1. Stel de verordening Baatbelasting Achterweg-Zuid e.o. te Lisse vast 2. Stel de verordening Baatbelasting Vennestraat vast.

Vergelijkbare documenten
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN BAATBELASTING RIOLERING BUITENGEBIED CLUSTERNR. 7 'Kon.Wilhelminaweg, Lage Horst'

gelet op artikelen 216 en 222 van de Gemeentewet en het aangevuld bekostigingsbesluit gebied Zuiddijk vastgesteld bij raadsbesluit van 25 maart 2004,

Gezien het voorstel inzake upgrading Bedrijventerrein Schuttersstraat (Gem. blad Afd. A 2002, no. 76);

Raadsvoorstel tot het vaststellen van verordeningen baatbelasting aanleg

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 8

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Ede (Gelderland)

Verordening baatbelasting riolering Hulsingbroek

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 oktober 2013, nummer , Team Ontwikkeling, Realisatie en Beheer;

Wetstechnische informatie

GEMEENTEBLAD. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 november 2016;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2007;

Wetstechnische informatie

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere (Flevoland)

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van xxxxxx, nr. xx ;

Artikel 1 Inleidende bepaling

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN BAATBELASTING RIOLERING BUITENGEBIED CLUSTERNR. 1 Meerwijkselaan, Molenbosweg

besluit Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2014.

Verordening afvalstoffenheffing 2019

vast te stellen de volgende Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing

Verordening Reclamebelasting Olst Centrum 2019

Gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders, nummer van..

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2013 (kenmerk );

Gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a. en b. van de Gemeentewet en artikel van de Wet Milieubeheer; b e s l u i t:

Gemeente Langedijk. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 november 2014, nummer 86;

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting centrum Boxmeer (Verordening reclamebelasting centrum Boxmeer 2013).

Wetstechnische informatie

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 oktober 2018, met overneming van de daarin vermelde motieven; besluit:

Onderwerp; Vaststelling Verordening reclamebelasting Bedrijventerrein Wijchen Oost 2017

Verordening rioolheffing Opmeer 2019.

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel van de Wet milieubeheer; B E S L U I T:

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 november 2018;

Verordening reinigingsheffingen Noord-Beveland 2018

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 december 2013;

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 24 november 2016;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 november 2016; VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RECLAMEBELASTING 2017

GEMEENTE LOPIK. Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2010

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Raadsvoorstel. 24 oktober Geachte raad,

BESLUIT: VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING

VERORDENING AFVALSTOFFENHEFFING EN REINIGINGSRECHTEN Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2014;

RAADSBESLUIT 14R.00481

gelet op het voorstel van het college van november 2015, nr. 15/

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2015;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2013; VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2014.

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING EN REINIGINGSRECHTEN 2016 (versie geldig vanaf )

Gemeente Grootegast Verordening reinigingsheffingen 2017

Besluit tot vaststelling van de Verordening op de watersysteemheffing Waterschap Veluwe 2011.

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel van de Wet milieubeheer; B E S L U I T:

Verordening rioolheffing

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel van de Wet milieubeheer; B E S L U I T:

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 november 2013

Gemeente Leidschendam-Voorburg Verordening reclamebelasting 2017

Gezien het Convenant stichting promotie Winsum, zoals overeengekomen tussen de gemeente Winsum en de Stichting Promotie Winsum;

Raadsbesluit. De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2016 nr.

WIJZIGING VERORDENINGEN RIOOLRECHTEN 2012 EN 2013

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude VERORDENING PRECARIOBELASTING 2016.

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2018

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere (Flevoland)

Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2019

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING 2011

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 november 2017 b e s l u i t : Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2016

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 11 november 2014, nummer 2014/72;

Omslagenverordening Schieland en de Krimpenerwaard 2005

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2014

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING 2017 (versie geldig vanaf )

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting Bronckhorst

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel van de Wet milieubeheer;

NIEUWE Verordening rioolheffing 2014

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 3 november 2015;

Nummer 090 G. Afvalstoffenheffing

Verordening reclamebelasting centrum Wijhe 2018

Format verordening raad. Gemeente Westerkwartier. Gemeente. Gemeenteraad. Financiën. Gemeentewet. vastelling nieuwe regeling

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2014,

Gemeente Woerden. besluit: Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2014

Verordening op de heffing en de invordering van de rioolheffing 2018 (Verordening rioolheffing 2018)

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2010 tot het aanpassen tarieven belastingen en heffingen 2011, nr.

Gezien het voorstel inzake onroerende-zaakbelastingen Stein 2006 (Gem. blad Afd. A 2005, no. 152 );

RAADSVOORSTEL MET VERORDENING

Besluit tot vaststelling van de Verordening op de watersysteemheffing waterschap Rijn en IJssel 2019.

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2016

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2019

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten gemeente Veendam

besluit: vast te stellen de volgende verordening:

Verordening watersysteemheffing waterschap Vechtstromen 2015

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 december 2010;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 21 november 2017;

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN DE PRECARIOBELASTING 2015 (versie geldig vanaf )

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting bedrijventerreinen Tiel 2019.

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2017;

gelezen het voorstel van het college d.d. 6 november 2012, nummer ;

Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen

Kenmerk voorstel Nieuwe regeling Gmb-jjjj-nr.

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

Transcriptie:

Datum voorstel 3 mei 2005 Agendapunt 12 (hamerstuk) Voorstelnummer 50 Vergadering 26 mei 2005 Behandelend ambtenaar : W.P.S. Duivenvoorden Doel: besluitvormend Aan de raad van de gemeente Lisse Onderwerp Vaststelling van de verordeningen Baatbelasting Achterweg-Zuid e.o. te Lisse en Baatbelasting Vennestraat Voorstel 1. Stel de verordening Baatbelasting Achterweg-Zuid e.o. te Lisse vast 2. Stel de verordening Baatbelasting Vennestraat vast. Inleiding De bereikbaarheid van de bedrijven gelegen aan de Achterweg-Zuid e.o. en de ontsluiting van de Vennestraat is/was verre van optimaal. Teneinde deze situatie te verbeteren is het college tot herinrichting van dit gebied overgegaan. Het krediet hiervoor is verleend op 27 april 2001 en 11 juli 2002 voor de ontsluiting van de Vennestraat en voor de Achterweg-Zuid is op 30 oktober 2003 en 4 november 2004. Deze herinrichting omvat naast een gedeeltelijke verbreding van de Achterweg-Zuid ook een nieuw te leggen ontsluitingsweg (Prof. Van Slogterenweg) vanaf de Achterweg-Zuid naar de Heereweg en vanaf de Heereweg naar de Vennestraat Daar deze aan te leggen wegen dienen om de aldaar gelegen bedrijven te bedienen wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de kosten deels worden verhaald van de eigenaren van deze percelen. Bij het door of met de medewerking van de gemeente tot stand brengen van voorzieningen van openbaar nut - zoals in het onderhavige geval de herinrichting - is het mogelijk om kosten te verhalen op de genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van onroerende zaken die gebaat zijn bij de getroffen voorzieningen. De gemeente kan met die belanghebbenden op privaatrechtelijke wijze overeenkomen de bijdrage in de herinrichting 'vrijwillig' te betalen. Een dergelijke overeenkomst moet blijkens jurisprudentie zijn gestoeld op een gemeentelijke exploitatieverordening ex artikel 42 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Ingeval geen privaatrechtelijke overeenkomst kan worden, gesloten met belanghebbenden, kan het fiscale instrument van de baatbelasting worden aangewend. Indien geen privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten kan worden zal een gedeelte van de kosten van de herinrichting door middel van een baatbelasting verhaald dienen te worden. Dit raadsvoorstel strekt tot de hiervoor noodzakelijke invoering van de 'Verordening Baatbelasting Achterweg-Zuid e.o. te Lisse' en de 'Verordening Baatbelasting Vennestraat'. Wat willen we bereiken Om baatbelasting te kunnen heffen dient door de gemeenteraad een belastingverordening te worden vastgesteld overeenkomstig de in de Gemeentewet terzake opgenomen regels. De wetgever gaat in artikel 222 van deze wet uit van een stelsel waarin lasten van voorzieningen worden omgeslagen over de door die voorzieningen gebate onroerende zaken. Voor ieder gebaat object wordt in beginsel een belastingschuld vastgesteld.

Wat gaan we daarvoor doen Een verordening baatbelasting kan worden vastgesteld vanaf het moment dat een aanvang is gemaakt met de aanleg van de voorzieningen. De verordening dient door de gemeenteraad te zijn vastgesteld uiterlijk binnen twee jaar nadat de voorzieningen geheel zijn voltooid. Om te bepalen of een onroerende zaak is gebaat, moet worden uitgegaan van een tijdstip dat gelegen is uiterlijk één jaar na voltooiing van de voorzieningen. Als een onroerende zaak gebaat is door de voorzieningen, zal de belasting ineens ofop verzoek- gedurende een aantal jaren worden geheven. Latere wijzigingen in het gebaat zijn van een onroerende zaak hebben daar geen invloed op. Ook latere bijbouw of afbraak van objecten kan dus niet leiden tot wijziging in het bestand van te belasten objecten of de hoogte van de te betalen belasting. Het niet langer gebaat zijn van een onroerende zaak is eveneens geen reden de belastingheffing te beëindigen. Hierdoor wordt voorkomen dat er een ongelijke behandeling ontstaat tussen personen die de belasting ineens hebben voldaan en personen die gekozen hebben voor een jaarlijkse heffing. Uitvoering De verordeningen treden in werking met ingang van de S dag na die van bekendmaking. De bekendmaking geschiedt door publicatie in de Lisser en via de website van de gemeente Lisse. De datum van ingang van heffing is 1 juli 2005. Communicatie Met de diverse belanghebbenden is al regelmatig contact geweest. Burgemeester en wethouders, B.M.C. van Poelgeest secretaris mevr. C. Langelaar burgemeester 2

Agendapunt Besluitnummer Vergadering 50-11 26 mei 2005 ~l LISSE Onderwerp Verordening Baatbelasting Vennestraat De raad van de gemeente Lisse; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.3 mei 2005, nr ; gelet op het bepaalde in artikel 222 van de Gemeentewet; Besluit: vast te stellen de: Verordening op de heffing en de invordering van de baatbelasting Vennestraat Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1. Deze verordening verstaat onder: a. onroerende zaak: 1. een gebouwd eigendom; 2. een ongebouwd eigendom; 3. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel1 en onderdeel 2 bedoelde aaneengebouwde of aangrenzende eigendommen, voor zover ter zake van die eigendommen een zelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, wordt aangemerkt als belastingplichtige; b. gebate gebied: het gebied binnen de blauwe omlijning aangeduid op de bij deze verordening behorende en gewaarmerkte kaart (Bijlage 1); c. bestemmingsplan: 'Voorschriften bestemmingsplan Oever' zoals vastgesteld door de gemeenteraad in de vergadering van 13 oktober 1971; d. een gebate onroerende zaak: een onroerende zaak die is gelegen binnen de blauwe omlijning op de bij de verordening behorende en gewaarmerkte kaart (Bijlage 1); e. bebouwde oppervlakte: de oppervlakte voorzien van gebouwen. 2. Indien in deze verordening begrippen worden gehanteerd welke ook voorkomen in het bestemmingsplan, gelden de begripsvoorschriften zoals opgenomen in de voorschriften van het bestemmingsplan, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 2 Belastbaar feit 1. Onder de naam 'baatbelasting Vennestraat' wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente Lisse en binnen het door de blauwe omlijning aangegeven gebate gebied zoals aangeduid op de bij deze verordening behorende en gewaarmerkte kaart, die op 1 juli 2004 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur. 2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten: a. groenvoorzieningen; b. verharding en straatmeubilair; c. markering en bebording; d. beschoeiing; e. verkeersvoorzieningen, weg, trottoir, voet- en rijwielpaden; f. grond-, sloop- en opruimwerkzaamheden; g. verleggen van kabels en leidingen. Artikel 3 Belastingplicht 1. De belasting wordt geheven van degene die van een gebate onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is., 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven. Artikel 4 Heffingsmaatstaf 1. De belasting wordt geheven naar de volgende maatstaven: a. de gecorrigeerde bebouwbare oppervlakte van een gebate onroerende zaak; dan wel b. indien de bebouwde oppervlakte groter is dan de bebouwbare oppervlakte, de gecorrigeerde bebouwde oppervlakte van een gebate onroerende zaak (onder bebouwde oppervlakte wordt verstaan de oppervlakte voorzien van gebouwen); zulks met inachtneming van het bepaalde in de navolgende artikelleden. 2. Voor een gebate onroerende zaak, zoals bedoeld in artikel1, eerste lid, onder a, wordt verstaan onder: a. bebouwbare oppervlakte: de oppervlakte van het bouwvlak van de gebate onroerende zaak volgens het bestemmingsplan, vermenigvuldigd met het percentage dat het bouwvlak volgens het bestemmingsplan maximaal bebouwd mag worden, op volle vierkante meters naar beneden afgerond; b. gecorrigeerde bebouwbare oppervlakte: de bebouwbare oppervlakte van de gebate onroerende zaak vermenigvuldigd met de daarbij behorende baatfactor voor ligging volgens de tot deze verordening behorende en gewaarmerkte tabel (Bijlage 2); c. gecorrigeerde bebouwde oppervlakte: de bebouwde oppervlakte van de gebate onroerende zaak, op volle vierkante meters naar beneden afgerond, vermenigvuldigd met de daarbij behorende baatfactor voor ligging volgens de tot deze verordening behorende en gewaarmerkte tabel (Bijlage 2); 2

d. baatfactor voor ligging: de factor die de mate van baat weergeeft van de gebate onroerende zaak, gerelateerd aan de ligging binnen het gebate gebied, welke wordt bepaald volgens de tot deze verordening behorende en gewaarmerkte tabel (Bijlage 2); 3. Ingeval in de periode gelegen tussen de in artikel 2, eerste lid, genoemde datum en de datum van ingang van de verordening, het eigendom, het bezit of het beperkt recht van een deel van een onroerende zaak is of wordt overgedragen, worden voor de verdeling van de belastingschuld voor de desbetreffende onroerende zaak de maatstaven van heffing, met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel, opnieuw vastgesteld. Bij de hernieuwde vaststelling zoals bedoeld in de vorige volzin wordt uitgegaan van een verdeling van de heffingsmaatstaf zoals deze aanvankelijk voor de onroerende zaak op de in artikel 2, eerste lid, genoemde datum gold. Artikel 5 Belastingtarief De belasting bedraagt voor een gebate onroerende zaak voor elke volle vierkante meter van de oppervlakte, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a of b, 7,48. Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 15 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet te worden ingediend. 2. Het belastingjaar is gelijk aan 1 januari tot en met 31 december, met uitzondering van het eerste jaar, welk jaar aanvangt op 1 juli 2005 en eindigt op 31 december 2005. 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 15 jaren en een rentevoet van 3,61% per jaar. 4. De belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren kan in enig jaar worden afgekocht. Hiertoe dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, voorafgaand aan het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het eerste belastingjaar van de periode, waarop de afkoop betrekking heeft, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 3,61%. 5 a. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel. b. In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet te worden ingediend. 3

6. a. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak, wordt voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren. Bij de hernieuwde vaststelling zoals bedoeld in de vorige volzin wordt uitgegaan van een verdeling van de heffingsmaatstaven zoals deze aanvankelijk voor de onroerende zaak op de in artikel 2, eerste lid, genoemde datum golden. Alsdan wordt aan de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel. b. In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid, op basis van de ingevolge onderdeel a hernieuwd vastgestelde maatstaven van heffing, gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet te worden ingediend. Artikel 7 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 8 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel9, eerste lid, van de lnvorderingswet 1990 moet de heffing ineens als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden betaald in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 2. Andere aanslagen dan die genoemd in het eerste lid, moeten worden betaald in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die als dagtekening op het aanslagbiljet is vermeld. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen. Artikel 9 Kwijtschelding Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting. Artikel11 Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 juli 2005. 3. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening baatbelasting Vennestraat'. 4

Aldus vastgestelel in de OPE!nbare vergadering 26 mei 2005. B. Blonk raadsgriffier Bijlagen: 1. kaart: gebate gebied Vennestraat; 2. tabel: overzicht van liggingen en daarbij behorende baatfactoren. 5

I:D.::: iiï.a Behoort bij: Verordening baatbelasting Vennestraat @ ) (Grens gebaat gebied ) ( ') (Baatfactor0.2 ) ( ) ( Baatfactor 1 ) ( 2 ) ~~ ( 1) ~~ ( VERSIE ) ( OMSCHRIJVINB ) @[) @[) ~ ( AFDEUNG WEG- EN WATERBOUW ) Verordening baatbelasting Vennestraat 111 0" ;:r 0., :I c. g c. <., 0 a 2.. :I.a I:D 111 111-0" iiï 111 -:;.a < :I :I 111 -., 111 111 -~ ~' m ct lq rom 1"1' CD """' 0.. [\J 0'1 s CD 1-' [\J 0 0 Ul

:/proj~/devernissan/ 27-apr-2005 09:49:10 SCHAAL 1:5000.00 Behoort bij: Verordening baatbelasting Vennestraat ( ) (Grens gebaat gebied ) ( ) (Baatfactor0.2 ) ( )( Baatfactor 1 ) ( 2 ) CJCJ ( 1 ) CJCJ LiiR::ili:J ( OMSCHRIJVINI3 ) @[) C ( AFDELING WEG- EN WATERBOUW ] Verordening baatbelasting Vennestraat td.::: iiï.c CT :::r 0., ::I c.. CT.::: c.. <.,., 0 c.. ::I :;.c td 111 111 -CT iiï 111 -:;.c < ::I ::I 111 -., 111 111 -.:::: ~ (IJ d" t.q (]) (IJ rl" CD 1:-' p,. t-v 0"1 s CD 1-' t-v 0 0 Ul

Bijlage 2 Tabel behorende bij de Verordening Baatbelasting Vennestraat Tabel: Overzicht van liggingen en daarbij behorende baatfactoren Ligging onroerende zaken in gebied: Baatfactor: Groen gemarkeerd Geel gemarkeerd 0,2 1,0 Aldus besloten in de openbare vergadering van 26 mei 2005, B. Blonk de griffier, 7

Toelichting op de 'Verordening baatbelasting Vennestraat e.o.' Algemeen De gemeente Lisse heeft op 23 mei 2001 door middel van een bekostigingsbesluit aangekondigd aan de eigenaren van de onroerende zaken gelegen aan het bedrijventerrein 'Oever' dat er voorzieningen getroffen gaan worden in dat gebied en dat daarvoor kostenverhaal gepleegd gaat worden. Bij het door of met de medewerking van de gemeente tot stand brengen van voorzieningen van openbaar nut- zoals in het onderhavige geval de inrichting van een bedrijventerrein - is het mogelijk om kosten te verhalen op de genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van onroerende zaken die gebaat zijn bij de getroffen voorzieningen. De gemeente kan met die belanghebbenden op privaatrechtelijke wijze overeenkomen de bijdrage in de herinrichting 'vrijwillig' te betalen. Een dergelijke overeenkomst moet blijkens jurisprudentie zijn gestoeld op een gemeentelijke exploitatieverordening ex artikel 42 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Ingeval geen privaatrechtelijke overeenkomst kan worden, gesloten met belanghebbenden, kan het fiscale instrument van de baatbelasting worden aangewend. Indien geen privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten kan worden zal een gedeelte van de kosten van de inrichting door middel van een baatbelasting verhaald dienen te worden. Dit raadsvoorstel strekt tot de hiervoor noodzakelijke invoering van de 'Verordening baatbelasting Oever'. Om baatbelasting te kunnen heffen dient door de gemeenteraad een belastingverordening te worden vastgesteld overeenkomstig de in de Gemeentewet terzake opgenomen regels. De wetgever gaat in artikel 222 van deze wet uit van een stelsel waarin lasten van voorzieningen worden omgeslagen over de door die voorzieningen gebate onroerende zaken. Voor ieder gebaat object wordt in beginsel een belastingschuld vastgesteld. Een verordening baatbelasting kan worden vastgesteld vanaf het moment dat een aanvang is gemaakt met de aanleg van de voorzieningen. De verordening dient door de gemeenteraad te zijn vastgesteld uiterlijk binnen twee jaar nadat de voorzieningen geheel zijn voltooid. Om te bepalen of een onroerende zaak is gebaat, moet worden uitgegaan van een tijdstip dat gelegen is uiterlijk één jaar na voltooiing van de voorzieningen. Als een onroerende zaak gebaat is door de voorzieningen, zal de belasting ineens of- op verzoek- gedurende een aantal jaren worden geheven. Latere wijzigingen in het gebaat zijn van een onroerende zaak hebben daar geen invloed op. Ook latere bijbouw of afbraak van objecten kan dus niet leiden tot wijziging in het bestand van te belasten objecten of de hoogte van de te betalen belasting. Het niet langer gebaat zijn van een onroerende zaak is eveneens geen reden de belastingheffing te beëindigen. Hierdoor wordt voorkomen dat er een ongelijke behandeling ontstaat tussen personen die de belasting ineens hebben voldaan en personen die gekozen hebben voor een jaarlijkse heffing. Artikelsgewijs toelichting Artikel1 Begripsomschrijvingen Om misverstanden bij het bepalen van het belastingobject te voorkomen, is in dit artikel onder meer een omschrijving van het begrip onroerende zaak opgenomen. De basis daarvoor is gelegd in de WOZ-objectafbakening. Omdat de baatbelasting een belasting is met een objectief en zakelijk karakter, is het niet toegestaan omstandigheden die verband houden met het feitelijke gebruik van een onroerende zaak van invloed te doen zijn op de objectafbakening. Binnen de WOl-objectafbakening gebeurt dat in bepaalde gevallen wel. Daar wordt een samenstel van twee of meer eigendommen die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen, als één object aangemerkt. Ook wordt er bij de WOl-objectafbakening van uitgegaan dat de feitelijke indeling van een eigendom tot gevolg kan hebben dat sprake is van één dan wel meerdere onroerende zaken. Beide elementen hebben daarmee als kenmerk, dat het aantal te onderscheiden onroerende zaken afhankelijk kan worden gesteld van feitelijk gebruik. Om deze redenen is er voor gekozen bij de baatbelasting het gebruikscriterium geheel uit te sluiten bij het bepalen van de omvang van een onroerende zaak.

Gekozen is voor een objectafbakening zoals die in hoogste instantie door de belastingrechter is bevestigd (Hoge Raad 24 juli 2001 nr. 35 981). Uitgangspunt is dat wordt uitgegaan van een kadastraal eigendom. Dit kan zijn één kadastraal perceel, maar ook meerdere aangrenzende kadastrale percelen voor zover die toebehoren aan een zelfde genothebbende als belastingplichtige. Heeft een eigenaar twee naast elkaar gelegen kadastrale percelen, dan worden deze tezamen als één onroerende zaak aangemerkt. Denkbaar is dat er sprake is van twee verschillende, feitelijke, gebruiksituaties. Voor de toepassing van de baatbelasting wordt uitgegaan van de objectieve gebruiksmogelijkheden voor het deel of het geheel van de aaneengesloten percelen. De inrichting van het bedrijventerrein 'Oever' omvat de aanleg van de Vennestraat met bijbehorende infrastructuur. Op het ingerichte gebied is het Bestemmingsplan 'Voorschriften bestemmingsplan Oever' van toepassing, deze wordt genoemd in het eerste lid, onder c. De baatwerking richt zich op onroerende zaken welke zijn gelegen binnen de blauwe omlijning op de bij de verordening behorende gewaarmerkte kaart (Bijlage 1.). Bij dit alles wordt uitgegaan van de situatie op de in artikel 2, eerste lid, genoemde peildatum voor de baatbepaling, zijnde 1 juli 2004. Een aantal van de in artikel1 opgenomen begripsomschrijvingen is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Deze omschrijvingen zijn van toepassing, tenzij in de verordening anders is bepaald. In artikel1 is voorts een omschrijving opgenomen van het begrip 'gebate onroerende zaak'. Hieronder wordt verstaan een onroerende zaak, welke op de peildatum is gelegen binnen de blauwe omlijning op de bij de verordening behorende en gewaarmerkte kaart. In welke mate de bestemming leidt tot gebaat zijn, is aangegeven in de tot deze verordening behorende Bijlage 2, Overzicht van liggingen en daarbij behorende baatfactoren. Artikel 2 Aard en voorwerp belasting Gebate gebied Via artikel 2 maakt de kaart waarop het gebate gebied is aangegeven deel uit van de belastingverordening. De kaart is gewaarmerkt ten bewijze dat zij behoort bij het besluit van de gemeenteraad waarbij de verordening baatbelasting is vastgesteld. Door het in kaart brengen van het belastinggebied maakt de gemeente kenbaar welke onroerende zaken door de getroffen voorzieningen binnen het gebate gebied vallen en derhalve zijn gebaat. De gebate onroerende zaken zijn alle gelegen binnen het op de tekening behorende bij het raadsbesluit van 23 mei 2001 (Bekostigingsbesluit Vennestraat e.o.) aangegeven gebied. Het gebate gebied wordt gevormd door de kadastrale buitengrenzen van de onroerende zaken welken direct of indirect uitwegen op de Vennestraat Tijdstip gebaat zijn Nog niet zolang geleden is de inrichting van het bedrijventerrein 'Oever' gerealiseerd. In artikel 2 is de peildatum voor het tijdstip van gebaat zijn vermeld: 1 juli 2004. Naar de toestand op dat tijdstip dient te worden beoordeeld of de onroerende zaken gebaat zijn door de voorzieningen. Deze datum dient uitdrukkelijk in de verordening te worden opgenomen. Er vindt naar de toestand op deze datum een eenmalige beoordeling plaats over de vraag of een onroerende zaak gebaat is door de voorzieningen. Dit brengt met zich mee dat latere wijzigingen in het gebaat zijn van een onroerende zaak geen invloed hebben op de verschuldigde belasting. Hierdoor wordt voorkomen dat er verschillen ontstaan tussen personen die de belasting ineens hebben voldaan en personen die gekozen hebben voor een jaarlijkse heffing. Ook latere bijbouw of afbraak van objecten kan conform de wettelijke regeling niet leiden tot wijziging in het bestand van belaste objecten. De verordening voorziet tevens in de situatie dat in de periode gelegen tussen de peildatum en de datum van ingang van de heffing, een onroerende zaak gedeeltelijk wordt vervreemd of gesplitst (artikel 4, derde lid). 2

Voorzieningen Bepalend voor de baatbelasting zijn die voorzieningen die in de verordening worden genoemd. Alleen een wezenlijke verandering die een verbetering inhoudt, kan leiden tot baatbelasting. Wij zijn van mening dat de herinrichting van het gebied een wezenlijke verbetering inhoudt. Artikel 2, tweede lid, vermeldt daarom de voorzieningen waarvan de kosten via de baatbelasting worden verhaald. Door de totstandkoming van het geheel van de voorzieningen ontstaat een situatie waardoor gebruiksmogelijkheden van de onroerende zaken zijn toegenomen. Het totaalbedrag van de te verhalen kosten is 837.500,--. Dit bedrag blijft onder het in het Bekostigingsbesluit opgenomen bedrag van 2.876.966,57 en ligt iets onder de werkelijk gemaakte kosten ( 838.752,--,zie: Kostenberekening Ontsluiting Dever, Bijlage 1) Baat Tussen de door of met medewerking van de gemeente tot stand gebrachte voorzieningen en de kosten daarvan enerzijds en de in de heffing te betrekken onroerende zaken anderzijds moet een band bestaan, gevormd door 'het gebaat zijn'. Beslissend is niet of de voorzieningen voordeel of nadeel opleveren voor een bepaald gebruik of een bepaalde gebruiker van een onroerende zaak, maar of de onroerende zaak- onafhankelijk van het gebruik daarvan -door de voorzieningen is gebaat. In de jurisprudentie wordt het begrip 'gebaat zijn' uitgelegd als 'geschikt of beter geschikt worden voor bebouwing' en 'in een voordeliger positie komen te verkeren' van een onroerende zaak. Gunstiger ligging, betere bereikbaarheid, modernisering, vergroting gebruiksgerief of gebruiksmogelijkheden, betere verhuurbaarheid en het tegengaan van verdere negatieve ontwikkelingen vormen meestal afzonderlijk dan wel tezamen voldoende grond voor het criterium 'verkrijgen van een voordeliger positie'. Het is niet noodzakelijk dat 'baat' gepaard gaat met een waardestijging van de onroerende zaak of een omzetverhoging voor de gebruiker van de onroerende zaak. Tevens geldt bij het vaststellen van de aanwezigheid van 'gebaat zijn' op de peildatum: eenmaal gebaat, altijd gebaat. Artikel 3 Belastingplicht In dit artikel wordt de belastingplicht omschreven. Belastingplichtig zijn natuurlijke personen en rechtspersonen zoals vennootschappen, stichtingen en verenigingen, die van de door gemeentelijke voorzieningen gebate onroerende zaken, zoals vermeld in artikel 2, het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. De wet gaat uit van belastingheffing tenzij de bijdrage in de kosten van de voorzieningen krachtens overeenkomst worden voldaan. In veel gevallen gebruiken gemeenten, zoals ook in dit geval, de baatbelasting als sluitstuk voor het kostenverhaal Indien er sprake is van een recht dat is afgeleid van een meer omvattend recht (bijvoorbeeld eigendom), heeft de gemeente- gelet op de omschrijving van de belastingplicht- bij het aanwijzen van de belastingplichtige in beginsel de keuze tussen de eigenaar, de bezitter of de beperkt gerechtigde. In verband hiermee zal de heffingsambtenaar, op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, bij die keuze moeten handelen op basis van vastgesteld beleid. Deze beleidsregels zijn identiek aan de regels zoals deze in het kader van de aanslagoplegging onroerende-zaakbelastingen zijn opgesteld. Deze regels zijn dan ook in het kader van de baatbelasting van overeenkomstige toepassing. Artikel 4 Maatstaf van heffing Er is in de Gemeentewet geen heffingsmaatstaf opgenomen voor de baatbelasting. Dit houdt in dat het de gemeentelijke wetgever vrij staat zelf te bepalen welke heffingsmaatstaf zij hanteert, met dien verstande dat het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk kan worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen (artikel 219, tweede lid van de Gemeentewet). De vraag of een heffingsmaatstaf leidt tot een billijke verdeling van de kosten over de gebate onroerende zaken, staat in beginsel niet ter beoordeling van de belastingrechter. Voor diens ingrijpen is slechts plaats als de verordening leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing. Belangrijk bij de keuze van een heffingsmaatstaf is dat zij moet aansluiten bij de aard van de voorzieningen die worden aangelegd. Het verdient aanbeveling om een heffingsmaatstaf te kiezen die zoveel mogelijk aansluit bij de baat. Om te komen tot een 3

rechtvaardige kostenomslag is gekozen voor een samenstel van twee grondslagen. Het eerste lid geeft aan uit welke onderdelen de heffingsmaatstaf is opgebouwd, zijnde gecorrigeerde bebouwbare oppervlakte dan wel, indien de bebouwde oppervlakte met toestemming van de gemeente groter is dan de bebouwbare oppervlakte, de gecorrigeerde bebouwde oppervlakte van een gebate onroerende zaak. Het woordje 'gecorrigeerde' heeft in deze betrekking op het feit dat de bebouwbare of bebouwde oppervlakte nog wordt vermenigvuldigd met een 'baatfactor'. Deze factor geeft de verschillen in baat weer tussen de verschillende bestemmingen uit het bestemmingsplan. Benadrukt wordt dat het hier gaat om de bestemming die op grond van het vigerende bestemmingsplan van toepassing is en niet om het feitelijke gebruik van het object. Bij het bepalen van de baatfactoren is rekening gehouden met de in dit kader in het bestemmingsplan/vrijstellingsbesluit opgenomen onderlinge verschillen in gebruiksmogelijkheden. Hiermee worden de verschillen in profijt tot uitdrukking gebracht. Voor de berekening van de bebouwbare oppervlakte wordt uitgegaan van de volgens het vigerende bestemmingsplan toegestane bebouwing van de kadastrale oppervlakte. De bebouwbare oppervlakte wordt vanaf de kadastrale kaart ingemeten. Afronding vindt, zoals gebruikelijk binnen de belastingheffing, plaats naar beneden op vierkante meters. De bebouwing op een kadastraal perceel behoeft niet aaneengesloten te zijn. Er kan zelfs sprake zijn van een situatie dat er in het geheel fysieke bebouwing ontbreekt, maar dat op grond van het bestemmingsplan het bijvoorbeeld is toegestaan het kadastrale perceel voor 80% of 50% te bebouwen. In dat geval wordt respectievelijk 80% of 50% van de oppervlakte van dit kadastrale perceel in deze heffingsmaatstaf meegenomen. In situaties waarin de werkelijk bebouwde oppervlaktegroter is dan het volgens het bestemmingsplan maximaal bebouwbare oppervlakte, wordt uitgegaan van de werkelijke oppervlakte. De bovengenoemde heffingsmaatstaven geven een juiste en billijke verhouding weer tussen de mate waarin de diverse onroerende zaken profiteren van de tot stand te brengen voorzieningen en de hoogte van de te betalen belasting. Tevens houden de gekozen heffingsmaatstaven verband met de aard en het karakter van de voorzieningen en is deze objectief en praktisch hanteerbaar. Ten aanzien van artikel 4, onderdeel 3, wordt het volgende opgemerkt. In praktijk komt het voor dat tussen het moment van de peildatum van de baatbepaling en het moment van ingang van de heffing er wijzigingen optreden in een onroerende zaak als gevolg van verkoop van een deel van de onroerende zaak. Het is noodzakelijk hiervoor een regeling in de verordening op te nemen waardoor een hernieuwde vaststelling van de heffingsmaatstaven voor de na de gedeeltelijke vervreemding ontstane onroerende zaken mogelijk is. Uitgangspunt zijn de heffingsmaatstaven zoals die oorspronkelijk golden. Artikel 5 Belastingtarief In het bekostigingsbesluit van 23 mei 2001 is het te verhalen bedrag gemaximeerd tot 2.876.966,57. Uiteindelijk wordt 837.500,-- over alle gebate onroerende zaken verdeeld. Dit is minder dan de werkelijk gemaakte kosten (zie: Bijlage 1). De twee voorgaande artikelen samenvattend bedraagt de belasting per onroerende zaak de uitkomst van de volgende formule: gecorrigeerde bebouwbare of bebouwde oppervlakte in vierkante meters x de baatfactor x 7,48. Zoals hiervoor aangegeven wordt de oppervlakte op hele meters afgerond. 4

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting De baatbelasting is in beginsel een heffing ineens. De belastingplichtige zal, na het vervallen van het tijdstip waarop de belasting verschuldigd is, de heffing ineens moeten betalen. In dit artikel is een regeling opgenomen voor belastingplichtigen die de baatbelasting echter in de vorm van een jaarlijkse belasting gespreid over een termijn van vijftien jaren willen betalen. Een gemeente is verplicht hiervoor een regeling te treffen in de verordening. Belastingplichtigen dienen hiertoe een schriftelijk verzoek te doen. De gemeente moet dit verzoek honoreren. De gemeente heeft overigens de vrijheid om ook buiten de gestelde termijn het verzoek alsnog in te willigen. Tegen deze beslissing van de gemeente staat geen bezwaar- of beroepsmogelijkheid open. Bij de keuze voor een jaarlijkse belasting wordt het jaarlijkse belastingbedrag bepaald op de annuïteit van de heffing ineens, gebaseerd op 15 jaren met een rentevoet van 3,61% per jaar. Deze rentevoet is gerelateerd aan de rente die de gemeente zelf zou moeten betalen als zij in april 2005 via de Bank Nederlandse Gemeenten een 15 jarige annuïtaire lening zou afsluiten. De situatie zou zich voor kunnen doen dat gedurende de looptijd van de vijftien belastingjaren wijzigingen komen in de persoon van de belastingplichtige of dat het belastbare object wordt gesplitst. Met het oog hierop zijn het vijfde en het zesde lid opgenomen. In het vijfde lid is een regeling opgenomen voor het geval dat een belastingplichtige, die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot gespreide betaling, gedurende de belastingperiode ophoudt belastingplichtig te zijn (bijvoorbeeld als gevolg van algehele vervreemding). Het zesde lid geeft een regeling voor de situatie dat een onroerende zaak in de loop van de heffingsperiade wordt gesplitst. Bij splitsing vindt een verdeling van de resterende belastingschuld plaats over de na splitsing ontstane onroerende zaken. Het artikellid is zodanig geformuleerd dat bij splitsing het totaal van de heffingseenheden na splitsing niet hoger of lager is dan vóór splitsing. De baatbelasting die rust op het gehele oorspronkelijke perceel blijft rusten op de daarvan afgesplitste percelen en wordt over het aantal na splitsing ontstane onroerende zaken verdeeld naar rato van de bebouwde oppervlakte. Artikel 7 Wijze van heffing Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, van voldoening op aangifte of op andere wijze. In deze verordening is gekozen voor de heffing bij wege van aanslag. Artikel 8 Termijnen van betaling In dit artikel zijn de termijnen van betaling opgenomen. Gekozen is voor twee verschillende betalingstermijnen. Degene die de aanslag in één keer geheel wil voldoen, krijgt hiervoor de gelegenheid om deze gespreid binnen een periode van drie maanden te betalen. Degene die kiest voor een jaarlijkse aanslag dient deze binnen een maand na dagtekening van het aanslagbiljet te voldoen. Artikel10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders In verband met de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1996, 333) en de daarop gebaseerde aanpassingswetgeving (Stb. 1997, 510 en 580), komen de bevoegdheden die in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de lnvorderingswet 1990 zijn toebedeeld aan de minister van Financiën met ingang van 1 januari 1998 toe aan het college van burgemeester en wethouders (voorheen aan de raad). Aangezien artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt dat al hetgeen voor de heffing en de invordering van belang is, in de belastingverordening moet worden vermeld, wordt er, evenals in alle belastingverordeningen, ook hier een bepaling opgenomen die aangeeft dat het mogelijk is dat het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting. Op deze wijze wordt aan de belastingplichtige burger duidelijk gemaakt dat er nog nadere regels kunnen gelden. 5

Artikel11 Inwerkingtreding en citeertitel Ingevolge artikel139 van de Gemeentewet moet het besluit tot vaststelling van deze verordening bekend worden gemaakt. Artikel142 van de Gemeentewet bepaalt vervolgens dat de verordening in werking treedt met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, tenzij in de verordening een ander tijdstip is aangewezen, niet liggende voor de vaststelling en de bekendmaking van de verordening. In dit geval is gekozen voor afwijking van de wettelijke regeling, te weten: inwerkingtreding op de eerste dag volgende op die van de bekendmaking. Eerst na inwerkingtreding kunnen aanslagen worden opgelegd. Deze aanslagen hebben betrekking op de periode vanaf de datum van ingang van heffing, welke datum nooit vóór de vaststelling van de verordening mag liggen. Als datum voor de ingang van de heffing is gekozen 1 juli 2005. B. Blonk griffier mevr. C. Langelaar burgemeester Bijlage: 1. Kostenberekening Ontsluiting Oever. 6

Bijlage 2 Tabel behorende bij de Verordening Baatbelasting Vennestraat Tabel: Overzicht van liggingen en daarbij behorende baatfactoren Ligging onroerende zaken in gebied: Baatfactor: Groen gemarkeerd Geel gemarkeerd 0,2 1,0 Aldus besloten in de openbare vergadering van 26 mei 2005, f'\lb '.! '. \j ~ --~~~B.. ~Ionk de griffier, mevr. C. Langelaar de voorzitter, 6

Kosten berekening Ontsluiting Oever (zonder rotonde) (alles in euro's exclusief BTW) AANNEEMSOM (gerealiseerde cijfers) Aanneemsom 941.445 Kabels & leidingen 56.500 Overig 73.909 Onvoorzien 115.691 Diversen 14.884 Bijkomende kosten 13.407 AK derden 76.216 Totaal 1.292.052 Waarvan rotonde 53% en weg 47% Aannemingskasten weg 607.265 Aankopen grond Beheersstichting Oever (zie 1) 100.612 Horsman & co (zie 2) 112.897 Fam. Rotteveel (zie 3) 127.489 Totaal 340.997 Aftrekpost: Subsidie Subsidie provincie op totaal project 233.000 Waarvan rotonde 53% en weg 47% Subsidie weg 109.510- Totaal kosten weg 838.752