ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ7902

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ8522

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:RBROT:2005:AU0239

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411

ECLI:NL:RBROT:2017:886

ECLI:NL:RBLIM:2017:8199

ECLI:NL:RBUTR:2007:AZ6321

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: / KG ZA van

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920

ECLI:NL:RBOVE:2017:2573

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598

ECLI:NL:RBOVE:2014:1265

ECLI:NL:RBLIM:2017:7471

ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8776

ECLI:NL:RBMID:2008:BD3414

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

ECLI:NL:RBMID:2010:BL5606

ECLI:NL:RBROT:2013:8793

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

ECLI:NL:RBGEL:2017:2434

ECLI:NL:RBMNE:2016:348

ECLI:NL:RBROT:2015:7740

ECLI:NL:RBOVE:2016:286

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBNNE:2014:1383 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C HA ZA

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY5052

ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak

ECLI:NL:RBMID:2008:BE0039

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB7227

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBAMS:2007:BC1778

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

ECLI:NL:RBROT:2016:3340

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

ECLI:NL:RBROT:2017:3565


ECLI:NL:RBNHO:2017:3627

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBROT:2010:BL3553

ECLI:NL:RBLEE:2009:BH2079

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBDOR:2012:BY4587

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9753

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7462

ECLI:NL:RBAMS:2011:BS8906

2.3. Today s is onderdeel van de Todays s Groep, eveneens een online broker.

ECLI:NL:GHARL:2015:350

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

ECLI:NL:RBDHA:2015:5044

ECLI:NL:RBOVE:2014:5435

ECLI:NL:RBMID:2007:BB8676

ECLI:NL:RBALK:2012:BV0727

ECLI:NL:RBGEL:2017:2637

ECLI:NL:RBUTR:2003:AN8905

ECLI:NL:RBALM:2011:BU1896

vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

gedaagde, h.o.d.n. Striptease Nederland, voorheen h.o.d.n. Stripteez, wonende te [woonplaats], gedaagde, verschenen in persoon.

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

2 De feiten 2.1. City Hotel drijft sinds 1980 onder de naam City Hotel een hotel, bar en restaurantbedrijf te Oss.

ECLI:NL:RBARN:2010:BL7984

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

"In naam des Konings!" vonnis. Team kanton en handelsrecht. Zittingsplaats Arnhem. zaaknummer I rolnummer: CI I KG ZA 15-67

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:RBMNE:2017:1813

Uitspraak vonnis RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD. Sector civiel recht. Vonnis in kort geding van 16 juli 2010

ECLI:NL:RBOVE:2016:593

ECLI:NL:OGEAA:2016:286

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744

ECLI:NL:RBNNE:2017:2980

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBAMS:2017:1297

ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091

ECLI:NL:RBMNE:2016:6222

ECLI:NL:RBROT:2010:BN8300

ECLI:NL:RBROT:2010:BL8568

ECLI:NL:RBOVE:2017:1192

FlexExpert B.V. EquiPlus Mennagement B.V. DomJur

Transcriptie:

ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ7902 Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum uitspraak 08-06-2011 Datum publicatie 15-06-2011 Zaaknummer 112142 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding vordering afschrift medisch dossier; artikel 7:457 BW; belangenafweging; doorbreken geheimhoudingsplicht arts Wetsverwijzingen Burgerlijk Wetboek Boek 7 Burgerlijk Wetboek Boek 7 457 Vindplaatsen Uitspraak Rechtspraak.nl JA 2011/146 met annotatie van mr. R.P. Wijne GJ 2011/107 vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 112142 / KG ZA 11-122 Vonnis in kort geding van 8 juni 2011 in de zaak van 1. [eiser1], 2. [eiser2], 3. [eiser3], 4. [eiser4], eisers, advocaat mr. M.G.F. de Graaff- Bosch, kantoorhoudende te Soest,

tegen [gedaagde] gedaagde, verschenen in persoon. Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling d.d.23 mei 2011 - de pleitnota van [gedaagde]. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. [eisers] zijn de nabestaanden van wijlen de[x]. De heer [X] is op 11 jnauari 2010 op 44-jarige leeftijd overleden aan de gevolgen van kanker. 2.2. [gedaagde] was de huisarts van de heer [X]. Vanaf 2008 heeft de heer [X] zich met gezondheidsklachten, met name maag- en darmklachten, tot [gedaagde] gewend. In maart 2009 ontstond er een laesie op het voorhoofd van de heer [X], waarop [gedaagde] hem heeft doorverwezen naar een dermatoloog. Na onderzoek door deze dermatoloog bleek dat er bij de heer [X] sprake was van een kwaadaardige tumor (een zogenaamd apocrien carcinoom). 2.3. Na aanvullend onderzoek bleek er bij de heer [X] sprake te zijn van uitzaaiingen in de lever, de linker bijnier en de hersenen. Ook bleek er een tumor in de dikke darm aanwezig te zijn. 2.4. De heer [X] heeft vervolgens een second opinion laten uitvoeren in het Nederlands Kanker Instituut van het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis te Amsterdam. De behandelend arts, [Y], heeft in zijn brief d.d. 2 oktober 2009 aan [gedaagde] voor zover van belang meegedeeld: Het betreft dus inderdaad, zoals de kliniek natuurlijk ook suggereert, een slecht gedifferentieerd carcinoom, waarbij primair origine vanuit de maag tractus digestivus niet kon worden uitgesloten. Gezien de eerdere bevindingen op de PET-scan en de verhoogde tumormarkers CEA en CA 19.9, leek mij waarschijnlijk dat er toch sprake zou kunnen zijn van een gedissemineerd coloncarcinoom. Niet geheel duidelijk is of er dan sprake moet zijn van een tweetal primaire tumoren of dat toch alles onder de noemer van een gedissemineerd coloncarcinoom kan worden gebracht ( )

2.5. Bij brieven van 7 mei en 21 juni 2010 heeft de advocaat van [eisers] [gedaagde] verzocht om een afschrift van het volledige medische dossier van de heer [X]. [gedaagde] heeft op deze verzoeken afwijzend gereageerd. Bij brief van 23 augustus 2010 heeft de advocaat van [eisers] [gedaagde] nog gesommeerd om een afschrift van het medisch dossier af te geven, waarop [gedaagde] niet heeft gereageerd. 2.6. Bij brief van 28 juni 2010 heeft de advocaat van [eisers] aan [gedaagde] het navolgende verzocht: In verband hiermee verzoek ik u om de onderstaande vragen schriftelijk en zo uitvoerig mogelijk te beantwoorden. 1. Wanneer meldde de[x] zich voor het eerst bij u met buikklachten? 2. Wat waren uw bevindingen en welke behandeling werd door u ingesteld? 3. Heeft u betrokkene doorverwezen en zo ja, naar wie en met welk resultaat? 4. Wanneer werd u bekend dat bij de[x] sprake was van kanker? 5. Graag ontvang ik van u een uitdraai/kopie van het patiëntendossier met betrekking tot bovenstaande klachten, inclusief een overzicht van de door u voorgeschreven medicatie hiervoor. 3. Het geschil 3.1. [eisers] vordert: I. [gedaagde] te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis een afschrift van het volledig medisch dossie[x] aan [eisers] te verstrekken, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van 1.000,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] nalatig blijft aan deze veroordeling te voldoen; II. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding. 3.2. [gedaagde] voert verweer. 3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang van [eisers] voldoende aanwezig. 4.2. Artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt, voor zover hier van belang, dat de hulpverlener ervoor zorg draagt dat aan anderen dan aan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt worden verstrekt dan wel inzage in of afschrift van het medisch dossier met betrekking tot de behandeling van de patiënt wordt verstrekt, dan met toestemming van de patiënt zelf. De wetgever heeft geen regeling getroffen voor het verstrekken van inlichtingen na het overlijden van de patiënt. 4.3. Naar heersende rechtsopvatting (onder meer HR 20 april 2001, NJ 2001/600) wordt het belang van geheimhouding van medische patiëntgegevens van zodanig gewicht geacht dat daarop slechts inbreuk kan worden gemaakt indien er voldoende concrete en zwaarwegende aanwijzingen bestaan dat een ander zwaarwegend belang geschaad zou kunnen worden. Het medisch beroepsgeheim beoogt immers het algemeen belang van de waarborging van een onbelemmerde toegang tot de

gezondheidszorg te beschermen. 4.4. De geheimhoudingsplicht kan echter worden doorbroken indien aannemelijk wordt gemaakt dat de overledene, ware hij nog in leven, zijn toestemming tot inzage in het medisch dossier zou hebben gegeven. Deze toestemming mag volgens vaste jurisprudentie niet worden verondersteld. Bij de beoordeling is voorts van belang of de door [eisers] gewenste gegevens op een andere wijze verkregen kunnen worden. 4.5. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat bij het niet verstrekken van de gewenste gegevens een ander zwaarwegend belang geschaad zou (kunnen) worden. Het belang van het verkrijgen van gegevens omtrent het eventueel begaan van een onrechtmatige daad door [gedaagde] en het tegen [gedaagde] entameren van een aansprakelijkheidsprocedure dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter te worden achtergesteld bij het hiervoor onder rechtsoverweging 4.3 bedoelde algemeen belang dat met het beroepsgeheim wordt beschermd. Ofschoon de voorzieningenrechter zich goed kan voorstellen dat [eisers] een immaterieel belang hebben om te achterhalen of er door [gedaagde] jegens de heer [X] een beroepsfout is gemaakt, is ook dit zuiver emotionele belang onvoldoende zwaarwegend om doorbreking van het beroepsgeheim te rechtvaardigen (zie onder meer HR 9 oktober 1998, NJ 1998, 853 en Hof Amsterdam 24 juni 1999, TvGR 1999,45). Bij dit oordeel neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking de omstandigheid dat voor [eisers] andere mogelijkheden aanwezig kunnen worden geacht om de door hen gewenste informatie te verkrijgen, bijvoorbeeld in het kader van een voorlopig deskundigenbericht ex artikel 202 e.v. Rv. Mede gelet op deze andere mogelijkheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het, hiervoor onder rechtsoverweging 4.2 opgenomen, uitgangspunt strikt moet worden gehandhaafd. 4.6. Voorts hebben [eisers] niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de heer [X] toestemming tot openbaarmaking of inzage in zijn medisch dossier zou hebben gegeven. In de onderhavige kwestie bestaan daarvoor onvoldoende concrete aanwijzingen. De door [eisers] in het geding gebrachte, maar niet ingevulde en ondertekende, standaardmachtiging tot het opvragen van medische gegevens is daartoe onvoldoende. Ook de overgelegde standaardinformatie met betrekking tot het indienen van een klacht bij het Medisch Tuchtcollege vormt gelet op de aard en inhoud van deze stukken onvoldoende aanwijzing. 4.7. Gelet op hetgeen hiervoor werd overwogen dient de vordering van [eisers] te worden afgewezen. 4.8. [eisers] zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Nu [gedaagde] in het kader van dit kort geding echter in persoon is verschenen en derhalve geen kosten heeft gemaakt voor het inschakelen van een externe rechtshulpverlener, begroot de voorzieningenrechter het bedrag aan geliquideerd salaris op nihil. 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. wijst de vordering van [eisers] af; 5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden vastgesteld op nihil aan geliquideerd salaris en op 258,00 aan verschotten. Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk en in het openbaar uitgesproken door mr. P. Schulting op 8 juni 2011.?