Uitspraak. Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Verplaatste scheidingsmuur tussen woningen; gevolgen voor eigendom? schade?

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSGR:2008:BH2220

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHDHA:2016:3495

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:GHSGR:2006:AX1046

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8832

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:RBMID:2007:BB8676

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMID:2006:AY5851

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:GHAMS:2014:3576 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBROT:2016:4320

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:RBMID:2009:BK9164

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:RBMID:2008:BE0039

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2017:5084

ECLI:NL:GHARL:2015:9831


LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

ECLI:NL:GHSHE:2014:222

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

ECLI:NL:RBROT:2016:229

Uitspraak. Bijzondere kenmerken Hoger beroep kort geding Inhoudsindicatie Kort geding. Spoedeisend belang. Overeenkomst tot stand gekomen?

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:GHAMS:2015:3475 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:GHSHE:2013:3466

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN5173

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236


ECLI:NL:RBAMS:2011:BS8906

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C03/1510 KA KG

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:OGEAC:2016:130 Gerecht in eerste aanleg van Curaçao Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer KG 80280/2016

ECLI:NL:GHSHE:2016:5670

ECLI:NL:RBARN:2012:BX3796

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

vonnis In naam des Konings RECHTBANK AMSTERDAM Vonnis van 6 augustus De procedure Sector civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer HD /01. arrest van 22 september 2015.

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2016:3526

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2017:364

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:GHLEE:2006:AV4142 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:RBNNE:2017:2980

ECLI:NL:RBMID:2008:BD4799

ECLI:NL:GHDHA:2014:4609

ECLI:NL:RBMID:2008:BD3414

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7476 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:3579 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2014:3652

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

ECLI:NL:RBALK:2011:BR4675

Transcriptie:

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2432 Instantie Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak 27-01-2009 Datum publicatie 10-02-2009 Zaaknummer 105.004.880/02 (Rolnummer oud: 06/668) Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Verplaatste scheidingsmuur tussen woningen; gevolgen voor eigendom? schade? Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak GERECHTSHOF s-gravenhage Sector handel Zaaknummer : 105.004.880/02 Rolnummer (oud) : 06/668 Rolnummer rechtbank : 232312/04.3855 arrest van de negende civiele kamer d.d. 27 januari 2009 inzake [APPELLANT], appellant, hierna te noemen: [Appellant], advocaat: mr. R. Vuurens te s-gravenhage, tegen 1. [Geïntimeerde A], 2. [Geïntimeerde B], [Geïntimeerden],

hierna te noemen: [Geïntimeerden], advocaat: mr. H. Koning te s-gravenhage. Het verdere verloop van het geding Bij arrest van 26 maart 2008 is de vordering in het incident afgewezen en de zaak verwezen naar de rol voor voortprocederen. [Geïntimeerden] hebben een memorie van antwoord met producties genomen. [Appellant] heeft een akte houdende overlegging deskundigenbericht, tevens akte wijziging van eis genomen, waarop [Geïntimeerden] hebben gereageerd bij antwoord-akte. Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd. De verdere beoordeling van het hoger beroep 1. Bij akte houdende overlegging deskundigenbericht, tevens akte wijziging van eis heeft [Appellant] zijn eis aldus gewijzigd dat hij vordert dat bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad: Primair I. wordt bepaald dat de grens tussen de twee erven van [adres 1] (kadastraal bekend [nummer]) en [adres 2] (kadastraal bekend [nummer] loopt waar de oude scheidsmuur op de begane grond loopt, hetgeen wil zeggen in het verlengde van de gevelscheiding van [adres 1] en [adres 2]; II. wordt verklaard voor recht dat de huidige bouwkundige constructie, door het verplaatsen van de dragende muur op de eerste verdieping, niet (meer) voldoet, III. [Geïntimeerden] wordt bevolen, binnen drie maanden na betekening van het te wijzen arrest, de op het erf van [Appellant] aangebrachte overbouw te verwijderen, op straffe van een dwangsom van 500,-- per dag, of gedeelte van een dag, dat [Geïntimeerden] hiermee in gebreke blijven. Subsidiair IV [Geïntimeerden] wordt bevolen deugdelijke en constructief juiste maatregelen te nemen teneinde de dreigende instorting van [adres 1] en/of [adres 2] tegen te gaan en het gevaar op te heffen. Primair en Subsidiair V. voor recht wordt verklaard dat [Geïntimeerden] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade die [Appellant] heeft geleden als gevolg van het feit dat [Geïntimeerden] vanaf 1996 niet hebben meegewerkt aan het herstel van de situatie in de oude toestand, dan wel aansprakelijk zijn uit hoofde van het handhaven van een bouwkundig onjuiste constructie en de daarmee samenhangende schade. VI. [Geïntimeerden] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot vergoeding van de kosten van het herstel van de schade aan het pand van [Appellant], alsmede van alle schade die [Appellant] heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [Geïntimeerden], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, kosten rechtens. [Geïntimeerden] hebben zich niet verzet tegen deze wijziging van eis. Dat sprake is van strijd met een goede procesorde, is gesteld noch gebleken. Het hof zal uitgaan van de eis als in genoemd processtuk gewijzigd. 2. De door de rechtbank onder 1.1 tot en met 1.5 in het vonnis van 9 november 2005 vastgestelde feiten zijn in hoger beroep door geen van partijen bestreden. Ook het hof zal van die feiten uitgaan. Daarnaast staat thans het volgende vast. De akte d.d. 15 september 1987, waarbij het pand [adres 1] door [Verkoper 1] aan [Appellant] geleverd werd, houdt onder meer in:

De comparant sub 1 (hof: [Verkoper 1]) heeft verkocht en draagt thans in eigendom over aan de comparant sub 2 (hof: [Appellant]) die heeft gekocht en thans in eigendom aanvaardt: het atelier annex woonhuis met ondergrond en erf te [woonplaats], [adres 1B], kadastraal bekend gemeente [gemeente] [nummer], groot veertig centiare, met het recht van uitpad door een naastgelegen poort, kadastraal bekend gemeente [gemeente], [nummer], ( ). Voorts is deze verkoop en koop geschied onder de navolgende bepalingen en bedingen: ( ) 4( ) omtrent zichtbare en verborgen gebreken is hij (hof: verkoper) niet tot vrijwaring gehouden. 5. Verschil tussen de werkelijke en de hiervoor opgegeven grootte van het verkochte zal geen aanleiding geven tot enigerlei aktie. ( ) 7. Partijen doen afstand van het recht tot het vorderen van ontbinding dezer overeenkomst ex artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof leidt uit deze akte af dat [Appellant] het pand [adres 1] indertijd heeft aanvaard in de toestand waarin het zich toen bevond. Feiten of omstandigheden die dit anders zouden kunnen doen zijn, zijn gesteld noch gebleken. Tussen partijen is niet in geschil dat de muur op de begane grond en op de eerste verdieping tussen de panden [adres 1] en [adres 2] zich in 1987 op dezelfde plaats bevond als thans. 3. Het gaat in dit geding naar de kern genomen om het volgende. Op 15 september 1987 is het pand aan [adres 1] te [gemeente] door [Verkoper 1] geleverd aan [Appellant]. Medio 1996 hebben [Geïntimeerden] het (aangrenzende) pand aan [adres 2] gekocht van [Verkoper 2], die sedert 1994 eigenaar was van dat pand. In of omstreeks 1987 heeft Aannemingsbedrijf Schriwa in opdracht van een vroegere eigenaar van het pand aan [adres 2], verbouwingswerkzaamheden verricht aan (onder meer) de scheidingsmuur tussen de beide panden op de eerste verdieping. In 1994 zijn door dan wel in opdracht van [Verkoper 2] renovatiewerkzaamheden verricht aan het pand [adres 2]; deze werkzaamheden hadden onder meer betrekking op deze scheidingsmuur. Op 6 september 1994 heeft de gemeente [woonplaats] hiervoor een bouwvergunning verstrekt aan [Verkoper 2]. De scheidingswand tussen de beide panden op de eerste verdieping bevindt zich niet loodrecht boven de scheidingswand tussen de beide panden op de begane grond. In eerste aanleg heeft [Appellant] aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd door [Geïntimeerden] gepleegd onrechtmatig handelen. In hoger beroep legt [Appellant] aan zijn vorderingen ten grondslag het bepaalde in art. 5:20 sub e BW in verbinding met de artikelen 5:47, 5:54 lid 1, 5:55 en 5:74 BW, alsmede art. 6:174 BW. [Geïntimeerden] betwisten de vorderingen gemotiveerd. 4. Het meest verstrekkende verweer van [Geïntimeerden] tegen de vorderingen van [Appellant] houdt in dat [Appellant] de hem in eigendom toebehorende onroerende zaak op 15 september 1987 geleverd heeft gekregen in de staat waarin deze zich toen bevond. De scheidingsmuren op de begane grond en de eerste etage bevonden zich toen op dezelfde plaats als thans het geval is. Er is geen sprake van dat [Appellant] beperkt wordt in zijn eigendomsrechten, aldus [Geïntimeerden] 5. Uitgangspunt is dat [Appellant] in beginsel niet alleen de eigendom heeft van het perceel, kadastraal bekend gemeente [woonplaats], [nummer], groot veertig centiare, maar ook van hetgeen duurzaam met die grond verenigd is, art. 5:20 BW, met andere woorden van hetgeen op die grond gebouwd is. Hetzelfde geldt op gelijke gronden voor [Geïntimeerden] ten aanzien van het perceel [adres 2]. Uitzondering op dit uitgangspunt dat eigendom van de grond eigendom van hetgeen daarop gebouwd is meebrengt, vormt de situatie waarin sprake is van zogeheten horizontale natrekking.

Indien en voor zover de begane grond van het perceel [adres 1] zich mede uitstrekt over een gedeelte van het perceel [adres 2], zoals [Geïntimeerden] betogen maar [Appellant] betwist, brengt het bepaalde in art. 5:20 sub e in verbinding met art. 3:4 BW mee dat [Appellant] ook gerechtigd is tot dat deel dat de perceelsgrens overschrijdt, aangezien dat deel dient te worden aangemerkt als een bestanddeel in de zin van art. 3:4 BW van de [Appellant] toebehorende onroerende zaak. Dit deel maakt immers onderdeel uit van de door [Appellant] bewoonde woning en is alleen vanuit die woning toegankelijk. Het zelfde geldt op gelijke gronden voor de door [Geïntimeerden] bewoonde woning. Indien en voor zover de eerste etage van het perceel [adres 2] de kadastrale grens tussen de percelen [adres 1] en [adres 2] overschrijdt, zoals [Appellant] betoogt maar [Geïntimeerden] betwisten, brengt het bepaalde in art. 5:20 sub e in verbinding met art. 3:4 BW mee dat [Geïntimeerden] ook gerechtigd is tot dat deel dat de perceelsgrens overschrijdt. Dit deel vormt immers een onderdeel van de door [Geïntimeerden] bewoonde woning en is alleen vanuit die woning toegankelijk. 6. Waar vast staat dat de muur op de begane grond en op de eerste verdieping tussen de panden [adres 1] en [adres 2] zich in 1987 op dezelfde plaats bevond als thans het geval is, brengt een redelijke uitleg van de akte van 15 september 1987 mee dat [Appellant] de eigendom van het perceel [adres 1] heeft verkregen zoals het toen feitelijk was afgegrensd van het buurpand. Met andere woorden, indien en voor zover de begane grond van het perceel [adres 1] de grens met het perceel [adres 2] overschrijdt, heeft [Appellant] daarvan het eigendom. Indien en voor zover de eerste etage van het perceel [adres 2] de grens met het perceel [adres 1] overschrijdt, heeft [Appellant] daarvan geen eigendomsrecht verkregen. Dit staat eraan in de weg dat [Appellant] verwijdering vordert van het eventueel de perceelsgrens overschrijdende deel van de woning van [Geïntimeerden]. De primair gevorderde verwijdering van de gestelde overbouw is derhalve niet voor toewijzing vatbaar. Dit brengt tevens mee dat het vaststellen van de perceelsgrens niet kan toe- of afdoen aan de aan die gevorderde verwijdering. Bij gebrek aan belang is ook deze vordering niet voor toewijzing vatbaar. Het primair sub II gevorderde ontbeert zelfstandige betekenis gezien het subsidiair gevorderde en zal op die grond eveneens worden afgewezen. 7. Wat betreft het subsidiair gevorderde geldt het volgende. Op grond van de thans voorhanden gegevens valt niet uit te sluiten dat de muur tussen de panden [adres 1] en [adres 2] dient te worden aangemerkt als een mandelige muur in de zin van art. 5:62 lid 2 BW. Het hof zal een comparitie van partijen gelasten teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich hierover uit te laten en over de daaraan te verbinden consequenties. Het antwoord op de vraag of de muur tussen de twee panden dient te worden aangemerkt als een mandelige muur, is juridisch van aard. Indien het hof deze vraag bevestigend beantwoordt, volgt uit art. 5:65 BW dat de kosten van herstel door alle mede-eigenaars dienen te worden gedragen. 8. Indien de muur tussen de panden niet als een mandelige muur wordt aangemerkt, geldt het volgende. Indien komt vast te staan dat sprake is van dreigende instorting van het pand [adres 2] waardoor het pand [adres 1] in gevaar wordt gebracht, zijn [Geïntimeerden] gehouden maatregelen te nemen teneinde het gevaar voor het pand [adres 1] op te heffen, zie art. 5:55 BW. [Geïntimeerden] betwisten gemotiveerd dat deze situatie zich voordoet. Op grond van de thans overgelegde rapporten kan, gezien de gemotiveerde betwisting door [Geïntimeerden], niet worden aangenomen dat deze situatie zich voordoet. 9. Zowel in het geval de betreffende muur als een mandelige muur wordt aangemerkt, als in het geval dat sprake is van gevaar voor het pand [adres 1] door dreigende instorting van het pand [adres 2] geldt dat een deskundigenbericht inzake de bouwkundige situatie van de scheidingsmuur

waarschijnlijk nodig is. 10. Het hof zal de te gelasten comparitie van partijen tevens aanwenden om met partijen overleg te plegen over de persoon van de deskundige, het aantal deskundigen, de hoogte van het voorschot en de te stellen vragen. Het hof stelt zich voor de navolgende vragen te stellen. a. Wat is de constructie van de scheidingswand op de eerste etage tussen de panden [adres 1] en [adres 2]? b. Hoe beoordeelt u de deugdelijkheid van deze constructie? c. Is sprake van dreigend instortingsgevaar ten aanzien van het pand [adres 2]? d. Zo ja, is sprake van schade of mogelijke schade ten aanzien van het pand [adres 1] als gevolg van dat instortingsgevaar? Om welke schade gaat het? Welke maatregelen acht u passend en geboden om die schade op te heffen? Op welk bedrag begroot u de daaraan verbonden kosten? e. Is sprake van schade of mogelijke schade aan het pand [adres 1] als gevolg van de constructie van de scheidingswand op de eerste etage tussen de panden [adres 1] en [adres 2]? Bij de beantwoording van deze vraag dient u mede in te gaan op de stelling van [Geïntimeerden] (memorie van antwoord blz 3,4) dat de eventuele scheurvorming is veroorzaakt door brand in de woning van [Appellant] en/of het met regelmaat met een hamer dan wel een zwaar voorwerp slaan op de scheidingsmuur tussen de beide percelen. f. Zo ja, om welke schade gaat het? Welke maatregelen acht u passend en geboden om die schade op te heffen? Op welk bedrag begroot u de daaraan verbonden kosten? Ingeval sprake is van mogelijke schade, hoe groot schat u de kans dat die schade daadwerkelijk optreedt? g. Heeft u voor het overige nog opmerkingen welke voor de beoordeling van dit geschil relevant zijn? De deskundige(n) zal/zullen de beantwoording van de gestelde vragen deugdelijk dienen toe te lichten en te onderbouwen. Het hof zal [Appellant] aanmerken als de partij die het deskundigenbericht vervolgt, aangezien hij zich beroept op de aan zijn stellingen verbonden rechtsgevolgen. 11. Op de overige geschilpunten zal in een later stadium van de procedure worden ingegaan. Beslissing alvorens nader te beslissen: gelast een comparitie van partijen voor het voeren van overleg als aangegeven in rechtsoverweging 9 en 10 voor de raadsheer-commissaris mr. Schmitz op donderdag 26 maart 2009 te 9.30 uur in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te s-gravenhage. Dit arrest is gewezen door mrs. Th.W.H.E. Schmitz, J.H.W. de Planque en J.A. van Kempen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2009 in aanwezigheid van de griffier.