Mr. H.P. Medema GN 1/2 HET GAAT OM HEM Onze Schriftlezing is vanmorgen allereerst Psalm 95: 1Kom, laten wij jubelen voor de HEER, juichen voor onze rots, onze redding. 2Laten wij hem naderen met een loflied, hem toejuichen met gezang. 3De HEER is een machtige God, een machtige koning, boven alle goden verheven. 4Hij houdt in zijn hand de diepten der aarde, de toppen van de bergen behoren hem toe, 5van hem is de zee, door hem gemaakt, en ook het droge, door zijn handen gevormd. 6Ga binnen, laten wij buigen in aanbidding, knielen voor de HEER, onze maker. 7Ja, hij is onze God en wij zijn het volk dat hij hoedt, de kudde door zijn hand geleid. Luister vandaag naar zijn stem: 8 Wees niet koppig als bij Meriba, als die dag bij Massa, in de woestijn, 9toen jullie voorouders mij op de proef stelden, mij tartten, al hadden ze mijn daden gezien. 10Veertig jaar voelde ik weerzin tegen hen. Ik zei: Het is een stuurloos volk dat mijn wegen niet wil kennen. 11En ik zwoer in mijn woede: Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen! En dan uit Hebreeën 3, waar deze Psalm wordt geciteerd, vers 14: Als we tot het einde toe resoluut vasthouden aan ons aanvankelijk vertrouwen, blijven we deelgenoten van Christus Deelgenoten van Christus: dat betekent samen met Hem optrekken. Zijn medewerkers, Hem ten volle toegewijd. Het gaat niet om ons, maar om Hem - om ZIJN huis, om ZIJN wegen, om ZIJN rust. Die drie aspecten komen bijeen in Psalm 95, en ook in Hebreën 3 waar deze psalm wordt geciteerd. Zijn huis is het project waaraan Hij werkt in deze wereld. Wij worden uitgenodigd daaraan mee te bouwen, zodat Hij er kan wonen. Zijn wegen zijn de spannende routes, de hoge bergpaden waarover Hij ons leidt en de diepe ravijnen.
Zijn rust, dat is het fundament vanwaar Hij alles opbouwt. En het is de voltooiing van alles waaraan Hij werkt. Ten eerste: ZIJN huis. De Hebreeënbrief zet van het begin af Jezus boven alles en iedereen. Hij is de Schepper (hoofdstuk 1), boven de engelen, Hij werd mens (hoofdstuk 2), de unieke Mens met Wie geen ander te vergelijken is. Hij voegde zich bij óns. Hij nodigt ons uit ons helemaal toe te wijden aan Hem in dat waarin Hij bezig is. Christus is Gods Zoon, en als zodanig is hij over Gods huis aangesteld. Apostel (dat wil zeggen afgezant van God) is Hij, en Hogepriester is Hij ook (namens ons komt Hij bij God) - zo vat hoofdstuk 3:1 het samen. Wat betekent dat voor ons? Het gaat erom, zo staat het hier, resoluut vast te houden aan het vertrouwen in onze Heer. We kennen het verhaal uit Numeri 14, van de twaalf verspieders die naar Kanaän gingen - tien waren slecht, twee waren goed. Tien waren ongelovig, twee hielden in geloof vast aan God. Tien zagen op tegen de enorme reuzen, twee keken nog verder omhoog, naar God. De tien zijn, met hun hele generatie, gestorven in de lange omweg die het volk Israël moest maken, veertig jaren. De twee zijn als dappere strijders ingegaan in het beloofde land. Je moet je voorstellen: dit waren de voorouders van de Hebreeën, aan wie deze Brief gericht was. Van hen werd gezegd: ze stelden [de Heer] op de proef. Ze verzochten Hem. Dat woord hebben we vaak verkeerd begrepen. Toen de duivel in de woestijn Jezus kwam verzoeken, suggereerde hij onder andere dat Jezus van het hoogste punt van de tempel naar beneden moest springen, en dan zouden Gods engelen wel komen om hun Heer op te vangen. Maar Jezus weigerde - want, zei Hij, er staat in de boeken van Mozes dat we de HEER, onze God, niet zullen verzoeken. Let op: dat wil dus juist níet zeggen dat je maar niet tevéél op de HEER moet vertrouwen. Het is het omgekeerde: je kunt nooit genóeg op de HEER vertrouwen! Je hoeft niks te experimenteren met een levensgevaarlijke sprong in de diepte, vol spanning wat Gods engelen zullen doen. Je mag rustig het land van Gods belofte in gaan, in het volste vertrouwen op de Almachtige, die wegen zal vinden waarop onze voet kan gaan, ook al zijn er gigantische reuzen.
God had zo graag met zijn volk het beloofde land willen ingaan. Daar wilde Hij zijn huis bouwen, zoals Hij ook in ons leven zijn project wil realiseren. In ons leven wil Hij bouwen, een basis leggen van waaruit Hij alles in hemel en op aarde kan regeren. Maar als we Hem geen vertrouwen geven, dan moet Hij bijna een mensenleven wachten op het moment dat Hij eindelijk zijn plannen kan gaan uitvoeren. Wat is het letterlijk zonde, wat is het eeuwig zonde als we ons niet helemaal aan Hem toevertrouwen, Hem niet onze volle toewijding geven! Daarmee komen we op het tweede waar het in Psalm 95 en Hebreeën 3 om gaat: zijn wegen, de routes waarlangs Hij komt waar Hij wezen wil. Durven we die wegen te gaan, hebben we er vertrouwen in? Ik merk bij mezelf vaak de aarzeling: oeps, er zijn reuzen, schrikwekkende reuzen! Voor ons zijn dat geen letterlijke reuzen, maar omstandigheden die dreigend en zwart boven ons uit- torenen. En voor ieder van ons zijn ze heel persoonlijk, heel verschillend. k Zal aan zijn hand vertrouwend gaan, die hand geleid mij veilig - dat zingen we, maar heb ik nou echt altijd zoveel lef? Hebben we in alle omstandigheden moed om verder te gaan? Noem maar eens wat: een levensbedreigende ziekte. Financiële problemen waar we geen uitkomst in zien. Een vreselijk moeilijk en heel erg belangrijk gesprek. Toestanden in je huwelijk en in je gezin. Enzovoorts, en als u niks meer kunt verzinnen, dan weet ik nog wel wat... Maar dacht je nou echt dat onze God geen weggetjes zou weten in dat land dat HIj ons Zelf beloofd heeft? Mijn wegen kennen ze niet, verzucht Hij in Psalm 95: ze zien ze niet zitten, ze hebben er niks mee - en dan is de weg terug, de woestijn weer in, de enige mogelijkheid. Veertig jaar lang zelfs. Het waren maar twee van die verspieders die het hebben volgehouden, Jozua en Kaleb. Jesjoea heette de één, dezelfde naam als Jezus. Kaleb heette de ander, wat hond betekent: zo eentje die de kruimels van onder de tafel opslurpt, die van genade weet, zó eentje! Vijfenveertig jaar later mag Kaleb eindelijk Hebron in bezit nemen, de plek waarop hij als het ware verliefd was geworden toen hij er als verspieder langs kwam. Veertig jaar lang trok Kaleb door de woestijn met Hebron in z n hart. De woorden van 1Jh5:4 klinken, eeuwen eerder dan deze bijbelstekst, al door in Kalebs woestijndroom: Ieder die uit God geboren is, overwint de wereld. Die in
ons is, is groter dan Hij die in de wereld is. Ten derde - na het huis van de Heer, en de wegen van de Heer - gaat het om de rust van de Heer, ZIJN rust. Eigenlijk spreekt het vanzelf, maar het moet toch wel gezegd worden: de rust van God op de zevende dag was niet, om het oneerbiedig te zeggen, dat Hij Zich na de schepping vermoeid liet wegzakken in een luie stoel om Zich eens heerlijk te ontspannen. Integendeel, nu ging het juist beginnen! De schepping was bedoeld als een prachtig huis waarin Hij kon wonen, en daar nam Hij nu zijn intrek. Alles was goed, zeer goed zelfs, en Hij kon er nu mee aan het werk. Onze God is niet een horlogemaker, die het uurwerk maakt en het dan vervolgens uit zichzelf laat tikken. Hij is niet alleen de Schepper, maar ook de Onderhouder. Hij heeft niet alleen alle dingen gemaakt, maar Hij gaat er nu pas echt mee aan de gang. De rust is een nieuwe dynamiek. Het is zoals je een huis bouwt: nu kun je erin leven! Het is zoals je een computer installeert: nu kun je alles gaan gebruiken, en ermee gaan werken! En God schakelt ons in bij die nieuwe schepping, waarin wij een deel mogen zijn. Gods project gaat voort, en wij mogen er een deel van zijn. Er wacht het volk van God dus nog steeds een sabbatsrust - dat is het slotakkoord van de schrijver van de Hebreeënbrief, in Hb4:9. Niet stráks, een hemelse vakantie, waarin we eindelijk kunnen uitrusten van de lange en spannende routes door dit leven. Nee, die sabbatsrust is nú. Wij mogen rusten in het volbrachte werk van onze Heer Jezus, en wij mogen in die rust voortgaan. Het werk van Jezus, aan het kruis van Golgotha en in zijn opstanding, is helemaal volbracht, er valt niet aan toe te voegen. Het werk van de Heilige Geest is nog lang niet klaar - want Hij gaat door om zijn project te realiseren in mensen. Geprezen zijn Naam! Het huis van de Heer. De wegen van de Heer. De rust van de Heer. Zou je er geen zin in hebben om bij Gods project betrokken te zijn? Compagnons te zijn van de Heer. Helemaal gaan voor Hem. Ja, je moet eerst langs Golgotha: door de zee die je bevrijdt van de zondeslavernij van Egypte. En door de Jordaan: de rivier waardoor je het beloofde land kunt binnengaan. Maar daaráchter ligt alles wat onze God met ons wil delen. Ten volle toegewijd aan Hem. Jawel, het is niet niks, het is een riskante onderneming: bergen en dalen, zandwoestijnen en rivieren, reuzen zelfs.
Maar als je dit nu eens zou willen vasthouden: je kunt nooit genoeg op de Heer vertrouwen...