het ICH van herkauwers, afkomstig uit een vrij gebied in de EU, liggen de zaken anders. Voor dergelijke gebieden, zelfs indien ze grenzen aan een besmet gebied, gelden binnen de EU geen specifieke beperkingen omtrent BT. Bij een onverwachte introductie in een vrij gebied, zal een BTV bovendien veelal enige tijd onopgemerkt kunnen sluimeren en circuleren, vooraleer het gedetecteerd wordt, zelfs indien in dit vrije gebied een monitoring voor BT van de veestapel en de vectorpopulatie wordt uitgevoerd. Dit betekent dat herkauwers besmet met BTV ongewild in ons land geïntroduceerd kunnen worden vanuit een vrij gebied dat besmet werd, maar dat nog niet als dusdanig onderkend werd. Bovendien hoeft een besmet dier niet per sé rechtstreeks vanuit het nieuw besmette gebied te komen, maar kan het via een tussenstop elders in onverdacht gebied worden aangevoerd. 1.10 Een dergelijk scenario van invoer van besmette dieren vanuit een niet als BTV-besmet onderkend gebied in de EU is reëel en is mogelijk waarschijnlijker dan een lukrake introductie zoals met BTV-8 is gebeurd. Zo bestaat er voortdurend een reëel risico dat één van de BTV, die rond de Middellandse Zee worden gevonden, plots geïntroduceerd zou worden in vrij gebied, bijv. vanuit Corsica naar de Franse departementen grenzend aan de Middellandse Zee. Ons land heeft met deze departementen een continue handelsstroom van gemiddeld meer dan 800 fok- en gebruiksdieren per maand. Deze stroom piekt in de perioden maart-mei voor schapen en augustus-oktober voor runderen. Vooral deze laatste piek valt min of meer samen met de periode van maximale activiteit van de vector. Met de andere besmette landen rond de Middellandse Zee, zoals Italië, Spanje en Portugal, bestaat veel minder ICH richting ons land. Invoer van besmette dierlijke producten 1.11 Sperma en mogelijk ook eicellen en embryo s van met BTV besmette dieren kunnen in theorie het virus overdragen op een receptordier, dat geïnsemineerd, bezaaid of ingeplant wordt met het besmette materiaal. Hoewel dergelijke overdracht zelfs door experts als onwaarschijnlijk wordt geacht, wordt de uitvoer van dergelijke dierlijke producten vanuit een besmet gebied of het beperkingsgebied errond door de Europese wetgeving en de TC verboden, hetzij gelinkt aan analyses van het donordier. Dergelijke analyses staan dan garant voor de productie van het dier voorafgaand aan de analyse. 1.12 De hypothese dat besmette dierlijke producten vanuit een nog niet als besmet onderkende vrij gebied zouden worden ingevoerd, is in tegenstelling tot het gelijkaardige scenario voor levende dieren (cf. punten 1.9 en 1.10) nog minder realistisch dan het voorgaande scenario. operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 2

Introductie van een besmette vector 1.13 De kans op een introductie van een besmette knijt, die vanuit een besmet gebied bijv. met een vliegtuig, een vrachtwagen of een ander vervoermiddel zou meereizen naar ons land, wordt als onwaarschijnlijk bestempeld. Toch is er hierover dermate weinig gekend, dat het risico niet helemaal mag verwaarloosd worden. Zo zou een knijt kunnen meereizen met potentiële gastheren als herkauwers of paarden en wordt door sommige specialisten zelfs een introductie via een (lucht)vervoer van planten niet uitgesloten. 1.14 Culicoides zijn geen bijzondere vliegers en zullen zich in normale omstandigheden nooit ver verwijderen van een geschikte voedselbron of broedplaats. Toch kunnen zij soms met de wind meegevoerd worden over afstanden van verschillende tientallen km of meer. Zo zijn gevallen van (her)introductie in vrije gebieden gekend, die soms veraf gelegen waren van het gebied van waaruit de besmetting afkomstig was, en moeten bijv. Spanje, Portugal en Italië aan hun zuidgrenzen voortdurend bevreesd zijn voor besmette muggen, die vanuit Noord-Afrika met de wind worden aangevoerd. Een dergelijk scenario is op dit ogenblik minder van tel voor ons land. Introductie als gevolg van gewijzigde klimatologische omstandigheden 1.15 Er heeft zich in het afgelopen decenium een trend ingezet naar een warmer klimaat in Westen Noord-Europa. Hierdoor zullen: - enerzijds de gebieden, waarin de efficiënte, subtropische culicoidesvectoren als bijv. C. imicola het ganse jaar door gevonden worden, zich bestendigen en langzaam noordwaarts uitbreiden; - anderzijds de gebieden, waarin deze vectoren tijdelijk gevonden worden, (veel) verder noordwaarts opschuiven. 1.16 Beide factoren maken het reëel, dat BT op middellange termijn een latente dreiging zal worden voor onze veestapel. Daarbij zullen de BTV normalerwijs eerst hun intrede doen op het Franse vasteland en van daaruit vervolgens ons land bereiken. Dergelijke progressie zal tijd vragen en zou niet onopgemerkt voorbij mogen gaan. Risicofactoren omtrent het bestendigen van BTV in ons land 1.17 Een eventuele introductie van een BTV in ons land, zelfs indien deze bij een besmet dier gepaard zou gaan met klinische tekens, betekent niet automatisch dat BT zich hier ook zal bestendigen. Wettelijk en epidemiologisch gesproken, kan maar van BT gesproken worden indien er aangetoond is, dat de introductie gepaard gaat met het verspreiden van het BTV naar andere herkauwers door tussenkomst van een vector. Dit betekent dat: - vectoren zich moeten besmetten door het nemen van een bloedmaaltijd bij een besmet dier in viraemische fase, - het BTV in deze vectorpopulatie een vermeerdering moet kennen, vooraleer het opnieuw naar gevoelige herkauwers kan worden overgedragen. 1.18 Gezien de allesbepalende rol, die ze spelen bij het verspreiden van BTV, is de mate waarin een eventuele introductie in ons land succesvol zal uitdeinen dus in de eerste plaats afhankelijk van de vectorcapaciteit van de in ons land aanwezige knijten. Daarbij is niet enkel de soort Culicoides belangrijk, operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 3

maar onder meer ook haar gedragingen en levenswijze, de mate waarin ze BTV kan verderzetten en haar bestendigheid in ons gematigd, relatief vochtig klimaat. 1.19 De epizoötie met BTV-8 heeft bewezen, dat er in ons land competente vectoren aanwezig zijn. Daarbij moet niet enkel rekening worden gehouden met C. dewulfi, waarvan aangetoond is dat hij het BTV-8 overdraagt, maar ook met C. obsoletus, C. pulicaris en C. scoticus waarvan eveneens gekend is dat ze BTV kunnen overdragen. Van deze species wordt verondersteld dat ze minder competent zijn dan C. imicola, die rond de Middellandse Zee als de belangrijkste vector wordt beschouwd. Gezien het evenwel inheemse soorten betreft, kan deze beperktere capaciteit gecompenseerd worden door hun betere aangepastheid aan onze klimaatsomstandigheden. 1.20 Belangrijk in het bestendigen van BT in ons land, is het gegeven of het opduiken en verspreiden van BTV in onze veestapel doorheen de winter naar een nieuw vectorseizoen kan worden overgedragen. Bij de vector vindt immers geen verticale overdracht plaats. Dit betekent dat, op voorwaarde dat de winter lang en koud genoeg is om de volwassen muggenpopulatie te laten verdwijnen, de knijten onder de vorm van eitjes, poppen en larven zullen overwinteren en de nieuwe populatie in het daaropvolgende voorjaars naïef, d.w.z. BTV-vrij zal zijn. 1.21 De weinige gegevens, die omtrent Culicoides in ons land bekend zijn, suggereren dat de volwassen muggen in de aanloop naar de winter snel verdwijnen met het opduiken van de eerste koude perioden in november en december en pas opnieuw na de winter opduiken in de loop van april. De epizoötie met BTV-8 heeft bovendien geleerd, dat het verdwijnen van de volwassen muggenpopulatie ook bijna onmiddellijk gepaard gaat met een drastische afname van het aantal nieuwe besmettingen bij herkauwers. Aangezien ervan uitgegaan wordt, dat besmette gastheren maar een beperkte tijd infectieus zijn voor de vector (gemiddeld een 30-tal dagen met maximaal een 100-tal dagen voor een rund en een 50-tal dagen voor een schaap; persisente BTV-dragers zijn niet gekend), zou een voldoende lange winterperiode dus het BTV kunnen elimineren, zowel uit de besmette veestapel, als uit de knijten. 1.22 BT zou in ons land enkel na een winter opnieuw kunnen opduiken, indien: - het BTV opnieuw geïntroduceerd wordt vanuit gunstiger gelegen gebieden, waar het virus wel (in beperkte mate) heeft kunnen overwinteren, zonder dat de besmettingscyclus werd onderbroken. - er op geïsoleerde plaatsen mogelijk toch een beperkt deel van de besmette muggenpopulatie de winter heeft overleefd. Dit kan bijv. het geval zijn in de enkele gebiedjes in ons land (o.a. Belgisch Lotharingen), waar een microklimaat heerst met omstandigheden, die het overleven van vectoren kunnen bevorderen, of in dierstallen, waar de temperatuur de ganse winter door voldoende hoog blijft om de ontwikkelingscyclus van de knijten te laten verdergaan (deze hypothese is nog niet gestaafd door wetenschappelijke bewijzen, maar wordt door sommige experts niet onmogelijk geacht). - de koudeperiode te kort of onvoldoende streng is, zodat er toch enkele besmette herkauwers de winter zijn doorkomen, voldoende om de naïeve muggenpopulatie opnieuw te besmetten tijdens het daaropvolgende voorjaar. - de afwezigheid van een vector en dus het ontbreken van overdracht van het BTV wordt tenietgedaan door iatrogene overdracht, bijv. door het gebruik van slechts één naald bij bloedname of injecties bij verschillende dieren. Het agens kan daarbij artificieel overgezet worden van een besmet naar een niet-besmet dier, zodat de besmettingscyclus niet afdoende lang wordt onderbroken. operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 4

Risicofactoren van demografische aard 1.23 Ons land heeft, vergeleken met onder meer de landen rond de Middellandse Zee, voornamelijk een grote, dense en redelijk homogeen verspreide rundveepopulatie van zowat 2.750.000 dieren. Deze dieren worden bijna uitsluitend door professionele veehouders gehouden. De schapen- en geitenstapel daarentegen is vele malen beperkter en bedraagt minder dan 200.000 stuks. Deze dieren worden overwegend door hobbyhouders gehouden. 1.24 Dit overwicht van runderen kan een belangrijke rol spelen bij een eventuele introductie van een BTV in ons land. Het klinische ziektebeeld bij runderen verloopt immers bijna altijd onduidelijk of zelfs symptoomloos. In deze diersoort wordt voornamelijk een virusreservoir opgebouwd, dat nadien voor veel klinische problemen kan zorgen bij schapen. Gezien de kleine Belgische schapenpopulatie zou het dus gemiddeld genomen langer kunnen duren dan in een land met een belangrijke schapenpopulatie vooraleer BT zich manifesteert. Dergelijke ontwikkeling heeft maar beperkte gevolgen voor onze eigen veestapel, maar zou wel kunnen betekenen dat het BTV onvermoed wordt verplaatst naar één van onze buurlanden, die wel een erg omvangrijke schapenpopulatie hebben, bijv. Frankrijk en het VK. Risicofactoren met betrekking tot het detecteren van een introductie van een BTV in ons land 1.25 BT is een ziekte waaraan ondanks de epizoötie met BTV-8 dierenartsen, noch veehouders voldoende aandacht schenken. De praktische kennis omtrent de ziekte en haar klinische beeld is dus beperkt of ontbreekt. Het is dan ook helemaal niet onwaarschijnlijk, dat een eventuele introductie van een BTV in ons land niet onmiddellijk herkend zal worden. 1.26 BT is bovendien een ziekte die, zeker bij runderen, weinig typische symptomen veroorzaakt. Dit betekent dat een eventuele introductie mogelijk niet als dusdanig kan of zal herkend worden en misschien eerder op basis van een laboratoriumanalyse zal (dienen te) gebeuren. Risicofactoren omtrent wilde herkauwers, dierentuindieren en andere exotische dieren 1.27 Het is niet geweten welke rol wilde herkauwers (bijv. herten en reeën), dierentuindieren en andere exotische dieren (kunnen) spelen als virusreservoir en bij het verspreiden van een BTV. Er moet vanuit gegaan worden, dat in theorie alle herkauwers, wild of gedomesticeerd, gevoelig zijn voor de ziekte. Van zodra een BTV zich in ons land zou verspreiden, moet er dan ook rekening gehouden worden met het gegeven, dat het zich eveneens zal verspreiden bij wilde herkauwers en dierentuindieren. Deze groepen, hoewel van secundair belang, mogen dus niet vergeten worden in de eventuele monitoringsprogramma s. 1.28 Anderzijds kunnen dierentuindieren en andere exotische dieren zoals aangegeven in de punten 1.7, 1.9 en 1.10 dan weer verantwoordelijk zijn voor de introductie van een BTV. De intracommunautaire en internationale vereisten op het vlak van grensoverschrijdende verplaatsingen van dergelijke dieren zijn immers niet wezenlijk anders dan voor runderen en schapen. BTV wordt dus niet routinematig onderzocht bij dieren die afkomstig zijn uit niet BTV-besmette gebieden. operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 5

Conclusie 1.29 Op korte termijn (de volgende jaren) is de meest waarschijnlijk weg van introductie van een nieuw serotype deze van de invoer van een herkauwer (landbouwdier of dierentuindier), die besmet is met één van de serotypes die rond de Middellandse zee heersen. In het bijzonder dient daarbij aandacht te worden besteed aan de dieren, die een gebied grenzend aan een besmet gebied hebben verlaten, vooraleer daar de besmetting ook effectief opgemerkt werd. Een dergelijke introductie zal vermoedelijk pas laattijdig worden opgemerkt, mogelijk pas ter gelegenheid van een laboratoriumanalyse van het besmette dier. 1.30 Op langere termijn (vermoedelijk meer dan 5 jaar) zal het risico eerder komen van het noordwaarts uitbreiden van het leefgebied van C. imicola. Een dergelijk introductie zou dan samengaan met een knijt die op het eerste gezicht een grotere vectorcapaciteit heeft dan de huidige, lokale knijten, maar zal normalerwijs geleidelijker en dus voorspelbaarder verlopen. operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 6

hoofdstuk 2 ALGEMENE AANPAK VAN DE BESTRIJDING Organisatie van de bestrijding 2.1 BT verschilt op organisatorisch vlak wezenlijk van andere epizoötische dierziekten, omdat er enkele punctuele gevallen buiten beschouwing gelaten bij de bestrijding in regel geen dieren worden opgeruimd. Een besmette herkauwer kan immers zonder tussenkomst van een competente vector geen BTV overdragen op een andere gevoelige herkauwer. Dit heeft als belangrijkste organisatorische consequentie dat: - er geen LCC los van de PCE worden uitgebouwd op het terrein; - er geen sprake is van het opzetten van LSE voor het doden van dieren; - er geen specifieke inbreng van andere overheidsdiensten en in het bijzonder van het CGCCR, de politie, de gouverneurs, noch de burgemeesters nodig is. 2.2 In de praktijk worden, van zodra een geval van BT is vastgesteld in ons land, ter aanvulling van de normale richtlijnen omtrent crisisorganisatie die zijn opgenomen in het generieke crisishandboek, de volgende bijzondere richtlijnen gevolgd wat betreft de organisatie van de bestrijding: - Op het niveau van het hoofdbestuur van het Agentschap worden de normale crisisstructuren uitgebouwd, nl. - de GB zal een CM aanduiden die de praktische leiding van de bestrijding in handen neemt; - de CCC wordt geactiveerd en, indien nodig, door de CM versterkt met effectieven uit andere diensten van het hoofdbestuur (cf. het crisisorganigram op het intranet); - het SC wordt samengesteld en geactiveerd (cf. het crisisorganigram op het intranet). - Op het niveau van de buitendiensten worden de volgende stappen gezet: - Binnen elke PCE, ook deze die nog niet onmiddellijk door de epizoötie worden getroffen, worden alle effectieven van de LCC geactiveerd, uitgezonderd diegenen die instaan voor de opruiming (cf. het crisisorganigram op het intranet). - Het effectief, dat vanuit de PCE overgeheveld wordt naar de LCC om te worden ingezet bij de bestrijding van BT, zal in verhouding moeten staan tot de impact van de crisis in de betrokken provincie. Het moet in functie van de behoefte kunnen fluctueren. - Elk hoofd van de LCC zal er zorg voor dragen, dat er binnen de PCE voldoende scheiding bestaat tussen de dagelijkse activiteiten en de activiteiten, die betrekking hebben op het bestrijden van de epizoötie. Elementen van de bestrijdingsstrategie Knelpunten 2.3 BT is een ziekte die moeilijk te bestrijden is. De ervaringen met de verschillende serotypes rond de Middellandse Zee en met BTV-8 in ons land en in de buurlanden hebben geleerd dat de maatregelen, die n.a.v. een introductie van een BTV door de regelgeving worden opgelegd, weliswaar het operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 7

verspreiden van BTV kunnen vertragen, maar zeker niet kunnen stoppen, indien er een geschikte vectorpopulatie aanwezig is. Het opmerken van een besmetting in de veestapel impliceert immers meestal, dat er reeds een besmette vectorenpopulatie in het getroffen gebied aanwezig en dat er dus moet rekening worden gehouden met meer besmettingen. 2.4 Het knelpunt van de bestrijding bestaat er net in, dat enerzijds de maatregelen, die betrekking hebben op de veestapel, geen invloed hebben op deze besmette vectorenpopulatie en anderzijds specifieke bestrijdingsmaatregelen voor vectoren, bijv. het gebruik van insecticiden, weliswaar voor individuele dieren of in bijzondere risicosituaties een beperkt effect hebben, maar op het niveau van de vectorpopulatie veelal slechts een verwaarloosbare impact hebben. 2.5 BT is een ziekte, die zich kan verspreiden gedurende het ganse vectorseizoen. In ons klimaat moet er rekening gehouden worden met vectoractiviteit van april tot december. Dit impliceert dat de bestrijding van de ziekte langdurig zal zijn en veelal het ganse grondgebied zal omvatten. 2.6 Gezien de verspreiding van BTV niet kan gecontroleerd worden, moet er rekening gehouden worden met een groot aantal uitbraken. 2.7 Op bedrijfsniveau zal een besmetting veelal in fasen gebeuren. Bij een eerste introductie van een BTV zullen meestal slechts een deel van de dieren besmet worden. Aangezien de vectorpopulatie gedurende het ganse seizoen besmet kan blijven, kunnen de niet-besmette dieren van een bedrijf in de daaropvolgende weken en maanden toch nog besmet worden. 2.8 Een besmette herkauwer zal langdurig een viraemische fase met BTV vertonen na besmetting, nl. tot meer dan 100 dagen voor een rund en tot meer dan 40 dagen voor een schaap. Het is nog niet uitgemaakt of een besmet dier gedurende deze ganse periode ook effectief infectieus is en dus een knijt die bloed zuigt kan besmetten. 2.9 Omwille van de lange viraemische fase en de lange immuniteit, die na besmetting wordt opgebouwd, moet er voorzichtig worden omgesprongen met de interpretatie van de resultaten van de laboratoriumanalyses. Positieve resultaten van zowel virologische als serologische analyses kunnen immers gewoon een bevestiging zijn van een besmetting, die mogelijk reeds maanden voordien is gebeurd, en hoeven zelfs bij dieren, die klinische tekens vertonen die op BT kunnen wijzen maar eigenlijk het gevolg zijn van een ander pathologie, niet van betekenis te zijn. 2.10 Op dezelfde wijze dient er, zeker op bedrijfsniveau, altijd rekening te worden gehouden met een iatrogene besmetting van een dier in geval van ongunstige resultaten bij de laboratoriumanalyses. Dit zal in het bijzonder een rol spelen bij het interpreteren van de resultaten van sentineldieren waar positieve resultaten in principe op een vernieuwde viruscirculatie in de veestapel wijzen (cf. punt 6.29). Algemene uitgangspunten 2.11 Omwille van de lange viraemische fase bij een besmet dier, dient een lange risicoperiode in acht te worden genomen, die 60 dagen bedraagt in de Europese regelgeving (beschikking 2005/393/EG) en de TC van de OIE, en 40 dagen in de nationale regelgeving (MB van 21 november 2001). Om verwarring te vermijden, wordt voor het draaiboek en de bestrijding van BT uitgegaan van een risicoperiode van 60 dagen. 2.12 BT is een ziekte die een zonale aanpak vereist. Dit betekent dat, van zodra BTV ergens is gedetecteerd, er verondersteld moet worden, dat er een besmette vectorpopulatie rond de getroffen operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 8

plaats bestaat, die mogelijk reeds andere herkauwers in de omgeving heeft geïnfecteerd. Als minimale uitgangspunt wordt als besmet gebied steeds een zone van ongeveer 20 km rond de getroffen plaats beschouwd, het zgn. besmet gebied of de Z20. 2.13 Binnen een gegeven zone is de status van elke herkauwer gelijk, ongeacht of er aangetoond werd of het dier al dan niet met BTV besmet werd. Dezelfde maatregelen zijn van toepassing op elk van de herkauwers in de zone. 2.14 De individuele status van een herkauwer is enkel belangrijk in het geval dit dier naar een zone met een gunstiger statuut moet worden verplaatst. In dat geval zal deze status voorafgaand aan de verplaatsing dienen te worden gestaafd. Het bepalen van de status zal voornamelijk dienen te gebeuren aan de hand van individuele laboratoriumanalyses, aangezien het grootste deel van de infecties subklinisch verlopen. Zoals aangegeven in punt 2.9 moeten de resultaten van de laboratoriumanalyses met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. 2.15 De Europese regelgeving beschouwt zones, die hetzelfde statuut hebben en die doorlopen over het grondgebied van verschillende lidstaten, als één geheel. Dergelijke grensoverschrijdende zones vergen een multilaterale aanpak vanwege de betrokken lidstaten om de bestrijdingsmaatregelen en in het bijzonder de beperkingen en versoepelingen op het vlak van verplaatsen van herkauwers zoveel als mogelijk te harmoniseren. Dergelijke versoepelingen hoeven niet in de Europese regelgeving te worden ingeschreven, maar kunnen in onderling overleg door de betrokken lidstaten worden vastgelegd, bijv. d.m.v. een multilateraal protocol of akkoord. Vectorvrije periode 2.16 In de korte periode dat de vector niet actief is, de zgn. vectorvrije periode, is er in principe geen risico van verspreiden van de ziekte (tenzij iatrogeen). Op dat ogenblik kunnen de beperkingen omtrent het verplaatsen van dieren versoepeld worden voor de duur van de vectorvrije periode. 2.17 De start van de vectorvrije periode wordt bepaald aan de hand van temperatuurgegevens van ten minste 5 weerstations, verspreid over het land, en de gegevens van het vectorprogramma (cf. hoofdstuk 7 vectoronderzoek en -bestrijding). De criteria, die daarbij in acht worden genomen, zijn de volgende: - de buitentemperatuur mag ten hoogste 10 C hebben bedragen gedurende 2 weken, of de buitentemperatuur mag ten hoogste 10 C hebben bedragen gedurende 1 week met in deze periode ten minste 3 vorstdagen; - de vectorvangsten buiten en in stallingen mogen niet meer dan 10 Culicoides hebben aangetoond per val en per 24 uren. 2.18 Het einde van de vectorvrije periode wordt in eerste instantie bepaald op basis van het vectorprogramma, dat een duidelijke toename van het aantal vectoren en een meer dan eenmalige aanwezigheid van meer dan 10 Culicoides per val en per 24 uren moet tonen. 2.19 In geval van grensoverschrijdende zones worden de start en het einde van de vectorvrije periode gemeenschappelijk bepaald voor alle betrokken lidstaten. Dit betekent, dat de bovenvermelde criteria dan van toepassing zijn op de ganse zone en niet enkel op de individuele zones in elk van de lidstaten. operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 9

BT-vrije periode 2.20 Er is sprake van een BT-vrije periode wanneer ten minste 60 dagen, de duur van de risicoperiode, zijn verstreken sinds de aanvang van het vectorvrije seizoen. Er wordt dan verondersteld, dat er geen infectieuze dieren meer in de veestapel aanwezig zijn. 2.21 De BT-vrije periode eindigt pas wanneer er opnieuw virusactiviteit in de veestapel wordt aangetoond. Aangezien het hernemen van de vectoractiviteit niet onmiddellijk opnieuw gepaard gaat met circulatie van BTV, valt het einde van de BT-vrije periode niet noodzakelijk samen met het einde van de vectorvrije periode. 2.22 Na aanvang van de BT-vrije periode kunnen de beperkingen omtrent het verplaatsen van dieren versoepeld worden, in principe voor de duur van de BT-vrije periode. In de praktijk zullen eventuele versoepelingen worden teruggeschroefd op het ogenblik dat de vectorvrije periode eindigt. Samenvatting van de bestrijdingsstrategie Algemene aanpak bij een verdenking 2.23 Herkauwers worden als verdacht beschouwd, wanneer ze: - gegronde klinische verschijnselen vertonen, die kunnen wijzen op een besmetting met BTV; - serologische of virologische laboratoriumresultaten vertonen, die kunnen wijzen op een besmetting met BTV; - in een omgeving hebben verbleven waar BTV gekend aanwezig is, zodat verondersteld mag worden dat ze een risico op besmetting hebben gelopen (bijv. runderen, ingevoerd uit een besmet gebied). 2.24 Ongeacht de aanleiding en de manier van introductie, zal de aanpak dezelfde zijn. Het gevoerde onderzoek zal finaal uitsluitsel moeten geven over de vragen of: - een BTV effectief aanwezig is, - een populatie van potententële vectoren aanwezig is, - het BTV effectief overgedragen is tussen vectoren en gastheren. 2.25 De klassieke aanpak bestaat uit de volgende onderdelen en wordt in detail beschreven in hoofdstuk 3 aanpak bij een verdenking: - het uitvoeren van een bedrijfsbezoek en het onder verdenking plaatsen van de verdachte dieren en veehouderijen; - het uitvoeren van de monsternemingen en analyses, die nodig zijn om een besmetting te bevestigen of te ontkennen; - het uitvoeren van een epidemiologisch onderzoek met nadruk op traceback en traceforward contacten; - het uitvoeren van een vectoronderzoek rond de besmette lokatie; - het eventueel opruimen van de verdachte dieren. operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 10

Algemene aanpak bij verhoogde waakzaamheid 2.26 De verhoogde waakzaamheid wordt uitgeroepen wanneer er een onmiddellijke dreiging van een introductie van een BTV bestaat voor onze veestapel, bijv. doordat BT wordt vastgesteld in een voorheen vrij gebied in een lidstaat van de EU of in een derde land, waarmee intense handelscontacten voor wat betreft herkauwers bestaan. Het risico van insleep is des te groter naarmate er meer vee werd geïmporteerd uit dit voordien vrije gebied. 2.27 De maatregelen, die worden ingesteld om insleep en verspreiding van het BTV te voorkomen, worden in detail beschreven in hoofdstuk 4 aanpak bij verhoogde waakzaamheid: - het instellen van een invoerverbod voor herkauwers uit het besmette gebied (EU) of land (buiten de EU); - het opsporen van herkauwers en hun producten (sperma, eicellen en embryo s), die uit het besmette gebied en/of het betrokken land werden ingevoerd; - het opzetten van een controleprogramma voor deze ingevoerde herkauwers, alsook voor de receptordieren van de ingevoerde dierlijke producten, dat moet uitsluiten dat ze besmet zijn; - het eventuele slachten of opruimen van ingevoerde dieren en vernietigen van ingevoerde dierlijke producten; - het opzetten van een programma voor epidemiologische bewaking van de veestapel; - het eventueel opzetten van een specifiek vectorprogramma rond de bedrijven waar dieren werden ingevoerd. Algemene aanpak na het bevestigen van BT 2.28 Het aantonen van BTV bij een dier zelfs indien dit gepaard gaat met klinische tekens is op zich niet voldoende om van een uitbraak van BT te spreken. Omwille van de essentiële rol, die de vector speelt bij de verspreiding van het virus, wordt er in de regelgeving pas over een bevestigd geval van BT gesproken, nadat d.m.v. laboratoriumanalyses is aangetoond, dat BTV inderdaad verspreid wordt naar andere dieren, door tussenkomst van de vector. 2.29 Er is een duidelijk verschil in de aanpak tussen enerzijds het uitklaren van een singletonbesmetting, anderzijds een uitbraak van BT, die het gevolg is van de introductie van een nieuw serotype, en ten slotte een uitbraak, die in de daaropvolgende jaren worden opgemerkt in hetzelfde beperkingsgebied. Deze aanpak wordt verduidelijkt in hoofdstuk 5 aanpak bij bevestigen van bluetongue. 2.30 Bij een singletonbesmetting, waarbij BTV is aangetoond in één of meer dieren, maar nog geen overdracht is aangetoond van het BTV via een vector, is het zaak om zo snel mogelijk aan te tonen of er ja dan neen BTV wordt overgedragen op andere gevoelige dieren via een vector. Zolang dit niet gebeurd is, blijven de maatregelen, die van toepassing waren tijdens de verdenking, gewoon verder lopen. Het aantonen van overdracht van een BTV door een geschikte vector in een populatie van gevoelige dieren, kan direct of indirect gebeuren: - er kan met behulp van een vectorprogramma BTV worden aangetoond in knijten, die gevangen werden op de plaats of in de buurt van de plaats, waar de besmette dieren worden gehouden; - door toezicht in de veestapel te organiseren, kan er BTV worden aangetoond in gevoelige dieren, die gehouden worden op dezelfde plaats als of in de buurt van de besmette dieren. operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 11

2.31 Het uitgangsprincipe bij een bevestigd geval van BT is dat van een zonale aanpak, waarbij het vermoeden speelt dat een ganse zone potentieel besmet is van zodra er een besmet dier is gevonden en de aanwezigheid van competente vectoren bevestigd is of vermoed wordt. 2.32 De maatregelen, die na de introductie van een nieuw serotype worden ingesteld, zijn er in de eerste plaats op gericht om het verspreiden van de ziekte zoveel als mogelijk tegen te gaan. Het betreft onder meer: - het afbakenen van een 20 km-zone of Z20, een beschermingsgebied en een toezichtgebied rond de besmetting; binnen elk van deze zones zijn beperkende maatregelen op het vlak van het verplaatsen van herkauwers van toepassing; - het uitvoeren van een gedetailleerde, epidemiologische enquête van elke nieuwe uitbraak, die een uitbreiden van de zones tot gevolg heeft; - het opsporen van traceback en traceforward contacten; - eventueel het opruimen van besmette dieren; - het uitbreiden van het programma voor epidemiologische bewaking met een intensiveren van de observaties (vectoronderzoek en monitoring van runderen) rond de uitbraken, - het instellen van maatregelen ter bestrijding van de vector; - het voorbereiden en uitvoeren van een eventuele noodvaccinatie, in zoverre vaccin ter beschikking is. 2.33 De maatregelen, die vanaf het jaar volgend op de introductie van een nieuw serotype van toepassing zijn, zijn er eerder op gericht om de situatie te bestendigen en op te volgen. Dit betekent dat: - in theorie de 3 zones kunnen versmelten tot één beperkingsgebied, waarbinnen het verplaatsen van herkauwers niet aan specifieke beperkingen voor BT onderworpen is en nog enkel regels gelden voor het vervoer naar vrije gebieden; - indien er niet tot een versmelten van de zones tot één beperkingsgebied beslist wordt, er toch voldoende mogelijkheden komen voor het verplaatsen van dieren tussen de verschillende zones; - er een uitgebreid programma van epidemiologische bewaking wordt uitgebouwd, dat toelaat om het opnieuw opduiken van de vector en het verspreiden van het BTV zo volledig mogelijk in kaart te brengen; - de eventuele vaccinatie wordt onderhouden en opgevolgd. Laboratoria voor BT Onderzoek en diagnostiek bij dieren 2.34 Het nationale referentielaboratorium voor BT is onderdeel van het Departement virologie, Afdeling epizoötische ziekten, van het CODA. Het omvat een L3 laboratorium, waar alle virologische en serologische onderzoeken, nodig voor de diagnose van BT, kunnen gebeuren. Het laboratorium wordt aangevuld met een afdeling massaserologie, waar de routineserologie voor BT zal gebeuren. 2.35 De belangrijkste taken van het referentielaboratorium zijn: operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 12

- het op peil houden en verfijnen van de diagnostische middelen, nodig om een serologische en virologische diagnose te stellen voor BT, zoals voorzien in het draaiboek spoeddiagnostiek van het CODA (cf. bijlage E103 draaiboek spoeddiagnostiek van het CODA); - het op peil houden en verfijnen van de technieken, nodig voor het typeren van BTV; - het sturen van de eerstelijns laboratoria voor wat betreft de diagnostische middelen voor de serologie van BT. 2.36 Behalve het referentielaboratorium, zijn ook DGZ en ARSIA aangeduid als eerstelijns laboratoria, waar een beperkte diagnostiek voor BT kan worden gesteld, nl. de routineserologie, alsook een autopsie van verdachte gevallen. Virologische diagnose kan, gezien het ontbreken van L3-faciliteiten, niet gebeuren in deze eerstelijns laboratoria. 2.37 Bijkomende informatie omtrent de diagnostiek voor BT, alsook de coördinaten van het referentielaboratorium en de andere laboratoria zijn opgenomen in de bijlage E102 diagnostiek voor BT. Onderzoek en determinatie van vectoren 2.38 Er is geen nationaal referentielaboratorium aangeduid met betrekking tot vectoren. Wel zijn 4 externe instituten aangesproken, waarvan de coördinaten zijn opgenomen in de bijlage E201 - coördinaten van de entomologische eenheden verantwoordelijk voor het vectoronderzoek: - het Departement diergeneeskunde van het Prins Leopold Instituut voor Tropische Geneeskunde te Antwerpen, - de Unité d Entomologie fonctionnelle et évolutive van de Faculté universitaire des Sciences agronomiques te Gembloux, - het Département de Parasitologie van de Faculté de Médecine vétérinaire van de Université de Liège te Luik, - het Département Lutte biologique et Ressources phytogénétiques van het Centre wallon de Recherches agronomiques te Gembloux. 2.39 De belangrijkste taken van deze instituten omtrent het onderzoek van BT-vectoren worden beschreven in hoofdstuk 8 en omvatten in de eerste plaats: - het vangen, registreren en identificeren van Culicoides rond besmette bedrijven; - het opvolgen van de populatiedynamiek en het bepalen van de habitat van Culicoides aan de hand van longitudinale vangsten. Expertengroep 2.40 Van zodra er zich problemen met BT aandienen, wordt zoals voorzien in het generieke crisishandboek een expertengroep voor BT geactiveerd. De samenstelling van de expertengroep en de coördinaten van de leden zijn opgenomen in de bijlage E202 samentstelling van de expertengroep voor BT. Ze omvat experts op het vlak van: - BT en BTV, - de diagnostiek van BTV, operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 13

- de entomologie van Culicoides, - veterinaire epidemiologie, - crisismanagement. 2.41 De expertengroep wordt samengeroepen op vraag van de CM. Ze zal de CM en de CCC adviseren op het vlak van: - de toezichtsprogramma s voor de veestapel en de vectorpopulatie; - het interpreteren van de gegevens en resultaten van deze programma s; - het interpreteren van de epidemiologische bevindingen; - de bestrijdingsmaatregelen; - de te volgen strategie op korte en lange termijn. Communicatie en informatievoorziening 2.42 Voor de algemene aspecten van de interne en externe communicatie wordt verwezen naar het generieke draaiboek communicatie bij crisissituaties. In dit onderdeel worden enkel de aspecten vermeld, die een bijzondere aandacht verdienen in de communicatie, die omtrent de bestrijding van BT zal worden gevoerd en die bovenop de normale informatieverspreiding komen, die het Agentschap omtrent BT doet via haar website. Deze specifieke communicatie zal zowel bij verhoogde waakzaamheid, als bij bevestiging moeten worden opgestart. 2.43 BT is een ziekte, die slecht gekend is bij de meeste veehouders en dierenartsen. Het ziektebeeld is niet altijd even duidelijk, de betrokkenen zijn niet vertrouwd met de ziekte en zullen symptomen die wijzen op een besmetting ook niet steeds als zodanig herkennen. Er is dan ook in alle omstandigheden een duidelijke noodzaak om de nodige informatie omtrent BT zo ruim mogelijk te verspreiden binnen de professionele sector. De aangewezen wegen daartoe zijn: - een folder die de meest markante informatie omtrent de ziekte en de bestrijdingsmaatregelen samenvat; - het organiseren van informatieavonden in samenwerking met de vakorganisaties voor wat betreft de veehouderij en de faculteiten voor wat betreft de dierenartsen; - de informatiekanalen van de sectoren en van DGZ en ARSIA; - de eigen website van het FAVV. 2.44 Er moet in het geval van BT bijzondere aandacht worden besteed aan de groep van de hobbyhouders. De meerderheid van de schapen toch de meest gevoelige diersoort voor BT wordt immers op deze manier gehouden. Concreet zal er een specifieke informatiecampagne dienen te worden georganiseerd, gericht op deze doelgroep. Dergelijke campagne zal ook andere aspecten dan de informatie omtrent de ziekte en de bestrijding moeten omvatten. Zo is het aangewezen dat ook de regels omtrent het identificeren en registreren van schapen worden benadrukt. De aangewezen wegen daartoe zijn dezelfde als aangegeven in het vorige punt en moeten zeker de verenigingen voor hobbyhouders betrekken. operationeel draaiboek bluetongue - versie 2.0-14.05.2007 14