ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

ECLI:NL:RBMID:2007:BB8676

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBDHA:2017:4885

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBMID:2008:BE0039

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2016:4562

ECLI:NL:RBZWB:2013:11405

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266


ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:RBAMS:2013:4777

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBUTR:2010:BL0870

ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392

ECLI:NL:RBARN:2012:BX0624

ECLI:NL:RBAMS:2015:2713

ECLI:NL:RBZLY:2009:BL7181

ECLI:NL:RBARN:2011:BU6953

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP5489

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBNNE:2014:1383 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C HA ZA

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBROT:2017:3261

ECLI:NL:RBUTR:2009:BH9328

ECLI:NL:RBGEL:2016:7158

ECLI:NL:RBROT:2017:886

ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBROT:2015:7740

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:RBGEL:2017:1576

ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBOBR:2014:3396

ECLI:NL:RBDHA:2017:364

ECLI:NL:RBMNE:2017:2000

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBZWB:2013:11284

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7057

ECLI:NL:RBALK:2011:BR4675

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2010:BN8300

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

ECLI:NL:RBMID:2008:BD7099

ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3534

vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel Vonnis van 23 november 2016 in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C / HA ZA van

ECLI:NL:RBARN:2000:AA8793

vonnis in naam van de Koning 2. de stichting STICHTING WOONBEDRIJF IEDER1, gevestigd te Deventer, gedaagde, advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1235

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBMNE:2013:BY8980

ECLI:NL:GHDHA:2015:457

ECLI:NL:RBUTR:2007:AZ6321

ECLI:NL:RBNNE:2017:2980

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBNHO:2013:13255

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBGEL:2017:2637

ECLI:NL:RBOVE:2014:5578

ECLI:NL:RBROT:2017:5084

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2396

ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8776

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8462

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Transcriptie:

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 15-07-2009 Datum publicatie 27-08-2009 Zaaknummer 259421 / HA ZA 08-2534 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg - enkelvoudig Gevorderde verklaring voor recht mogelijk beroep op vernietigbaarheid van twee artiklen AV wegens onredelijk bezwarendheid als bedoeld in art. 6:237 onder c BW afgewezen. Ook ambtshalve toetsing of sprake is van onredelijk bezwarend beding als bedoeld in richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenzaken is negatief. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak vonnis RECHTBANK UTRECHT Sector handels- en familierecht zaaknummer / rolnummer: 259421 / HA ZA 08-2534 Vonnis van 15 juli 2009 in de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, advocaat mr. P.J.M. Gerritsen, tegen de naamloze vennootschap SNS REGIO BANK N.V., gevestigd te Utrecht, gedaagde,

advocaat mr. E.L.A. van Emden. Partijen zullen hierna [eiser] en SNS Regio Bank genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: het tussenvonnis van 18 februari 2009 het proces-verbaal van comparitie van 2 juni 2009. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. [eiser] is in een gesprek van 9 december 2005 door de heer [X], medewerker van de (toenmalige) Regio Bank N.V. (hierna: Regio Bank) te [woonplaats] geadviseerd over het soort spaarrekening waarop [eiser] het bedrag van EUR 300.000,-- waarover hij beschikte, zou kunnen storten. [X] heeft [eiser] de Royaalspaarrekening aanbevolen omdat hij daarop een hogere, variabele rente zou kunnen krijgen dan op andere spaarrekeningen. Ook heeft [X] aangegeven dat daartegenover stond dat hij 2% retourrente verschuldigd zou zijn indien [eiser] opnames zou doen. 2.2. [eiser] heeft vervolgens een Royaalspaarrekening geopend bij de Regio Bank en heeft op die rekening EUR 300.000,-- gestort. Zodoende is een overeenkomst ten aanzien van dit spaarproduct tot stand is gekomen, hierna te noemen 'de overeenkomst'. 2.3. Tot de overeenkomst behoren ook de Voorwaarden Royaal Sparen (hierna te noemen: de voorwaarden) die [eiser] bij het aangaan van de overeenkomst ter hand zijn gesteld. Voor zover hier relevant, luiden deze voorwaarden: Artikel 5 Over ieder bedrag dat van de Royaal Sparen rekening wordt opgenomen, wordt bij wijze van retourrente een door Regio Bank te bepalen percentage in rekening gebracht, ongeacht de termijn dat het opgenomen bedrag op die rekening heeft gestaan. Uitgezonderd is echter de bijgeboekte rente. Deze rente kan, gedurende 30 dagen na de bijboeking, vrij van retourrente worden opgenomen. Artikel 6 Het retourrentepercentage zal nooit hoger zijn dan 2% van het opgenomen bedrag. Het retourrentepercentage zal nooit hoger zijn dan het op het moment van opname geldende rentepercentage van Royaal Sparen. 2.4. Door afsplitsing en fusie is de Regio Bank voortgezet als SNS Regio Bank N.V. (hierna: SNS Regio Bank), een dochter van de SNS Bank N.V. (hierna: SNS Bank). 2.5. In augustus 2007 heeft [eiser] kennis genomen van een spaaractie van (zowel de SNS Regio Bank als) de SNS Bank, waarbij 4,5% rente werd gegeven over spaargeld dat één jaar of langer vast

werd gezet. 2.6. [eiser] heeft bij de SNS Regio Bank geïnformeerd of hij kon deelnemen aan deze spaaractie bij de SNS Regio Bank omdat hij ook 4,5% rente wenste te krijgen over zijn spaargeld. 2.7. De SNS Regio Bank heeft [eiser] meegedeeld dat deelname aan de spaaractie mogelijk was, maar dat hij dan wel 2% retourrente verschuldigd zou zijn. 2.8. [eiser] heeft zich hiertegen verzet en meegedeeld dat hij zijn spaargeld zou overboeken naar een andere bank. SNS Regio Bank heeft [eiser] hierop het voorstel gedaan hem 1% retourrente in rekening te brengen als hij zijn spaargeld voor (nog) een jaar zou laten vaststaan. 2.9. [eiser] heeft zijn spaargeld van de Royaalspaarrekening overgeboekt naar een spaarrekening bij de SNS Bank kantoor Tiel. 3. Het geschil 3.1. [eiser] vordert - kort weergegeven -, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: 1. dat de rechtbank voor recht verklaart dat [eiser] de vernietiging van artikel 5 en 6 van de Algemene voorwaarden Royaal Sparen kan inroepen op grond van artikel 6:233 sub a BW in samenhang met artikel 6:237 sub c BW; 2. veroordeling van SNS Regio Bank tot betaling aan [eiser] van EUR 6.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 1 december 2008 tot aan het moment van algehele voldoening; 3. veroordeling van SNS Regio Bank tot betaling aan [eiser] van EUR 780,65 zijnde de wettelijke rente over EUR 6.000,-- met ingang van 26 september 2006 tot en met 30 november 2008; 4. veroordeling van SNS Regio Bank tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van EUR 1.500,--; 5. veroordeling van SNS Regio Bank in de proceskosten. 3.2. Ter comparitie heeft [eiser] zijn vordering toegelicht. De vordering tot betaling van EUR 6.000,-- betreft een voorwaardelijke vordering die voortvloeit uit de vernieting van artikel 5 en 6 van de voorwaarden. [eiser] stelt dat de artikelen 5 en 6 van de voorwaarden vernietigbaar zijn omdat die artikelen onredelijk bezwarend voor hem zijn. Volgens hem verlenen deze artikelen de bank de bevoegdheid om een prestatie te verschaffen die wezenlijk van de toegezegde prestatie afwijkt, als bedoeld in artikel 6:237 sub c BW. In dat kader heeft hij gesteld dat hem door [X] is toegezegd dat hij op de Royaalspaarrekening altijd de hoogste rente zou krijgen. Aan de door hem ingenomen stelling dat sprake is van een schending van de zorgplicht door de bank, heeft [eiser] geen juridische consequenties verbonden. 3.3. SNS Regio Bank voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat zij, op grond van artikel 5 en 6 van de voorwaarden, gerechtigd was bij iedere opname 2% retourrente in rekening te brengen. [eiser] was met de inhoud van de voorwaarden bekend toen hij de overeenkomst ter zake van de Royaalspaarrekening sloot. Zij voert aan dat [eiser] op eigen initiatief zijn spaargeld heeft opgenomen zodat het aan zijn eigen handelen te wijten is dat het behaalde rendement afwijkt van zijn verwachtingen. Van vernietiging van de voorwaarden op grond van artikel 6:233 onder a in samenhang met 6:237 onder c BW kan volgens haar dan ook geen sprake zijn. 3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling

4.1. De rechtbank overweegt ten eerste dat in het midden kan blijven of [X] [eiser] heeft gegarandeerd dat hij altijd de hoogste rente zou krijgen op de Royaalspaarrekening. Wat er ook zij van deze stelling, dit feit kan niet leiden tot toewijzing van de vordering zoals die thans voorligt. 4.2. [eiser] komt alleen dan een beroep op vernietiging van artikel 5 en 6 van de voorwaarden toe, indien deze bepalingen al dan niet tezamen zijn aan te merken als een beding bedoeld in artikel 6:237 onder c BW dan wel als een beding geplaatst op de bijlage bij de Richtlijn 1993/13 EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenzaken (hierna te noemen: de Richtlijn). 4.3. Volgens de tekst van artikel 6:237 onder c BW gaat het om een beding dat de gebruiker de bevoegdheid verleent een prestatie te verschaffen die wezenlijk van de toegezegde prestatie afwijkt, tenzij de wederpartij bevoegd is in dat geval de overeenkomst te ontbinden. 4.4. De bijlage bij de Richtlijn kent eenzelfde soort beding opgenomen in onderdeel k. Daarbij moet het gaan om een beding dat tot doel of gevolg heeft de verkoper te machtigen zonder geldige reden eenzijdig de kenmerken van het te leveren product of de te verrichten dienst te wijzigen. 4.5. De rechtbank overweegt ten eerste dat onduidelijk is welke prestatie als de door de SNS Regio Bank aan [eiser] toegezegde prestatie heeft te gelden. Bij dagvaarding heeft [eiser] gesteld dat hem een 0,7% hogere rente was toegezegd, doch ter comparitie heeft hij gesteld dat hem een rente was toegezegd die altijd 0,2% hoger zou zijn. Ook is niet duidelijk ten opzichte van welke andere producten die rente hoger zou zijn. [eiser] heeft ook overigens niet inzichtelijk gemaakt welke prestatie hem was toegezegd, bijvoorbeeld door het overleggen van de tussen partijen gesloten spaarovereenkomst. Reeds deze onduidelijkheid over de toegezegde prestatie maakt, dat naar het oordeel van de rechtbank niet direct valt in te zien dat sprake is van een prestatie die wezenlijk van de toegezegde prestatie afwijkt. Dit nog afgezien van de vraag of artikel 5 en 6 van de voorwaarden SNS Regio Bank de bevoegdheid verlenen een wezenlijk van de toegezegde prestatie afwijkende prestatie te verschaffen en dus zijn aan te merken als een beding bedoeld in artikel 6:237 onder c BW. 4.6. Voor zover het in rekening brengen van retourrente al tot gevolg zou hebben dat de bank een wezenlijk andere prestatie verschaft dan is toegezegd, overweegt de rechtbank ten aanzien van het bestaan van een bevoegdheid daartoe het volgende. Uit artikel 5 van de voorwaarden volgt dat retourrente pas is verschuldigd als de klant een opname doet. Aldus is retourrente pas verschuldigd nadat [eiser], als wederpartij van de gebruiker, een handeling verricht. [eiser] betoogt in dat kader dat het overboeken van geld van zijn Royaalspaarrekening naar een andere spaarrekening geen opname is en al helemaal niet indien dat een spaarrekening bij dezelfde bank zou zijn geweest. De rechtbank verwerpt dit betoog van [eiser]. Terecht stelt SNS Regio Bank dat een overboeking naar een andere rekening een manier is om geld op te nemen. Niet relevant is of dit een overboeking naar een rekening binnen dezelfde bank betreft dan wel een overboeking naar een rekening bij een andere bank. In beide gevallen heeft de overboeking immers een beëindiging van de overeenkomst ten aanzien van de Royaalspaarrekening tot gevolg. 4.7. Indien en voor zover [eiser] heeft willen betogen dat SNS Regio Bank op grond van de inhoud van artikel 5 en 6 van de voorwaarden bevoegd is zelf te bepalen wanneer sprake is van een opname waarover retourrente is verschuldigd en dat SNS Regio Bank daarom zijn overboeking redelijkerwijs niet als opname in de zin van artikel 5 en 6 van de voorwaarden had mogen aanmerken, gaat ook dat betoog niet op. De inhoud van deze beide artikelen is duidelijk: over iedere opname is retourrente verschuldigd, namelijk een percentage van (ten hoogste) 2%. Bovendien is dit aan [eiser] bij het aangaan van de overeenkomst meegedeeld. Dat neemt niet weg dat de SNS Regio Bank coulancehalve in individuele gevallen ten gunste van de klant kan afwijken van genoemde voorwaarden, verplicht is zij daartoe echter niet. 4.8. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat artikel 5 en 6 van de voorwaarden noch samen, noch individueel, zijn aan te merken als beding dat vermoed wordt

onredelijk bezwarend te zijn als bedoeld in artikel 6:237 onder c BW, dan wel als oneerlijk beding bedoeld onder k van de bijlage bij de Richtlijn. 4.9. Voorts is de rechtbank ambtshalve niet gebleken dat artikel 5 en 6 van de voorwaarden, individueel dan wel in samenhang, zijn aan te merken als enig ander oneerlijk beding dat voorkomt op de bijlage bij de Richtlijn. 4.10. Het voorgaande betekent dat artikel 5 en 6 van de voorwaarden niet zijn aan te merken als een onredelijk bezwarend voor [eiser], zodat deze voorwaarden niet vernietigbaar zijn als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen. 4.11. Doordat de voorwaardelijke vordering tot betaling van EUR 6.000,-- gegrond is op de vernietiging van artikel 5 en 6 van de voorwaarden, is ook die vordering niet voor toewijzing vatbaar. 4.12. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SNS Regio Bank N.V. worden begroot op: - vast recht EUR 303,00 - salaris advocaat EUR 904,00 (2,0 punten tarief EUR 452,00) Totaal EUR 1.207,00 5. De beslissing De rechtbank 5.1. wijst de vorderingen af, 5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van SNS Regio Bank N.V. tot op heden begroot op EUR 1.207,00, 5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Verhoef en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2009. LB w.g. griffier w.g. rechter