Agentschap Onroerend Erfgoed

Vergelijkbare documenten
SINT-GILLIS-WAAS Aquafinproject afkoppelen Dorpsbeek

SINT-PIETERS-LEEUW GROOT- BIJGAARDENSTRAAAT. Archeologienota [2017B C C358] DEEL 3: Programma van Maatregelen. Gunther.

EKEREN Marcel De Backerstraat/Isabellalei Aquafinproject Ri3E042

Aquafin Dijkstraat AARTSELAAR. 1 gienotas/ /06/2017

STADEN RENOVATIE RWZI Aquafinproject

GERAARDSBERGEN- DUYTSENKOUTER

Programma van maatregelen: Sint-Kwintens-Lennik (Lennik) Veldstraat

Programma van maatregelen: Londerzeel - Bloemstraat

Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57

2016/22. Stokveldepad zn, 8200 St-Michiels Prospectie zonder ingreep in de bodem (bureauonderzoek) Frederik Roelens.

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN ZAVENTEM KLEINENBERGSTRAAT

Stationsplein (Beveren-Waas, Oost-Vlaanderen)

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN AARTSELAAR LINDENBOSLAAN

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK

Programma van maatregelen: Waasmunster - Schrijbergstraat

Schoten Afkoppeling RWA Bloemendaal-DWA Jozef Jennesstraat (23.126) Programma van Maatregelen. Amsterdam 2017 VUhbs archeologie

Macieberg (Oostkamp, West-Vlaanderen)

Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

INTERPRETATIE VAN DE CRITERIA UIT HOOFDSTUK 5.2 VAN DE CODE VAN GOEDE PRATIJK

Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen

Koning Albert I-laan 293 (Brugge, West-Vlaanderen)

Ezaart 147 te Ezaart (gem. Mol) Programma van Maatregelen

Aanleg van parkeerplaats en regularisatie van tennisvelden. T.C. Wingfield, Vrouwvlietstraat 65, Mechelen. Programma van maatregelen. E.N.A.

Programma van maatregelen: Turnhout - Hoveniersstraat

Brouwerijsite (Kortemark, West-Vlaanderen)

Programma van maatregelen: Muizen (Mechelen) - Spreeuwenhoek

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN HASSELT SASPUT

Bouw van opslagtanks aan de Leon Bonnetweg te Antwerpen. Archeologienota. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

Archeologienota Baron Descampslaan 44 te Wijgmaal (Vlaams-Brabant).

EEKLO MOEIE 2016K517 & 2016K525 Archeologienota DEEL 3: Programma van Maatregelen

Programma van maatregelen: Aalter Sint-Jozefstraat

Bijlokehof (Gent, Oost-Vlaanderen)

Lijn 50A Brussel-Gent: verbetering waterhuishouding en langswerken, KP 34,6-36,8 Gemeente Lede en Sint-Lievens-Houtem

Programma van maatregelen: Kampenhout - Haachtsesteenweg

RAPPORTEN VAN ERFPUNT CEL ONDERZOEK 26

Bouwen van een magazijn en regularisatie van parkeerplaatsen aan de Drijhoek 44 te Rijkevorsel. Programma van Maatregelen

Archeo-rapport 194 Het archeologisch vooronderzoek aan de Nachtegaalstraat te Koersel

Zwijndrecht site INEOS, Project HUB. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

Provinciebaan Westrozebeke (Staden, West-Vlaanderen)

Programma van maatregelen: Muizen (Mechelen) - Leemputstraat

SCHOONAARDE STATIONSOMGEVING

Vernieuwbouw WZC Zonnewende, Kapellen. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut Met bijdrage van M.J. Nicasie

Bouw van opslagtanks aan de Beliweg te Antwerpen. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

Uitbreiding Gemeentelijke begraafplaats Sint-Bernardusstraat (Fase 4) Hechtel-Eksel

Archeologienota: Het archeologisch bureauonderzoek aan de Rozenstraat te Niel Annelies De Raymaeker Caroline Dockx

Bortierlaan te Diksmuide (gem. Diksmuide) Programma van Maatregelen

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

Kamerstraat te Hechtel (gem. Hechtel- Eksel) Programma van Maatregelen

ARCHEOLOGIENOTA PROGRAMMA VAN MAATREGELEN WUUSTWEZEL NOORDWATERINGSWEG

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE-HEIST GEMEENTEPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Toekomststraat, Hasselt

ARCHEOLOGIENOTA. LEUVEN HERTOGENSITE SINT-RAFAEL (prov. VLAAMS-BRABANT) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Edingseweg (Geraardsbergen, Oost-Vlaanderen)

Aldi-Kattestraat te Sint-Truiden (gem. Sint-Truiden) Programma van Maatregelen

Zellik - Aloïs De Deckerstraat / Galgenberg

ARCHEOLOGIENOTA. ROESELARE HONZEBROEKSTRAAT (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN VOOR UITGESTELD VOOR- ONDERZOEK MET INGREEP IN DE BODEM

Archeologienota:! de! bouw! van! een! stal! te! Groesaard! in! Poederlee!(gemeente!Lille)!! !!!!!!!!!!!!!!!!!!!

ARCHEOLOGISCHE WERFBEGELEIDING BIJ DE REALISATIE VAN EEN VERKAVELING

Verkaveling De Bos te Heist-op-den- Berg (gem. Heist-op-den-Berg) Programma van Maatregelen

ARCHEOLOGIENOTA PROGRAMMA VAN MAATREGELEN BORNEM INDUSTRIEWEG

ARCHEOLOGIENOTA. LIEDEKERKE ROZENLAAN (prov. VLAAMS-BRABANT) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Archeologienota light: Het archeologisch bureauonderzoek van de Kerkstraat te Heusden-Zolder Wouter Yperman

Karel Steverlyncklaan (Ieper, West-Vlaanderen)

Archeologienota met beperkte samenstelling : Het archeologisch bureauonderzoek in de Frans van Dunlaan te Antwerpen Wouter Yperman

Poperinge - Afkoppeling Vleterbeek HB Programma van Maatregelen

Programma van maatregelen: Bouwel (Grobbendonk) Vrijheidsstraat 5

ARCHEOLOGIENOTA. MELLE ROOTPUTTE (prov. 00ST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN VOOR UITGESTELD VOOR- ONDERZOEK MET INGREEP IN DE BODEM

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

ARCHEOLOGIENOTA. ZOTTEGEM LEEUWERGEMSTRAAT (prov. OOST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Programma van maatregelen bij Archeologienota : Lodewijk Dosfelstraat 26, Dendermonde (prov. Oost- Vlaanderen)

Groenling (Roeselare, West-Vlaanderen)

nr. 33 van TINNE ROMBOUTS datum: 12 oktober 2016 aan GEERT BOURGEOIS Stedenbouwkundige vergunningsaanvragen - Archeologienota's

Archeologienota. Zoutleeuw, Dungelstraat 24

Grote Baan, Weverstraat en Bessenstraat (gem. Meeuwen-Gruitrode) Programma van Maatregelen

Archeologienota:! Bouw! van! een! woonzorgcentrum! aan! het! Betsveld!te!Landen!!

DEEL 3: PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Zandstraat (Brugge, West-Vlaanderen)

Zwijndrecht site INEOS, Project Alkox 6. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

Boerderijstraat, Venetiëlaan, Spoor- Wegstraat en Politieke gevangenenstraat (gem. Harelbeke) Programma van maatregelen

RAPPORTEN VAN ERFPUNT CEL ONDERZOEK 24 DEEL 2

MEER GESTELSESTRAAT. 2016H22 & 2016H23 Archeologienota. DEEL 3 : Programma van Maatregelen. Pieter

Archeologienota:! Het! archeologisch! vooronderzoek! aan! de! Boombosstraat!te!Kalken!(Laarne)!!

Archeologienota met beperkte samenstelling : Het archeologisch bureauonderzoek van het windmolenpark te Geel-West Wouter Yperman

Archeologienota: Het archeologisch bureauonderzoek aan de Hermansstraat te Werchter Annelies De Raymaeker

Kapellestraat (Waarschoot, Oost-Vlaanderen)

Archeologienota:!De!verkaveling!aan!de!Struikheidestraat!te! Muizen!(gemeente!Mechelen)!

Realisatie van appartementen langsheen de Arkenvest Halle

KRUIBEKE HONDENSTRAAT. 2017B B204 Archeologienota Programma van maatregelen. Jonathan JACOPS CRUZ. Frédéric. Pieter.

Archeo-rapport 171 Het archeologisch vooronderzoek aan de Hazelereik te Tongeren

ADEDE ARCHEOLOGISCH RAPPORT 75: Archeologienota Afrittencomplex E40 te Ternat (Prov. Vlaams-Brabant). Programma van Maatregelen

ARCHEOLOGIENOTA. WEVELGEM NIEUWSTRAAT (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Walplein 28 (Brugge, West-Vlaanderen)

Amandinestraat (Oostende, West-Vlaanderen)

INFOSESSIE ARCHEOLOGIETRAJECT...

Schiervelde te Roeselare (gem. Roeselare) Programma van Maatregelen

Archeologienota Roeselare Klaproosstraat

#GOEDINERFGOED. Projectcode 2017C283. Archeologienota Ninove Abdij. Deel 3: Programma van Maatregelen. Davy Herremans

Genenbosstraat te Lummen

Uitbreiding van een bedrijfsruimte en verharding aan de Sint-Lenaartseweg 42-44A te Hoogstraten. Programma van Maatregelen. E.N.A.

Transcriptie:

Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaamse overheid Koningin Maria Hendrikaplein 70 bus 91 9000 GENT T 09 276 24 40 www.onroerenderfgoed.be Aquafin nv Dijl<straat 8 2630 AARTSELAAR uw bericht van uw l<enmerl< ons l<enmerl< bijlagen 10/01/2017 httpsv/id.erfgoed.n 4.004/46020/52.1 et/archeologie/arc heologienotas/1661 vragen naar/e-mail Inge Zèebroekorwo.vlaanderen.be 4 telefoonnummer datum 09 276 24 53 2 5 JAN. 2017 Betreft: Archeologienota Referentièadres: Heerweg 14 te 9170 Sint-gillis-waas Kadastraal: Sint-Gillls-Waas: 1 afd., sectie C. nummerls): 903B,904B,936A,939E,941C,941D,942.955V Onderwerp: Vooronder7oek_Sint-Gillis-Waas_Dorpsbeek Geachte Heer, Geachte Mevrouw, Als bijlage vindt u overeenkomstig artikel 5.4.9 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 een afschrift van de gemotiveerde beslissing van het agentschap Onroerend Erfgoed over de archeologienota met ID https://id.erfgoed.net/archeologie/archeologienotas/1661 en onderwerp Vooronderzoek_Sint-Gillis- Waas-Dorpsbeek ontvangen op 10/01/2017. Het agentschap heeft deze archeologienota bekrachtigd. Wat is nu de volgende stap? Het is uw verantwoordelijkheid het afschrift van de gemotiveerde beslissing samen met de bekrachtigde archeologienota toe te voegen aan de vergunningsaanvraag voor de geplande werken en gezamenlijk in te dienen bij de vergunningverlenende overheid, zodat deze de vergunningsaanvraag kan beoordelen. Als u de nog niet bekrachtigde archeologienota al eerder bij de vergunningverlenende overheid heeft ingediend met uw vergunningsaanvraag, moet u ook beide documenten, namelijk het afschrift van de gemotiveerde beslissing van het agentschap Onroerend Erfgoed en de bekrachtigde archeologienota, indienen bij de vergunningverlenende overheid. Als u dat niet binnen de behandelingstermijn van de vergunningaanvraag doet, moet de vergunningverlenende overheid de vergunning weigeren wegens onvolledig. De bekrachtigde archeologienota kan u terugvinden via bovenvermelde link. paginal van 2

Ter bescherming van de persoonlijl<e levenssfeer maken de privacygevoelige gegevens geen deel uit van de publiek beschikbaar gestelde documenten. pagina 2 van 2

Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaamse overheid Koningin Maria Hendril<aplein 70 bus 91 9000 GENT T 09 276 24 40 www.onroerenderfgoed.be Ghent Archaeological Team La.v. Pieter Laloo Dorpstraat 73 8450 BREDENE uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk 10/01/2017 littps.v/id.erfgo 4.004/46020/52.1 ed.net/archeoio gie/archeologie notas/1661 vragen naar/e-mail telefoonnummer inge.zeebroek@rwo.vlaanderen.be 09 276 24 53 bijlagen datum 2 5 JAN. 2017 Betreft: Referentieadres: Kadastraal: Onderwerp: Archeologienota Heerweg 14 te 9170 Sint-gillis-waas Sint-Gillis-Waas: 1 afd., sectie C, nummerls): 903B,904B,936A,939E,941C,941D,942,955V VooronderzoekLSint-Gillis-Waas-Dorpsbeek Geachte erkende archeoloog Het agentschap Onroerend Erfgoed bekrachtigt de archeologienota met ID https://id.erfgoed.net/archeologie/archeologienotas/1661 en onderwerp Vooronderzoek-Sint-Gillis- Waas-Dorpsbeek ontvangen op 10/01/2017. Hieronder motiveren wij deze beslissing. JURIDISCHE CONTEXT De archeologienota werd opgemaakt naar aanleiding van een geplande stedenbouwkundige vergunningsaanvraag waarbij de totale oppervlakte van de ingreep in de bodem looom^ of meer beslaat en de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de aanvraag betrekking heeft 3000m^ of meer bedraagt. De initiatiefnemer is daarom verplicht om een bekrachtigde archeologienota toe te voegen aan de vergu n n i ngsaan vraag, BEOORDELING De archeologienota voldoet aan de beoordelingsrichtlijn archeologienota's zoals meegedeeld aan de Vlaamse Regering op 16 december 2016, met name:

I De doorgevoerde inschatting van de archeologische waarde van het onderzochte gebied is plausibel en gemotiveerd onderbouwd, 2. Het programma van maatregelen dat wordt vooropgesteld is adequaat, en 3. Het programma van maatregelen is begrijpelijk voor en uitvoerbaar door derden. BESLUIT Met toepassing van art. 5.4.9 en 5.4.13 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 bekrachtigt het agentschap Onroerend Erfgoed de archeologienota met ID https://id.erfgoed.net/archeologie/archeologienotas/1661 en onderwerp Vooronderzoek_Sint-Gillis- Waas_Dorpsbeek, ingediend op 10/01/2017. AANDACHTSPUNTEN VOOR DE VERGUNNINGVERLENER Het naleven van het voorgestelde programma van maatregelen in de bekrachtigde archeologienota met ID https://id.erfgoed.net/archeologie/archeologienotas/1661 en het naleven van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moeten als voorwaarden worden opgenomen in de stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning voor de geplande werken. Indien de voor vergunning aangevraagde ingreep in de bodem afwijkt van de ingreep omschreven in de bekrachtigde archeologienota, geldt de procedure overeenkomstig art. 5.4.16 tot en met art. 5.4.21 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Die houdt in dat een bekrachtigde nota bekomen moet worden, en dat het daarin voorgestelde programma van maatregelen nageleefd moet worden. Deze bepaling wordt dan eveneens als voorwaarde opgenomen in de vergunning.het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem kon niet worden uitgevoerd voorafgaand aan het indienen van de stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning. De vergunningverlener dient daarom het bekomejivan een_bekrachtigde nota en het naleven van het vo^or^estelde programma van_maatregelen in die nota als voorwaarden op te nemen In de stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning voor de geplande werken. Provinciaal Directeur Vlaanderen '(V \ is erfgoed pagina 2 van 2

SINT-GILLIS-WAAS Aquafinproject 22.678 afkoppelen Dorpsbeek (2016L174) Archeologienota DEEL 2: Verslag van resultaten Gunther Pieter NOENS LALOO Ghent Archaeological Team bvba Dorpsstraat 73 8450 Bredene

Project: Sint-Gillis-Waas (Aquafinproject 22.678 afkoppelen Dorpsbeek) Opdrachtgever: Aquafin nv Dijkstraat 8 2630 Aartselaar BTW BE0440 691 388 Uitvoerder: GHENT ARCHAEOLOGICAL TEAM bvba (GATE) Gunther Noens, Pieter Laloo 2016 - GHENT ARCHAOLOGICAL TEAM bvba Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd of aangepast worden, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt worden onder enige vorm of wijze ook, elektronisch, mechanisch, door fotokopie, zonder toestemming van Ghent Archaeological Team bvba. 1

Inhoud INLEIDING... 3 HOOFDSTUK 1: BUREAUONDERZOEK... 4 1.1. Beschrijvend gedeelte... 4 1.1.1. Administratieve gegevens... 4 1.1.2. Archeologische voorkennis... 6 1.1.3. Onderzoeksopdracht... 6 1.1.4. Werkwijze & strategie... 8 1.2. Assessmentrapport... 9 1.2.1. Gehanteerde assessmentmethoden, -technieken en -criteria... 9 1.2.2. Assessment van het onderzochte gebied (en zijn omgeving)... 9 1.2.3. (aard van) potentieel op kennisvermeerdering... 20 1.2.4. kaders waarbinnen het potentieel op kennisvermeerdering geëxploiteerd moet worden... 20 1.3. Samenvatting... 21 1.3.1. Samenvatting voor een gespecialiseerd publiek... 21 1.3.2. Samenvatting voor een niet-gespecialiseerd publiek... 21 1.4. Bibliografie... 22 1.5. Bijlagen... 23 2

INLEIDING Aquafin n.v. plant in Sint-Gillis-Waas (prov. Oost-Vlaanderen), als aanvulling op een reeds toegekende stedenbouwkundige vergunning, een aantal bodemingrepen die gepaard gaan met het afkoppelen van de Dorpsbeek en het finaliseren van het regenwater-afvoer(rwa)- stelsel. De omvang van de bodemingrepen overschrijden de minimumwaarden opgesteld door Onroerend Erfgoed en het projectgebied bevindt zich niet in een vastgestelde archeologische zone, een beschermde archeologische site of binnen gebieden waar geen archeologische erfgoed meer te verwachten valt. Er moet dus een archeologienota worden opgesteld. GATE werd in het kader van een raamovereenkomst aangesteld om deze nota op te maken. Gezien een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem momenteel onmogelijk is omwille van de aard van de geplande werkzaamheden wordt een archeologienota opgesteld op basis van een bureauonderzoek met advies naar eventueel uitgesteld vooronderzoek, werfbegeleiding of vrijgave. 3

HOOFDSTUK 1: BUREAUONDERZOEK 1.1. BESCHRIJVEND GEDEELTE 1.1.1. Administratieve gegevens Projectcode Nummer wettelijk depot 2016L174 n/a Naam & erkenningsnummer erkende archeoloog Pieter Laloo, OE/ERK/Archeoloog/2015/00074 Bounding box x: 132 958,344 y: 211 631,286 x: 132 955,698 y: 210 981,733 x: 132 501,937 y: 210 981,733 x: 132 500,614 y: 211 632,609 Kadastrale gegevens Sint-Gillis-Waas, sectie 1, afdeling C, percelen 941D, 942, 903B Begin- en einddatum bureauonderzoek 16 23 december 2016 Relevante termen uit de thesauri OE Overzichtsplan met afbakening van verstoorde zones Bureauonderzoek Er zijn in het plangebied geen zones aangeduid als zones waar geen archeologisch erfgoed meer te verwachten valt. Figuur 1.1: Locatie van het projectgebied ten opzichte van Vlaanderen en de archeoregio s. 4

Figuur 1.2: Locatie van het projectgebied ten opzichte van de kadasterkaart. Figuur 1.3: Locatie van het projectgebied ten opzichte van de topografische kaart. 5

Figuur 1.4: Locatie van het projectgebied ten opzichte van de orthofoto. 1.1.2. Archeologische voorkennis Binnen het studiegebied zijn geen archeologische vindplaatsen gekend. 1.1.3. Onderzoeksopdracht 1.1.3.1. Vraagstelling De doelstelling van de bureaustudie is te komen tot een inschatting van het archeologisch potentieel binnen het projectgebied op basis van een cartografisch en literatuuronderzoek, waarbij rekening wordt gehouden met de landschappelijke, archeologische en historische contexten. Specifieke vraagstellingen zijn: - Wat zijn de geplande bodemingrepen? - Heeft het projectgebied een archeologisch potentieel? - Is er sprake van verstoring van dit potentieel? Zo ja, in welke mate? - Vormen de geplande bodemingrepen een bedreiging voor het archeologisch potentieel? - Welke aspecten verdienen aandacht bij eventueel archeologisch vervolgonderzoek? 1.1.3.2. Randvoorwaarden Een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem is door de aard van de geplande werken onmogelijk en economisch en maatschappelijk onwenselijk voorafgaand aan het 6

aanvragen van de stedenbouwkundige vergunning. Daarom wordt geopteerd voor de uitzonderingsprocedure waarbij een nota wordt aangeleverd op basis van een bureauonderzoek. In dit bureauonderzoek wordt nagegaan of er in het projectgebied een uitgesteld vooronderzoek met ingreep in de bodem of werfbegeleiding noodzakelijk is en of (gedeeltelijke) vrijgave mogelijk is. 1.1.3.3. Door initiatiefnemer geplande werken en bodemingrepen De geplande bodemingrepen kaderen in (1) het afkoppelen van de Dorpsbeek (d.w.z. het ombouwen van een gemengde riolering naar een gescheiden rioolstelsel waarbij regen- en afvalwater van elkaar worden gescheiden) en (2) het finaliseren van het regenwaterafvoer (RWA)-stelsel. Het gaat om: - het verdiepen van bestaande grachten ter hoogte van een nieuw stelsel aan de achterkant van de Gaverstraat, - de aanleg van rioleringen over een traject van 70m ten westen van en loodrecht op de Gaversstraat (perceel 941D), - de bouw van een nieuw pompstation/vijzel (ca. 50m²) tot een diepte van ca. 4-4.5m (figuur 1.5), - de aanleg van een terrein voor grondverbetering (ca. 3000m²) op het perceel (903B) ten noordwesten van de kruising tussen de Gaversstraat en de Heerweg. In associatie met deze bodemingrepen worden tevens tijdelijke werkzones afgebakend waar de teelaarde zal worden afgegraven. De locatie van deze geplande bodemverstoringen is aangegeven in figuren 1.2 t/m 1.4. Figuur 1.5: Grondplan en doorsnede van het nieuwe pompstation (vijzel). 7

1.1.4. Werkwijze & strategie In functie van de geplande werkzaamheden en het archeologisch potentieel plaatst deze bureaustudie het studiegebied in een ruimer landschappelijk, historisch en archeologisch kader op basis van een onderzoek van verschillende cartografische en/of literatuurbronnen. De uitvoering van het onderzoek gebeurde onder leiding van een erkend archeoloog van GATE. Relevante informatie werd in een GIS-omgeving geïmporteerd en geprojecteerd ten opzichte van de geplande bodemingrepen. De resultaten van deze vergelijking worden tekstueel beschreven aangevuld met kaartmateriaal. De archeologienota werd opgemaakt op PC met Office- en Adobe-software. In de GIS-omgeving werden de *-dwg-plannen van Aquafin ingeladen en geprojecteerd ten opzichte van diverse kaartlagen die raadpleegbaar zijn op volgende websites: - www.geopunt.be - www.dov.vlaanderen.be - https://geo.onroerenderfgoed.be - https://cai.onroerenderfgoed.be 8

1.2. ASSESSMENTRAPPORT 1.2.1. Gehanteerde assessmentmethoden, -technieken en -criteria De bureaustudie plaatst het projectgebied binnen een landschappelijk, historisch en archeologisch kader, rekening houdend met het ontwerpplan van de geplande ingrepen. Ze dient als voorbereiding van een eventueel archeologisch vervolgonderzoek, waar rekening kan worden gehouden met de geplande grondwerken en de reeds gekende archeologische, geologische en bodemkundige fenomenen. Daarnaast helpt ze mee tot het opstellen van een archeologische verwachting. De bureaustudie maakt gebruik van zowel tekstuele als cartografische datasets. Uitgangspunt is het ontwerpplan met informatie over de geplande bodemingrepen, verkregen van de initiatiefnemer. Deze informatie wordt in de eerste plaats geprojecteerd op bodemkundige en geologische kaarten. Vervolgens worden historische kaarten, de Centraal Archeologische Inventaris (CAI) en archeologische literatuur onder de loep genomen om een overzicht te bieden van de gekende archeologische waarden in en nabij het projectgebied. 1.2.2. Assessment van het onderzochte gebied (en zijn omgeving) 1.2.2.1. Landschappelijke context Volgens de Tertiaire geologische kaart (figuur 1.6, Jacobs et al 2010; Geets 2015: 166-175) ligt het studiegebied ter hoogte van de Onder-Pliocene Formatie van Kattendijk (ca. 4.8-4.4Ma), een pakket met een dikte van 5 à 10m dat bestaat uit donkergroen tot grijsgroen, meestal middelmatig tot fijn glauconiethoudend zand, met een zeer gering kleigehalte. Vanuit geomorfologisch oogpunt behoort het studiegebied tot de topografisch hoger gelegen Wase Cuesta, met name haar noordelijke zwakhellende rug. Op de Quartair-geologische kaart (figuur 1.7, Jacobs et al 2002) komen in en rondom het studiegebied onder meer Holocene alluviale hellingssedimenten (KH) en afzettingen uit het einde van het Weichseliaan (DH) voor. Bodemkundig gezien ligt het projectgebied in de Vlaamse Zandstreek, dat gekenmerkt wordt door een complex bodemlandschap, waarin o.a. bolle akkers een belangrijk aandeel hebben (Ampe 2015: 296). Volgens de Bodemkaart (figuur 1.8) gaat het ter hoogte van het studiegebied, naast niet-gekarteerde antropogene gronden (code: OB) overwegend om natte en vochtige lemige zandgronden (codes: Sdb, Sep, Scb). Op de bodemassociatiekaart is sprake van natte zand- tot licht-zandleem-gronden met kleur- of textuur B-horizont (associatie 17). Op het Digitale Hoogtemodel (figuur 1.9 t/m 1.12) is duidelijk dat het gebied globaal in noordoostelijke richting afhelt, conform de helling van de Wase Cuesta. Het studiegebied is zeer weinig erosiegevoelig (figuur 1.13). Naar bodembedekking toe gaat het overwegend om graslanden, aangevuld met bomen, gebouwen en wegen (figuur 1.14). 9

Figuur 1.6: Locatie van het projectgebied ten opzichte van de Tertiaire Geologische kaart. Figuur 1.7: Locatie van het projectgebied ten opzichte van de Quartair Geologische kaart. 10

Figuur 1.8: Locatie van het projectgebied ten opzichte van de Bodemkaart. Figuur 1.9: Locatie van het projectgebied ten opzichte van het Digitale Hoogtemodel (macroschaal). 11

Figuur 1.10: Locatie van het projectgebied ten opzichte van het Digitale Hoogtemodel (mesoschaal). Figuur 1.11: Locatie van het projectgebied ten opzichte van het Digitale Hoogtemodel (microschaal). 12

Figuur 1.12: Hellingsprofielen doorheen het studiegebied. 13

Figuur 1.13: Locatie van het projectgebied ten opzichte van de Erosiegevoeligheidskaart. De groene kleur duidt op een lage erosiegevoeligheid Figuur 1.14: Locatie van het projectgebied ten opzichte van de Bodembedekkingskaart. 14

1.2.2.2. Historische context Een beknopte historisch-cartografische context wordt voornamelijk geschetst aan de hand van de Kabinetskaart van Ferraris (1770-1778) en de Vandermaelenkaart (1846-1854). Op de Ferrariskaart (figuur 1.15) loopt het projectgebied voornamelijk door verschillende onregelmatige akkerlanden die worden afgebakend door hagen. Verder doorsnijdt het projectgebied een landweg, de voorloper van de huidige Gaversstraat, waarlangs verspreid enkele vrijstaande gebouwen staan, ter hoogte van percelen die vandaag de dag bebouwd zijn. Ter hoogte van de locatie waar het terrein voor grondverbetering gepland wordt en langsheen de landweg, komen enkele bomen voor. De Vandermaelenkaart (figuur 1.16) biedt weinig informatie. Er is sprake van Gavers, waar de huidige Gaversstraat vermoedelijk naar refereert. Ook de landweg staat aangegeven, net als enkele geïsoleerde gebouwen en een afgebakend perceel. Ter hoogte van de kruising tussen de huidige Gaversstraat en de Heerweg (die op de Poppkaart uit de tweede helft van de 19e eeuw staat aangeduid als Heer Baen ) is op de kaart sprake van de Zeven Sterre, een vermelding die, samen met hameau, ook reeds aanwezig is op de Atlas der Buurtwegen uit 1841. Figuur 1.15: Locatie van het projectgebied ten opzichte van de Kabinetskaart van Ferraris (1770-1778). 15

Figuur 1.16: Locatie van het projectgebied ten opzichte van de Vandermaelenkaart (1846-1854). 1.2.2.3. Archeologische context Het projectgebied ligt binnen de archeoregio zandstreek. In de Centraal Archeologische Inventaris (CAI, geconsulteerd op 16/12/2016) zijn binnen het projectgebied geen archeologische vindplaatsen gekend en is nog geen archeologisch onderzoek gepubliceerd, in tegenstelling tot de ruimere omgeving. In Sint-Gillis-Waas (inclusief de deelgemeentes De Klinge, Meerdonk en Sint-Pauwels) zijn volgens de CAI tot dusver op 51 locaties archeologische vindplaatsen aan het licht gekomen (figuur 1.17), een aantal ervan liggen binnen een straal van 1km van het projectgebied. De meeste vindplaatsen liggen ten noorden van het studiegebied. Eén van de meest omvangrijke onderzoeken, te Reepstraat-Kluizenmolen, bevindt zich zo n 2,5km ten noordwesten van het studiegebied. De vindplaats Houtvoort, waar ook opgravingen plaatsvonden, ligt op zo n km ten noordwesten van het projectgebied. Een gedetailleerde bespreking van al deze vindplaatsen is in het kader van deze archeologienota niet aan de orde. Onderstaande tabel biedt een algemeen overzicht van de locaties, inclusief CAI-nummer, opgesplitst per periode en per bodemingreep. Het gaat om vindplaatsen uit verschillende perioden: steentijden (n=14), metaaltijden (i.e. Brons- en/of IJzertijd, n=15), Romeinse tijd (n=5), Middeleeuwen (n=2) en resten uit de 16e eeuw of recenter (n=9). In tenminste 14 gevallen handelt het om vindplaatsen waar resten uit meerdere perioden aanwezig zijn. Vaak handelt het om prospectief onderzoek, in de vorm van werfcontroles (n=7), luchtfotografie (n=5), veldprospectie (n=12) of mechanische prospectie (i.e. proefsleuven, n=5). Daarnaast zijn er volgens de CAI op 14 locaties ook archeologische opgravingen uitgevoerd. 16

CAI 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 STEENTIJD (onb) De Klinge - DMDB 1 39624 1 De Klinge - DMDB 2 39625 1 Meerdonk - DMDB 18 39363 1 Sint-Pauwels - DMDB 1 39622 1 Sint-Pauwels - DMDB 2 39623 1 STEENTIJD (onb) + BT (vroeg + laat) + IJT (laat) + ROM (onb) SGW - Houtvoort 32594 1 MESO (midden) + NEO (onb) Sint-Pauwels - Kemzeke Molenbeek II 156372 1 MESO (onb) Meerdonk - Rietlandstraat I 32600 1 SGW - Plasstraat I 32591 1 MESO (onb) + BT (midden) + IJT (onb) + ROM (onb) SGW - Reepstraat (Kluizenmolen) 2 152864 1 MESO (onb) + IJT (laat) + ROM (midden + laat) + ME (onb) SGW - 't Hol 32590 1 MESO (onb) + NEO (onb) + IJT (laat) SGW - Eekbergstraat I 872 1 SGW - Plasstraat II 873 1 MESO (onb) + NT (18e eeuw) De Klinge - Spaans Kwartier / Fort Bedmar 32598 1 MT (onb) SGW - Broekstraat serrecomplex 152901 1 SGW - Herenstraat I 155745 1 SGW - Reepstraat (Kluizenmolen) 2 150878 1 BT (laat) SGW - Loeverstraat 32596 1 SGW - Ripstraat 32589 1 SGW - 1 32588 1 BT (laat) + NT (16e eeuw) SGW - Gemeenteplein (Aquafin) 150876 1 BT (onb) SGW - Kluizenmolen 40059 1 BT (vroeg + midden + laat) + IJT (vroeg) + ROM (onb) + ME (onb) SGW - Reepstraat (Kluizenmolen) 1 32592 3 IJT (laat) + ROM (onb) SGW - Verbinding Blokstraat - Samelstraat 155803 1 IJT (onb) SGW - Kluizendijkstraat 165991 1 SGW - Laarstraat I 155805 1 IJT (onb) + ROM (onb) SGW - Bustransferium 150870 1 ROM (onb) SGW - Het Hol 2 - De Winningen 32686 1 SGW - Kemphoekstraat 166050 1 SGW - 1 156636 1 Sint-Pauwels - Groenplaats 32601 1 Sint-Pauwels - Hof ter Voorde 32685 1 ME (onb) SGW - Klooster van Salegem 32593 1 ME (vol) SGW - Peisels en Verre 1860 1 NT (16e eeuw) Meerdonk - Fort Spinola 39170 1 Meerdonk - Fort Verboom 39095 1 NT (18e eeuw) SGW - Fort Wrangel 155927 1 SGW - Redoute Rode Moerpolder 155929 1 NT (onb) SGW - Broekpolderstraat I 159833 1 SGW - Broekstraat I 159834 1 SGW - Reepstraat 128B 160478 1 NT (onb) + NsT (onb) SGW - Kemphoekstraat I 159835 1 NsT (onb) 17

CAI 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Sint-Pauwels - Sint- Pauwels Sterrenwegel 163421 1 ONB De Klinge - De Blauwe Duivel 32599 1 De Klinge - De Klinge 1 32597 1 SGW - Kalf Circulaire structuur 562 154900 1 SGW - Reinakker 208190 1 SGW - Reinakkers Circulaire structuur 567 154911 1 Sint-Pauwels - Zevengemeet 154913 1 Tabel 1.1: Overzicht van archeologische vindplaatsen in de gemeente Sint-Gillis-Waas (inclusief deelgemeentes, opgesplitst naar archeologische periode(s) en onderzoeksmethodiek. Toelichting kolommen: (1) Archeologisch onderzoek (onbepaald), (2) Archeologisch (onbepaald) + historisch onderzoek (kaartstudie), (3) Archeologisch (onbepaald) + historisch onderzoek (onbepaald), (4) toevalsvondst, (5) controle van werken, (6) controle van werken + luchtfotografie, (7) controle van werken + luchtfotografie + opgraving, (8) controle van werken + opgraving, (9) veldprospectie, (10) veldprospectie + historisch onderzoek (onbepaald), (11) luchtfotografie, (12) luchtfotografie + toevalsvondst + opgraving + paleo-ecologie, (13) mechanische prospectie, (14) mechanische prospectie + luchtfotografie, (15) metaaldetectie, (16) opgraving, (17) opgraving + historisch onderzoek (onbepaald), (18) historisch onderzoek (onbepaald) Steentijdvindplaatsen zijn voornamelijk gekend via veldprospecties (N=14), of kwamen per toeval aan het licht tijdens werfcontroles of onderzoek naar recentere vindplaatsen. Het gaat quasi uitsluitend om lithische vondsten. De vindplaatsen uit deze periode worden op basis van typologische gronden vooral toegeschreven aan het Mesolithicum (N=8) en in mindere mate aan het Neolithicum (N=3). Oudere vindplaatsen (i.e. Paleolithicum) zijn niet gekend, maar kunnen niet uitgesloten worden. Een groot deel van de gekende vindplaatsen bevat resten uit de Metaaltijden (Brons- en/of IJzertijd), vaak naast resten uit andere perioden. Deze vindplaatsen, waarbij zowel nederzettingsresten (gebouwplattegronden, waterputten, spiekers, etc.) als grafcontexten (grafheuvelresten, vlakgraven, etc.) voorkomen, kwamen aan het licht via toeval (N=4), werfcontroles (N=6), veldprospecties (N=3), luchtfotografie (N=5), metaaldetectie (N=1) en/of mechanische prospectie (N=2). Op 10 locaties met metaaltijdresten vonden ook opgravingen plaats. Vindplaatsen met nederzetting- of grafresten uit de Romeinse perioden komen op 13 locaties voor. Ook deze kwamen op verschillende manieren aan het licht (i.e. via toeval, controle van werken, luchtfotografie en metaaldetectie); iets meer dan de helft van deze locaties werd vervolgens opgegraven. Middeleeuwse resten (N=6), waaronder een klooster (CAI-32592 en 32593) en site met walgracht (CAI-1860), kwamen overwegend via toeval en/of luchtfotografie aan het licht; op vier locaties werden ze opgegraven. Post-middeleeuwse vindplaatsen (N=10) zijn voornamelijk gekend via historisch onderzoek (N=5); verder werden ze ook onderzocht via veldprospectie (N=1), mechanische prospectie (N=2) en opgravingen (N=4). Hoewel in het projectgebied dus vooralsnog geen archeologische vindplaatsen gekend zijn, door een gebrek aan onderzoek, blijkt uit de ruimere omgeving dat er wel degelijk een belangrijk archeologisch potentieel bestaat, en dit voor alle periodes. 18

Figuur 1.17: Locatie van het projectgebied ten opzichte van de gekende archeologische vindplaatsen in Sint-Gillis-Waas uit de CAI. 1.2.2.4. Datering en interpretatie van het onderzochte gebied Het projectgebied bevindt zich op de noordelijke flank van de Wase Cuesta, waar zowel Holocene als Laat-Pleistocene sedimenten aan het oppervlak voorkomen. Bodemkundig bestaat het projectgebied uit natte en vochtige zandgronden. Op historische kaarten is duidelijk dat het gebied weinig bebouwd is geweest in de 18e en 19e eeuw, maar vooral bestond uit akkerpercelen. Hoewel in het projectgebied vooralsnog geen archeologische vindplaatsen gekend zijn, door een gebrek aan gericht onderzoek, wijst het talrijk voorkomen van vindplaatsen uit verschillende archeologische perioden in de ruimere omgeving, die via verschillende manieren aan het licht zijn gekomen, op een archeologisch potentieel voor het studiegebied. 1.2.2.5. Synthese van het onderzochte gebied ten aanzien van zijn landschappelijk en culturele kader Figuur 1.18 is een synthesekaart waarop het projectgebied wordt geprojecteerd op het DHM, de gekende vindplaatsen en de topografische kaart. Het projectgebied ligt in de Vlaamse Zandstreek, en meer bepaald op de zwak hellende noordelijke flank van de Wase Cuesta, die gekenmerkt wordt door een complexe vormingsgeschiedenis en microtopografie, waar zowel Pleistocene als Holocene sedimenten aan het oppervlak voorkomen. Topografisch gezien helt het gebied in noordoostelijke richting af, en ligt het grootste deel van het projectgebied in een lager gelegen deel van het landschap tussen twee hogere delen in. De bodem bestaat voornamelijk uit vochtige of natte lemige zandgronden. Historische kaarten tonen vooral de aanwezigheid van akkerpercelen aan doorheen de recente geschiedenis. Archeologische vindplaatsen uit de directe omgeving dateren uit de steentijden t/m de Nieuwste Tijden en 19

komen voor in verschillende en deels gelijkaardige landschappelijke contexten. Hun aanwezigheid toont aan dat ook in het projectgebied, waar door een gebrek aan onderzoek vooralsnog geen vindplaatsen gekend zijn, een archeologisch potentieel aanwezig is. Figuur 1.18: Synthesekaart 1.2.3. (aard van) potentieel op kennisvermeerdering Een deel van de geplande bodemingrepen, met name de aanleg van riolen en het verdiepen van bestaande grachten zijn beperkt van omvang, zowel lateraal als in de diepte, en deels ter hoogte van reeds verstoorde terreinen (i.c. de bestaande gracht). Op die locaties is omwille van die reden een beperkte archeologische kennisvermeerdering te verwachten. Verder onderzoek op deze locaties is dan ook niet aangewezen. De omvang van het terrein voor grondverbetering (ca. 3000m²), alsook de tijdelijke zones voor het werfverkeer (ca. 2000m²), waar in beide gevallen de teelaarde wordt afgegraven, bieden daarentegen wel een archeologisch potentieel dat verder onderzocht dient te worden. 1.2.4. kaders waarbinnen het potentieel op kennisvermeerdering geëxploiteerd moet worden In beide zones waar de teelaarde wordt afgegraven (samen ca. 5000m²), zowel voor het terrein voor de grondverbetering (ca. 3000m²) als voor de tijdelijke werfzones (ca. 2000m²), is een archeologisch vervolgonderzoek aangewezen om het archeologisch potentieel, dat eventueel bedreigd wordt door de geplande ingrepen, verder in te schatten. Het gaat met name in de eerste plaats om landschappelijke boringen, op basis waarvan een verdere inschatting kan geleverd worden van de terreingesteldheid en de noodzaak van eventueel vervolgonderzoek in de vorm van archeologische boringen en/of proefsleuven. 20

1.3. SAMENVATTING 1.3.1. Samenvatting voor een gespecialiseerd publiek In het kader van het afkoppelen van de Dorpsbeek en het finaliseren van het regenwaterafvoer(rwa)-stelsel, plant Aquafin n.v. in Sint-Gillis-Waas (prov. Oost-Vlaanderen) een aantal bodemingrepen die samen de minimumwaarden opgesteld door Onroerend Erfgoed overschrijden, met name het verdiepen van grachten, de aanleg van riolen, de constructie van een pompstation (vijzel), de aanleg van terrein voor grondverbetering en de aanleg van tijdelijke werkzones voor het uitvoeren van bovenvermelde werken. Aangezien het projectgebied zich niet bevindt in een vastgestelde archeologische zone, een beschermde archeologische site of binnen gebieden waar geen archeologische erfgoed meer te verwachten valt, wordt een archeologienota door middel van een bureauonderzoek opgesteld door GATE. In functie van het archeologisch potentieel en de geplande bodemingrepen, waarbij voornamelijk de teelaarde zal worden verwijderd, plaatst deze bureaustudie het studiegebied in een ruimer landschappelijk, historisch en archeologisch kader op basis van een onderzoek van verschillende cartografische en/of literatuurbronnen. Uit dit bureauonderzoek komt naar voor dat het projectgebied zich bevindt op de zwak hellende, noordelijke flank van de Wase Cuesta, die gekenmerkt wordt door een complexe vormingsgeschiedenis en microtopografie, waar zowel Pleistocene als Holocene sedimenten aan het oppervlak voorkomen. Vanuit bodemkundig oogpunt gaat het om natte en vochtige, lemige zandgronden. Op historische kaarten uit de 18e en 19e eeuw is duidelijk dat het gebied in die periode weinig bebouwd is geweest, maar vooral bestond uit akkerpercelen. Archeologische vindplaatsen uit de directe omgeving dateren uit de steentijden t/m de Nieuwste Tijden en komen voor in verschillende en deels gelijkaardige landschappelijke en bodemkundige contexten. Hun aanwezigheid toont aan dat ook in het projectgebied, waar door een gebrek aan archeologisch terreinonderzoek vooralsnog geen vindplaatsen gekend zijn, een archeologisch potentieel aanwezig is. In twee zones waar de teelaarde wordt afgegraven, zowel voor de aanleg van een terrein voor grondverbetering (ca. 3000m²) als voor een tijdelijke werfzone (ca. 2000m²), wordt geadviseerd dit archeologische potentieel verder te onderzoeken door middel van terreinonderzoek. 1.3.2. Samenvatting voor een niet-gespecialiseerd publiek Geplande werkzaamheden aan het rioleringsstelsel te Sint-Gillis-Waas, door Aquafin n.v., gaan op verschillende plaatsen gepaard met bodemingrepen die eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen kunnen verstoren. Daarom voert GATE, conform de Vlaamse wet- en regelgeving, een archeologisch vooronderzoek door middel van een bureauonderzoek uit dat resulteert in een archeologienota met advies tot vervolgonderzoek of vrijgave. De bureaustudie plaatst het studiegebied in een ruimer landschappelijk, historisch en archeologisch kader. Uit dit onderzoek komt naar voor dat in het studiegebied zelf nog geen archeologische vindplaatsen gekend zijn door het gebrek aan gericht onderzoek, in tegenstelling tot de directe omgeving waar dergelijke vindplaatsen, uit alle perioden (prehistorie t/m Nieuwste tijden) en deels in vergelijkbare landschappelijke contexten) wel aanwezig zijn. Deze ruimere context toont aan dat ook het studiegebied een archeologisch potentieel bezit. Op twee plaatsen (samen ca. 5000m²) wordt de teelaarde afgegraven en wordt geadviseerd het archeologisch potentieel verder te onderzoeken op basis van terreinobservaties. 21

1.4. BIBLIOGRAFIE Literatuur Ampe C. 2015 Bodem. In Borremans, M. (ed.) Geologie van Vlaanderen. Gent: 260-339. Geets S. 2015 Cenozoïcum : Paleogeen en Neogeen. In Borremans, M. (ed.) Geologie van Vlaanderen. Gent: 104-187. Jacobs P., Louwye S. & Polfliet T. 2002. Toelichtingen bij de Quartairgeologische Kaart. Kaartblad 15. Antwerpen. Brussel. Jacobs P., Polfliet T., De Ceukelaire M. & Moerkerke G. 2010. Toelichtingen bij de Geologische Kaart van België. Vlaams Gewest. Kaartblad 15. Antwerpen. Schaal 1:50.000. Brussel. Websites - www.geopunt.be - www.dov.vlaanderen.be - https://geo.onroerenderfgoed.be - https://cai.onroerenderfgoed.be 22

1.5. BIJLAGEN FIGUUR KAART OMSCHRIJVING SCHAAL DATUM BRON 1.1. 1.1 Locatie van het projectgebied ten opzichte van Vlaanderen? 2016 CAI en de archeoregio s 1.2 1.2 Locatie van het projectgebied ten opzichte van de 1/5000 2016 Geopunt kadasterkaart 1.3 1.3 Locatie van het projectgebied ten opzichte van de 1/2000 2016 NGI topografische kaart 1.4 1.4 Locatie van het projectgebied ten opzichte van de orthofoto 1/2000 2015 AGIV 1.5 n/a Grondplan en doorsnede van het nieuwe pompstation (vijzel) n/a 2016 Aquafin n.v. 1.6 1.5 Locatie van het projectgebied ten opzichte van de Tertiaire 1/100.000? DOV Geologische kaart 1.7 1.6 Locatie van het projectgebied ten opzichte van de Quartair 1/75.000 2001 DOV Geologische kaart 1.8 1.7 Locatie van het projectgebied ten opzichte van de 1/10.000 2016 DOV Bodemkaart 1.9 1.8a Locatie van het projectgebied ten opzichte van het Digitale DTM raster 1m 2015 AGIV Hoogtemodel (macroschaal) 1.10 1.8b Locatie van het projectgebied ten opzichte van het Digitale DTM raster 1m 2015 AGIV Hoogtemodel (mesoschaal) 1.11 1.8c Locatie van het projectgebied ten opzichte van het Digitale DTM raster 1m 2015 AGIV Hoogtemodel (microschaal) 1.12 1.8d Hellingsprofielen doorheen het studiegebied DTM raster 1m 2016 AGIV 1.13 1.9 Locatie van het projectgebied ten opzichte van de 1/15.000 2016 DOV Erosiegevoeligheidskaart 1.14 1.10 Locatie van het projectgebied ten opzichte van de 1/10.000 2016 Geopunt Bodembedekkingskaart 1.15 1.11 Locatie van het projectgebied ten opzichte van de? 1771-1778 Geopunt Kabinetskaart van Ferraris (1770-1778) 1.16 1.12 Locatie van het projectgebied ten opzichte van de? 1846-1854 Geopunt Vandermaelenkaart (1846-1854) 1.17 1.13 Locatie van het projectgebied ten opzichte van de gekende? 2016 CAI archeologische vindplaatsen in Sint-Gillis-Waas uit de CAI 1.18 1.14 Synthesekaart 2016 23

SINT-GILLIS-WAAS Aquafinproject 22.678 afkoppelen Dorpsbeek (2016L174) Archeologienota DEEL 3: Programma van Maatregelen Gunther Pieter NOENS LALOO Ghent Archaeological Team bvba Dorpsstraat 73 8450 Bredene

Project: Sint-Gillis-Waas (Aquafinproject 22.678 afkoppelen Dorpsbeek) Opdrachtgever: Aquafin nv Dijkstraat 8 2630 Aartselaar BTW BE0440 691 388 Uitvoerder: GHENT ARCHAEOLOGICAL TEAM bvba (GATE) Gunther Noens, Pieter Laloo 2016 - GHENT ARCHAOLOGICAL TEAM bvba Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd of aangepast worden, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt worden onder enige vorm of wijze ook, elektronisch, mechanisch, door fotokopie, zonder toestemming van Ghent Archaeological Team bvba. 1

Inhoud INLEIDING... 3 1. GEMOTIVEERD ADVIES OVER HET AL DAN NIET MOETEN NEMEN VAN MAATREGELEN... 4 1.1. Volledigheid van het uitgevoerde onderzoek... 4 1.2. Afwezigheid van een archeologische site... 5 1.3. Impactbepaling... 5 1.4. Maatregelen... 6 2. PROGRAMMA VAN MAATREGELEN... 8 2.1. PvM voor uitgesteld vooronderzoek met ingreep in de bodem... 8 2.1.1 Administratieve gegevens... 8 2.1.2 Aanleiding van het vooronderzoek... 8 2.1.3 Resultaten van het vooronderzoek zonder ingreep in de bodem... 8 2.1.4 Vraagstelling en onderzoeksdoelen... 9 2.1.5 Onderzoeksstrategie, - methode en technieken... 10 2.2. Bibliografie... 14 2

INLEIDING Aquafin n.v. wenst in Sint-Gillis-Waas (prov. Oost-Vlaanderen) werkzaamheden uit te voeren die kaderen in de afkoppeling van de Dorpsbeek en het finaliseren van het regenwaterafvoer(rwa)-stelsel. Hiermee gaan een aantal bodemingrepen gepaard. Het gaat met name om het verdiepen van grachten, de aanleg van riolen, de constructie van een pompstation (vijzel), de aanleg van een terrein voor grondverbetering en de aanleg van tijdelijke werkzones voor het uitvoeren van bovenvermelde werken. Aangezien de oppervlakte van de geplande bodemingrepen de drempelwaarden uit het Onroerenderfgoeddecreet (d.d. 12/07/2013) overschrijden, is volgens dit decreet (hoofdstuk 5, afdeling 4) archeologisch vooronderzoek verplicht, met name in het kader van archeologisch vooronderzoek bij vergunningsplichtige ingrepen in de bodem. GATE werd door de initiatiefnemer aangesteld als erkend archeoloog om dit onderzoek uit te voeren en een archeologienota op te maken. Uit het Verslag van Resultaten, eerder beschreven in Deel 2 van deze archeologienota, kwam naar voor dat verder archeologisch vooronderzoek is aangewezen om het archeologisch potentieel van het studiegebied naar waarde te kunnen schatten. Er wordt gezien de aard van de werkzaamheden geopteerd voor een uitgesteld vooronderzoek met ingreep in de bodem. De uitvoeringsmodaliteiten voor dit vervolgonderzoek worden in onderhavig Deel 3 (Programma van Maatregelen), conform de Code van Goede Praktijk, verder uit de doeken gedaan. 3

1. GEMOTIVEERD ADVIES OVER HET AL DAN NIET MOETEN NEMEN VAN MAATREGELEN 1.1. Volledigheid van het uitgevoerde onderzoek Het procesverloop dat van toepassing is op het archeologisch onderzoek binnen dit Aquafinproject wordt in onderstaande figuur gevisualiseerd. Figuur 3.1. Procesverloop van het archeologische (voor)onderzoek zoals van toepassing op dit project (aangepast naar de CGP v 2.0, figuur 1). De fel groen gekleurde kaders geven de huidige stand van het proces weer. De grijze delen zijn alternatieven in het procesverloop die in dit project niet van toepassing zijn. De aanwezigheid van archeologische vindplaatsen in de omgeving, alsook de aardkundige context van het projectgebied tonen aan dat binnen het projectgebied, waar door een gebrek aan archeologisch terreinonderzoek vooralsnog geen kennis voorhanden is, een archeologisch potentieel aanwezig is. Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek werd echter onvoldoende informatie ingewonnen omtrent de aard van dit potentieel en de impact van de geplande bodemingrepen hierop. Volgens het reguliere procesverloop van vooronderzoek bij vergunningsplichtige ingrepen in de bodem zou op basis van de resultaten van het vooronderzoek zonder ingreep in de bodem een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem dienen plaats te vinden voorafgaand aan het indienen van de archeologienota ter bekrachtiging door het agentschap Onroerend Erfgoed. Aangezien veldwerk door de aard van de geplande werken 4

onmogelijk of juridisch, economisch of maatschappelijk onwenselijk is voorafgaand aan het aanvragen van de stedenbouwkundige vergunning, werd geopteerd voor de uitzonderingsprocedure waarbij de archeologienota wordt aangeleverd enkel op basis van een archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem, in dit geval in de vorm van een bureauonderzoek dat steeds de eerste fase van elk archeologisch vooronderzoek vormt. Deze archeologienota bevat daarom een advies naar uitgesteld vooronderzoek met ingreep in de bodem, d.w.z. na het verlenen van de stedenbouwkundige vergunning. Dit verandert verder niets aan de aard van de archeologische ingrepen die noodzakelijk worden geacht om tot een correcte inschatting van het bedreigde archeologisch potentieel te komen. 1.2. Afwezigheid van een archeologische site Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek kan vooralsnog niet aangenomen worden dat archeologische vindplaatsen afwezig zijn in het projectgebied. Zowel de lokale aardkundige context als de ruimere archeologische context wijzen op een archeologisch potentieel voor het projectgebied. 1.3. Impactbepaling In twee zones van het projectgebied, met een gezamenlijke omvang van ca. 5000m², zijn de geplande bodemingrepen van die aard en omvang dat ze potentieel aanwezige waarden, die een bijdrage zouden kunnen leveren aan onze actuele archeologische kennis, kunnen aantasten. Figuur 3.2. Overzichtsplan met de locaties waar een vervolgonderzoek is aangewezen geprojecteerd op de Kadasterkaart en op het Digitale Hoogte Model. 5

Het gaat met name om twee zones waar de teelaarde wordt afgegraven, zowel voor de aanleg van een terrein voor grondverbetering (zuidelijke zone, ca. 3000m²) als voor een tijdelijke werfzone waar gepland wordt een bestaande gracht te verdiepen, zonder gebruik te maken van rijplaten (noordelijke zone, ca. 2000m² exclusief bestaande gracht). Met het oog op potentiële archeologische kennisvermeerdering wordt voor beide zones een uitgesteld vooronderzoek geadviseerd om dit potentieel verder te onderzoeken voorafgaand aan de geplande bodemingrepen. 1.4. Maatregelen De kans dat archeologische vondsten, sporen of structuren tijdens werkzaamheden aan het licht komen in beide zones waar de teelaarde wordt afgegraven, is niet onbestaande. Daarom is een uitgesteld vooronderzoek met ingreep in de bodem aan de orde, dat conform de CGP bestaat uit een aantal opeenvolgende fasen, waarvan de noodzakelijkheid in sommige gevallen afhankelijk is van de resultaten uit voorgaande fasen, en waarover op dit moment dus nog geen concrete informatie verstrekt kan worden. Gezien de bedoelde terreinen momenteel niet in gebruikt zijn als akkerpercelen (volgens de bodembedekkingskaart) is een veldkartering niet aangewezen. Volgende fasen zijn (deels onder voorbehoud) wel aan de orde: (1) Fase 1: Een landschappelijk bodemonderzoek, om de aardkundige opbouw en ontstaansgeschiedenis, evenals de mate van verstoring, van de lokale ondergrond en het landschap beter in te schatten in functie van het archeologisch potentieel. (2) Fase 2 (onder voorbehoud): Een verkennend archeologisch booronderzoek (fase 2A), eventueel gevolgd door een waarderend archeologisch booronderzoek (fase 2B). Indien uit fase 1 blijkt dat de bovenste meter van de bodem gekenmerkt wordt door een (quasi) intacte bodembewaring is op die locaties vervolgens een onderzoek naar de aanwezigheid en bewaringstoestand van archeologische (prehistorische) vondstclusters noodzakelijk, dat op zelf, afhankelijk van de bekomen resultaten, ook een gefaseerd karakter kan aannemen. Het dient vooraf te gaan aan fase 3 (zie onder) en dit omwille van het sterk ingrijpende karakter van die derde fase, waarbij eventueel aanwezige en behoudenswaardige vondstclusters in sterke mate verstoord kunnen geraken. Met name voor de zuidelijke, hoger gelegen zone is deze onderzoeksfase relevant. De vorm en omvang van de noordelijke, lager gelegen zone daarentegen is minder geschikt voor dit type van onderzoek. Indien deze booronderzoeken indicaties voor goed bewaarde vondstclusters aan het licht zouden brengen, dienen deze vervolgens eerst, d.w.z. voorafgaand aan fase 3, verder te worden onderzocht, hetzij in de eerste plaats door proefputten in functie van steentijd artefactensites (fase 2C), hetzij direct door opgraving, afhankelijk van de resultaten uit de booronderzoeken. Indien het archeologische booronderzoek geen goed bewaarde vondstclusters aan het licht zou brengen, kan na fase 1 direct worden overgegaan tot fase 3. 6

(3) Fase 3: het aanleggen van proefsleuven om de aanwezigheid en bewaring van archeologische vindplaatsen gekenmerkt door de aanwezigheid van bodemsporen (uit recentere archeologische perioden) na te gaan. 7

2. PROGRAMMA VAN MAATREGELEN 2.1. PvM voor uitgesteld vooronderzoek met ingreep in de bodem 2.1.1 Administratieve gegevens Naam en adres initiatiefnemer Aquafin nv Dijkstraat 8 2630 Aartselaar Bounding box x: 132 499,747 y: 211 508,285 x: 132 650,998 y: 211 508,285 x: 132 650,998 y: 210 984,693 x: 132 499,747 y: 210 984,693 Kadastrale gegevens Sint-Gillis-Waas, sectie 1, afdeling C, percelen 941D, 942, 903B 2.1.2 Aanleiding van het vooronderzoek Zie hiervoor DEEL 2 : Verslag van resultaten en Deel 3, paragraaf 1.3. Het gaat voor de twee gescheiden zones telkens om het afgraven van teelaarde voor de aanleg van een tijdelijke werkzone in een noordelijke zone en voor de aanleg van een terrein van grondverbetering in een zuidelijke zone. 2.1.3 Resultaten van het vooronderzoek zonder ingreep in de bodem Uit het bureauonderzoek, waarvan de resultaten in het tweede deel van de archeologienota uitvoerig werden beschreven, kwam naar voor dat het projectgebied zich bevindt op natte en vochtige lemige zandgronden ter hoogte van de zwak hellende, noordelijke flank van de Wase Cuesta, die gekenmerkt wordt door een complexe vormingsgeschiedenis en microtopografie waar zowel Pleistocene als Holocene sedimenten aan het oppervlak voorkomen. In de regio rondom het projectgebied zijn verschillende archeologische vindplaatsen gekend die dateren uit de Steentijden t/m de Nieuwste Tijden en die voorkomen in verschillende en deels gelijkaardige landschappelijke en bodemkundige contexten. Op basis daarvan besluiten we dat in het projectgebied, waar (nog) geen archeologische waarden gekend zijn door een gebrek aan onderzoek, ook een archeologisch potentieel aanwezig is dat verder onderzocht dient te worden. 8

2.1.4 Vraagstelling en onderzoeksdoelen Het doel voor het uitgestelde vooronderzoek met ingreep in de bodem is na te gaan welk potentieel het projectgebied heeft voor de aanwezigheid en bewaring van archeologische vindplaatsen. Dit onderzoek moet in eerste instantie de aanwezigheid van vindplaatsen aantonen of weerleggen en indien ze aanwezig zijn dient een evaluatie te worden gemaakt van de begrenzing, bewaring en datering van de vindplaats en van de mate waarin de geplande werkzaamheden (met name het afgraven van de teelaarde) deze potentiële vindplaats(en) bedreigen. Volgende onderzoeksvragen dringen zich op: 1. Specifiek voor het landschappelijk booronderzoek: - Welke zijn de waargenomen bodemhorizonten, beschrijving + duiding? - Waardoor kan het ontbreken van een horizont verklaard worden? - Zijn er tekenen van erosie? - In hoeverre is de bodemopbouw over het ganse studiegebied intact? - Wat is de relatie met paleolandschap en bodemkundige elementen? 2. Specifiek voor het archeologisch booronderzoek naar vondstclusters: - Zijn er vindplaatsen in de vorm van vondstclusters aanwezig? - Wat is de aard van deze vindplaats(en)? - Wat is de omvang/afbakening van de vindplaats(en)? - Wat is de bewaringstoestand en/of de intactheid van de vindplaats(en)? - Wat is de datering van de vindplaats(en)? - Is er sprake van vindplaatsen in verticaal stratigrafisch verband? 3. Specifiek voor het proefsleuvenonderzoek naar sporenvindplaatsen: - Zijn er sporen aanwezig? Zo ja, geef een beknopte omschrijving. - Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen? - Hoe is de bewaringstoestand van de sporen? - Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren? - Behoren de sporen tot één of meerdere periodes? - Kan op basis van het sporenbestand in de proefsleuven een uitspraak worden gedaan over de aard en omvang van occupatie? - Zijn er indicaties (greppels, grachten, lineaire paalzettingen, ) die kunnen wijzen op een inrichting van een erf/nederzetting? - Zijn er indicaties voor de aanwezigheid van funeraire contexten? Zo ja: Hoeveel niveaus zijn er te onderscheiden? Wat is de omvang? Komen er oversnijdingen voor? Wat is het, geschatte, aantal individuen? - Kunnen de sporen gelinkt worden aan nabijgelegen vindplaatsen? - Wat is de relatie tussen de bodem en de archeologische sporen? - Wat is de relatie tussen de bodem en de landschappelijke context (landschap algemeen, geomorfologie, )? - Is er een bodemkundige verklaring voor de partiële afwezigheid van archeologische sporen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? 4. Voor zowel vondstclusters als sporenvindplaatsen: - Wat is de bewaringstoestand van elke archeologische vindplaats? - Wat is de waarde van elke vastgestelde archeologische vindplaats? - Wat is de potentiële impact van de geplande ruimtelijke ontwikkeling op de waardevolle archeologische vindplaatsen? 9

- Voor waardevolle archeologische vindplaatsen die bedreigd worden door de geplande ruimtelijke ontwikkeling: hoe kan deze bedreiging weggenomen of verminderd worden (maatregelen behoud in situ)? - Voor waardevolle archeologische vindplaatsen die bedreigd worden door de geplande ruimtelijke ontwikkeling en die niet in situ bewaard kunnen blijven: Wat is de ruimtelijke afbakening (in drie dimensies) van de zones voor vervolgonderzoek? Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht, zowel vanuit methodologie als aanpak voor het vervolgonderzoek? - Welke vraagstellingen zijn voor vervolgonderzoek relevant? - Zijn er voor de beantwoording van deze vraagstellingen natuurwetenschappelijke onderzoeken nodig? Zo ja, welke type staalnames zijn hiervoor noodzakelijk en in welke hoeveelheid? Het onderzoeksdoel is geslaagd als na het onderzoek op bovenstaande vragen een antwoord kan geformuleerd worden. 2.1.5 Onderzoeksstrategie, - methode en technieken In relatie tot het verschil in vorm en omvang van beide zones (d.i. langwerpig smal versus rechthoekig breed) wordt een ietwat verschillende strategie voorgesteld. In de brede zuidelijke zone waar een terrein voor grondverbetering komt adviseren we volgend traject: - Fase 1: landschappelijk bodemonderzoek d.m.v. verschillende boringen - (in noodzakelijk: Fase 2a: verkennende archeologische boringen) - (indien noodzakelijk: Fase 2b waarderende archeologische boringen) - (indien noodzakelijk: opgraving van vondstclusters) - Fase 3: proefsleuven In de smalle, noordelijke zone waar archeologisch booronderzoek weinig zinvol is (infra), gaat het om volgende fases: - Fase 1: landschappelijk bodemonderzoek d.m.v. enkele boringen - Fase 3: proefsleuven, met verhoogde aandacht voor vondstclusters FASE 1: landschappelijk bodemonderzoek Om de aardkundige opbouw, ontstaansgeschiedenis en bewaringtoestand van de lokale ondergrond en het landschap beter te kunnen inschatten zijn landschappelijke boringen in beide zones de meest aangewezen methode. Dit booronderzoek gebeurt conform de CGP (met name paragraaf 6.13; paragraaf 7.3.; hoofdstuk 7) en wordt uitgevoerd door twee personen, met name een (assistent-)aardkundige en een veldwerkleider, onder leiding van een erkend archeoloog. Voor de noordelijke, smalle en lager gelegen zone wordt een boorraai met een onderlinge tussenafstand van ca. 40-50m tussen opeenvolgende boringen geadviseerd. Dit komt overeen met een vijftal boringen. Voor de zuidelijke, hoger gelegen zone wordt een resolutie van ca. 20-25m vooropgesteld. Dit komt in de praktijk neer op maximaal een tiental boringen die ofwel over twee parallelle raaien ofwel willekeurig over het ganse terrein worden uitgevoerd. Gezien de lokale bodemgesteldheid (Scb, Sdb en Sep) worden deze boringen uitgevoerd met een Edelmanboor (ø=7cm) tot op een diepte van ca. 1m onder het huidig maaiveld. Alle 10

opgeboorde bodemprofielen worden opengelegd waarbij de stratigrafische volgorde wordt aangehouden met aanduiding van boven- en onderzijde. De boorbeschrijvingen, -registraties en -interpretaties gebeuren ter plaatse. De lokalisering van de boorpunten gebeurt met xyzcoördinaten (planimetrie in Lambertcoördinaten; altimetrie ten opzichte van de Tweede Algemene Waterpassing). Op die manier kan een goede inschatting gegeven worden van de variatie in de lokale bodemontwikkeling en -bewaring en kan advies verleent worden naar de noodzaak van een karterend archeologisch booronderzoek (fase 2A). FASE 2: Karterend en (onder voorbehoud) waarderend booronderzoek Om de aanwezigheid en bewaring van archeologische vondstclusters te evalueren is in principe een verkennend en eventueel een waarderend archeologisch booronderzoek noodzakelijk. Het verkennend archeologisch booronderzoek heeft als doel archeologische vondstclusters op te sporen. Het doel van het daaropvolgend waarderend archeologisch booronderzoek is eventueel aangetroffen vondstclusters verder te evalueren. De strategie en afbakening voor het waarderend archeologisch booronderzoek worden aangestuurd door de resultaten van het verkennend archeologisch booronderzoek. Het nut van dergelijk onderzoek hangt echter deels samen met de omvang en vorm van het studiegebied, waarbij het zogenaamde grenseffect een belangrijke rol speelt. Dit betekent dat vindplaatsen aan de rand van een studiegebied, ongeacht haar omvang en vorm, eerder gemist zullen worden dan vindplaatsen die volledig in het studiegebied liggen, een fenomeen dat vooral bij zeer kleine en/of langwerpige studiegebieden uiterst problematisch is (zie Tol et al 2004: 33; Noens et al 2013). Dit is hier van toepassing op de noordelijke, langwerpige zone, waar de maximale breedte slechts een tiental meter bedraagt. Omwille van die reden is het weinig zinvol in die zone een archeologisch booronderzoek uit te voeren, in tegenstelling tot de zuidelijke, rechthoekige zone (ca. 40x75m) waar grondverbeteringswerken gepland zijn. Het voorgestelde booronderzoek in de zuidelijke zone wordt minimaal uitgevoerd conform de Code van Goede Praktijk (met name hoofdstuk 8, paragrafen 8.4 en 8.5) en staat onder leiding van een veldwerkleider met aantoonbare ervaring in dergelijk booronderzoek. Het boorgrid in de verkennende fase bestaat uit een verspringend driehoeksgrid van ca. 10x10m, waarbij de onderlinge afstand tussen alle aanliggende boringen in het grid op ca. 10m van elkaar liggen. Dit komt neer in het geval van de zuidelijke zone neer op een dertigtal boringen. Indien dit karterend booronderzoek indicaties voor vondstclusters aan het licht brengt, kan vervolgens een waarderend archeologisch booronderzoek noodzakelijk zijn, in de eerste plaats om de clusters beter te kunnen evalueren en afbakenen. De resolutie van het boorgrid met eenzelfde configuratie bedraagt in dit geval echter 5x5m. De ligging is afhankelijk van de resultaten uit de karterende fase. Alle boringen uit de karterende (en eventueel waarderende) fase(s) worden manueel uitgevoerd met een Edelmanboor (ø=12cm). De inzichten omtrent de variatie in opbouw en bewaring van de bodem uit het eerdere landschappelijk bodemonderzoek worden tijdens het karterende booronderzoek verfijnd door middel van gedetailleerde observatie, registratie en interpretatie van het opgeboorde sediment. Vervolgens worden relevante bodemhorizonten bemonsterd tot aan de C-horizont en nat gezeefd over een maaswijdte van 1mm. Na het drogen van het zeefresidu wordt dit droog zeefresidu onder leiding van een steentijdspecialist geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. 11

Figuur 3.3. Voorstel tot boorgrid voor het verkennend archeologisch onderzoek in de zuidelijke zone. Deze opeenvolging van handelingen vormt de basis voor een evaluatie van de aanwezigheid en bewaring van vondstclusters, en een advisering naar ofwel (1) behoud in situ of eventueel vervolgonderzoek (door middel van proefputten en/of een opgraving afhankelijk van de resultaten) indien één of meer behoudenswaardige vondstcluster(s) werden aangetroffen ofwel (2) vrijgave voor een proefsleuvenonderzoek indien geen vondstcluster(s) werd(en) aangetroffen. FASE 3: Proefsleuvenonderzoek Na het uitvoeren van een landschappelijk booronderzoek, en indien noodzakelijk een archeologisch booronderzoek in de zuidelijke, dient een proefsleuvenonderzoek naar archeologische sporen te worden uitgevoerd. Dit onderzoek gebeurt conform de CGP (met name hoofdstuk 8, paragraaf 8.6.). In de zuidelijke zone adviseren we een onderzoek door middel van drie parallelle proefsleuven van elk 2m breed (kraanbakbreedte) over de ganse lengte van de zone (ca. 75m) en met een tussenafstand tussen die sleuven van 15m (as op as), lokaal kunnen uitbreidingen op de proefsleuven worden uitgegraven om aangetroffen sporen of vondsten beter te evalueren. In de noordelijke zone gaat het om een lange, op één plaats onderbroken proefsleuf van 2m breed (kraanbakbreedte) met een totale lengte van ca. 170m. Aangezien in deze zone geen archeologisch booronderzoek wordt geadviseerd, maar de aanwezigheid van behoudenswaardige vondstclusters toch niet uitgesloten kan worden, adviseren we om tijdens het afgraven van de teelaarde voor de proefsleuven extra aandachtig te letten op de aanwezigheid van lithische vondsten. 12