ECLI:NL:RBDHA:2013:9477

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBMID:2007:BB8676

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBMID:2008:BE0039

ECLI:NL:RBROT:2015:8694

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:RBROT:2010:BN8300

ECLI:NL:RBMID:2008:BD3414

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357

ECLI:NL:RBMNE:2013:BY8980

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBZWB:2014:7352

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

ECLI:NL:RBZWB:2013:11405

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl


ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091

ECLI:NL:RBDHA:2017:4885

ECLI:NL:RBZWB:2013:11284

ECLI:NL:RBMNE:2017:2000

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBALK:2011:BR4675

ECLI:NL:RBOVE:2016:286

ECLI:NL:RBAMS:2014:8805

ECLI:NL:RBARN:2011:BP3591

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,


ECLI:NL:RBNNE:2014:131

ECLI:NL:RBROT:2009:BI9844

ECLI:NL:RBROT:2017:886

ECLI:NL:RBNNE:2014:1383 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C HA ZA

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBROT:2017:3261

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBARN:2012:BX0624

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301

ECLI:NL:RBSHE:2012:7610 Rechtbank 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3534

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7057

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:RBDHA:2017:364

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBDHA:2015:5044

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBZLY:2006:BC8798

ECLI:NL:RBROT:2015:5910

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411

ECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886

ECLI:NL:RBARN:2011:BU6953


ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053

ECLI:NL:RBOVE:2016:4562

ECLI:NL:RBMID:2008:BD7099

ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3836

ECLI:NL:RBOVE:2017:2573

ECLI:NL:RBGEL:2017:2637

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

ECLI:NL:RBROT:2016:3340

ECLI:NL:RBAMS:2016:38

ECLI:NL:RBLIM:2017:8199

Transcriptie:

ECLI:NL:RBDHA:2013:9477 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 24072013 Datum publicatie 09082013 Zaaknummer C09298905 HA ZA 073554 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg enkelvoudig Eindvonnis. De Staat wordt veroordeeld tot het aanbrengen van de door de deskundige aanbevolen geluidwerende voorzieningen in de woning van eiser. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel zaaknummer / rolnummer: C/09/298905 / HA ZA 073554 Vonnis van 24 juli 2013 in de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens te Den Haag, tegen DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Infrastructuur en Milieu), zetelend te Den Haag,

gedaagde, advocaat mr. E.M. Kostense te Den Haag. Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden. 1 De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: het tussenvonnis van 25 januari 2012 (hierna: het tussenvonnis); het procesverbaal van de comparitie van 16 maart 2012; de akte van depôt van 29 november 2012, met het deskundigenbericht en de declaratie van de deskundige; de conclusie na deskundigenbericht van [eiser], met producties. 1.2. De Staat heeft afgezien van een conclusie na deskundigenbericht. Daarna is een datum voor vonnis bepaald. 2 De verdere beoordeling 2.1. In deze zaak heeft de bij vonnis van 23 juni 2010 benoemde deskundige, de heer ir. C.A. van der Steen (hierna: Van der Steen), op 20 juli 2011 een deskundigenrapport (door hem aangeduid als TC1O175) uitgebracht. Tijdens de comparitie van 16 maart 2012 is met partijen onder meer besproken dat de rechtbank aan Van der Steen de volgende twee aanvullende vragen ter beantwoording zou voorleggen: 1) Indien wordt uitgegaan van een geluidsbelasting van 69 db(a) aan de buitenzijde van de woning op de kopgevel, op een hoogte van 4,5 meter, bestaat ook dan de gerede kans dat de door de deskundige geadviseerde maatregelen leiden tot een geluidsniveau in de slaapkamers op de bovenverdieping van de woning van maximaal 35 db(a)? 2) Indien dat niet het geval is, zijn dan aanvullende maatregelen, buiten de in het rapport geadviseerde maatregelen, mogelijk om dat geluidsniveau te realiseren? Zo ja, welke, en wat zijn de kosten van die maatregelen? 2.2. Op 26 november 2012 heeft Van der Steen zijn aanvullende rapport uitgebracht. Daarin heeft hij vraag 1) als volgt beantwoord: Ja. Op basis van de uitgevoerde metingen en simulaties wordt gesteld dat bij de geadviseerde maatregelen aan de kopgevel er een gerede kans is dat een geluidsniveau binnen van maximaal 35 db(a) behaald kan worden. Daarbij zijn tenminste de maatregelen voor de kopgevel, beschreven onder fase 1 en 2 noodzakelijk. De simulaties zijn gebaseerd op de gesloten gevelvlakken, waarbij randeffecten uit de praktijksituatie niet zijn meegenomen. Deze kunnen het effect reduceren. Van belang is dus dat er enige marge is, wat het geval is. Verder is het van groot belang dat de aansluitingen rondom de gevelvlakken dicht zijn. Dit aandachtspunt is reeds opgenomen in het deskundigenrapport TC1O175 d.d. 13 juli 2011. De geluidbelasting op de voorgevel is bepaald (vastgelegd), de belasting op de overige gevel en dakvlakken is onbekend, maar zal met toenemende afstand tot de weg lager worden. Dit wordt bevestigd door de indicatieve metingen in TC1O175. Daarbij is immers vastgesteld dat het geluidniveau in de slaapkamers 1 en 2, grenzend aan de kopgevel, hoger is dan in de slaapkamers 3 en 4 bij

ongeveer dezelfde verkeersintensiteit. Concreet betekent dit dat hoe verder weg van de voorgevel, hoe minder de nog te realiseren reductie wordt of, hoe lager het geluidsniveau bij een gelijk pakket aan maatregelen. Bij simulatie 3 is een voorzetwand geplaatst voor het vlak dat het meest met geluid wordt belast. Het principe van een voorzetwand is gebaseerd op een massaveer systeem. De combinatie van een massa (dubbele gipsplaat) met isolatie (minerale wol) bewerkstelligd een goede geluidswering. De geadviseerde maatregelen voor de 4 slaapkamers zijn op dat principe gebaseerd. Door te variëren in dikte van de massa en/of de isolatie is per scheidingsconstructie een maatregel geadviseerd. Bij bepaalde scheidingsconstructie wordt enkel isolatie toegevoegd, omdat de massa al wordt gevormd door de huidige constructie. De gewichtstoename wordt daardoor beperkt. 2.3. Vraag 2 heeft Van der Steen als volgt beantwoord: Aanvullende maatregelen voor de scheidingsconstructies, anders dan in het rapport TC1O175 beschreven, zijn naar verwachting niet nodig om het geluidsniveau binnen te kunnen realiseren. Echter, wordt nogmaals benadrukt dat niet alleen de maatregelen per scheidingsconstructie van belang zijn, even belangrijk zijn de afdichtingen rondom deze scheidingsconstructies en ontkoppeling. Bij herbeoordeling van de geadviseerde en begrootte maatregel, wordt opgemerkt dat de noodzaak van deze afdichtingen en eventuele ontkoppelingen zijn onderbelicht. Een herziene kostenraming per fase is hieronder toegevoegd. Uit de metingen (simulaties) is tevens geconcludeerd dat met betrekking tot de voorgevel de gewenste geluidwering in fase 2 wordt bewerkstelligd. Fase 1 in rapport TC1O175 kan dus niet zelfstandig voldoen naar verwachting. Daarom is deze voor een deel samengevoegd. Om misverstand te voorkomen worden nu onderscheiden fase A, B en C. Uiteraard biedt het uitvoeren van al deze fasen gezamenlijk de grootste kans dat het resultaat wordt behaald en voorkomt het dat meer keren in de woning aan de slag moet worden gegaan. Tussentijdse metingen kunnen dan vervallen. Ook kan dit een voordeel opleveren in organisatie, planning en tijdspad. De totaal kosten komen dan uit op: Fase A: 18.351,= Fase B: 13.843,= Fase C: 12.961,= Totaal 45.155,= 2.4. Aangezien De Staat heeft afgezien van een conclusie na deskundigenbericht, gaat de rechtbank ervan uit dat hij zich, anders dan [eiser], met de bevindingen van Van der Steen kan verenigen. [eiser] betoogt dat Van der Steen geen gebruik heeft gemaakt van de nieuwste methoden en inzichten, maar van de zogenaamde kistenmethode die volgens [eiser] als zeer onbetrouwbaar moet worden beschouwd en daarom niet meer gebruikt wordt. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [eiser] verwezen naar het commentaar van de door hem ingeschakelde deskundige, ing. M. van Eeden van Technisch Bureau Van Eeden (hierna: Van Eeden) op zowel het conceptrapport als het definitieve rapport van Van der Steen (productie 1 resp. 2 bij conclusie na deskundigenbericht). 2.5. De rechtbank neemt conform HR 9 december 2011, LJN: BT2921 het volgende tot uitgangspunt. Voor de rechtbank geldt een beperkte motiveringsplicht ten aanzien van de beslissing om de bevindingen van deskundigen al dan niet te volgen. Wel dient de rechtbank bij de beantwoording van de vraag of de zij de conclusies waartoe Van der Steen in zijn rapporten is gekomen in zijn beslissing zal volgen, alle terzake door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen en op basis van die aangevoerde stellingen in volle omvang te toetsen of aanleiding bestaat van de in de rapporten geformuleerde conclusies af te wijken. Hierbij is van belang of de bezwaren van in dit geval [eiser] een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van de zienswijze van Van der Steen, ermee

rekening houdende dat in dit geval sprake is van een in hoge mate technische kwestie. 2.6. Kern van het commentaar van Van Eeden op het conceptrapport van Van der Steen is, dat laatstgenoemde een testkamer had moeten gebruiken volgens de norm ISO 101402 in plaats de door hem gebruikte kistenmethode, die Van Eeden als onbetrouwbaar aanmerkt. Daarnaast is volgens Van Eeden de door Van der Steen gehanteerde norm NEN 5077 niet bedoeld voor laboratoriumproeven maar voor praktijksituaties in gebouwen. Verder betwijfelt Van Eeden of Van der Steen bij de proeven aan de zendzijde van het geluid wel aan alle relevante aspecten van NEN 5077 voldoende aandacht heeft besteed. Ten slotte voert Van Eeden aan dat Van der Steen de versie van NEN 5077 uit 2001 in plaats van die uit 2006 heeft toegepast. 2.7. Dit commentaar heeft Van der Steen geen aanleiding gegeven om zijn conceptrapport aan te passen. Volgens Van der Steen geven de uitgevoerde simulatie en verkregen meetresultaten een indicatie van het geluidsniveau binnen de woning dat met de door hem voorgestelde maatregelen gerealiseerd kan worden, zodat daarmee een gerede kans aanwezig is dat het geluidsniveau van 35 db(a) kan worden behaald. De meetmethode conform ISO 101402 is een laboratoriummeting, terwijl de vraagstelling van de rechtbank impliceert dat behoefte is aan een oordeel over de situatie in de praktijk. Daarop sluit aan dat de metingen zijn uitgevoerd conform NEN 5077, aldus Van der Steen. 2.8. De rechtbank bevestigt dat in de vraagstelling aan Van der Steen besloten ligt dat het onderzoek zoveel mogelijk rekening zou houden met de woning van [eiser]. De rechtbank acht begrijpelijk dat Van der Steen zijn onderzoek heeft verricht door middel van een simulatie van de praktijk en een daarop aansluitende meetmethode conform NEN 5077. Dat deze methode niet juist zou zijn toegepast heeft Van Eeden in zijn commentaar op het definitieve rapport niet meer betoogd. Het overige commentaar van Van Eeden geeft de rechtbank geen aanleiding om Van der Steen niet in zijn oordeel te volgen. De rechtbank neemt dan ook de conclusies van de beide rapporten van Van der Steen en de gronden waarop deze berusten over en maakt deze tot de hare. Dit brengt mee dat er een gerede kans aanwezig is dat na uitvoering van de in het aanvullende rapport beschreven maatregelen (de fasen A, B en C), waarvan de kosten door Van der Steen zijn begroot op 45.155,, een geluidsniveau van maximaal 35 db(a) in de slaapkamers op de bovenverdieping wordt bereikt, uitgaande van een geluidsbelasting van 69 db(a) aan de buitenzijde van de woning op de kopgevel, op een hoogte van 4,5 meter. [eiser] heeft niet weersproken dat als dit resultaat wordt behaald, hiermee is voldaan aan de toezegging van de Staat, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. 2.9. Gelet op de rapportages van Van der Steen acht de rechtbank het verantwoord om onderdeel 1 van de primaire vordering van [eiser] toe te wijzen in die zin dat de Staat wordt veroordeeld de door Van der Steen in zijn aanvullende rapport beschreven maatregelen uit te voeren binnen een termijn van vier maanden na dagtekening van het vonnis. Deze veroordeling zal worden versterkt met een dwangsom van 5.000, per dag met een maximum van 150.000,. 2.10. Aangezien [eiser] met de rapportages Van der Steen reeds beschikt over gegevens met betrekking tot de te verwachten geluidsbelasting en de te treffen maatregelen, komt onderdeel 2 van zijn primaire vordering niet voor toewijzing in aanmerking. 2.11. Ten slotte wijst de rechtbank partijen nog op het volgende. Pas na uitvoering van de geluidswerende maatregelen kan worden vastgesteld of het door hem aan [eiser] toegezegde resultaat is bereikt. Mocht dit resultaat onverhoopt niet worden bereikt, dan gaat de rechtbank ervan uit dat partijen in goed overleg een oplossing bereiken. Zo nodig kan [eiser] zich opnieuw tot de rechtbank wenden, waarbij onder meer aan de orde kan komen of aanvullende maatregelen moeten worden getroffen of dat er eventueel plaats is voor een schadevergoeding. 2.12. De Staat zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Anders dan [eiser], ziet de rechtbank in de omstandigheid dat deze zaak voortvloeit uit

een onteigeningsprocedure geen aanleiding om bij de begroting van de proceskosten af te wijken van de gebruikelijke forfaitaire tarieven. De proceskosten worden aan de zijde van [eiser] als volgt begroot: dagvaarding: 70,85 griffierecht: 251, salaris advocaat: 2.260, (5 punten à 452, volgens tarief II) totaal: 2.581,85 3 De beslissing De rechtbank 3.1. veroordeelt de Staat tot het (doen) treffen van de maatregelen (fasen A tot en met C) zoals vermeld in het aanvullende rapport (TC12241) van Van der Steen aan de woning van [eiser], zulks binnen vier maanden na dagtekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van 5.000, voor iedere dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van 150.000,; 3.2. veroordeelt de Staat in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op 2.581,85; 3.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; 3.4. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2013.