Doc. KMO-POL A 03 Brussel, 13.09.2001 Actieplan Middenstand-Kleinbedrijf 2001-2003 A D V I E S over HET ACTIEPLAN MIDDENSTAND - KLEINBEDRIJF 2001-2003
2 De heer Rik Daems, Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, vroeg op 5 september 2001 binnen een termijn van 10 dagen het advies van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO over de te stellen prioriteiten bij de uitvoering van zijn actieplan middenstand - kleinbedrijf 2001-2003. Deze korte termijn moet de minister toelaten de financiële weerslag van de gewenste maatregelen in de begroting 2002 te voorzien. De minister lichtte zijn actieplan uitvoerig toe tijdens een plenaire vergadering van de Hoge Raad die eveneens op 5 september 2001 plaatsvond. De Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO brengt tijdens zijn plenaire vergadering dd. 13 september 2001 volgend advies uit. Het actieplan van de minister wenst de creativiteit, de onafhankelijkheid en het ondernemerschap te stimuleren door een reeks maatregelen die hij kadert in volgende vier assen: - het begunstigen van succesfactoren en doorgroeimogelijkheden van het kleinbedrijf; - het verlichten van administratieve en andere lasten die wegen op de bedrijfsactiviteit; - de zelfstandigheid herwaarderen en promoten; - en de zelfstandigen een rechtvaardige sociale bescherming bieden. Na voorbereidende besprekingen in de schoot van een commissie ad hoc van 7 september 2001 brengt de Hoge Raad tijdens zijn plenaire vergadering van 13 september 2001 volgend advies uit. STANDPUNTEN Dit actieplan wordt in algemene zin gunstig onthaald door de Hoge Raad. Het feit dat het beleidsplan de problematiek van de zelfstandigen en het kleinbedrijf vanuit een breed perspectief benadert is positief. Een doeltreffend beleid vereist immers maatregelen die tegemoettreden aan de diverse facetten van het zelfstandig ondernemerschap. De verschillende maatregelen binnen de vier assen kunnen parallel uitgewerkt worden zodat ze elkaar versterken. De beoogde doelstellingen zijn ambitieus. Vermits niet alle maatregelen binnen een kort tijdbestek kunnen gerealiseerd worden, is het stellen van prioriteiten noodzakelijk. De Hoge Raad waardeert reeds bij de aanvang te worden betrokken in de keuze van de prioriteiten. Gezien er een grote onderlinge verwevenheid bestaat tussen de diverse voorgestelde maatregelen in het actieplan, opteert de Hoge Raad in dit stadium zich duidelijk uit te spreken voor een doelbewust beperkt aantal prioriteiten. Zo gelden de voorgestelde hefbomen voor een aantrekkelijker zelfstandig ondernemerschap ook voor starters zonder dat specifieke maatregelen in dit verband besproken worden.
3 Gezien de hoogdringendheid is het onmogelijk om alle voorgestelde maatregelen ten gronde te behandelen. In functie van de weerhouden prioriteiten en op basis van concrete voorstellen is de Hoge Raad steeds bereid hieraan actief mee te werken. Essentieel is echter dat een duidelijk tijdspad wordt aangegeven waarbinnen de weerhouden prioriteiten zullen worden gerealiseerd. De prioriteiten die de Hoge Raad aanduidt betekenen niet dat alle daarbij vermelde voorstellen integraal of ongenuanceerd worden goedgekeurd. Het feit dat bepaalde voorstellen niet besproken worden in dit advies betekent evenmin dat zij voor de Hoge Raad niet waardevol zijn. Om al deze redenen stelt de Hoge Raad volgende topprioriteiten in het actieplan: 1. Een verbeterd sociaal statuut voor de zelfstandigen Een aantrekkelijker sociaal statuut voor zelfstandigen is voor de Hoge Raad het meest dringende dossier. De Hoge Raad onderschrijft de vaststellingen van Minister Daems dat de zelfstandigen, alhoewel zij een grotere persoonlijke sociale bijdrage betalen dan de werknemers, vandaag nog altijd een mindere sociale bescherming genieten. De Hoge Raad deelt het standpunt van de Minister dat mocht de federale overheid de zelfstandigen in de sociale zekerheid gelijk behandelen als de beroepsgroep van de loontrekkenden en voor elke actieve burger een gelijke enveloppe voorzien ter medefinanciering van zijn sociale zekerheid, dan zou het sociaal zekerheidsstelsel van de zelfstandigen op jaarbasis over 23 mia Bef extra middelen beschikken. De verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en de pensioenen voor zelfstandigen zijn voor de Hoge Raad de absolute prioriteiten. Een afdoende sociale bescherming van de bestaande zelfstandigen is immers primordiaal om het statuut van zelfstandigen aantrekkelijk te maken. In eerste orde dienen daarom bestaande schrijnende wantoestanden aangepakt worden. Hiertoe is het aangewezen in de begroting 2002 de nodige financiële middelen te voorzien. Een gelijkwaardige behandeling van het stelsel van de sociale zekerheid voor zelfstandigen verantwoordt een substantiële verhoging van de medefinanciering door de federale overheid. Ook een zelfstandige beroepsactiviteit na het pensioen verdient aanmoediging. In tweede orde vestigt de Hoge Raad de aandacht op de verzekering tegen kleine risico s in de gezondheidszorg en de kinderbijslag voor zelfstandigen. Tevens dient werk gemaakt te worden van ontbrekende specifieke zelfstandigenstatuten zoals de meewerkende echtgenoten, de onthaalmoeders, de kunstenaars, en anderen. Voor de concrete modaliteiten wenst de Hoge Raad te beschikken over de volledige resultaten van de werkgroep Cantillon. 2. Een KMO-vriendelijke fiscaliteit en parafiscaliteit Gezien het belang van de KMO in de Belgische economie moet volgens de Hoge Raad de geplande hervorming van de vennootschapsbelasting essentieel KMO-vriendelijk zijn.
4 Concreet dient het KMO-tarief te worden verminderd. Hij kan niet aanvaarden dat een vermindering van het KMO-tarief gecompenseerd zou worden via andere maatregelen die nadelig zijn voor de KMO. Bovendien moeten specifieke maatregelen genomen worden voor een sterkere autofinanciering in de KMO. Een lineaire vrijstelling van 3% van de gereserveerde winst van alle ondernemingen is niet de aangewezen weg om dit doel te realiseren. Een reële fiscale en parafiscale lastenverlaging (meer bepaald de werkgeversbijdragen) voor KMO is volgens de Hoge Raad een doeltreffend middel om de activiteitsgraad van de beroepsbevolking te verhogen, in het bijzonder voor arbeidsintensieve activiteiten. Dit doet geen afbreuk aan bijvoorbeeld een specifiek horecaplan (cf. het advies van de Hoge Raad dd. 19 januari 2001 over prioritaire knelpunten in de horecasector). 3. Een daadwerkelijke administratieve vereenvoudiging De federale regering stelde als doel het geheel van de administratieve lasten tegen 2003 met 25 % te verlichten. De Hoge Raad onderlijnt het belangrijk werk van de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging (DAV) op dit terrein. Dit werk is positief en verdient opvolging om het gestelde doel te realiseren. Hij vraagt de voorstellen van de DAV in de praktijk uit te voeren via concrete initiatieven die de administratieve lasten voor de KMO daadwerkelijk verminderen. Verder pleit de Hoge Raad voor een snelle invoering van e-government voor starters en KMO s. Anderzijds verheugt de Hoge Raad zich over de belangrijke stappen die gezet werden om via de realisatie van een kruispuntbank een eenheidsloket voor ondernemingen op te richten. Dit is een belangrijke voorwaarde om te komen tot een vereenvoudigde behandeling van administratieve verplichtingen. De Hoge Raad is van oordeel dat de validering van de gegevens via het eenheidsloket in essentie een overheidsopdracht is. De Hoge Raad verwijst in dit verband naar zijn advies dd. 27 april 2000 betreffende het eenheidsloket. Ook de impactfiche is voor de Hoge Raad een nuttig instrument om zowel nieuwe als bestaande administratieve lasten voor ondernemingen te verminderen. Een spoedige reële toepassing is aangewezen. 4. Een actualisatie van de beroepsreglementeringen De uitnodiging om in een permanente samenwerking met de professionele en interprofessionele organisaties werk te maken van een noodzakelijke wetsactualisatie van de beroepsreglementeringen wenst de Hoge Raad positief te beantwoorden. De beoogde modernisering dient daarbij aan te sluiten bij de reeds genomen initiatieven op basis van de programmawet van 10 februari 1998 ter bevordering van het ondernemerschap. Op dit vlak bestaat immers een grote behoefte aan rechtszekerheid en continuïteit.
5 De modernisering van de beroepsreglementeringen is evenwel niet te reduceren tot een kwestie van administratieve vereenvoudiging doch vereist voor de Hoge Raad een meer algemene benadering. Een van de essentiële doelstellingen van beroepsreglementeringen is immers minimale vereisten voor ondernemersvaardigheden te voorzien om tegemoet te treden aan de kwaliteitsvereisten van de consument. Een kwaliteitslabel kan niet als een volwaardig alternatief beschouwd worden. In deze context vraagt de Hoge Raad tenslotte eveneens de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen te actualiseren. Voor een aantal vrije beroepen is het aangewezen de nodige initiatieven te starten of verder te zetten om de beroepstitels te erkennen. BESLUIT Globaal beoordeelt de Hoge Raad de oriëntaties van het actieplan 2001-2003 als positief. Binnen het geheel van voorstellen stelt de Hoge Raad de maatregelen prioritair die het sociaal statuut voor zelfstandigen aantrekkelijker maken, in het bijzonder de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en pensioenen voor zelfstandigen, én een reële fiscale en parafiscale lastenverlaging voor KMO inhouden. Het spreekt voor zich dat de nodige budgettaire middelen om deze doelstellingen te realiseren moeten voorzien worden. Simultaan dient eveneens werk gemaakt te worden van een daadwerkelijke administratieve vereenvoudiging - te beginnen met de reeds bestaande voorstellen van de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging - en een actualisatie van de beroepsreglementeringen. De Hoge Raad gaat in op de uitnodiging van de Minister in het kader van zijn adviesfunctie om actief mee te werken aan de realisatie van dit actieplan en vraagt daarom ook over zijn concrete voorstellen geraadpleegd te worden.