Mark Boog De vuistslag

Vergelijkbare documenten
"Afraid of the Dead ( The Escape ) Hoofdstuk 5"

Het raam achter het gordijn stond op een kier. Uit de nacht kwamen geluiden de kamer van Dolfje binnen. Tsjirpende krekels, brullende kikkers,

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

De steen die verhalen vertelt.

Paul van Loon. Dolfje Weerwolfje. Tekeningen Hugo van Look. Leopold / Amsterdam

Voor Indigo en Nhimo Papahoorjeme_bw.indd :02

De eekhoorn kon niet slapen. Hij liep van zijn deur om zijn tafel heen naar zijn kast, bleef daar even staan, aarzelde of hij de kast zou opendoen,

2

Edward van de Vendel Toen kwam Sam. Met tekeningen van Philip Hopman

De epilepsie van Annemarie Als je hersens soms op hol slaan

We bespieden de Watergeest

het laatste station van de wereld

-23- Geen medelijden

Edward van de Vendel. De grote verboden zolder

Dit verhaal gaat over een schat, die je overal kunt vinden : zowel hier als daar, zowel vroeger als nu. Een schat zo rijk als het leven zelf, die

veeg de tranen van me weg. Ik kijk nog eens rond en er valt een hoop spanning van me af. Er komt zelfs een kleine glimlach op me gezicht terug.

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Ahlberg en Tellegen :29 Pagina 1. Brieven aan bijna niemand anders

Spreekbeurt Dag. Oglaya Doua

Het kasteel van Dracula

KOOS MEINDERTS NAAR HET NOORDEN MET ILLUSTRATIES VAN ANNETTE FIENIEG

LES 4. Handelingen 12:1-19; Van Jeruzalem tot Rome: Verlost uit de gevangenis blz

Verloren grond. Murat Isik. in makkelijke taal

Schuld Mel Wallis de Vries

Michael Berg. Nacht in Parijs

het jongetje en he t onverwachte beeld

Toen ze opkeek, zag ze dat ze niet meer alleen was. Bij de koeien stond een jongen met een stok. Hij had blond haar, dat rood leek in het late

JANA BAESKENS VERONICA. Dagboek van een moordenaar

Het lam. Arna van Deelen

Boekverslag Engels The skeleton man door Joseph Bruchac

Joep van Deudekom. 10 tegen 1. Tekeningen Michiel van de Vijver. Leopold / Amsterdam

Door het raam ziet ze Bea, de benedenbuurvrouw. Ze veegt de sneeuw weg van het pad voor de flat. Uitslover, denkt Alice.

Weg met die krokodil!

Spreekbeurt Maatschappijleer Seksuele Intimidatie

Hoofdstuk 1. De eerste dag op een nieuwe school met een nieuw begin

Geelzucht. Toen pakte een vrouw mijn arm. Ze nam me mee naar de binnenplaats van het huis. Naast de deur van de binnenplaats was een kraan.

Een Berbers dorp. Mijn zussen en ik mochten van mijn vader naar school. Meestal mochten alleen jongens naar school.

»05« Het marktplein. Nog nooit had hij zijn boterham zo snel opgegeten. Mam, Erika en Lien hadden hem verbaasd aangekeken.

Gijsje zonder staart geschreven door Henk de Vos (in iets gewijzigde vorm) Er was eens een klein lief konijntje, dat Gijs heette. Althans, zo noemden

Er was eens een meisje dat zich heel alleen voelde. Haar naam was Sterre. Ze hield van lezen, maar ze had maar één boek:

Laten we om te beginnen de eerste waarnemingen waarover wij schreven, herhalen:

Kikker in de kou. geschreven door Max Velthuijs

Niemand op mijn kerstfeest

Het paaltje van Oosterlittens Er stond weer een pot met bonen! Elke avond kreeg de schoenmaker van Oosterlittens bonen te eten. Maar de schoenmaker

Stoner

Het tweede avontuur van Broer Vos en Broer Konijn

rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005

Haarbandjes en wedstrijdkriebels

LYRICS EP1 BEGRIJP ME NIET VERKEERD

ISBN Daniel Nesquens Sergio Mora Tattoo-papa De Vier Windstreken. De Vier Windstreken

Dit boekje is van... Meneertje Kietel_Binnen.indd :20 Meneertje Kietel_Binnen.indd :05

1 Sam. 13 preek NGKO 12 juli 2015

Linda van Rijn. De Jaarclub

De gebroeders Leeuwenhart

1 Sam. 13 preek NGKE 4 sept. 2016

Beste verpleegkundigen, hulpverleners en leerkrachten,

De kleine wildebras. Th. Storm. Magda Stomps. Zie voor verantwoording:

Het. Boekenliefje. Helen Docherty & Thomas Docherty. Clavis

Als het licht weer aan gaat


De kleine draak vindt het drakenland Iris Kater. Vandaag wil ik jullie iets vertellen over een kleine draak.

2016 Marianne Busser en Ron Schröder 2016 Illustraties: ivan en ilia 2016 Moon, Amsterdam Ontwerp omslag en binnenwerk: Petra Gerritsen

In de bijlage vind je de verhalen van Floris (16), Hiltje (13), Joshua (16) en Wietske (46). Ze komen uit het boekje Ik ben geliefd!

De twee zaken waarover je in dit boek kunt lezen, zijn de meest vreemde zaken die Sherlock Holmes ooit heeft opgelost.

Neus correctie Aanleiding. Intake gesprek. Stap 1: Wat gaan we doen

Val. Als je been slaapt en het bloed gaat weer stromen, dan doet het pijn, ken je dat? Leslie Feinberg: Een butch zingt de blues

Kväll. Jeanette Winterson: Op het lichaam geschreven

Louis van Dievel. De onderbroek

Face-bookvrienden *** Uitgeverij.

Boekverslag Engels Waves door Sharon Dogar

DE BETOVERENDE REIS. Verteld door Stiefmama

De brief voor de koning

Weekje weg: shoppen, interview/fotoshoot en veel praten

gans e n broer Moeyaert Dendooven met tekeningen van


Zal ik jullie vertellen over een oma die ik ken? Het is een heel vreemd oud. Bloemen op het dak. Door Ingibjörg Sigurdardóttir

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1

Een dag uit het leven van een au pair Doëlla Kroll

Juf Waz Noenka op de vlucht

Petrus en water. Ik dacht, laten we eens kijken naar een verhaal van Petrus en water. Waar hij loopt over het water

Els Florijn Laatste nacht

Britt & Esra - Het avontuur met het zadel

Bart Moeyaert Broere. De oudste, de stilste, de echtste, de verste, de liefste, de snelste, en ik

Hans Kuyper. F-Side Story. Tekeningen Annet Schaap. leopold / amsterdam

!!!!! !!!!!!!!!!!! Uit: Glazen Speelgoed (Tennesse Williams)! (zacht) Hallo. (Ze schraapt haar keel)! Hoe voel je je nu? Beter?!

Ik ben geen vis! riep hij nu tegen Konijn. Dat was tenminste al een opluchting. Hij ging zitten en staarde wat voor zich uit. Nee, zei Konijn breed

Het mannetje van Plar Anne Cassidy. Met tekeningen van Tony Ross

Televisie. binnenwerk_herrie 64 pagina s inclusief schutbladen_ indd 4

Ander werk van Marco Geldermans. Doolramen (roman, 2013) Spiegelkinderen (gedichten, 2013)

Nieuwsbrief van: Sinterklaas

HET PAD VAN DE LEIDENDE MERRIE

MENSEN ZIJN LUI ONDERBOUW

De wonder- baarlijke Merlijn

Bart Moeyaert. Blote handen

Een felle bliksemflits zette het bos heel even in een spookachtig,

SLACHTOFFERSCHAP, TRAUMA EN GEWELD - EEN ONONTWARBARE KLUWEN? 25 mei 2016, Antropia, Driebergen - 25 mei 2016, gedichten Ingmar Heytze

Het olifantenboekje. het eigenwijze Fantje. C.A. Leembruggen. Zie voor verantwoording:

Tabaco y Chanel. Joachim

5.6. Boekverslag door een scholier 2834 woorden 2 maart keer beoordeeld. Virginia Andrews Thriller & Detective Eerste uitgave 1998

HET GELUID VAN ZWAARTEKRACHT

Transcriptie:

Mark Boog De vuistslag Roman Cossee Amsterdam

2001, 2012 Mark Boog en Uitgeverij Cossee bv, Amsterdam Omslagillustratie Getty Images/Shawn Van Daele Boekomslag Marry van Baar Typografie binnenwerk Aard Bakker Druk Memminger MedienCentrum isbn 978 90 5936 361 8 nur 301

Ik werd op straat neergeslagen. Zomaar: ik liep op straat, iemand kwam op me af, ik keek hem nieuwsgierig aan, welwillend zelfs omdat ik dacht dat hij iets wilde vragen, en ik werd neergeslagen. Ik ben geen lieverdje, dat wil ik erbij zeggen: ik ben vaak bij cafégevechten betrokken geweest en zelfs opstootjes op straat zijn mij niet geheel vreemd. Ik moet toegeven dat ik af en toe plezier kan beleven aan zulke zaken, al aarzel ik om ze een hobby te noemen. Meestal ben ik het zelf die begint, omdat iemand erom vraagt, als het ware. Vaak laten mensen zich ineens kennen, door onoplettendheid, door een ontglipt woord of een onthullend gebaar. Aan de bijval die ik in het algemeen krijg gedurende en na vechtpartijen die ik het liefst tot één welgemikte klap beperkt hou, ontleen ik de pretentie dat ik meestal het gelijk aan mijn kant heb, dat ik feitelijk het fatsoen dien. Men kan mensen die zich buiten het fatsoen bevinden slechts bereiken door er zelf, zo kort mogelijk, ook buiten te treden. Zo is het nu eenmaal. Men besmet zichzelf erdoor, en men is zo goed als zijn slechtste daad, maar iemand moet het doen. Ik offer mij op, in zekere zin. Deze keer echter was ik volmaakt onschuldig al zou ik, als ik niet bewusteloos was geraakt, bij verrassing te pakken 5

genomen als ik was, het compliment geretourneerd hebben. Ik kon de man die mij neersloeg gemakkelijk aan, wist ik. Hij was klein van stuk, droeg onopvallende, laffe kleding en hij was onzeker genoeg om bij verrassing toe te slaan. Hij durfde niet anders. Misschien kende ik hem zelfs. Hij deed me aan duistere zaakjes denken, hoewel ik hem maar heel kort zag. Het is echter mogelijk dat dat aan niets anders dan zijn onbetrouwbare uiterlijk te wijten was. Iedereen, ook wie de man niet kende, zou aan duistere zaakjes denken als hij hem zag. Ik was, natuurlijk, ontdaan. Nog nooit was ik tegen de grond gegaan: mijn cafégevechten wón ik. Als ik inschatte dat de mogelijkheid bestond dat mijn opponent een zelfs maar kleine kans had om te winnen, begon ik er niet aan. Dat is geen lafheid, dat is gezond verstand. Het imago is niet iets dat men licht moet nemen. Het kan geen deukje hebben of het is niets meer waard. Twijfel heeft de neiging te wrikken en te wroeten tot alles aan stukken ligt. En al was er niemand in de buurt tijdens het gebeurde, zodat ik, eenmaal bijgekomen, kon opstaan alsof er niets aan de hand was, men heeft ook tegenover zichzelf een beeld op te houden. Dat beeld was nu verstoord. Al was ik bij verrassing genomen, al maakte mijn tegenstander zich aan lafheid schuldig, vertoonde hij een stuitend gebrek aan beschaving men kondigt zijn gevechten plechtig bij de tegenstander aan of nadert althans van voren, in het gezichtsveld van de tegenstander, al kon ik tegen iedereen zeggen dat mijn blauwe oog het gevolg was van een ongelukkige val en zou iedereen dat onmiddellijk geloven, al waren er allerhande verontschul- 6

digingen: ik was niet meer ongeslagen. Mijn onoverwinnelijkheid was geschonden, en onoverwinnelijkheid is zoiets: als er maar een krasje op zit is er niets meer van over. Erger nog: ik krabbelde niet op, maar kwam bij in het ziekenhuis. Ik rook dat al voor ik mijn ogen opendeed: ziekenhuis, al had ik er nooit eerder zelfs maar een nacht in doorgebracht. Ik had weleens iets laten verbinden of inpakken, dat was alles, en ik was weleens op bezoek geweest bij mensen die ongelukkiger waren dan ik. Genoeg om de geur onmiddellijk te herkennen. Ze hadden me nog nooit vastgehouden, maar die geur alleen al suggereerde dat je blij mocht zijn als je nog wegkwam. Het wit overal, van nature smoezelig omdat volmaakt wit niet bestaan kan, de bedompte, van ziekte doortrokken atmosfeer en de deprimerende mengeling van goede moed en defaitisme die in de lucht hing, bevestigden mijn conclusie. Ik viel weer in slaap, geloof ik, en werd later weer wakker, met een knallende hoofdpijn over mijn hele lichaam, als zoiets kan. Door de gang de deur stond open zag ik dokters en verplegend personeel snellen. Af en toe kwam er een zieke langs, met aan een stang de vloeistoffen die hij nodig had of waarvan ze hem wijsmaakten dat hij ze nodig had het zou een kleine moeite zijn er een fles whisky aan te bevestigen met een rietje erin, en eronder een bakje pinda s. (Ik meen dat: hoe goed een ziekenhuis ook mag zijn, er wordt schandalig weinig aan het welbevinden van de patiënt gedaan. Het zou de genezingspercentages verhogen en de opnameduur verkorten als dat veranderde. Zelfs de geur die er hangt zou 7

verbeteren, denk ik.) Tussen ziekenhuispersoneel en patiënten door zag ik bezoekers gaan, te herkennen aan hun grotere monterheid (zij mochten weg wanneer ze wilden, al wisten ze dat pas zeker als ze weer buiten stonden), zij het dat die meestal vermengd was met de dosis bezorgdheid waartoe ze zich verplicht voelden. Het duurde lang tot ik de aandacht van een verpleegster wist te trekken, en nog langer tot de verpleger kwam die zij op haar beurt moest roepen ik was haar patiënt niet, vandaag. De informatie die deze verpleger, een te jonge, saai ogende man met een eindeloos vermoeide oogopslag, mij gaf was volstrekt onvoldoende. Zelfs na lange tijd doorvragen was ik niets wijzer geworden. Ik verstond hem slecht. Het moet later geweest zijn dat ik dokters, patiënten en bezoekers op de gang zag lopen. Ik kon in het begin niet eens zien wie er naast mijn bed zat. Ik heb een latere indruk in een eerdere ingemonteerd, ter vervolmaking. Ik moet me bedacht hebben: hoe kon ik er anders zo zeker van zijn dat ik in een ziekenhuis was? Enkele voorvallen waren van belang: de voorvallen die ik mij herinnerde. Ik keek de naast mijn bed gezeten man peinzend aan, probeerde scherp te stellen en liet daarna mijn hoofd in de kussens vallen. Ik sloot mijn ogen, concentreerde me en kwam terug met een dromerige blik in de richting van het vaalwitte systeemplafond, dat van zichzelf al vaag was, waarschijnlijk. Ik vroeg me af hoe lang het plafond de televisie, die dom want uitgeschakeld boven mijn voeteneinde hing, zou hou- 8

den onwillekeurig trok ik mijn benen op. In de verst van mij verwijderde hoek lag een plaat van het plafond los, wat uiterst ergerlijk was als je het eenmaal gezien had. De plaat wiegde bijna onmerkbaar in de zachte luchtstroom die er kennelijk langs liep. Ik bleef er lange tijd naar staren. Toen ik klein was ben ik eens, op vakantie, bijna in een ravijn gevallen. We stonden boven op de hoogste berg in de omgeving, vlak bij een rand, uit te kijken over lagere bergen, en ik ging te dichtbij staan, ondanks waarschuwingen van de verschillende gezinsleden: eerst irritant, klikspanerig, van mijn broer en zus, daarna dringender, maar niet minder irritant, van mijn ouders. Ik liep zo ver door dat het iedereen duidelijk moest zijn dat het niet de waarschuwingen waren die me terug deden gaan, en wilde me toen omkeren, waarbij ik uitgleed. Ik viel bijna, kon me nog net vasthouden en terugkruipen. Het was een mooie berg. Je kon er zonder bergbeklimmersuitrusting bovenop komen, maar je was behoorlijk moe als je er was, en je was ook onvermijdelijk enkele keren uitgegleden over de losliggende stenen. Waar je je voet ook neerzette, er sprongen een paar sprinkhanen op, soms tientallen. De lucht was merkbaar dunner dan beneden, en het was koel. Dat was na de verschrikkelijke hitte van die zomer heerlijk. Het was de enige keer dat we in het buitenland kwamen, en trouwens een van de weinige keren dat we op vakantie gingen. Kom op. Geen jeugdherinneringen. Die kennen we. Het klonk vermoeid. Hoe lang zat die man hier al? Maar net? Al lang? Werd hij zelfs afgelost misschien? Mocht ik niet alleen gelaten worden? Een mooi verhaal. Heb ik vaak verteld. 9

Maar over vorige week, op straat. Waarom? Dat is geen goede vraag. Onbeantwoordbaar. Of je moet je toevlucht nemen tot de menselijke aard. Mensen doen zulke dingen, soms om onbegrijpelijke redenen, of zelfs zonder. Misschien alleen maar om die kant van ze te benutten, of te bezweren, of te onderzoeken misschien denken ze dat ze het niet in zich hebben, en blijkt dat mee te vallen. Maar je kent jezelf toch? Hij klonk nu erg ongeduldig, bijna kwaad. Ik zonk weg in heerlijk deinende overpeinzingen, in het ritme van de losliggende plafondplaat. Als ik mezelf ken weet ik nog niet waarom iemand anders mij aanvalt. Hoe kwam die man daarbij? Verbond de gebeurtenis de deelnemende partijen zozeer dat ze elkaar begrepen, dat ze elkaar zelfs wérden misschien? Had ik in zekere, filosofische zin mezelf staan aftuigen? Kon ik het zonder de waarheid geweld aan te doen niet de waarheid! elkaar, maar niet de waarheid! zo draaien dat ik de ander neersloeg in plaats van omgekeerd, door onze verwisselbaarheid of ononderscheidbaarheid op het moment dat we voor altijd deelden? Maakte het allemaal niets uit, of was alles juist zo belangrijk dat geen antwoord goed genoeg was? Stilletjes verdween de man, meende ik te zien. Een verpleger kwam langs en verrichtte enige onduidelijke handelingen in de buurt van mijn bed. Ik zag het glimlachend aan. Hartverwarmend. Je kunt niet zeggen dat je pijn hebt zonder je af te vragen in welke mate je pijn hebt. Er is altijd een percentage beklag in 10

de mededeling dat je pijn hebt. Het kan klein zijn, of bijna honderd, maar het is er altijd. Je had tenslotte ook kunnen zwijgen. Zelfs als iemand je vraagt of je pijn hebt, kun je ontkennen. Daarbij verandert het noemen de pijn. Het richt er de aandacht op, waardoor de pijn van vorm verandert. Hij smelt als sneeuw voor het vergrootglas van het noemen weg soms, terwijl hij in andere gevallen opzwelt door de vruchtbare sappen op te zuigen die het noemen over het genoemde uitstort. Dat laatste kan heerlijk zijn waarna de vraag opdoemt of je pijn waarvan je geniet nog pijn mag noemen. Moet dat niet genot zijn? Is de pijn niet meer genot dan pijn? Welk percentage vreemde materie mag de pijn in zich hebben om nog pijn te heten? Ik zeg dat ze puur moet zijn. Puur is mooi. Het gaat, zei ik zacht. Ik hield mijn ogen gesloten om de schittering te verbergen die er ongetwijfeld in lag. De vraag had me opgewonden. Achter mijn oogleden golfden de hittevlekken heen en weer, mijn oren liepen tot de rand vol met vochtig ruisen, als van een waterval. Ik gooide de dekens van me af, omdat ik het plotseling warm had, en trok ze meteen daarna weer tot mijn kin op. Koud. Ik kwam aanlopen dit stond me duidelijker voor de geest omdat het langer geleden was, vaker getoetst aan de herinnering en de vertelling en opende de deur. Mijn broer en mijn vriendin keken me aan, onschuldig maar in feite geschrokken. Ze zaten tegenover elkaar aan tafel. De gordijnen waren gesloten, omdat het avond was. De lamp boven de ta- 11

fel bescheen het weelderig versierde tafelkleed en de man en de vrouw aan tafel met een bescheiden, warme gloed die in het donkere kleed en de donkere haren die van mijn broer dof en iets krullend, die van mijn vriendin glad en glanzend, bijna tot haar schouders afhangend leek te verdwijnen. Het was warm en muf, door de te hoog gedraaide verwarming. Het stonk een beetje, naar lichamen. Ze keken me aan, ik liep langzaam op ze toe. Ze begroetten me opvallend hartelijk, maar met trillende stemmen. Er was iets afwerends in hun blikken dat ik alleen maar als een schuldbekentenis kon opvatten. Eén vuistslag volstond voor mijn broer. Zijn neus brak ik wist hoe dat voelde, herkende het en hij viel achterover, met stoel en al, op de dikke, smoezelige vloerbedekking. Bloed, bijna zwart in het onderdrukte licht, stroomde in slow motion langs zijn kin, en even langzaam, berustend, bracht hij zijn beide handen naar zijn gezicht. Hij kreunde, schreeuwde niet, waarvoor ik hem waarderend toeknikte. Achter mij gedroeg mijn vriendin zich intussen veel minder beschaafd. Ze schreeuwde, met een schrilheid die ik nooit eerder in haar normaal zo zwoele stem had opgemerkt, dat ik op moest houden, wat ik deed, dat ik gewoon moest doen, dat dit niet kon. Ze liet haar ware aard zijn: die van een beest, in paniek zodra er iets verkeerd gaat, zonder een greintje beschaving. Ik draaide me langzaam om, veegde, hoewel er geen bloed aan zat, met mijn hand langs mijn broek, gedachteloos zoals men een keu krijt of een mes slijpt, en keek haar aan. Werkelijk alle menselijks was van haar afgevallen. Haar ogen waren pingpongballen, 12