ECLI:NL:RBNHO:2013:CA0254

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBNHO:2013:CA3002

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA3057

ECLI:NL:RBNHO:2013:5999 Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA0886 Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer / CV EXPL

ECLI:NL:RBNHO:2014:11035

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ6732

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA0280

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA2331

ECLI:NL:RBZWB:2013:CA1906 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer cv

ECLI:NL:RBNHO:2013:6096 Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer / CV EXPL

ECLI:NL:RBAMS:2016:3562

ECLI:NL:RBNHO:2017:4021

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ1387 Rechtbank Oost-Brabant Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBNNE:2014:131

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBNNE:2017:2980

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBNNE:2013:6272

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8864

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1235

ECLI:NL:RBSGR:2011:BU7714

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBHAA:2008:BF5730

ECLI:NL:RBGEL:2017:4300

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

ECLI:NL:RBNHO:2014:7742 Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:RBNHO:2017:484

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBOVE:2016:4562

De luchtrecht praktijk na Nelson en TUI Travel

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBROT:2017:886


ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBNHO:2016:10670

ECLI:NL:RBUTR:2010:BM6817

ECLI:NL:RBNNE:2016:1062

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:RBMNE:2016:6315

ECLI:NL:RBARN:2011:BU6953

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBGEL:2013:2662

LJN: BX1386,Sector kanton Rechtbank Leeuwarden, CV EXPL

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:RBROT:2015:8694

ECLI:NL:RBAMS:2014:290

ECLI:NL:RBNHO:2013:7657

ECLI:NL:RBAMS:2017:3578

ECLI:NL:RBAMS:2016:38

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

ECLI:NL:RBOBR:2014:3396

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

LJN: BJ4855,Sector kanton Rechtbank Haarlem, zaak/rolnr.: / CV EXPL

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9562

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBALK:2012:BX5783

ECLI:NL:RBAMS:2017:5266

ECLI:NL:RBDHA:2017:7283

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

LJN: CA1235,Sector kanton Rechtbank Alkmaar, CV EXPL

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBLIM:2017:7391

ECLI:NL:RBOVE:2016:5109

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8462

ECLI:NL:RBZWB:2014:7352

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

ECLI:NL:RBNHO:2017:2197

ECLI:NL:RBZWB:2014:7153

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

ECLI:NL:RBHAA:2012:BX2763

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:RBZWB:2013:11284

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

ECLI:NL:RBALM:2011:BP3985

ECLI:NL:RBROT:2012:BY3179

ECLI:NL:RBGRO:2009:BK5682

ECLI:NL:RBNHO:2014:2890

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak

Transcriptie:

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA0254 Instantie Datum uitspraak 21-05-2013 Datum publicatie 04-06-2013 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 558189 CV EXPL 12-6680 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg - enkelvoudig Luchtvaartclaim. Een staking is in beginsel een buitengewone omstandigheid. Staking door de Franse verkeerleiding, waardoor de vlucht langdurig is vertraagd die vier vluchten voorafgaand is aan de vlucht in kwestie. Onvoldoende gesteld voor de conclusie dat de vertraging van de vlucht in kwestie het gevolg is geweest van die buitengewone omstandigheid.. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Privaatrecht Sectie Kanton locatie Haarlem zaak/rolnr.: 558189 CV EXPL 12-6680 datum uitspraak: 21 mei 2013 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake 1. [passagier 1] 2. [passagier 2] 3. [passagier 3] te [woonplaats] eisers hierna gezamenlijk te noemen de passagiers gemachtigde S. D. Nanhoe tegen

de commanditaire vennootschap TRANSAVIA AIRLINES C.V. te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer gedaagde hierna te noemen Transavia gemachtigde mr. J. van Veen De procedure De passagiers hebben Transavia gedagvaard op 4 mei 2012. Transavia heeft schriftelijk geantwoord. De passagiers hebben daarop schriftelijk gereageerd, waarna Transvia nog een schriftelijke reactie heeft gegeven. Partijen hebben hun standpunten toegelicht bij pleidooi van 17 en 31 januari en 14 maart 2013. Partijen hebben pleitnotities overgelegd. De feiten a. De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers zou vervoeren van Amsterdam naar Berlijn op 24 september 2012 met vertrektijd 13.55 uur (lokale tijd) en vluchtnummer HV6875 hierna: de vlucht. b. De vlucht heeft een vertraging van 3 uur en 11 minuten opgelopen. c. De passagiers hebben bij brief van 14 november 2010 compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging ten bedrage van in totaal 750,00. d. Transavia heeft geweigerd dit bedrag te betalen. De vordering De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van: - 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening; - 50,00 aan buitengerechtelijke incassokosten; - de proceskosten, eventuele nakosten daaronder begrepen. De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon arrest van 19 november 2009. De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van 250,00 per passagier. Het verweer Primair voert Transavia aan dat de passagiers geen aanspraak op compensatie toekomt omdat de passagiers niet binnen bekwame tijd hebben geklaagd. Subsidiair heeft Transavia verzocht om de procedure aan te houden totdat de Hoge Raad zich in zeven

cassatieprocedures zal hebben uitgesproken over de uitspraak van het Hof in de gevoegde zaken C- 581/10 en C-629/10 van 23 oktober 2012 (hierna: het Nelson-arrest). Meer subsidiair voert Transavia aan dat de vordering dient te worden afgewezen omdat kort samengevat er sprake is van vertraging en er dan geen aanspraak bestaat op compensatie. Meest subsidiair voert Transavia aan dat zij geen compensatie verschuldigd is omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ter onderbouwing van haar subsidiaire standpunt heeft Transavia aangevoerd dat een staking heeft plaatsgevonden van de Franse luchtverkeersleiding, die invloed heeft gehad op de vluchtuitvoering van Transavia. Het toestel waarmee de onderhavige vlucht zou worden uitgevoerd stond voorafgaand aan de vlucht gepland op een rotatie Amsterdam-Biarritz- Amsterdam. Dit toestel zou op 23 september 2010 om 09.40 uur aankomen in Amsterdam, waarna het preventief onderhoud zou krijgen. Vervolgens zou het vliegtuig op 24 september 2010 om 5.40 uur de rotatie Amsterdam-Montpellier-Amsterdam uitvoeren. Daarna was om 11.55 uur de onderhavige vlucht gepland. Als gevolg van deze staking op 23 september 2010 moest het toestel uitwijken naar Bordeaux waardoor die vlucht vertraging opliep. Het toestel kwam vervolgens te laat binnen in Amsterdam en het onderhoud kon niet op het geplande tijdstip plaatsvinden. Ook de rotatie Amsterdam-Montpellier- Amsterdam is vervolgens met vertraging uitgevoerd, net als de vlucht van Amsterdam naar Berlijn. Transavia heeft deze staking niet kunnen voorkomen en heeft op deze staking geen invloed uit kunnen oefenen. De staking heeft effect gehad op de vluchtuitvoering van Transavia. Transavia heeft alles gedaan om de vertraging voor de passagiers zo beperkt mogelijk te houden en de overlast te beperken. De beoordeling 1. De kantonrechter zal het verzoek van Transavia om aanhouding niet honoreren. Nu uit het Nelsonarrest - kort samengevat - ondubbelzinnig volgt dat het Sturgeon-arrest als geldend recht dient te worden beschouwd, zodat de passagiers ook bij vertraging van een zekere duur recht op compensatie kunnen hebben, zijn er geen termen om de uitspraak in de onderhavige zaak aan te houden. 2. Uit de beantwoording van de prejudiciële vragen (het arrest van het Hof van 23 oktober 2012 in de gevoegde zaken C-581/10 (Nelson Lufthansa) en C-629/10 (TUI c.s. Civil Aviation Authority) volgt kort samengevat dat het Sturgeon-arrest als geldend recht dient te worden beschouwd, zodat de passagiers ook bij vertraging van een zekere duur recht op compensatie kunnen hebben, tenzij sprake is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in paragraaf 14 van de Verordening. 3. Ten aanzien van het beroep van Transavia op buitengewone omstandigheden overweegt de kantonrechter als volgt. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening is de luchtvaartmaatschappij niet verplicht compensatie als bedoeld in artikel 7 te betalen, indien zij kan aantonen dat de annulering of vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. 4. Het Europese Hof heeft in zijn arrest Wallentin-Hermann van 22 december 2008 in rechtsoverweging 40 overwogen dat, aangezien niet alle buitengewone omstandigheden aanleiding geven tot vrijstelling, de luchtvaartmaatschappij die zich op dergelijke omstandigheden beroept

bovendien moet aantonen dat de genoemde omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen, dat wil zeggen maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden met name voldoen aan voor de betrokken luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. In rechtsoverweging 41 heeft het Hof overwogen dat de vervoerder dient aan te tonen dat hij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot annulering en na het Sturgeonarrest tot langdurige vertraging van de vlucht leidden. 5. Transavia heeft aangevoerd dat de onderhavige vlucht is vertraagd als gevolg van de staking van de Franse verkeersleiders. Met Transavia is de kantonrechter van oordeel dat een staking (-niet van het eigen personeel-) in beginsel een buitengewone omstandigheid oplevert die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kan worden voorkomen. In het voorliggende geval heeft de buitengewone omstandigheid zich voorgedaan op een vlucht die 4 vluchten voorafgaand is aan de onderhavige vlucht, namelijk op de vlucht van Amsterdam naar Biarritz, op een tijdstip meer dan 24 uur voorafgaand aan de onderhavige vlucht en op een locatie in een ander deel van Europa dan het traject van de vlucht. 6. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Transavia hiermee onvoldoende gesteld om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat de vertraging van de onderhavige vlucht het gevolg is geweest van die buitengewone omstandigheid en dat Transavia de vertraging zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden. Er is dan ook geen grond voor de conclusie dat Transavia in de onderhavige zaak op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening niet verplicht is de compensatie te betalen. 7. Gelet op het voorgaande zal de vordering tot betaling van 750,00, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar. 8. De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Transavia heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Niet gesteld of gebleken is dat de door passagiers verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen. 9. Transavia zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij wordt Transavia ook veroordeeld tot betaling van 50,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt. De beslissing De kantonrechter: - veroordeelt Transavia tot betaling aan de passagiers van 750,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over 750,00 vanaf 26 december 2010, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag; - veroordeelt Transavia tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd, dagvaarding 93,59

griffierecht 207,00 salaris gemachtigde 500,00; - en veroordeelt Transavia tot betaling van 50,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; - wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.