ECLI:NL:GHSHE:2017:2839

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHSHE:2016:4392

ECLI:NL:GHSHE:2013:5117

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSHE:2015:3548

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

Zoekresultaat - inzien document

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/01/ / FA RK

ECLI:NL:GHSHE:2013:5450

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847

ECLI:NL:RBOVE:2014:5578

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht


LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:GHSHE:2015:1984

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHLEE:2003:AL3148 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rekestnummer

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2006:AX1046

ECLI:NL:GHSHE:2008:BG4947

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN3998 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2005:AS9756

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2014:8075

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHAMS:2012:4344 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:RBROT:2017:2561

ECLI:NL:GHARL:2015:7953

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404

Uitspraak. Uithuisplaatsing. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:GHAMS:2016:753 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBHAA:2012:BW9354

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

ECLI:NL:GHSHE:2017:1982

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch afdeling civiel recht. zaaknummer /01. arrest van 15 november 2016.

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6231

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6006

ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/03/213774/FA RK

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6197 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:4339 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:GHSHE:2006:AV4210

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

ECLI:NL:GHSHE:2014:4990

ECLI:NL:GHSHE:2017:3622 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3051 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2013/114 S&S 2013/98 GERECHTSHOF AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BESCHIKKING.

ECLI:NL:GHDHA:2016:3495

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP9690 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBZWB:2014:7982

EERSTE FAILLISSEMENTSVERSLAG

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

DERDE OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET. Datum uitspraak : 12 september 2007

ECLI:NL:RBDHA:2017:2806

ECLI:NL:GHARN:2011:BR0277

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Transcriptie:

ECLI:NL:GHSHE:2017:2839 Instantie Datum uitspraak 22-06-2017 Datum publicatie 19-07-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.215.055_01 Insolventierecht Hoger beroep Vernietiging faillissement nu de vordering van de aanvrager van het faillissement conform de overeengekomen betalingsregelingen binnen afzienbare tijd kan worden voldaan en er daarnaast geen steunvorderingen zijn welke thans reeds opeisbaar zijn. Het hof leidt hieruit af dat gefailleerde derhalve niet (langer) verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen waarmee niet langer aan alle vereisten voor een faillissement is voldaan Vindplaatsen Rechtspraak.nl INS-Updates.nl 2017-0277 Uitspraak GERECHTSHOF 's-hertogenbosch Afdeling civiel recht Uitspraak : 22 juni 2017 Zaaknummer : 200.215.055/01 Zaaknummer 1e aanleg : C/01/17/155 F in de zaak in hoger beroep van: [Beheer 1] Beheer B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], appellant, hierna te noemen: [appellant], advocaat: mr. J.A.J. Dappers te Ravenstein, tegen

de openbare maatschap Brabant Accountants en Belastingadviseurs, gevestigd te [vestigingsplaats], geïntimeerde, hierna te noemen: Brabant, advocaat: mr. P.Q. Winkens-Besems te Uden. 1 Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 25 april 2017, waarbij [appellant] in staat van faillissement is verklaard, met aanstelling van mr. J.P.M. Dexters als curator. 2 Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 mei 2017, heeft [appellant] verzocht voormeld vonnis en, naar het hof begrijpt, daarmee het faillissement te vernietigen. 2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 juni 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord: - [DGA van Beheer 1] en [medewerker van Beheer 1], namens [appellant] ; - mr. Dappers, advocaat van [appellant] ; - [schuldeiser], schuldeiser van [appellant] ; - [vertegenwoordiger van Brabant], namens Brabant; - mr. Winkens-Besems, advocaat van Brabant; - mr. Dexters, curator. 2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 25 april 2017; - het indieningsformulier met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 23 mei 2017; - het faillissementsverslag, ingekomen per brief van de curator d.d. 7 juni 2017; - de brief van de curator met bijlage (opgave van de faillissementskosten) d.d. 12 juni 2017; - de brief van de advocaat van [appellant] d.d. 14 juni 2017. 3 De beoordeling 3.1. Het faillissement van [appellant] is aangevraagd door Brabant. Brabant stelt in het inleidend verzoekschrift een vordering te hebben op [appellant] van in hoofdsom 13.506,66, te vermeerderen met rente en kosten. Genoemd bedrag is gebaseerd op onbetaald gebleven facturen vanaf factuurdatum 22 mei 2012. De vordering is, ondanks aanmaning, onbetaald gebleven. [appellant] zou ook andere schuldeisers onbetaald laten. Het faillissement

van [appellant] is vervolgens bij het bestreden vonnis uitgesproken. 3.2. [appellant] stelt in zijn beroepschrift kort weergegeven het volgende. Volgens [appellant] heeft Brabant geen vorderingsrecht op haar. Ook is er volgens [appellant] geen sprake van pluraliteit van schuldeisers. [appellant] stelt immers dat de vordering van Brabant wordt betwist omdat Brabant tekort zou zijn geschoten in de door haar geleverde diensten, meer concreet onjuiste adviezen aan [appellant] zou hebben gegeven, waardoor [appellant] schade zou hebben geleden en uit hoofde daarvan thans een (tegen)vordering op Brabant heeft. De schade bedraagt voor [DGA van Beheer 1], DGA van [appellant], in privé circa 131.000,00 terwijl de schade voor [Beheer 1] Beheer BV volgens [appellant] wordt gevormd door een daling van het eigen vermogen van 67.706,00 negatief in 2006 naar 244.492,00 negatief in 2015, in casu een daling van 176.786,00. Voorts stelt [appellant] dat de enige opgevoerde steunvordering, een vordering van [Beheer 2] Beheer BV van 51.892,00, eerst op 31 december 2024 opeisbaar zal zijn. 3.3. Ter zitting in hoger beroep is namens [appellant] zakelijk weergegeven nog het volgende toegevoegd. [appellant] verwijst naar de brief van haar advocaat d.d. 14 juni 2017 waaruit blijkt dat de aanvrager van het faillissement, nu er nieuwe betalingsafspraken zijn gemaakt, instemt met een vernietiging van het faillissement, terwijl ook de heer [schuldeiser] daarmee instemt. Daarbij geeft [appellant] aan het salaris van de curator, met welke opgegeven omvang zij bekend is, voor haar rekening te nemen. 3.4. Ter zitting in hoger beroep is namens Brabant zakelijk weergegeven nog het volgende aangevoerd. Brabant bevestigt het bestaan van nieuwe betalingsafspraken en haar daaruit voortvloeiende instemming met een vernietiging van het faillissement. 3.5. De curator heeft in zijn verslag d.d. 31 mei 2017 zakelijk weergegeven het volgende geschreven. [DGA van Beheer 1] is enig bestuurder en aandeelhouder van de gefailleerde BV. Het balanstotaal over 2016 en 2017 is niet bekend, over de jaren 2014 en 2015 bedroeg dit 212.360,00 respectievelijk 120.865,00. [appellant] heeft een 50% deelneming in Drukkerij [vestigingsnaam] BV, hierna te noemen [drukkerij], de overige 50% van de aandelen is in bezit van de zakenpartner van [DGA van Beheer 1], de heer [schuldeiser] via diens vennootschap [Beheer 2] Beheer BV. In 2014 is besloten de activiteiten van [drukkerij] te staken waarna de heer [schuldeiser] in 2015 alle activa van [drukkerij] heeft vereffend. Omdat [drukkerij] de enige inkomstenbron van [appellant] was zat laatstgenoemde vanaf medio 2015 zonder inkomsten. Hierdoor kon [appellant] Brabant niet meer betalen, waarop Brabant het faillissement van [appellant] heeft aangevraagd. Het huidige banksaldo van [appellant] (Rabobank) bedraagt 178,33. Er bestaat voorts een rekening courantvordering op [DGA van Beheer 1] welke vordering volgens de jaarrekening van 2015 120.258,00 bedraagt. Voorts geeft de curator aan vooralsnog slechts een deel van de administratie te hebben ontvangen. De jaarrekening over 2016 is ook nog niet gedeponeerd, maar daar bestaat ook nog geen verplichting toe. De jaarrekening over 2015 en eerder is wel telkens tijdig gedeponeerd. Door de Belastingdienst is (nog) geen vordering ingediend. 3.6. Ter zitting in hoger beroep heeft de curator zakelijk weergegeven nog het volgende toegevoegd. De curator bevestigt desgevraagd dat er naast de vordering van de indiener en de steunvordering van [Beheer 2] Beheer BV geen nieuwe vorderingen zijn ingediend of bekend zijn geworden. Daarbij spreekt de curator het vertrouwen uit dat zijn salaris door [appellant] conform de in dat kader nog nader te maken afspraken zal kunnen worden voldaan. 3.7. Het hof overweegt het volgende. 3.7.1. [appellant] erkent de vordering van Brabant. Derhalve is hof van het oordeel dat de vordering van de Brabant (summierlijk) aannemelijk is. [appellant] erkent daarnaast de aanwezigheid van een steunvordering. Het hof acht derhalve ook de pluraliteit van schuldeisers (summierlijk) aannemelijk geworden.

3.7.2. Anders ligt dit ten aanzien van de vraag of [appellant] thans (nog immer) verkeert in de toestand te hebben opgehouden te betalen. Vast staat immers dat [appellant] met de aanvrager van haar faillissement, Brabant, een (nieuwe) betalingsregeling heeft weten te treffen waarop Brabant te kennen heeft gegeven in te stemmen met een vernietiging van het faillissement. Daarbij komt dat de enige overig bekend geworden schuldeiser, [Beheer 2] Beheer BV, desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling eveneens kenbaar heeft gemaakt met een vernietiging van het faillissement in te stemmen. Voorts heeft [appellant] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep nadrukkelijk aangegeven het salaris van de curator, inmiddels belopende 4.600,37 inclusief btw en verschotten en inclusief de begrote kosten van de onderhavige zittingsdag, voor haar rekening te zullen nemen. Hierop heeft de curator bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep op zijn beurt kenbaar gemaakt erop te vertrouwen dat hij hieromtrent op korte termijn betalingsafspraken met [appellant] zal kunnen maken welke afspraken door laatstgenoemde ook nagekomen zullen (kunnen) worden. 3.7.3. Het hof constateert derhalve dat de vordering van de aanvrager van het faillissement conform de overeengekomen betalingsregelingen binnen afzienbare tijd kan worden voldaan en er daarnaast geen steunvorderingen zijn welke thans reeds opeisbaar zijn. Het hof leidt hieruit af dat [appellant] derhalve niet (langer) verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. 3.7.4. Nu daarmee niet langer aan alle vereisten voor een faillissement is voldaan zal het hof het vonnis waarvan beroep en daarmee het faillissement vernietigen. Het hof zal daarbij bepalen dat de kosten van het faillissement ten laste van [appellant] komen. 3.7.5. Een proceskostenveroordeling acht het hof in de gegeven omstandigheden niet geïndiceerd. 4 De beslissing Het hof: vernietigt het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 25 april 2017; en opnieuw rechtdoende: wijst het verzoek tot faillietverklaring van [appellant] af; stelt het salaris van de curator inclusief verschotten vast op 4.600,37 inclusief btw, en bepaalt dat dit bedrag ten laste komt van [appellant] ; verzoekt de griffier van de rechtbank zorg te dragen voor kennisgeving van de uitspraak aan de

administratie van de postvervoerbedrijven als bedoeld in artikel 15 Fw; Dit arrest is gewezen door mrs. R.R.M. de Moor, L.Th.L.G. Pellis en J.J. Minnaar en is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2017.