ECLI:NL:RBAMS:2014:8276 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 05-11-2014 Datum publicatie 09-12-2014 Zaaknummer FA RK 14-7711 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie ontzetting van het ouderlijk gezag Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak beschikking RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht zaaknummer / rekestnummer: C/13/574364 / FA RK 14-7711 Beschikking van 5 november 2014 betreffende ontzetting van het ouderlijk gezag in de zaak van: de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Amsterdam, verzoekende partij,
hierna te noemen de Raad, tegen [vader], wonende te [woonplaats], hierna mede te noemen de vader, en [moeder], wonende te [woonplaats], hierna mede te noemen de moeder, De procedure: De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder: - het verzoek van de Raad d.d. 8 oktober 2014; - het rapport van de Raad d.d. 8 oktober 2014; - een verweerschrift van de vader, namens de vader ingediend door mr. R.Chr. Peteri op 17 oktober 2014. De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren van 21 oktober 2014. Gehoord zijn: - De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (apart gehoord), bijgestaan door mr. Z. Taspinar; - Mr. A.C. Mens, namens de moeder; - De vader, bijgestaan door mr. R.Chr. Peteri; - De stiefmoeder, bijgestaan door mr. S. el Mhassani en vergezeld door [tolk] (tolk); - [naam 1] en [naam 2], namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (verder: JBRA); - [naam 3], namens de Raad. De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De beoordeling: Het verzoek strekt tot ontzetting van het ouderlijk gezag op grond van artikel 1:269 en verder van het Burgerlijk Wetboek (BW) van de ouders over hun minderjarige kinderen: - [minderjarige 1][minderjarige 1], verblijvende te [woonplaats], - [minderjarige 2][minderjarige 2], verblijvende te [woonplaats]. Het verzoek strekt voorts tot benoeming als voogd van de minderjarigen van: Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam. Uit de stukken en het gestelde ter zitting is onder meer het volgende gebleken: De ouders zijn getrouwd op [datum] in Marokko. Tijdens dit huwelijk zijn de minderjarigen geboren. Op [datum] is het huwelijk door echtscheiding in Marokko ontbonden. De moeder is na de echtscheiding vertrokken naar [land] en speelt een minimale rol in het leven en de opvoeding van de minderjarigen. De vader is op [datum] getrouwd met stiefmoeder. Op [datum] zijn zij voor de Marokkaanse wet gescheiden. De scheiding moet nog voor de Nederlandse wet geformaliseerd worden. Sinds het huwelijk wonen de minderjarigen bij de stiefmoeder. Zij is niet met het gezag bekleed, maar is feitelijk inmiddels jarenlang de primaire opvoeder van de minderjarigen. Sinds de scheiding is er strijd tussen de vader en de stiefmoeder. De minderjarigen worden hierdoor emotioneel belast en dat is één van de redenen waarom op 27 augustus 2013 een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken. Tevens wordt per die datum een machtiging tot uithuisplaatsing voor verblijf bij de stiefmoeder uitgesproken. De ondertoezichtstelling is nadien verlengd tot 28 augustus 2015 en de machtiging tot uithuisplaatsing is nadien verlengd tot 28 oktober 2014. Op 6 mei 2014 heeft de Raad een onderzoek naar tijdelijke voogdij afgerond. De reden hiervoor was dat de moeder niet in beeld was en de vader onbereikbaar was voor JBRA. Op 31 juli 2014 is een zitting geweest, maar daarin is ten aanzien van de voogdij geen uitspraak gedaan. De stiefmoeder en de minderjarigen waren niet op de zitting aanwezig. Zij waren met toestemming van JBRA in Marokko. Daags na deze zitting is de vader, met een volmacht van de moeder, naar Marokko gereisd. De vader heeft in Marokko langs gerechtelijke weg gepoogd zijn gezag over de minderjarigen te laten gelden, zonder daarbij de beperkingen die daarop door de Nederlandse rechter zijn aangebracht, namelijk een ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing, te vermelden. Als gevolg hiervan werd de stiefmoeder als kinderontvoerder aangemerkt door de Marokkaanse overheid. Aangezien de vader het gezag heeft over de minderjarigen en de stiefmoeder niet, heeft dit er uiteindelijk toe geleid dat de stiefmoeder werd opgepakt door de politie. De minderjarigen zijn op aangeven van JBRA naar de Nederlandse Ambassade gebracht en vervolgens zijn zij in een safe house geplaatst. De minderjarigen waren bang en wisten niet wat hen overkwam. Het verweer van de moeder dat zij geen misbruik heeft gemaakt van haar gezag, omdat zij zijdelings betrokken was bij het gebeuren en omdat zij niet de intentie had om de minderjarigen te onttrekken aan de stiefmoeder, maar alleen contact wilde met de minderjarigen, wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank is van oordeel dat de moeder doordat zij haar volmacht aan de vader heeft gegeven, willens en wetens heeft meegewerkt met de vader. Met deze handelingen terzake het gezag, gericht tegen de stiefmoeder, hebben de ouders laten zien
alleen in hun eigen belang te handelen. De gestelde feiten en omstandigheden hebben de rechtbank tot de overtuiging gebracht dat sprake is van - misbruik van het gezag, zodat het verzoek tot ontzetting voor toewijzing vatbaar is. Nu het belang van voornoemde minderjarigen zich daartegen niet verzet zal als volgt worden beslist. De beslissing: De rechtbank: - ontzet: [vader][vader] en [moeder][moeder], voornoemd van het ouderlijk gezag over de minderjarigen: - [minderjarige 1][minderjarige 1], en - [minderjarige 2][minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]; - belast met de voogdij over voornoemde minderjarigen: Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam; - verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beschikking is gegeven door mr. M.I. Heyning, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. C.M.E. de Koning en A.J. Wesdorp, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H. de Haan - Bogaard, griffier, op 5 november 2014. 1 1 Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat, kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH). Het beroep moet worden ingesteld: - door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak; - door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.