440 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

Vergelijkbare documenten
Stuk 1583 ( ) Nr. 1. Zitting maart 2008 ONTWERP VAN DECREET

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING

864 ( ) Nr juli 2016 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

MEMORIE VAN TOELICHTING

1114 ( ) Nr maart 2017 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

SLOTAKTE. AF/EEE/XPA/nl 1

VR DOC.0432/1

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

404 der Beilagen XXII. GP - Staatsvertrag - Schlussakte Niederländisch (Normativer Teil) 1 von 9 SLOTAKTE. AF/EEE/XPA/nl 1

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

MEMORIE VAN TOELICHTING

DE EUROPESE GEMEENSCHAP, HET KONINKRIJK BELGIË, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK SPANJE,

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0098/1

VLAAMS PARLEMENT ONTWERP VAN DECREET

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

1067 ( ) Nr. 1 7 februari 2017 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING

VLAAMS PARLEMENT ONTWERP VAN DECREET

VLAAMS PARLEMENT ONTWERP VAN DECREET

1332 ( ) Nr oktober 2017 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een Besluit van de Raad

BIJLAGE. bij. Voorstel voor een Besluit van de Raad

Stuk 1068 ( ) Nr. 1. Zitting januari 2007 ONTWERP VAN DECREET

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

stuk ingediend op 1216 ( ) Nr juni 2011 ( ) Ontwerp van decreet

VR DOC.0430/1

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING

1392 ( ) Nr november 2017 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

Stuk 1068 ( ) Nr. 1. Zitting januari 2007 ONTWERP VAN DECREET

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

404 der Beilagen XXII. GP - Staatsvertrag - Vertragstext Niederländisch (Normativer Teil) 1 von 23

VR DOC.1339/1

Stuk 1966 ( ) Nr. 1. Zitting november 2008 ONTWERP VAN DECREET

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

479 ( ) Nr september 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0075/3

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

De minister president van de Vlaamse Regering Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0099/3

1871 ( ) Nr. 1 1 februari 2019 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

478 ( ) Nr september 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

ONTWERP VAN DECREET MEMORIE VAN TOELICHTING

619 ( ) Nr januari 2016 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

BIJLAGE PROTOCOL. bij het. voorstel voor een besluit van de Raad

OVEREENKOMST BETREFFENDE DE DEELNAME VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE EN ROEMENIË AAN DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 juli 2006 (27.07) (OR. en) 12036/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0121 (AVC)

456 ( ) Nr augustus 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

houdende instemming met het verdrag van de Raad van Europa inzake cinematografische coproductie (herzien), opgemaakt te Rotterdam op 30 januari 2017

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

MEMORIE VAN TOELICHTING

VR DOC.0343/3

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

722 ( ) Nr. 1 4 april 2016 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

RAADVANSTATE. afdeling Wetgeving. advies NR van 2 7 juni over

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE

9079/17 JVS/bb 1 DGC 2A

1270 ( ) Nr september 2017 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

1661 ( ) Nr juli 2018 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

MEMORIE VAN TOELICHTING

VR DOC.0099/1

SLOTAKTE. FA/TR/EU/HR/nl 1

15410/17 JVS/sht DGC 1A. Raad van de Europese Unie. Brussel, 14 mei 2018 (OR. en) 15410/17. Interinstitutioneel dossier: 2017/0319 (NLE)

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE

MEMORIE VAN TOELICHTING

MEMORIE VAN TOELICHTING

VLAAMS PARLEMENT ONTWERP VAN DECREET

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 juni 2014 (OR. en) 11190/14 Interinstitutioneel dossier: 2014/0188 (NLE) AVIATION 137 ISR 2

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET

OVEREENKOMST BETREFFENDE DE DEELNAME VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE EN ROEMENIË AAN DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 september 2007 (17.09) (OR. en) 12907/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0181 (CNS)

Transcriptie:

ingediend op 440 (2014-2015) Nr. 1 16 juli 2015 (2014-2015) Ontwerp van decreet houdende instemming met de Overeenkomst betreffende de deelname van de Republiek Kroatië aan de Europese Economische Ruimte, de Slotakte en drie daarmee verband houdende overeenkomsten, ondertekend te Brussel op 11 april 2014 en op 5 november 2014 verzendcode: BUI

440 (2014-2015) Nr. 1 3 I. ALGEMENE TOELICHTING 1. Samenvatting MEMORIE VAN TOELICHTING De Europese Economische Ruimte (EER) heeft als doel de bepalingen van de Europese Unie (EU) betreffende de interne markt uit te breiden naar (drie van) de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie. De toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU maakt een deelname van die nieuwe lidstaten aan de EER noodzakelijk. De voorliggende overeenkomst regelt de deelname van Kroatië aan de EER, nadat het op 1 juli 2013 toegetreden is tot de EU. Dit ontwerp van instemmingsdecreet kadert in de strategische doelstelling Vlaanderen maakt deel uit van een slagkrachtige EU uit de beleidsnota Buitenlands Beleid, Internationaal Ondernemen en Ontwikkelingssamenwerking. 2. Situering De Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) kwam in 1960 tot stand als een intergouvernementeel regionaal blok dat in zekere zin de tegenhanger was van de supranationale Europese Economische Gemeenschap (toen nog EEG). In deze begin periode werd de EVA gedomineerd door het Verenigd Koninkrijk, dat echter in 1973 samen met de andere lidstaat Denemarken toetrad tot de EEG. Reeds in 1972 sloten beide organisaties vrijhandelsakkoorden waarbij onder andere de heffing van douanerechten op industriële producten afgeschaft werd. In de verklaring van Luxemburg uit 1984 stelden de beide organisaties te zullen streven naar een nauwere samenwerking. In de loop van de jaren traden een aantal andere lidstaten van de EVA toe tot de Europese Unie (Portugal in 1986 en Oostenrijk, Finland en Zweden in 1995), zodat sinds 1995 de organisatie slechts bestaat uit vier lidstaten: IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland. De overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte die op 2 mei 1992 in Porto ondertekend werd en op 1 november 1994 in werking trad, breidde de interne markt van de Europese Unie uit met drie van deze vier lidstaten, namelijk IJsland, Noorwegen en Liechtenstein. De Zwitsers wezen deelname af in een referendum. De Europese Economische Ruimte heeft als doel de bepalingen van de Europese Unie betreffende de interne markt uit te breiden naar de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie. De toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU maakt een deelname van die nieuwe lidstaten aan de EER noodzakelijk. Op 1 juli 2013 is Kroatië toegetreden tot de Europese Unie. De toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU maakt een deelname van die nieuwe lidstaten aan de EER noodzakelijk. Op grond van artikel 128 van de EER-overeenkomst vroeg Kroatië na zijn toetreding om een overeenkomstsluitende partij bij de deze overeenkomst te worden Op 4 september 2012 werd de Europese Commissie gemachtigd om, namens de Europese Unie en haar lidstaten, de onderhandelingen te openen met IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.

4 440 (2014-2015) Nr. 1 3. Inhoud De voorliggende overeenkomst regelt de deelname van Kroatië aan de EER, nadat het op 1 juli 2013 toegetreden is tot de EU. Het grootste deel van de bepalingen van de overeenkomst komt overeen met bepalingen uit het toetredingsverdrag van de nieuwe lidstaat tot de EU. De regelingen aangaande de toepassing van het communautaire acquis door de toetredende staat zoals de technische aanpassing en de overgangsperiodes die overeengekomen waren in de onderhandelingen over de uitbreiding van de EU en die relevant zijn voor de EER, worden ook hier opgenomen. Bij de slotakte worden een aantal verklaringen gevoegd. De drie daarmee verband houdende overeenkomsten betreffen a) het aanvullend protocol bij de overeenkomst tussen het Koninkrijk Noorwegen en de Europese Unie betreffende een financieel mechanisme van Noorwegen voor de periode 2009-2014 naar aanleiding van de deelname van de Republiek Kroatië aan de Europese Economische Ruimte, b) het aanvullend protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en IJsland naar aanleiding van de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie en c) het aanvullend protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen naar aanleiding van de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie. De overeenkomst zal voorlopig worden toegepast vanaf de datum die is vastgelegd in een briefwisseling tussen de partijen. 4. Procedureverloop Gemengd karakter en ondertekening Deze toetredingsovereenkomst is een gemengd verdrag in de zin van artikel 167, 4, van de Grondwet. De samenwerking in het kader van de Europese Economische Ruimte heeft immers ook betrekking op materies waarvoor naar intern Belgisch grondwettelijk recht de gemeenschappen en de gewesten bevoegd zijn. De werkzaamheden in het kader van de EER worden binnen België voorbereid via de DGE-coördinatie, voorzien in het samenwerkingsakkoord van 8 maart 1994 met betrekking tot de vertegenwoordiging van het Koninkrijk België in de Ministerraad van de Europese Unie. Het gemengd karakter werd vastgelegd via een schriftelijke procedure binnen de Werkgroep Gemengde Verdragen (WGV), adviesorgaan van de Interministeriële Conferentie Buitenlands Beleid (ICBB). Zowel de Federale Staat als de gemeenschappen, gewesten en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zijn bevoegd. De WGV besliste ook de overeenkomst te laten ondertekenen volgens formule 3 van de ICBB, dit wil zeggen één enkele handtekening in naam van het Koninkrijk België, doch met vermelding van de gemeenschappen en de gewesten, die overeenkomstig artikel 1 van de Grondwet de constituerende entiteiten van de Federale Staat zijn. De overeenkomst en de daarmee verband houdende overeenkomsten werden reeds op 11 april 2014 ondertekend door de Europese Unie, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Kroatië. Krachtens artikel 128 van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte wordt de overeenkomst betreffende de deel name van een nieuwe partij bij de overeenkomst aan alle verdragsluitende partijen voorgelegd ter goedkeuring en bekrachtiging volgens hun eigen procedures. Deze

440 (2014-2015) Nr. 1 5 ondertekening vond plaats op 5 november 2014 tijdens de vergadering van het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (COREPER) II. Advies van de Strategische Adviesraden De Strategische Adviesraad internationaal Vlaanderen (SARiV) heeft in zijn brief van 2 oktober 2014 aangegeven geen advies meer uit te brengen over voorontwerpen van decreet. Advies van de Raad van State, afdeling Wetgeving De Raad van State bracht advies uit op 2 juni 2015 met kenmerk 57.453/VR. De Raad van State merkt op dat de Vlaamse Regering de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen verzoekt om sociaal-economisch overleg te plegen over alle voorontwerpen van decreet die een sociaal-economische dimensie hebben, uitgezonderd de voorontwerpen van decreet betreffende de begrotingen en de voorontwerpen van decreet die aan de Raad worden voorgelegd ingevolge artikel 20.. De Vlaamse Regering is van oordeel dat het voorliggende voorontwerp van instemmingsdecreet niet onder de adviesverplichting valt. Artikel 6.5 van de Toetredingsakte van Kroatië tot de EU en artikel 128 van de EER-overeenkomst voorzien in de verplichting van Kroatië om tot de EER toe te treden. De voorliggende overeenkomst is dus niet meer dan een logisch gevolg van de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie, wat uiteraard wel een gebeurtenis was met een sociaal-economische weerslag en waarover toentertijd wel degelijk net om die reden naast het advies van de SARiV ook het advies van de SERV is ingewonnen, maar is, althans in de opvatting van de Vlaamse Regering, op zich geen beleidsmaatregel met een significante sociaal-economische weerslag in Vlaanderen. De Raad van State stelt dat het beantwoorden van de vraag of het voorliggende ontwerp van decreet, een sociaal-economische weerslag heeft op het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap die, overeenkomstig artikel 11, 2, eerste lid, 1, van het decreet van 7 mei 2004, noopt tot een overleg met de sociale partners, vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, een doorgedreven onderzoek vergt naar de juridische en de feitelijke gevolgen van de voornoemde overeenkomst voor het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap. De Raad stelt dat de voor die aangelegenheid bevoegde overheid het best geplaatst is om een dergelijk onderzoek uit te voeren. In het voorliggende geval is de Vlaamse Regering van oordeel dat er geen specifieke sociaal-economische weerslag is die noopt tot een overleg met de sociale partners. De afdeling Wetgeving ziet op het eerste gezicht geen elementen die deze beoordeling kunnen ontkrachten. In geval van twijfel is het evenwel aangewezen om alsnog in een overleg te voorzien in de zin van artikel 11, 2, eerste lid, 1, van het decreet van 7 mei 2004. De Raad is van mening dat in het opschrift en artikel 2 van het ontwerp van decreet melding dient te worden gemaakt van de slotakte. De drie met de overeenkomst verband houdende overeenkomsten zijn immers gehecht aan de slotakte. Bovendien bevat de slotakte gemeenschappelijke verklaringen betreffende de toepassing van de overeenkomst. Het ontwerp van decreet werd in die zin gewijzigd. Tot slot verwijst de Raad van State naar zijn eerdere opmerkingen dat de verwijzing in de aanhef naar de gemeenschappen en gewesten zo moeten worden opgevat dat ze ook slaat op de Franse Gemeenschapscommissie (FGC), aangezien die ter uitvoering van artikel 138 van de Grondwet bevoegdheden van de Franse

6 440 (2014-2015) Nr. 1 Gemeenschap uitoefent, en dat het met het oog op de rechtszekerheid het beter was geweest dat dit uitdrukkelijk in de aangehaalde formule was vermeld. Zoals de Vlaamse Regering reeds eerder als reactie op soortgelijke opmerkingen stelde, berust de opvatting van de Raad van State dat de FGC bij de ondertekening van gemengde verdragen zou moeten worden vermeld, niet op een juridische grond maar op een opportuniteitsoverweging. De grondslag van de vermelding van de gemeenschappen en de gewesten is immers het samenwerkingsakkoord gemengde verdragen van 8 maart 1994 en de op grond daarvan in de ICBB uitgewerkte ondertekeningsformules. De FGC is echter geen partij bij dit samenwerkingsakkoord, en er is geen juridische verplichting om de FGC op dezelfde manier bij de totstandkoming van gemengde verdragen te betrekken als de gemeenschappen en de gewesten. Artikel 167 van de Grondwet, dat bij de totstandkoming van verdragen het beginsel in foro interno, in foro externo huldigt en gelijktijdig met artikel 138 van de Grondwet over de overdracht van bevoegdheden door de Franse Gemeenschap aan de FGC werd aangenomen, voorziet niet in een internationale bevoegdheid van de FGC, en de FGC is ook geen partij bij de samenwerkingsakkoorden rond buitenlands beleid. In een deel van de Franstalige rechtsleer stelt men dat dit een loutere vergetelheid zou zijn van de grondwetgever (R. Witmeur, La Commission Communautaire Française: une copie à revoir pour un État fédéral achevé?, Brussel, Bruylant, 1995, 62). Een deel van de rechtsleer analyseert het feit dat in artikel 167 van de Grondwet geen sprake is van verdragsluitende bevoegdheden voor de FGC dan ook terecht als een verschil in behandeling gestoeld op de Grondwet zelf, die dus geen ontoelaatbare discriminatie uitmaakt in vergelijking met de gemeenschappen en gewesten (M. Leroy & A. Schaus; Les relations internationales, in X, Les réformes institutionnelles de 1993. Vers un fédéralisme achevé?, Brussel, Bruylant, 1994, 40 en verder). De Vlaamse Regering is inderdaad van oordeel dat er geen principieel bezwaar bestaat tegen een verschillende benadering door de grondwetgever van de gemeenschappen en de gewesten, die op grond van artikel 1 van de Grondwet de constituerende delen zijn van de Federale Staat, en een afgeleide instantie zoals de FGC, net zoals dat verschil overigens gemaakt wordt voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Zij ziet dus ook geen noodzaak om de bestaande verdragspraktijk aan te passen. II. TOELICHTING BIJ DE OVEREENKOMSTEN Artikel 1 stelt dat Kroatië partij wordt bij de EER-overeenkomst. Vanaf de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst, worden de bepalingen van de EERovereenkomst, zoals gewijzigd door de bepalingen van het Gemengd Comité van de EER vóór 30 juni 2011, bindend voor Kroatië onder dezelfde voorwaarden als voor de huidige overeenkomstsluitende partijen en volgens de bepalingen zoals opgenomen in de overeenkomst. De bijlagen bij deze overeenkomst vormen er een integrerend deel van. Artikel 2 gaat over de aanpassingen van het dispositief van de EER-overeenkomst zoals de uitbreiding van de overeenkomstsluitende partijen en de wijziging van de artikelen 2, 117 en 129. Ook de protocollen 4, 38ter en 44 worden aangepast. Bij protocol 38ter werd een addendum toegevoegd betreffende het financieel mechanisme van de EER voor Kroatië. Artikel 3 stelt dat alle wijzigingen van de besluiten van de instellingen van de EU die aangebracht zijn bij de akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor Kroatië en de aanpassing van de verdragen waarop de EU gegrond is, in de EERovereenkomst opgenomen worden en daarvan een onderdeel vormen.

440 (2014-2015) Nr. 1 7 Volgens artikel 4 zijn de regelingen zoals bedoeld in bijlage B en vervat in de akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor Kroatië en de aanpassing van de verdragen waarop de EU gegrond is, opgenomen in de EER-overeenkomst. Alle relevante regelingen die niet vermeld zijn in bijlage B worden overeenkomstig de in de EER-overeenkomst vastgelegde procedures getroffen. Artikel 5 verleent de partijen de mogelijkheid vraagstukken inzake de interpretatie of de toepassing van de overeenkomst, voor te leggen aan het Gemengd Comité dat de problemen onderzoekt en probeert een aanvaardbare oplossing te vinden. Artikel 6 bepaalt dat de overeenkomst door de huidige en de nieuwe overeenkomstsluitende partijen moet bekrachtigd of goedgekeurd worden overeenkomstig hun eigen procedures. De akten van bekrachtiging of goedkeuring worden neergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie. De overeenkomst treedt in werking op de dag die volgt op de datum waarop de laatste akte van bekrachtiging of goedkeuring neergelegd wordt, mits de aanverwante protocollen op dezelfde dag in werking treden. Artikel 7 stelt dat de overeenkomst opgesteld is in alle EU-talen en EVA-talen en dat alle teksten gelijkelijk authentiek zijn. Bijlagen Bijlage A bevat een lijst van de wijzigingen van de besluiten, zoals bedoeld in artikel 3 van de overeenkomst. Bijlage B vermeldt de wijzigingen van de bijlagen bij de EER-overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 4. Slotakte De partijen hebben de overeenkomst en de bijlagen A en B goedgekeurd. De gevolmachtigden van de huidige en de nieuwe overeenkomstsluitende partijen hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen, gehecht aan de slotakte, aangenomen, die met name betrekking hebben op: de vervroegde inwerkingtreding of voorlopige toepassing; de datum waarop de overgangsregelingen verstrijken; de toepassing van de oorsprongsregels na de inwerkingtreding van de overeenkomst; de sectorale aanpassing voor Liechtenstein op het gebied van het vrije verkeer van personen; de prioritaire sectoren genoemd in protocol 38ter; en de financiële bijdragen. De gevolmachtigden van de huidige en de nieuwe overeenkomstsluitende partijen hebben tevens nota genomen van de algemene gemeenschappelijke verklaring van de EVA-staten. De partijen komen overeen dat, uiterlijk bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, de EER-overeenkomst, zoals gewijzigd, en de volledige tekst van alle besluiten van het Gemengd Comité moeten worden opgemaakt in het Kroatisch en door de vertegenwoordigers van de partijen moeten worden bekrachtigd.

8 440 (2014-2015) Nr. 1 De partijen nemen nota van de aanvullende protocollen bij de overeenkomsten tussen de EU en respectievelijk Noorwegen en IJsland. De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, Geert BOURGEOIS

440 (2014-2015) Nr. 1 11 Voorontwerp van decreet houdende instemming met de Overeenkomst betreffende de deelname van de Republiek Kroatië aan de Europese Economische Ruimte en drie daarmee verband houdende overeenkomsten, ondertekend te Brussel op 11 april 2014 en op 5 november 2014. DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed; Na beraadslaging, BESLUIT: De Vlaamse minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt: Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. Art. 2. De Overeenkomst betreffende de deelname van de Republiek Kroatië aan de Europese Economische Ruimte en drie daarmee verband houdende overeenkomsten, ondertekend te Brussel op 11 april 2014 en op 5 november 2014, zullen volkomen gevolg hebben. Brussel, De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, Geert BOURGEOIS

440 (2014-2015) Nr. 1 23 ONTWERP VAN DECREET DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed; Na beraadslaging, BESLUIT: De Vlaamse minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt: Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. Art. 2. De Overeenkomst betreffende de deelname van de Republiek Kroatië aan de Europese Economische Ruimte, de Slotakte en drie daarmee verband houdende overeenkomsten, ondertekend te Brussel op 11 april 2014 en op 5 november 2014, zullen volkomen gevolg hebben. Brussel, 3 juli 2015. De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, Geert BOURGEOIS