Algemene Rekenkamer Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Lange Voorhout 8 Postbus 0015 500 EA Den Haag Sport Dhr G. Koop (MSc) Postbus 0350 F 070-344130 500 Ei DEN HAAG T 070-344344 E w g.koop rekenkamer.ni www.rekenkamer.ni DATUM 6 februari 014 BETREFT Wet maatschappelijke ondersteuning; overleg op grond van artikel 96 Comptabiliteitswet 001 Geachte mevrouw Schippers, Bij brief van 13 december 013 verzoekt de staatssecretaris om advies in het kader van artikel 96, eerste lid van de Comptabiliteitswet 001 over het concept wetsvoorstel voor de Wet maatschappelijke ondersteuning 015. Het wetsvoorstel is inmiddels in aangepaste vorm aangeboden aan de Tweede Kamer. Om te voorkomen dat wij zouden adviseren op een versie die niet meer actueel is, zijn wij derhalve bij de beoordeling uitgegaan van het voorstel zoals dat op 14 januari aan de voorzitter van de Tweede Kamer is aangeboden. Met het oog op artikel 96 van de Comptabiliteitswet 001 hebben wij ons bij dit advies geconcentreerd op de volgende vragen: 1. Zijn verantwoording en toezicht in opzet zodanig ingericht dat alle partijen hun verantwoordelijkheid in het stelsel kunnen waarmaken?. Wat zijn de gevolgen van het voorstel voor de controletaak en - bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer? Verantwoording en toezicht (inrichting van het stelsel) Het voorstel voor herziening van de Wmo betreft een van de drie voorgenomen decentralisaties in het sociale domein. Bij brief 1 van 15 mei 013 hebben wij, in 1 Tweede Kamer, vergaderjaar 01-013, 33 400 VII nr. 68, bijiage UW KENMERK ONS KENMERK 14000560R i. 1811f- BIJLAGEN
reactie op de decentralisatiebrief van de minister van Binnenlandse Zaken en /6 Koninkrijksrelaties (BZK), de volgende punten onder de aandacht gebracht: beleg bij de decentralisaties de verantwoordelijkheden, bevoegdheden, verantwoording en controle bij die bestuurslaag die er echt over gaat; voorkom dat het systeem te ingewikkeld wordt gemaakt en er onnodige doublures in de verantwoording optreden (horizontaal en verticaal) en doublures in de informatie-uitvraag; voorkom ook dat het systeem door onduidelijkheid over de precieze reikwijdte van uw systeemverantwoordelijkheid zoveel ruimte geeft, dat niet meer kan worden beoordeeld of de landelijk geïnde middelen goed zijn besteed en de landelijk geformuleerde doelen zijn bereikt. Deze aandachtspunten hebben we betrokken in onze beoordeling van het wetsvoorstel voor de Wmo 015. Het wetsvoorstel voorziet in bestuurlijke en financiële decentralisatie van langdurige (zorg)ondersteuning naar gemeenten. De gemeenten worden ook verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van de Wmo 015 door zorgaanbieders. Het is belangrijk dat zij voldoende ruimte en bevoegdheden krijgen om aan hun nieuwe verantwoordelijkheid invulling te kunnen geven. Gegeven de keuze voor decentralisatie behoort de verantwoording hierover in de eerste plaats op decentraal niveau plaats te vinden. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) blijft ook na de decentralisaties verantwoordelijk voor de werking van het systeem. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel wordt gerefereerd aan één intensieve monitor voor de bereikte resultaten en de gemeentelijke uitgaven die in de informatiebehoefte van de Staten Generaal, de regering en de gemeenten moet voorzien. De informatievoorziening voor de betrokken partijen is in het wetsvoorstel niet nader uitgewerkt. Naar één open dataplatform voor de verantwoording Wij onderschrijven het streven om op één plek de informatie beschikbaar te stellen voor alle verschillende partijen en achten een tijdig en effectief informatie-arrangement van bijzonder groot belang. Dit hebben wij reeds bij verschillende gelegenheden onder de aandacht gebracht. 3 Gegeven hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde zorg en het toezicht Tweede Kamer, vergaderjaar 01-013, 33 400 VII nr. 59 Tweede Kamer, vergaderjaar 013-014, 33 750 VII, nr. 17; en Tweede Kamer, vergaderjaar 01-013, 33 400 VII nr. 68, bijlage 1814-014
.., daarop, zijn in eerste instantie de gemeenten aan zet om een passende 3/6 informatievoorziening in te richten. Daarnaast heeft ook de minister van VWS goede en tijdige informatie nodig om haar systeemverantwoordelijkheid in het nieuwe stelsel te kunnen invullen en om het parlement adequaat te kunnen informeren. Tot slot brengt de keuze om de middelen voor de Wmo 015 voor de periode van drie jaar geoormerkt te verstrekken in een deelfonds sociaal domein binnen het gemeentefonds met zich mee dat de minister van BZK informatie nodig heeft waaruit blijkt of gemeenten hieraan voldoen, zodat hij aan de Tweede Kamer verantwoording af kan leggen of de middelen aan het beoogde doel zijn besteed. Vanuit onze positie nemen wij waar dat bij verschillende publieke organisaties weliswaar veel kennis over de AWBZ-zorg beschikbaar is, maar dat een integraal beeld nog niet voorhanden is. U heeft hiertoe al een eerste initiatief genomen met de start van de monitor langdurige zorg. Het zou grote winst zijn als u op korte termijn een stap verder gaat om de beschikbare kennis over zowel centraal als decentraal belegde langdurige zorg te bundelen en indien nodig te verbeteren, deze beschikbaar te stellen bij voorkeur via een open data-platform en de data die worden gedeeld via dit platform ook een centrale rol te geven in de verantwoording op lokaal en centraal niveau. Met behulp van deze data dient een relatie gelegd te kunnen worden tussen enerzijds de landelijke (premie)inkomsten en anderzijds de lokale uitgaven en beleidskeuze. Zonder deze relatie is een oordeel over de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid per definitie problematisch. Positie CAK en SVB onduidelijk Het Centraal Administratiekantoor (CAK) krijgt in het wetsvoorstel de taak om eigen bijdragen van cliënten vast te stellen en voor de gemeenten te innen. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) krijgt in het wetsvoorstel tot taak om, namens de colleges, het budgetbeheer en de betalingen ten laste van de persoonsgebonden budgetten uit te voeren. In onze briet aan de Tweede Kamer met aandachtspunten bij de begroting van de minister yen BZK hebben wij erop gewezen dat de bestedingsvoorwaarden die de minister van BZK stelt aan het sociaal deelfonds niet passen bij de met het deelfonds beoogde bestedingsvrijheid van de gemeenten. De voorwaarde dat de middelen alleen binnen het deelfonds kunnen worden besteed, prikkelt de gemeenten niet tot een efficiënte en doelmatige besteding van deze middelen, sterker nog, het ken ertoe leiden dat de prioriteit eerder komt te liggen bij uitputting van het toegekende budget (Tweede Kamer, vergaderjaar 013-014, 33 750 VII, nr.17). 1814-014
Uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat de gemeenten integraal 4/6 verantwoordelijk worden voor de maatschappelijke ondersteuning. De keuze om desalniettemin instellingen op rijksniveau met een wettelijke taak in de uitvoering te belasten, vraagt nadere doordenking van de consequenties voor de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van verschillende partijen zowel in uitvoerende als in controlerende zin. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting gaan niet in op de aansturing, verantwoording en het toezicht op de wijze waarop deze organisaties hun Wmo taken uitvoeren. Het CAK en de SVB zijn publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen, waarop de Kaderwet zbo s van toepassing is. De Kaderwet zbo s regelt de informatievoorziening aan en de sturing en het toezicht door de minister. Nu in het wetsvoorstel voor de Wmo 015 wordt geregeld dat het CAK en de SVB ook taken zullen gaan uitvoeren voor en namens gemeenten, rijst de vraag hoe de sturing en het toezicht van de gemeenten op grond van de Wmo 015 zich verhouden tot de sturing en het toezicht vanuit het Rijk op grond van de Kaderwet. Ook is vooralsnog onduidelijk of is voorzien in onafhankelijke controle door de lokale rekenkamers of de Algemene Rekenkamer op de uitvoering van de Wmo 015-taken door het CAK en de SVB. Advies- en rapportagefunctie Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) Uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel blijkt dat de IGZ een adviserende rol krijgt ten behoeve van de gemeentelijke toezichthouders en dat de IGZ tevens de minister jaarlijks zal rapporteren over de uitvoering van het toezicht op gemeentelijk niveau en de effecten daarvan op het niveau van de maatschappelijke ondersteuning. Om een onafhankelijke rapportage te waarborgen is het belangrijk dat de advies- en de rapportagefunctie binnen de IGZ helder worden gescheiden. Taak en bevoegdheden lokale rekenkamers: dreigend controlegat Gelet op het belang van een goede democratische controle wijzen wij op de brief die de Nederlandse vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) op 8 november 013 aan de minister van BZK heeft gestuurd (met afschrift onder meer aan de Tweede Kamer) over het dreigende controlegat. Wij delen de zorg van de NVRR. In onze brief van 15 mei 013 aan de minister van BZK hebben wij reeds gewezen op de beperkte bevoegdheden van de lokale rekenkamers en rekenkamercommissies om onderzoek te doen bij 1814-014
samenwerkingsverbanden en deelnemingen. Hieraan willen wij de vraag 5/6 toevoegen in hoeverre gemeentelijke rekenkamers en rekenkamercommissies bevoegd zijn om onderzoek ter plaatse te doen bij gecontracteerde zorg aan bied ers. Taak en bevoegdheden Algemene Rekenkamer Met de invoering van de Wmo 015 worden gemeenten verantwoordelijk voor het deel van de langdurige zorg dat gericht is op de ondersteuning van thuiswonende mensen die een beperking ondervinden bij hun participatie of onvoldoende zelfredzaam zijn en niet onder de reikwijdte van de Wet langdurige zorg of de nieuwe aanspraak zorg in de wijk in de Zorgverzekeringswet vallen. De Algemene Rekenkamer heeft op grond van de Comptabiliteitswet 001 geen taak en bevoegdheden bij gemeenten. Ook bij de zorgaanbieders die op grond van de Wmo 015 de langdurige (zorg)ondersteuning gaan uitvoeren, heeft de Algemene Rekenkamer geen taak en bevoegdheden, omdat zij voor de uitoefening van hun wettelijke taken gefinancierd worden door de gemeenten. Op basis van het wetsvoorstel kunnen wij niet vaststellen of de Algemene Rekenkamer wel een taak en bevoegdheid krijgt bij het CAK en de SVB ten aanzien van hun wettelijke Wmo-taken. Dit is afhankelijk van de wijze waarop zij voor de uitvoering van deze taken worden gefinancierd. Als het CAK en de SVB voor de uitvoering van de Wmo-taken (deels) worden gefinancierd uit de rijksbegroting of uit wettelijke premies of tarieven, heeft de Algemene Rekenkamer een onderzoekstaak en bevoegdheden bij deze organisaties op grond van artikel 91, eerste lid, aanhef en onder d van de Comptabiliteitswet 001. De taken die het CAK en de SVB op basis van het wetsvoorstel Wmo 015 gaan uitvoeren, liggen echter op gemeentelijk terrein en de SVB gaat zelfs namens de colleges administratie voeren. Indien het CAK en de SVB voor deze taken door de gemeenten worden gefinancierd, heeft de Algemene Rekenkamer hier geen taak en bevoegdheden. Maar welke instantie die taak dan wel kan uitoefenen is niet geregeld. Tot slot Gezien het belang van de gehele decentralisatie-operatie waar dit wetsvoorstel een onderdeel van is, brengen wij in dit vergevorderde stadium van het wetgevingsproces alsnog advies uit. Zoals u weet, is de bedoeling van artikel 96 1814-014
- De CW, dat wij in de gelegenheid worden gesteld ons advies uit te brengen véôr het 6/6 wetsvoorstel in de ministerraad wordt behandeld en aan de Raad van State wordt aangeboden. Het is daarbij ook de bedoeling dat ons advies vanaf dat moment deel uitmaakt van het wetgevingsdossier. Wij verzoeken u voortaan het overleg met de Algemene Rekenkamer op grond van artikel 96 van de Comptabiliteitswet 001 tijdig te initiëren. Aangezien het wetsvoorstel inmiddels op 14 januari is aangeboden aan de voorzitter van de Tweede Kamer, sturen wij een afschrift van deze brief naar de voorzitter van de Tweede Kamer en naar de voorzitter van de Eerste Kamer. Tevens sturen we een afschrift van deze brief aan de staatssecretaris van VWS aangezien dit wetsvoorstel onderdeel is van de hervorming langdurige zorg, en aan de minister van BZK vanwege zijn coördinerende rol bij de decentralisaties in het sociale domein. Verder wil ik u nog attenderen dat de Algemene Rekenkamer, zoals verzocht, in februari start met de toets op de berekening van het macrobudget voor de Jeugdzorg en de Wmo 015 en er naar streeft de uitkomsten van het onderzoek in mei 014 met u te delen. Algemene Rekenkamer drs. Saskia J. Stuiveling, president dr. Ellen M.A. van Schoten RA, secretaris Een afschrift van deze brief is verzonden aan: - De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, mevrouw A. van Mi ten burg; - De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, mevrouw mr. A. Broekers-Knol; - De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer drs. M.J. Van Rijn; minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de heer dr. R.H.A. Plasterk. ir.:) 1814-014