Verwachtingen van de NBB inzake de reglementaire vereisten voor eigen vermogen en liquiditeit voor minder belangrijke kredietinstellingen

Vergelijkbare documenten
Verwachtingen van de NBB inzake de reglementaire vereisten voor eigen vermogen en liquiditeit voor minder belangrijke kredietinstellingen

In de rest van de circulaire worden alle onderwerpen beschreven en wordt de desbetreffende procedure uitgelegd.

BESLUIT (EU) 2018/546 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Artikel 1. Onderwerp en werkingssfeer

Circulaire aan de financiële instellingen over verwervingen, vergrotingen, verkleiningen of overdrachten van gekwalificeerde deelnemingen

Wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de artikelen 107 tot 122.

Circulaire. Brussel, 25 april Circulaire betreffende het aanvullend eigen vermogen NBB_2016_09. Kenmerk:

Leningen, kredieten en borgstellingen aan leiders, aandeelhouders en verbonden personen

Circulaire betreffende de procedure voor de overdracht van een portefeuille verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten

Samenvatting/Doelstelling Deze circulaire verschaft informatie over de richtsnoeren van de Bank inzake contractgrenzen.

Toepassingsveld Deze mededeling is gericht aan alle kredietinstellingen naar Belgisch recht.

Circulaire. Brussel, 2 juni Inwerkingtreding liquiditeitsdekkingsvereiste

Richtsnoeren EBA/GL/2018/01 16/01/2018. Bijlage Circulaire NBB_2018_07

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Samenvatting/Doelstelling Het doel van deze circulaire is om een eenvormige rapportering te creëren inzake deposito s met een drievoudig oogmerk:

ziektekostenverzekeringsbedrijf bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste met behulp van de standaardformule

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 6, en artikel 132,

Mededeling. Brussel, 18 juli Herstelplannen Verplichtingen inzake bezwaarde activa. Geachte mevrouw Geachte heer

berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste met behulp van de standaardformule

Circulaire aan de portefeuillesurveillanten bij kredietinstellingen naar Belgisch recht die Belgische covered bonds uitgeven

CIRCULAIRE PPB CPB van de CBFA over de voorbereiding op de inwerkingtreding van de MiFID- richtlijn

BESLUIT (EU) 2017/935 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Richtsnoeren van de EBA van 27 juni 2016 betreffende een beheerst beloningsbeleid (EBA/GL/2015/22)

(Voor de EER relevante tekst) Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Definitieve richtsnoeren

RICHTSNOER (EU) 2016/1993 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Circulaire betreffende de behandeling van verbonden ondernemingen, met inbegrip van de deelnemingen

Circulaire betreffende de opties voor nationale toezichthouders in de Solvency II rapportage

Circulaire. Brussel, 18 september 2018

Toepassingsveld Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht

Circulaire. Brussel, 8 mei 2017

Publicatieblad van de Europese Unie BESLUITEN

A8-0255/2 AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT * op het voorstel van de Commissie

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Voor de EER relevante tekst)

Bijlage 4 bij mededeling NBB_2017_22

Bijlage 1 bij de circulaire NBB_2017_20

Deze Richtsnoeren zijn gericht tot de Bank als bevoegde autoriteit en als afwikkelingsautoriteit alsook aan de instellingen.

Publicatieblad van de Europese Unie

Circulaire. ;^'^'^- ' "' I i BanqueNationaleBonk. Brussel, 18 September 2017

Brussel, 6 november Geachte heer, Geachte mevrouw, Inleiding

(Voor de EER relevante tekst)

Toepassingsveld Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht. Verzekerings- en herverzekeringsholdings naar Belgisch recht.

9480/17 ons/ass/ev DG G 1C

Afdeling 1. Algemene bepalingen, definities en toepassingsgebied

COMMISSION DELEGATED REGULATION (EU) No /.. of

AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie economische en monetaire zaken

(Voor de EER relevante tekst)

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017

Artikel 1. Wijzigingen

Centrale Bank specifieke taken warden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen.

Raad van de Europese Unie Brussel, 5 mei 2017 (OR. en)

Voorlopige versie van de circulaire betreffende de richtsnoeren voor de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit (ORSA)

Periodieke vragenlijst met betrekking tot de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme

Circulaire. Brussel, 25 april Circulaire over de groepssolvabiliteit NBB_2016_13. Kenmerk:

Schema van periodieke rapportering door de instellingen voor elektronisch geld

Richtsnoeren. ter specificatie van de voorwaarden voor de financiële steun binnen de groep uit hoofde van artikel 23 van Richtlijn 2014/59/EU

RICHTSNOEREN VOOR TESTS, DOORLICHTINGEN OF EXERCITIES DIE KUNNEN LEIDEN TOT STEUNMAATREGELEN EBA/GL/2014/ september 2014

I. JURIDISCHE ACHTERGROND

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Bijlage 1 bij het handboek voor het beoordelen van de deskundigheid en professionele betrouwbaarheid

Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen

Circulaire CBFA_2009_26 dd. 24 juni 2009

c) overeenkomstig de artikelen 260 tot en met 263 op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of gemengde financiële holding die

Circulaire. Structuur. Brussel, 23 november 2015

(Voor de EER relevante tekst) (2014/908/EU)

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

ZETES INDUSTRIES. Naamloze Vennootschap. Straatsburgstraat 3, 1130 Brussel. Ondernemingsnummer Register van de rechtspersonen (Brussel)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

TELENET GROUP HOLDING NV

ECB-OPENBAAR. Aan: de leiding van belangrijke banken. Frankfurt am Main, 28 juli 2017

Openbare raadpleging

Richtsnoeren inzake aanvullend vermogen

EBA-RICHTSNOEREN VOOR DE REEKS SCENARIO'S DIE MOETEN WORDEN GEBRUIKT IN HERSTELPLANNEN

FSMA_2016_12 dd. 4/08/2016

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

EBA-richtsnoeren. inzake de benchmarkexercitie voor beloningen EBA/GL/2012/4

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

goedkeuringsprocessen van Solvabiliteit II (art. 308bis Phasing-in) V. Vereisten inzake het indienen van informatie bij de Bank in het kader van de

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Richtsnoeren. betreffende de openbaarmaking van bezwaarde en niet-bezwaarde activa. 27 juni 2014 EBA/GL/2014/03

hierna elk afzonderlijk "de Autoriteit" en gezamenlijk "de Autoriteiten" genoemd,

Richtsnoeren voor de behandeling van verbonden ondernemingen, waaronder deelnemingen

(Voor de EER relevante tekst)

Bijlage 2 bij de circulaire NBB_2013_02

C 120/2 NL Publicatieblad van de Europese Unie

ECB-PUBLIC AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK. van [datum maand 2016]

Circulaire betreffende de richtsnoeren voor het verliescompensatievermogen van technische voorzieningen en uitgestelde belastingen

Periodieke vragenlijst met betrekking tot de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme

Bijlage 1 bij de mededeling NBB_2017_24

Circulaire. Brussel, 2 maart Prudentieel statuut van de instellingen voor elektronisch geld. Geachte mevrouw Geachte heer

OPROEPING VOOR DE GEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN 8 MEI 2018

OPROEPING OM DE GEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN 9 MEI 2017 BIJ TE WONEN

10955/16 rts/adw/mt 1 DGG 1B

Bijlage 1 bij het handboek voor het beoordelen van de deskundigheid en professionele betrouwbaarheid

Circulaire. Brussel, 2 maart Prudentieel statuut van de betalingsinstellingen. Geachte mevrouw Geachte heer

Raad van de Europese Unie Brussel, 5 september 2014 (OR. en)

(Voor de EER relevante tekst)

Transcriptie:

de Berlaimontlaan 14 BE-1000 Brussel tel. +32 2 221 38 12 fax + 32 2 221 31 04 ondernemingsnummer: 0203.201.340 RPR Brussel www.nbb.be Circulaire Brussel, 24 februari 2017 Kenmerk: NBB_2017_05 uw correspondent: Gertjan van Gastel tel. +32 2 221 27 88 fax +32 2 221 31 04 Gertjan.vangastel@nbb.be Verwachtingen van de NBB inzake de reglementaire vereisten voor eigen vermogen en liquiditeit voor minder belangrijke kredietinstellingen Toepassingsveld Deze circulaire is van toepassing op de Belgische minder belangrijke kredietinstellingen zoals omschreven in Verordening Nr. 1024/2013 van de Raad 1,2. Samenvatting/Doelstelling In deze circulaire licht de NBB een aantal vereisten voor minder belangrijke kredietinstellingen toe op het gebied van reglementair eigen vermogen en liquiditeitsdekking. Het betreft : 1) de erkenning van tussentijdse resultaten; 2) de uitkering van dividenden; 3) de opmaak van een variabel verloningsbeleid; 4) de opmaak van een ICAAP en ILAAP rapport; 5) de toestemming om het eigen vermogen te verminderen; 6) de voorafgaande toestemming voor de opname van aanvullend-tier 1- en tier 2- instrumenten in het reglementair kapitaal; 7) de behandeling van centrale bank reserves onder de liquiditeitsdekkingsratio. Deze circulaire, die de circulaire NBB_2016_05 vervangt, is een levend document en kan indien nodig bijgewerkt worden. 1 Verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen. 2 Bijkantoren van een kredietinstelling gevestigd buiten de EER zijn niet onderworpen aan de kapitaals- en liquiditietsvereisten zoals opgelegd door de Europese Verordening 575/2013 en vallen derhalve buiten de perimeter van deze circulaire. NBB_2017_05 24 februari 2017 Circulaire Blz. 1/8

Geachte mevrouw Geachte heer In deze circulaire verschaft de NBB uitleg en instructies over een aantal vereisten van toepassing op minder belangrijke kredietinstellingen (MBI's) op het gebied van reglementair eigen vermogen en liquiditeitsdekking. Deze circulaire moet voornamelijk gezien worden in de context van de recente besluiten genomen door de ECB in het kader van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (GTM). De circulaire behandelt met name de volgende onderwerpen: Erkenning van tussentijdse resultaten; Uitkering van dividenden; Opmaak van een variabel verloningsbeleid; Opmaak van een ICAAP en ILAAP-rapport; Toestemming om het eigen vermogen te verminderen; Voorafgaande toestemming voor de opname van aanvullend-tier 1- en tier 2-instrumenten in het reglementair kapitaal; Behandeling van centrale bank reserves onder de liquiditeitsdekkingsratio. De algemene doelstelling van de NBB is voor alle kredietinstellingen die onder het rechtstreeks en onrechtstreeks toezicht van de ECB vallen een level playing field na te streven. Derhalve streeft de NBB ernaar om procedures voor belangrijke instellingen ook voor minder belangrijke instellingen toe te passen binnen de toepassing van het proportionaliteitsbeginsel. Als de ECB, voor de hiervoor vermelde onderwerpen, haar toezichtspraktijken voor belangrijke instellingen (BI's) verder uitwerkt of bijstelt of verdere beslissingen neemt betreffende procedures voor BI's, zal de NBB als gevolg daarvan nagaan of zij haar verwachtingen voor MBI s moet bijwerken. 1. Erkenning van tussentijdse resultaten Verordening Nr. 575/2013 bepaalt dat instellingen onder bepaalde voorwaarden, en onder voorbehoud van voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit 3, tussentijdse of eindejaarsresultaten mogen opnemen in het tier 1-kernkapitaal voordat de instelling een formeel besluit heeft genomen ter bevestiging van de uiteindelijke resultaten voor dat jaar en van hun bestemming. Zoals bepaald bij artikel 26, lid 2, van Verordening Nr. 575/2013, wordt die voorafgaande toestemming verleend onder de volgende twee voorwaarden: a) de resultaten zijn getoetst door personen die onafhankelijk zijn van de instelling en verantwoordelijk zijn voor de controle van de rekeningen van die instelling 4, en deze toetsing wijst uit dat deze resultaten beoordeeld zijn overeenkomstig de in het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving beschreven beginselen; en b) de instelling heeft ten genoegen van de bevoegde autoriteit aangetoond dat alle te verwachten lasten en voorzieningen voor dividenden van het bedrag van deze resultaten zijn afgetrokken. 3 Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (hierna Verordening Nr. 575/2013 genoemd). 4 In casu betreft dit de aangestelde commissaris-revisor van de betrokken instelling. Circulaire Blz. 2/8 NBB_2017_05 24 februari 2017

Bij de beoordeling van de vervulling van de voorwaarden kunnen de artikelen 2 en 3 van Gedelegeerde Verordening Nr. 241/2014, waarin de betekenis van te verwachten lasten en voorzieningen voor dividenden nader bepaald wordt, als leidraad dienen 5. Om aan te tonen aan de NBB dat de voorwaarden vervuld zijn, moet een kredietinstelling bij de NBB gedetailleerde documentatie indienen. Wat betreft de te verschaffen gegevens moeten MBI's zich beroepen op de bepalingen van Besluit ECB/2015/4, dat de procedure voor BI's beschrijft 6. Een instelling moet met name de volgende documenten indienen: a) een door de commissaris-revisor ondertekend rapport, ondersteunende brief of evaluatieverslag over de winsttoetsing, zoals beschreven in artikel 4 van Besluit ECB/2015/4; b) een brief met een gedetailleerde opsomming van de bestanddelen van de nettowinstberekening, zoals beschreven in de Bijlage van Besluit ECB/2015/4 en in overeenstemming met artikel 5, lid 1, van dat Besluit. Een minder belangrijke kredietinstelling die tussentijdse of eindejaarsresultaten wil opnemen voordat een formeel besluit is genomen ter bevestiging van de uiteindelijke resultaten voor dat jaar, moet deze twee documenten indienen bij de NBB. De NBB oordeelt dat aan alle vereisten voor de erkenning van tussentijdse of eindejaarsresultaten als tier 1-kernkapitaal is voldaan indien de kennisgevende kredietinstelling bovenvermelde documentatie heeft aangeleverd. De NBB behoudt echter te allen tijde het recht om, wanneer zij zou vaststellen dat de aangeleverde documentatie niet voldoet aan bovenvermelde vereisten of foutieve gegevens en/of berekeningen bevat, de opname van tussentijdse of eindejaarsresultaten in het tier-1-kernkapitaal te weigeren. De goedkeuring van de erkenning van tussentijdse resultaten blijft geldig voor de rest van het desbetreffende lopende boekjaar, tenzij de tussentijdse resultaten verlaagd moeten worden als gevolg van een negatieve waardeaanpassing. Als een instelling hogere tussentijdse resultaten wil laten erkennen, moet zij een nieuwe aanvraag indienen bij de NBB. 2. Uitkering van dividenden Kredietinstellingen worden verzocht om een dividendbeleid uit te werken waarmee ze hun vermogenspositie in lijn met de minimale reglementaire kapitaalvereisten kunnen opbouwen. Deze kapitaalvereisten omvatten: Pijler 1-vereisten, zoals vastgelegd in artikel 92 van Verordening Nr. 575/2013 en in de artikelen 95 en 96 van de Bankwet (globaal vereiste van een tier 1-kernkapitaalbuffer) 7. Pijler 2-vereisten die opgelegd zijn als gevolg van de toepassing van het Supervisory Review and Evaluation Process (SREP), zijnde de in de artikelen 149 en 150 van de Bankwet vastgelegde procedure van prudentiële toetsing en evaluatie. Deel tien van Verordening Nr. 575/2013 en de artikelen 412 en 413 van de Bankwet bepalen de overgangsbepalingen voor de kapitaalvereisten. Instellingen moeten te allen tijde voldoen aan de kapitaalvereisten, rekening houdend met deze overgangsbepalingen. 5 Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. 241/2014 van de Commissie van 7 januari 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen betreffende eigenvermogensvereisten voor instellingen (hierna Gedelegeerde Verordening Nr. 241/2014 genoemd). 6 Besluit (EU) 2015/656 van de Europese Centrale Bank van 4 februari 2015 betreffende de voorwaarden tussentijdse of eindejaarsresultaten mogen opnemen in het tier 1-kernkapitaal (ECB/2015/4) (hierna 'Besluit ECB/2015/4 genoemd). 7 Wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen (hierna Bankwet genoemd). NBB_2017_05 24 februari 2017 Circulaire Blz. 3/8

De totale kapitaalvereisten die aan het einde van de overgangsperiode van toepassing zijn, laten toe de fully loaded kapitaalratio vast te stellen. Deze ratio heeft betrekking op de volledige toepassing van de bovengenoemde pijler 1- en 2-vereisten met inbegrip van de tier 1-kernkapitaalbuffer zoals vastgesteld in de artikelen 95 en 96 van de Bankwet. De NBB beoogt dat kredietinstellingen voortdurend fully loaded kapitaalratio's nastreven. Het is hierbij van belang dat rekening wordt gehouden met de moeilijke macro-economische omstandigheden die kunnen wegen op de toekomstige rentabiliteit van de instellingen. In dit kader aligneert de NBB haar visie betreffende het dividendbeleid van MBI s met de aanbeveling van de ECB 8 betreffende het dividendbeleid voor BI s. MBI's zijn derhalve verplicht om te voldoen aan de bepalingen van die aanbeveling betreffende de uitkering van dividenden, en om een dividendbeleid overeenkomstig deze bepalingen uit te werken. In Aanbeveling ECB/2016/44 worden drie categorieën van kredietinstellingen onderscheiden: kredietinstellingen die reeds voldoen aan hun fully loaded kapitaalratio (categorie 1); kredietinstellingen die nog niet voldoen aan hun fully loaded kapitaalratio, maar die wel voldoen aan de thans geldende kapitaalratio (categorie 2); kredietinstellingen met een kapitaaltekort (categorie 3). Kredietinstellingen die behoren tot categorie 1 mogen dividenden uitkeren maar dienen dit op een conservatieve wijze te doen, zodat zij kunnen blijven voldoen aan alle kapitaalvereisten, zelfs onder verslechterde economische en financiële omstandigheden. Kredietinstellingen die behoren tot categorie 2 mogen dividenden uitkeren indien ten minste een lineair 9 pad wordt verzekerd op weg naar de vereiste fully loaded kapitaalratio s. Zij dienen dit eveneens op een conservatieve wijze te doen, zodat zij kunnen blijven voldoen aan alle vereisten, zelfs onder verslechterde economische en financiële omstandigheden. Kredietinstellingen die behoren tot categorie 3 mogen geen dividend uitkeren. Een instelling wordt verzocht om ieder jaar haar toepasselijke fully loaded kapitaalratio s, waaraan zij zal moeten voldoen, te bepalen, evenals de toepasselijke overgangsbepalingen en haar huidige positie, alvorens zichzelf in een van de drie voormelde categorieën in te delen. 3. Opmaak van een variabel bezoldigingsbeleid De MBI s dienen een prudent toekomstgericht standpunt in te nemen indien zij een besluit nemen over het bezoldigingsbeleid van hun instelling. De NBB verzoekt met klem dat de MBI s de mogelijk schadelijke impact van het bezoldigingsbeleid van hun instelling op het instandhouden van hun solide kapitaalbasis overwegen, met name rekening houdend met de overgangsbepalingen van Verordening (EU) Nr. 575/20131 (CRR) en Richtlijn 2013/36/EU2 (CRD IV). Derhalve, bij de vaststelling van de toe te kennen variabele bezoldiging, waaronder het gebruik van malus- en clawbackregelingen, beveelt de NBB aan dat de MBI s een beleid volgen dat geen afbreuk doet aan het conservatief - minimaal lineair - pad richting fully-loaded kapitaalratio. 8 Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 13 december 2016 betreffende beleid inzake dividenduitkeringen (ECB/2016/44) (hierna Aanbeveling ECB/2016/44 genoemd). 9 Concreet houdt dit in dat kredietinstellingen gedurende een periode van 4 jaar, te beginnen op 31 december 2014, achtereenvolgens ten minste 25%, 50%, 75% en 100% moeten inhouden van het verschil op weg naar hun fully loaded tier 1-kernkapitaalratio, hun tier 1-kapitaalratio en hun totale kapitaalratio. Circulaire Blz. 4/8 NBB_2017_05 24 februari 2017

4. De opmaak van een ICAAP en ILAAP rapport Conform artikel 94 van de Bankwet, dient elke kredietinstelling te beschikken over een beleid voor het prospectief beheer van de eigenvermogensvereisten en van de liquiditeit van de instelling. Betreffende het beheer van de eigenvermogensvereisten, dienen de MBI s blijvend, conform circulaire PPB-2007-15-CPB-CPA 10, op jaarbasis de kwantitatieve documentatie over het interne beoordelingsproces van de kapitaaltoereikendheid van de instelling (ICAAP) voor te leggen aan de NBB. Tevens houdt de instelling een intern ICAAP dossier ter beschikking van de NBB, dat de strategieën en procedures beschrijft aan de hand van dewelke de MBI kan beoordelen en erop toezien dat de omvang, de samenstelling en de verdeling van haar intern kapitaal toereikend is om op permanente basis een dekking te waarborgen van haar huidige en mogelijk toekomstige risico s. Op uitdrukkelijk verzoek van de NBB, dient dit dossier aan de NBB overgemaakt te worden. Betreffende het beheer van de liquiditeitsvereisten, verwacht de NBB dat op haar uitdrukkelijk verzoek de instellingen hun interne documentatie betreffende de liquiditeitstoereikendheid of ILAAP-dossier aan haar overmaken. De NBB formuleert een verzoek tot aanleveren van een ICAAP en/of ILAAP dossier bij de aanvang van de analyse of opvolging van het passend karakter van de procedures en systemen die door de instelling zijn ingevoerd. De NBB verwacht eveneens dat haar alle relevante informatie die niet in de interne documentatie of het ICAAP- en ILAAP-dossier zou zijn opgenomen, spoedig zou kunnen worden meegedeeld. In deze context wenst de NBB aan de MBI s te vragen om bij de opmaak van hun ICAAP- en ILAAPdossier, de richtsnoeren van de EBA (https://www.eba.europa.eu/-/eba-publishes-final-guidelines-onicaap-and-ilaap-information) te volgen dewelke verduidelijking geven over welke informatie bevoegde autoriteiten verzamelen van MBI s met betrekking tot het interne beoordelingsproces van de kapitaaltoereikendheid (ICAAP) en het interne beoordelingsproces van de liquiditeitstoereikendheid (ILAAP). Deze richtsnoeren zijn gericht op het vergemakkelijken van de samenhangende aanpak van de beoordeling door toezichthouders van de ICAAP en ILAAP documentatie alsmede van de beoordeling van de betrouwbaarheid van de eigen kapitaal en liquiditeit ramingen van instellingen als onderdeel van het toezicht en evaluatieproces (SREP) naar aanleiding van de criteria en methodologieën gespecificeerd in de EBA richtsnoeren betreffende gemeenschappelijke procedures en methodologieën voor SREP. De NBB plant in de loop van Q1 2017 om de richtsnoeren van de EBA rond ICAAP en ILAAP om te zetten in een specifieke circulaire, die de verwachtingen van de NBB inzake deze EBA richtsnoeren nog verder zal verduidelijken. 5. Voorafgaande toestemming om het eigen vermogen te verminderen Verordening Nr. 575/2013 voorziet dat instellingen voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit moet verkrijgen om hun eigen vermogen te verminderen (zoals beschreven in artikel 77 (a) voor tier 1- kernkapitaalinstrumenten en artikel 77 (b) voor aanvullend-tier 1- of tier 2- instrumenten). De voorwaarden onder dewelke een bevoegde autoriteit toestemming kan verlenen aan kredietinstellingen om hun eigen vermogen te verminderen, worden beschreven in artikel 78 van Verordening Nr. 575/2013. 10 Circulaire met betrekking tot de prudentiële verwachtingen ten aanzien van het bedrijfseigen beoordelingsproces. NBB_2017_05 24 februari 2017 Circulaire Blz. 5/8

De MBI s kunnen : 1) het verminderde, wederingekochte, opgevraagde of afgeloste eigen vermogen vervangen door nieuwe instrumenten van gelijke of hogere kwaliteit tegen voorwaarden die houdbaar zijn voor de inkomstencapaciteit van de instelling; of 2) aantonen dat hun eigen vermogen na de handeling aan alle toepasbare reglementaire kapitaalvereisten voldoet. De aflossing van aanvullend-tier 1- en tier 2-instrumenten vóór vijf jaar na de datum van uitgifte wordt door verdere voorwaarden beperkt tot omstandigheden waaronder (i) een niet te voorziene wijziging op het moment van de datum van uitgifte van de indeling volgens de regelgeving ( regulatory call ) die ertoe zou leiden dat de desbetreffende instrumenten uitgesloten zouden worden van het eigen vermogen of (ii) in geval van een wezenlijke en niet te voorziene wijziging in de fiscale behandeling ( tax call ) (artikel 78, lid 4, van Verordening Nr. 575/2013). Wij verwijzen in dit kader eveneens naar het monitoringverslag van de Europese Bankautoriteit dat concreet ingaat op de voorwaarden van een aflossing van aanvullende tier 1-instrumenten op basis van regelgevende of fiscale wijzigingen 11. Verder wordt de aandacht gevestigd op artikel 27 van Gedelegeerde Verordening Nr. 241/2014, die de betekenis omschrijft van houdbaar voor de inkomstencapaciteit van de instelling voor de toepassing van artikel 78, lid 1, van Verordening Nr. 575/2013 en artikel 29 van Gedelegeerde Verordening Nr. 241/2014, die nadere bijzonderheden verschaft over de voorwaarden voor aflossingen, verminderingen en wederinkopen van eigenvermogensinstrumenten voor marketingdoeleinden (lid 3) of om het door te geven aan de werknemers van de instelling als deel van hun bezoldiging (lid 4). Wanneer de MBI s tier 1-kernkapitaal, aanvullend-tier 1 of tier 2-instrumenten verminderen, wederinkopen, opvragen of aflossen, worden ze verzocht vooraf een verzoek te richten aan de NBB zoals omschreven in artikel 29 van Gedelegeerde Verordening Nr. 241/2014. De inhoud van dit verzoek wordt omschreven in artikel 30 van die Verordening. Artikel 31 van die Verordening bepaalt dat de instelling het verzoek aan de NBB moet bezorgen ten minste drie maanden vóór de datum waarop de relevante handelingen aan de houders van deze instrumenten zullen worden bekendgemaakt. De NBB kan per geval en in uitzonderlijke omstandigheden een kortere termijn toestaan 12. Bij haar evaluatie, zal de NBB in het bijzonder nagaan of de instelling blijft voldoen aan haar lineair pad op weg naar de vereiste fully loaded kapitaalratio s, zoals beschreven in sectie 2 van deze circulaire betreffende de uitkering van dividenden. Zoals vastgelegd in artikel 28 van de voormelde Verordening kunnen instellingen pas na toestemming van de NBB dergelijke handelingen van verminderen, terugkopen, opvragen of aflossen van eigenvermogensinstrumenten bekendmaken aan de houders van de instrumenten en de overeenstemmende bedragen aftrekken van het eigen vermogen. Zodra de overeenstemmende bedragen afgetrokken zijn, kunnen de instellingen daadwerkelijk overgaan tot de aangekondigde handelingen. 11 https://www.eba.europa.eu/documents/10180/950548/eba+report+on+the+additional+tier+1+instruments+- +May+2015.pdf. 12 Voor MBI s onder de vorm van een coöperatieve vennootschap, cf.art. 32 van Verordening Nr. 241/2014. Circulaire Blz. 6/8 NBB_2017_05 24 februari 2017

6. Voorafgaande toestemming voor de opname van aanvullend-tier 1- en tier 2-instrumenten in het reglementair kapitaal Om aangemerkt te worden als reglementair kapitaal moeten aanvullend-tier 1- en tier 2- instrumenten voldoen aan een aantal toelaatbaarheidscriteria, zoals vastgelegd in de artikelen 52 (aanvullend-tier 1- instrumenten) en 63 (tier 2-instrumenten) van Verordening Nr. 575/2013. De NBB verwacht van MBI's een voorafgaande aanvraag tot toestemming te ontvangen voor de opname van aanvullend-tier 1- en tier 2-kapitaalinstrumenten in het reglementair kapitaal, en dit minimaal 8 weken vóór de uitgiftedatum van de desbetreffende instrumenten. De documentatie met betrekking tot de voorafgaande toestemming moet bestaan uit een standaardbrief. Deze brief moet ondertekend worden door de CEO en moet de volgende documenten bevatten: a. een zelfbeoordeling waarin nagegaan wordt of de in Verordening Nr. 575/2013 bedoelde vereisten in acht genomen zijn; b. de overeenkomst inzake de desbetreffende uitgifte 13. De NBB zal bij een eerste uitgifte van aanvullend-tier 1- en/of tier 2-instrumenten, nog voor de uitgiftedatum, de aanvraag beoordelen (ondermeer op basis van de opgeleverde zelfbeoordeling door de MBI) en waar nodig bemerkingen formuleren. Indien geen rekening wordt gehouden met de bemerkingen van de NBB, zal zij geen toestemming verlenen voor de opname van de aanvullendtier 1- en tier 2- kapitaalinstrumenten in het reglementair kapitaal. Indien aan alle vereisten is voldaan, zal de NBB, voorafgaand aan de uitgiftedatum, haar toestemming voor de opname van de instrumenten in het reglementair kapitaal verlenen. De verkregen toestemming voor de opname van de eerste uitgifte in het reglmentair kapitaal geldt tevens voor latere uitgiften volgens dezelfde modaliteiten. De MBI s stellen de NBB wel in kennis van dergelijke terugkerende uitgiften en dit voor uitgiftedatum. In geval van niet- naleving van de bepalingen van Verordening Nr. 575/2013, zullen de instrumenten niet als reglementair kapitaal worden erkend. Een instelling die een instrument met complexe of nieuwe kenmerken wil uitgeven of die wil nagaan of het instrument dat ze wenst uit te geven wel degelijk in aanmerking kan komen als reglementair kapitaal,, kan steeds, op basis van een reeds uitgevoerde zelfbeoordeling, aan de NBB vragen om de geplande uitgifte te beoordelen. Wat de zelfbeoordeling van aanvullend-tier 1- instrumenten betreft, wordt de instellingen aangeraden het monitoringverslag van de Europese Bankautoriteit te raadplegen dat een analyse omvat van de verschillende clausules die voorkomen in de algemene voorwaarden bij de uitgifte van aanvullend-tier 1-instrumenten 14. Een dergelijke voorafgaande toestemming voor de opname van aanvullend-tier 1- en/of tier 2- instrumenten in het reglementair kapitaal heeft geen invloed op de vereiste om toestemming te vragen om het eigen vermogen te verminderen wanneer de eigenvermogensinstrumenten vervangen worden. 13 De NBB verwijst naar de standaard template voor AT1 uitgiftes die de Europese Bankautoriteit aan het ontwikkelen is en als nuttig document kan dienen voor de uitgave van dergelijke instrumenten. 14 https://www.eba.europa.eu/documents/10180/950548/eba+report+on+the+additional+tier+1+instruments+- +May+2015.pdf NBB_2017_05 24 februari 2017 Circulaire Blz. 7/8

7. Behandeling van centrale bank reserves onder de Liquiditeitsdekkingsratio Conform het reglement van 2 6 j uli 2016 van de NBB treedt het reglement van 5 juli 2015 betreffende de liquiditeit van kredietinstellingen buiten werking op 1 oktober 2016 en dienen kredietinstellingen naar Belgisch recht het liquiditeitsdekkingsvereiste, zoals bepaald in artikel 412, lid 1 tot 3 van Verordening Nr. 575/2013 en in Titel I van Gedelegeerde Verordening Nr. 2015/61, na te leven. In dit kader en in overeenstemming met Artikel 416 (1) van de Verordening Nr. 575/2013 alsook Artikel 10(1) (b) (iii) van de Gedelegeerde Verordening Nr. 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014, hebben de Nationale Bank van België, als bevoegde autoriteit voor MBI s, en de ECB, een onderlinge overeenstemming 15 bereikt ter bepaling van de voorwaarden om de reserves van de kredietinstellingen aangehouden bij de centrale banken van het Eurosysteem op te kunnen nemen als liquide activa in de liquiditeitsdekkingsratio (LCR). Er werd overeengekomen dat: (1) Enkel het deel van de reserves aangehouden bij centrale banken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB), dat de gemiddelde dagelijkse benodigde reserves overschrijdt, wordt aanzien als op ieder moment opvraagbaar in tijden van stress en zodoende kan worden gerapporteerd onder Artikel 416 (1) (a) van de Verordening (EU) Nr. 575/2013 en in aanmerking komt als liquide activa van niveau 1 zoals bepaald onder Artikel 10(1) (b) van de Gedelegeerde Verordening Nr. 2015/61 van de Commissie. Op elke dag t, worden de aangehouden reserves, die de gemiddelde dagelijkse benodigde reserves overstijgen, in aanmerking genomen als activa van niveau 1. Onder de gemiddelde dagelijkse benodigde reserves wordt verstaan; het bedrag aan reserveverplichtingen dat aangehouden dient te worden over een reserveperiode, zoals beschreven in Verordening (EC) Nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen 16, gedeeld door het aantal dagen van de respectievelijke reserveperiode. Indien het saldo van de aangehouden reserves hoger is dan de gemiddelde dagelijkse benodigde reserves, worden deze in aanmerking genomen als activa van niveau 1. (2) Termijndeposito s aangehouden bij de centrale banken van het ESCB worden beschouwd als liquide activa van niveau 1 ter erkenning in de liquiditeitsdekkingsratio indien deze termijndeposito s geschikt zijn als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, met inbegrip van de marginale beleningsfaciliteit. Een kopie van deze circulaire wordt aan de commissaris(sen), erkend(e) revisor(en) van uw instelling gericht. Hoogachtend Jan Smets Gouverneur 15 C.f. communicatie ECB 30/09/2015: https://www.bankingsupervision.europa.eu/banking/letterstobanks/html/index.en.html 16 Zoals gewijzigd door latere Verordeningen. Circulaire Blz. 8/8 NBB_2017_05 24 februari 2017