Juridisch kader Governance Stichting Brederode Wonen

Vergelijkbare documenten
Statuten Stichting Brederode Wonen

Statuten Vereniging Brederode Wonen

STATUTENWIJZIGING. d.d. 25 januari Als gevolg van het besluit tot statutenwijziging luiden de statuten met onmiddellijke ingang als volgt:

IB / blad 1 DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN: WONINGSTICHTING BARNEVELD GEVESTIGD TE BARNEVELD PER 6 NOVEMBER 2018 Hoofdstuk I. AL

statuten Stichting Wonen Zuid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorstel en toelichting. Statuten fusiecorporatie Wonen Wijdemeren en Vecht en Omstreken - zoals deze na fusie luiden -

statuten Stichting Wonen Zuid

In het opschrift vervalt: en instelling van een Financiële Autoriteit woningcorporaties.

statutenwijziging Woningbouwvereniging Rosehaghe

Mandaterings- en procuratieregeling van Stichting Bo-Ex 91. Vastgesteld tijdens de vergadering van de Raad van Commissarissen op 6 december 2016

Herziening van de regels over toegelaten instellingen (Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting)

Reglement bestuur UWOON. Artikel 1 Definities

Artikel 3 - Benoeming 1. De (her)benoeming van een Bestuurder geschiedt onverlet diens arbeidsrechtelijke positie voor een periode van vier jaar.

Tekst van de Woningwet met betrekking tot toegelaten instellingen, zoals die zou komen te luiden na aanvaarding van de Veegwet wonen

Reglement commissie maatschappelijk presteren en vastgoed

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Herziening van de regels over toegelaten instellingen (Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting)

Reglement bestuur Wonen Zuid

Verbindingenstatuut Stichting Wonen Zuid

D O O R L O P E N D E T E K S T

NOVELLE consultatieversie

Bestuursreglement Zadkine

Reglement Financieel beleid en beheer Woningbouwvereniging Heerjansdam

STATUTEN NAAM EN GESCHIEDENIS Artikel 1 1. De stichting is genaamd: Woonstichting Lieven de Key. 2. De stichting is de rechtsopvolger van onder

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Huishoudelijk reglement Woningbouwvereniging Beter Wonen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Reglement Bestuur WormerWonen

Bestuursreglement Provides

Reglement statutair-directeur Stichting Woonveste ex artikel 5 lid 4 en 5 lid 5 van de statuten d.d. 2 oktober 2013

Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Statuten Stichting MeerWonen

De stichting heeft als werkgebied alle gemeenten in Nederland.

STATUTEN stichting Reggewoon

CONCEPT STATUTEN WONINGSTICHTING REEUWIJK

Auteur: Bart Maassen T: E:

Reglement Bestuur Woningbouwvereniging Reeuwijk

Reglement Bestuur Woonstichting Triada

Statuten Stichting MeerWonen

S T A T U T E N van: Stichting deltawonen per 1 juli 2016

Bestuursreglement Brederode Wonen

Stichting TBV STICHTINGSSTATUTEN

Doorlopende tekst van de statuten van. Stichting Mooiland

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Reglement Raad van Bestuur Woningstichting Rochdale

GOVERNANCE HANDBOEK. Juni Wijzigingen. December 2014 Verbindingenstatuut (nieuw) Extern procuratiereglement (nieuw)

STATUTEN CASADE WOONSTICHTING. Casade Woondiensten

STATUTEN STICHTING 3B Wonen

Reglement Financieel Beleid en Beheer. - Stichting Huisvesting Vredewold

Reglement van het bestuur

STATUTEN VERENIGING Brederode Wonen 27 november 2018

STATUTEN Stichting Adelante Zorg met ingang van

Overzicht :59:01. Er zijn verschillen tussen documenten. Oud document: ontwerpbesluit-toegelaten-instellingenvo

Statuten Woningstichting Nijkerk Goedgekeurd door de RvC op 19 juni 2018

INTEGRALE TEKST NA NOVELLE: VERSIE CONSULTATIE

Statuten Christelijke Woonstichting Patrimonium Urk

WET OP HET OVERLEG HUURDERS- VERHUURDER

a) Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

STATUTEN stichting Woonforte

STATUTEN Stichting Reggewoon

K o p i e december Dossiernummer: /LW/PS STATUTENWIJZIGING

CONCEPTSTATUTEN WONINGSTICHTING DE KOMBINATIE d.d. 23 maart 2016

STATUTEN RAAD VAN COMMISSARISSEN STICHTING ACTIUM

STATUTEN STICHTING WONION

Reglement Bestuur Woningstichting GoedeStede

HOOFDSTUK 1. WIJZIGING VAN DE WONINGWET ARTIKEL I. De Woningwet wordt als volgt gewijzigd: Artikel 1 komt te luiden: Artikel 1

K o p i e oktober Dossiernummer: /LW/PV AKTE VAN STATUTENWIJZIGING

Statuten Veluwonen Versie januari 2017

Beoordelingskader aanvraag statutenwijziging dochtermaatschappij

Reglement bestuur Artikel 1 - Definities Artikel 2 - Status en inhoud reglement Artikel 3 - Samenstelling, werving, selectie en (her)benoeming

Statuten Elan Wonen 1 Statuten Elan Wonen

Statuten Veluwonen Versie december 2018

BESTUURSREGLEMENT WONINGSTICHTING NIJKERK

STATUTEN WOONSTICHTING ETTEN-LEUR

Stichting Wonen Zuid. DOEL Artikel 3 De stichting heeft als doel uitsluitend werkzaam te zijn op het gebied van de volkshuisvesting.

Bestuursreglement Elan Wonen. Dit bestuursreglement is goedgekeurd door de raad van commissarissen op d.d. 13 juni 2016.

Reglement Bestuur Woonstichting De Kernen. (Goedgekeurd in RVC vergadering van 28 februari 2018)

Reglement Bestuur Christelijke Woonstichting Patrimonium Urk

Directiestatuut. Woonstichting St. Joseph Boxtel

Statuten Stichting Destion. Statuten Stichting Destion

houdende nieuwe nadere regels betreffende toegelaten instellingen (Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015)

: Statuten Stichting Parteon

Volledige tekst van de statuten van Woningstichting Weststellingwerf na statutenwijziging d.d. 31 december 2018.

Reglement Bestuur. Stichting Woningstichting Van Alckmaer voor Wonen

Reglement Bestuur Stichting De Huismeesters. Status: Definitief, d.d. 29 november Vastgesteld door het Bestuur, d.d.

/ blad 1

Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting

Reglement Bestuur Woningbouwvereniging Reeuwijk

Bestuursreglement Woningstichting Eendracht

zullen worden gehouden: a. het reglement werving, selectie en (her)benoeming van bestuurders;

Reglement Bestuur. h. RvC: de raad van commissarissen van de Stichting als bedoeld in artikel [1] van de Statuten;

dossier : behandelaar : DH

STATUTEN STICHTING STADGENOOT

REGLEMENT BESTUUR. 10 april 2017

Stichting Oost Flevoland Woondiensten

Reglement Directie Stichting Peuterspeelzalen Hoogeveen

De Raad van Toezicht voert tenminste jaarlijks met de Raad van Bestuur een functionering en beoordelingsgesprek. (in de maand september)

STATUTEN STICHTING ENERGIEONDERZOEK CENTRUM NEDERLAND ENERGY RESEARCH CENTRE OF THE NETHERLANDS

Transcriptie:

Juridisch kader Governance Stichting Statuten NAAM en VOORGESCHIEDENIS Artikel 1 1. De stichting is genaamd: Stichting. 2. De stichting is ontstaan door omzetting van de vereniging in een stichting. De vereniging, voorheen genaamd Woningbouwvereniging Brederode, is opgericht op tweeëntwintig februari negentienhonderdachttien, destijds geheten Woningbouwvereniging Bloemendaal-Noord. De Woningbouwvereniging Bloemendaal-Noord is aanvankelijk opgericht voor beperkte tijd, doch is bij akte van statutenwijziging op acht april negentienhonderdtweeëntachtig voor onbepaalde tijd aangegaan, welke statutenwijziging op acht april negentienhonderdtweeëntachtig, onder nummer 26 bij Koninklijk Besluit werd goedgekeurd, waarbij tevens de toelating van de vereniging als instelling uitsluitend werkzaam in het belang van de volkshuisvesting, is gehandhaafd. Blijkens akte van juridische fusie op eenendertig december negentienhonderdvierennegentig verleden, van kracht per een januari negentienhonderdvijfennegentig, is de Woningbouwvereniging Brederode gefuseerd met de Woningbouwvereniging Bloemaerd. De Woningbouwvereniging Bloemaerd was mede de voortzetting van de woningbouwvereniging de voormalige Christelijke Werkmansbond afdeling Bloemendaal, verkorte naam C.N.W.B., welke vereniging is opgericht op tien oktober negentienhonderdeen. Bij de fusie op een januari negentienhonderdzesentachtig tussen de Woningbouwvereniging Aerdenhout en de woningbouwvereniging C.N.W.B. is de vereniging voor onbepaalde tijd aangegaan, en bij de statutenwijziging van de Woningbouwvereniging Bloemaerd op zesentwintig november negentienhonderdzesentachtig is de toelating van de vereniging als instelling, uitsluitend werkzaam in het belang van de volkshuisvesting, gehandhaafd. Blijkens akte van juridische fusie van eenendertig december tweeduizend, van kracht per één januari tweeduizend één is de Woningbouwvereniging Brederode gefuseerd met de Woningbouwvereniging St. Jozef. De Woningbouwvereniging St. Jozef is opgericht op achtentwintig november negentienhonderdachttien en is daarbij aangegaan voor onbepaalde tijd, destijds gevestigd

2 in Vogelenzang, gemeente Bloemendaal, en uitsluitend werkzaam op het gebied van de volkshuisvesting. ZETEL Artikel 2 De stichting is gevestigd in de gemeente Bloemendaal. DOEL Artikel 3 De stichting heeft als doel uitsluitend werkzaam te zijn op het gebied van de volkshuisvesting zoals omschreven in artikel 45 van de Woningwet. Woningwet 1 Artikel 45 1. De toegelaten instellingen, de met hen verbonden ondernemingen van welke zij de enige aandeelhoudster zijn en de samenwerkingsvennootschappen zijn uitsluitend werkzaam op het gebied van de volkshuisvesting. Indien een toegelaten instelling een deel van de aandelen van een met haar verbonden onderneming houdt, is die onderneming, overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur daaromtrent te geven voorschriften, ten minste naar rato van dat deel werkzaam op het gebied van de volkshuisvesting. 2. Het gebied van de volkshuisvesting omvat uitsluitend het door de toegelaten instelling of door een met haar verbonden onderneming: a. doen bouwen en verwerven van voor permanent verblijf bedoelde woongelegenheden en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede bezwaren, toewijzen, verhuren, vervreemden en doen slopen van haar zodanige woongelegenheden en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan; b. in stand houden van en treffen van voorzieningen aan haar voor permanent verblijf bedoelde woongelegenheden en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, en aan de direct daaraan grenzende omgeving; c. aan bewoners van voor permanent verblijf bedoelde woongelegenheden en aan leden van wooncoöperaties aan welke zij zodanige woongelegenheden heeft vervreemd, verlenen van diensten die rechtstreeks verband houden met de bewoning, en, aan personen die haar te kennen geven een zodanige woongelegenheid te willen betrekken, verlenen van diensten die rechtstreeks verband houden met hun huisvesting; d. doen bouwen en verwerven van gebouwen die een maatschappelijke gebruiksbestemming hebben en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede bezwaren, verhuren, vervreemden en doen slopen van haar zodanige gebouwen en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan; 1 In de tekst van de Woningwet zoals die in dit stuk is opgenomen is de Veegwet wonen nog niet verwerkt.

3 2e e. in stand houden van en treffen van voorzieningen aan haar gebouwen als bedoeld in onderdeel d en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, en aan de direct daaraan grenzende omgeving; f. bijdragen aan de leefbaarheid in de directe nabijheid van woongelegenheden of andere onroerende zaken van de toegelaten instelling of ten behoeve van de huurders van die woongelegenheden, voor zover: 1e dat bijdragen als zodanig onderdeel uitmaakt van afspraken als bedoeld in artikel 44, tweede lid; met dat bijdragen per woongelegenheid als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel b, ten hoogste een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen bedrag is gemoeid; g. doen bouwen en verwerven van gebouwen die een bedrijfsmatige gebruiksbestemming hebben en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede bezwaren, verhuren, vervreemden en doen slopen van haar zodanige gebouwen en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan; h. in stand houden van en treffen van voorzieningen aan haar gebouwen als bedoeld in onderdeel g en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, en aan de direct daaraan grenzende omgeving, en i. verrichten van de werkzaamheden die noodzakelijkerwijs voortvloeien uit het verrichten van de werkzaamheden, genoemd in de onderdelen a tot en met h, waartoe behoren het verwerven of slopen van onroerende zaken, indien dat geschiedt met het oog op het op de grond waar die zaken gelegen zijn verrichten van werkzaamheden overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de onderdelen a, d en g, het derde of vierde lid en het zesde lid. 3. Het gebied van de volkshuisvesting omvat de werkzaamheden, genoemd in het tweede lid, onderdelen d tot en met h, die behoren tot de diensten van algemeen economisch belang, en, voor zover daarmee verband houdende, de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel i, voor zover deze worden verricht in gebieden waar woongelegenheden in eigendom van toegelaten instellingen gelegen zijn, en voor zover de gebouwen, bedoeld in de onderdelen d en g van dat lid, een op een wijk, buurt of buurtschap in een zodanig gebied gerichte functie hebben. 4. Het gebied van de volkshuisvesting omvat de werkzaamheden, genoemd in het tweede lid, onderdelen a tot en met h, die niet behoren tot de diensten van algemeen economisch belang, en, voor zover daarmee verband houdende, de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel i, voor zover: a. zij worden verricht in gebieden waar woongelegenheden in eigendom van toegelaten instellingen gelegen zijn, en voor zover de gebouwen, bedoeld in de onderdelen d en g van dat lid, een op een wijk, buurt of buurtschap in een zodanig gebied gerichte functie hebben; b. zij worden verricht op bebouwde grond; c. indien zij door toegelaten instellingen of samenwerkingsvennootschappen worden verricht op niet bebouwde grond: die werkzaamheden bijdragen aan de diensten van algemeen economisch belang welke aan hen ingevolge artikel 47, eerste lid, zijn opgedragen, en d. indien werkzaamheden als genoemd in het tweede lid, onderdeel g, en, voor zover daarmee verband houdende, werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid, onderdeel i, door andere met toegelaten instellingen verbonden ondernemingen worden verricht op niet bebouwde grond: die werkzaamheden bijdragen aan het verrichten van hun andere werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting. 5. Het derde lid, eerste volzin, het vierde lid, aanhef en onderdelen a en b, en het ten aanzien daarvan bepaalde krachtens het zesde lid, is niet van toepassing op met toegelaten instellingen verbonden ondernemingen, met uitzondering van samenwerkingsvennoot-

4 schappen. 6. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven omtrent het toepassingsbereik van het tweede lid, onderdelen c, d, f, g en i, en derde en vierde lid. Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 Artikel 47 Tot diensten als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel c, van de wet behoren niet: a. het bijdragen aan de leefbaarheid, bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel f, van de wet, en artikel 51, eerste lid; b. diensten die door nutsbedrijven kunnen worden geleverd, voor zover die levering niet geschiedt met gebruikmaking van een in of nabij de woongelegenheid aanwezige voorziening; c. zorgdiensten, maaltijddiensten en medische diensten; d. het exploiteren van een radio- of televisiezender; e. het verzorgen van opleidingen, behoudens die aan personen in dienst van de toegelaten instelling of die met betrekking tot het terrein van de volkshuisvesting; f. het schoonmaken van woongelegenheden, behoudens in geval van het daarin huisvesten van nieuwe bewoners of van het voorkomen van overlast voor of aantasting van het woongenot van bewoners van naburige woongelegenheden; g. woninginrichting, behoudens die in het kader van de verhuur van gestoffeerde of gemeubileerde woongelegenheden door de toegelaten instelling; h. hypotheekadvisering en makelaarsdiensten in verband met andere woongelegenheden dan die in eigendom van of tot stand gebracht door de toegelaten instelling; i. het ter beschikking stellen van financiële middelen, anders dan overeenkomstig artikel 48; j. notariële diensten; k. het aanbieden van verzekeringen; l. het bemiddelen bij verzekeringen in verband met andere woongelegenheden dan die in eigendom van of tot stand gebracht door de toegelaten instelling; m. het aanbieden van voor-, tussen- en naschoolse opvang; n. het aanbieden van hulp bij het voorkomen van schooluitval; o. het aanbieden van ondersteuning bij de opvoeding van kinderen en p. diensten ten behoeve van bewoners van woongelegenheden die deze als eigenaar bewonen, met uitzondering van leden van verenigingen van eigenaars als bedoeld in artikel 112 lid 1 onder e van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, en van bewoners van woongelegenheden die bouwkundig een geheel vormen met woongelegenheden van de betrokken toegelaten instelling. Artikel 48 1. De toegelaten instelling kan uitsluitend financiële middelen ter beschikking stellen in de vorm van: a. tegemoetkomingen in de kosten van activiteiten die door de bewoners van haar woongelegenheden worden georganiseerd in het belang van het behoud of de verbetering van die woongelegenheden of de direct daaraan grenzende omgeving; b. reserveringen voor leden van wooncoöperaties met een huishoudinkomen dat niet hoger is dan de inkomensgrens, genoemd in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, in verband met het onderhoud aan hun woongelegenheden, of c. tegemoetkomingen in het blijkens een geldleningsovereenkomst te betalen bedrag aan rente over een hypothecaire geldlening, overeenkomstig het tweede lid. 2. Tegemoetkomingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden uitsluitend verstrekt: a. over ten hoogste 20% van de verwervingskosten overeenkomstig de onder auspiciën van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen ontwikkelde Nationale Hypotheek Garantie, welke kosten worden gefinancierd door een instelling die behoort tot een

5 categorie als bedoeld in het bepaalde bij en krachtens artikel 13, eerste en tweede lid, of aan welke een vergunning als bedoeld in artikel 2:60 van de Wet op het financieel toezicht is verleend; b. in geval van het verstrekt zijn van de hypothecaire geldlening onder de voorwaarden en normen van de onder auspiciën van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen ontwikkelde Nationale Hypotheek Garantie; c. aan instellingen als bedoeld in onderdeel a ten behoeve van personen die voor de eerste maal als eigenaar een woning bewonen, zolang het huishoudinkomen van die personen niet hoger is dan de inkomensgrens, genoemd in artikel 16, eerste lid, onderdeel b; d. indien niet tevens een tegemoetkoming wordt verstrekt: 1e op grond van de Wet bevordering eigenwoningbezit of 2e door de toegelaten instelling, voor zover ertoe leidend dat de woning aan een persoon als bedoeld in onderdeel c wordt vervreemd tegen een prijs die lager is dan 90% van de getaxeerde leegwaarde of de WOZ-waarde, of met het oogmerk een zodanige persoon anderszins zodanig te bevoordelen dat een dienovereenkomstige uitkomst wordt bereikt, en e. indien uit overeenkomsten tussen de betrokken persoon en een instelling als bedoeld in onderdeel a, en tussen die instelling en de toegelaten instelling, blijkt dat de tegemoetkoming wordt verlaagd of beëindigd, indien het huishoudinkomen van die persoon daartoe aanleiding geeft blijkens een periodieke beoordeling van dat inkomen overeenkomstig in die overeenkomsten neergelegde bepalingen. 3. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald onder welke modellen voor of bepalingen in overeenkomsten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kan worden verstrekt. Artikel 49 1. De gebouwen, bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel d, van de wet, zijn uitsluitend: a. de gebouwen en categorieën van gebouwen, genoemd in bijlage 3 bij dit besluit en b. de gebouwen en categorieën van gebouwen, genoemd in bijlage 4 bij dit besluit, welke ten aanzien van een toegelaten instelling uitsluitend tot het gebied van de volkshuisvesting behoren, indien zij deze op het tijdstip waarop dit besluit in werking is getreden in eigendom had. 2. Onze Minister kan op verzoek van een toegelaten instelling bepalen dat het doen bouwen of verwerven van andere gebouwen met een maatschappelijke gebruiksbestemming dan die, bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van die toegelaten instelling tot het gebied van de volkshuisvesting behoort, indien: a. in geval van basisscholen en centra voor jeugd en gezin: naar zijn oordeel aannemelijk wordt gemaakt dat het tot stand brengen, in stand houden en verhuren daarvan ingevolge bij ministeriële regeling te geven voorschriften voldoende renderend is, en b. in geval van andere zodanige gebouwen: die gebouwen naar zijn oordeel behoren tot een aan een categorie als genoemd in bijlage 3 bij dit besluit nauw verwante categorie, en bouwkundig een geheel vormen met een voor bewoning bestemd gebouw in eigendom van die toegelaten instelling. 3. Onze Minister kan op verzoek van een toegelaten instelling bepalen dat het verwerven van andere gebouwen met een maatschappelijke gebruiksbestemming dan die, bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van die toegelaten instelling tot het gebied van de volkshuisvesting behoort, indien die toegelaten instelling ten overstaan van hem aannemelijk maakt dat zij binnen vijf jaar na het tijdstip van indiening van dat verzoek die gebouwen: a. zal slopen en ter plaatse gebouwen zal doen bouwen als bedoeld in het eerste lid of onder toepassing van artikel 52, eerste lid, of

6 b. zal verbouwen tot onroerende zaken die verband houden met werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting die niet behoren tot de diensten van algemeen economisch belang. 4. De werkzaamheden, bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel d, van de wet, en de werkzaamheden ten aanzien van welke Onze Minister toepassing heeft gegeven aan het tweede lid, behoren alle tot de diensten van algemeen economisch belang. Artikel 50 De toegelaten instelling kan met betrekking tot ten hoogste 10% van het bruto-vloeroppervlak van haar gebouwen, bedoeld in artikel 49, eerste lid, overeenkomsten van huur en verhuur aangaan met anderen dan die, bedoeld in artikel 48, zesde lid, van de wet. Tot het brutovloeroppervlak, bedoeld in de eerste volzin, behoort mede het vloeroppervlak van de bij die gebouwen behorende overdekte parkeervoorzieningen en de oppervlakte van de bij die gebouwen behorende overige parkeervoorzieningen. Artikel 51 1. Het bijdragen aan de leefbaarheid houdt uitsluitend in: a. woonmaatschappelijk werk, met inbegrip van het leveren van een bijdrage aan uitvoering van achter-de-voordeur-programma s onder verantwoordelijkheid van maatschappelijke organisaties en uitsluitend ten behoeve van de huurders van de woongelegenheden van de toegelaten instelling; b. aanleg en onderhoud van kleinschalige infrastructuur in de directe nabijheid van woongelegenheden of andere onroerende zaken van de toegelaten instelling en c. bijdragen aan de uitvoering van plannen ter bevordering van een schone woonomgeving, ter voorkoming van overlast en ter bevordering van de veiligheid. 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel f, onder 2, van de wet, is 125. Het in de eerste volzin genoemde bedrag wordt met ingang van elk kalenderjaar bij ministeriële regeling gewijzigd met het in januari van het daaraan voorafgaande kalenderjaar in de Staatscourant bekendgemaakte percentage waarmee de consumentenprijzen (alle huishoudens) ten opzichte van het aan die bekendmaking voorafgaande jaar zijn gewijzigd. 3. De werkzaamheden, bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel f, van de wet, behoren alle tot de diensten van algemeen economisch belang. Artikel 52 1. Het doen bouwen en verwerven van gebouwen als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel g, van de wet, en de werkzaamheden, bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel h, van de wet, behoren uitsluitend tot het gebied van de volkshuisvesting: a. indien die gebouwen kantoorruimten van de toegelaten instelling zijn of b. in andere gevallen: indien per investering het bruto-vloeroppervlak van die gebouwen niet meer bedraagt dan 25% van het bruto-vloeroppervlak van alle van die investering deel uitmakende onroerende zaken, tot welk oppervlak mede behoort het vloeroppervlak van de bij die gebouwen of zaken behorende overdekte parkeervoorzieningen en de oppervlakte van de bij die gebouwen of zaken behorende overige parkeervoorzieningen, en per investering de kosten van de in de aanhef bedoelde werkzaamheden niet hoger zijn dan 10.000.000. 2. Onze Minister kan op verzoek van een toegelaten instelling bepalen dat het verwerven van andere gebouwen met een bedrijfsmatige gebruiksbestemming dan die, bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van die toegelaten instelling tot het gebied van de volkshuisvesting behoort, indien die toegelaten instelling ten overstaan van hem aannemelijk maakt dat zij binnen vijf jaar na het tijdstip van indiening van dat verzoek die gebouwen: a. zal slopen en ter plaatse gebouwen zal doen bouwen onder toepassing van het eerste lid of als bedoeld in artikel 49, eerste lid, of

7 b. zal verbouwen tot onroerende zaken die verband houden met werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting die behoren tot de diensten van algemeen economisch belang. Artikel 53 Tot de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 45, tweede lid, onderdeel i, en 47, eerste lid, onderdeel g, van de wet, behoren niet transacties die zijn gericht op het wijzigen van eigendomsverhoudingen en zakelijke rechten zonder dat er sprake is van feitelijke overdracht van bezit, behalve indien die transacties noodzakelijk zijn om werkzaamheden als bedoeld in de andere onderdelen van die artikelleden te kunnen verrichten. Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 Artikel 21 Aan artikel 49, tweede lid, onderdeel a, van het besluit wordt voldaan, indien de huurprijs, herleid tot een bedrag per jaar, tegen welke de toegelaten instelling blijkens het verzoek, bedoeld in artikel 49, tweede lid, aanhef, van het besluit, voornemens is de basisschool of het centrum voor jeugd en gezin te verhuren ten minste 6,25% bedraagt van de blijkens dat verzoek geraamde kosten van het bouwen van die basisschool of dat centrum. Statuten BESTUUR Artikel 4 3. Het bestuur van de stichting bestaat uit een of meer natuurlijke personen. De raad van commissarissen stelt het aantal leden van het bestuur vast. 4. De raad van commissarissen benoemt de leden van het bestuur. De raad van commissarissen kan de leden van het bestuur te allen tijde schorsen en ontslaan. 5. Een besluit tot schorsing of ontslag wordt niet genomen dan nadat het desbetreffende lid van het bestuur de gelegenheid is geboden om door de raad van commissarissen te worden gehoord. 6. Een schorsing vervalt indien de raad van commissarissen niet binnen drie maanden overgaat tot ontslag van het desbetreffende lid van het bestuur. 7. Indien het bestuur uit meer dan één persoon bestaat benoemt de raad van commissarissen een van de leden van het bestuur tot voorzitter. Woningwet Artikel 25 1. (..) Opvolgende bestuurders worden door de raad van toezicht benoemd. Artikel 37 leden 1 tot en met 6 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.

8 2. Alvorens de raad van toezicht bestuurders die natuurlijke personen zijn benoemt, verzoekt de toegelaten instelling Onze Minister om zijn zienswijze op de geschiktheid van die personen voor het lidmaatschap van het bestuur en de betrouwbaarheid van die personen aan haar kenbaar te maken. Onze Minister kan binnen vier weken zijn zienswijze aan haar doen toekomen, welke termijn hij, onder schriftelijke kennisgeving daarvan aan de toegelaten instelling voor het verstrijken van die termijn, eenmalig met een door hem daarbij te bepalen termijn van ten hoogste vier weken kan verlengen. Een benoeming als bedoeld in de eerste volzin zonder dat Onze Minister daarover een positieve zienswijze heeft uitgebracht is, indien dat niet het gevolg is van zijn handelen of nalaten, strijdig met het belang van de volkshuisvesting. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent de geschiktheid van natuurlijke personen voor het lidmaatschap van het bestuur en de betrouwbaarheid van die personen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van dit lid. 3. Een bestuurder die een natuurlijke persoon is wordt benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar, en kan steeds voor een periode van ten hoogste vier jaar worden herbenoemd. 4. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met: a. het lidmaatschap van het bestuur van een andere toegelaten instelling; b. het lidmaatschap van een ander orgaan van, en een andere functie bij, een toegelaten instelling; c. het lidmaatschap van het bestuur van een andere rechtspersoon of vennootschap, tenzij die rechtspersoon of vennootschap: 1e een dochtermaatschappij is of 2e op het maatschappelijke belang gerichte werkzaamheden verricht, de raad van toezicht met dat lidmaatschap heeft ingestemd en, indien van toepassing, is voldaan aan de door de raad van toezicht daarbij gestelde voorwaarden; d. het eerdere lidmaatschap van het bestuur of de raad van toezicht van een toegelaten instelling of haar directe rechtsvoorganger, indien ten tijde van dat lidmaatschap in verband met een ondeugdelijke bedrijfsvoering aan die toegelaten instelling een aanwijzing als bedoeld in artikel 61d is gegeven of een maatregel als bedoeld in artikel 48, zevende lid, 61g, eerste, tweede of derde lid, 61h, eerste lid, 104a, eerste lid, 105, eerste lid, of 120b is opgelegd; e. het lidmaatschap van een college van burgemeester en wethouders of van een orgaan van een organisatie die zich ten doel stelt de belangen van gemeenten te behartigen; f. het lidmaatschap van een college van gedeputeerde staten of van een orgaan van een organisatie die zich ten doel stelt de belangen van provincies te behartigen; g. het lidmaatschap van een dagelijks bestuur van een waterschap of van een orgaan van een organisatie die zich ten doel stelt de belangen van waterschappen te behartigen en h. een functie als ambtenaar bij het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap en enige andere functie, indien de aan die functie verbonden werkzaamheden meebrengen dat een betrokkenheid ontstaat of kan ontstaan bij de werkzaamheden van de toegelaten instelling of bij de ontwikkeling of de uitvoering van het overheidsbeleid op het terrein van de volkshuisvesting. 5. Degene die voor benoeming in het bestuur, of in het bestuur van een dochtermaatschappij of een samenwerkingsvennootschap, in aanmerking wenst te komen, wordt niet daarin benoemd dan nadat hij aan de instantie die tot die benoeming bevoegd is een verklaring heeft overgelegd, die inhoudt dat hij niet eerder een bestuurlijke of toezichthoudende functie heeft bekleed bij enige rechtspersoon of vennootschap die op het maatschappelijke belang gerichte werkzaamheden verricht ten aanzien waarvan, als gevolg van zijn handelen of nalaten, een aanwijzing of maatregel is opgelegd en dat hij nooit voor een financieeleconomisch delict is veroordeeld.

9 Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 Artikel 19 1. De zienswijze, bedoeld in de artikelen 25, tweede lid, en 30, derde lid, van de wet, heeft in elk geval betrekking op: a. de geschiktheid van de beoogde bestuurder of commissaris, blijkend uit diens opleiding, diens werkervaring vakinhoudelijke kennis en de competenties, genoemd in bijlage 1 bij dit besluit, en b. de betrouwbaarheid van de beoogde bestuurder of commissaris, blijkend uit diens handelen of nalaten of voornemens daartoe en uit de antecedenten, genoemd in bijlage 2 bij dit besluit. 2. Onze Minister betrekt bij zijn zienswijze de aard en zwaarte van de functie waarvoor de beoogde bestuurder of commissaris in aanmerking wordt gebracht, en de aard en de omvang van de werkzaamheden van de toegelaten instelling. 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent het uitbrengen van de zienswijze, bedoeld in de artikelen 25, tweede lid, en 30, derde lid, van de wet, en voorschriften worden gegeven omtrent de door de toegelaten instelling aan Onze Minister te verstrekken inlichtingen ten behoeve van het opstellen van die zienswijze. Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 Artikel 6 1. De toegelaten instelling stelt de minister in staat een zienswijze over een kandidaat uit te brengen voorafgaande aan de benoeming of herbenoeming. Daartoe meldt de toegelaten instelling hem een voorgenomen benoeming of herbenoeming van die kandidaat voorafgaand aan die benoeming of herbenoeming. 2. De toegelaten instelling maakt bij de melding, bedoeld in het eerste lid, gebruik van een door de minister beschikbaar te stellen meldingsformulier. 3. De melding gaat in elk geval vergezeld van: a. in geval van een voorgenomen eerste benoeming van een kandidaat: 1e zijn curriculum vitae; 2e het gebruikte functieprofiel; 3e de bij zijn werving gevolgde selectieprocedure; 4e een motivering ten aanzien van die benoeming, waarbij in elk geval wordt ingegaan op de competenties en antecedenten van de kandidaat en, in geval van een benoeming in de raad van toezicht of in een bestuur waarvan meerdere natuurlijke personen deel uitmaken, op zijn geschiktheid, met inachtneming van de samenstelling van die raad of dat bestuur en de daarbinnen aanwezige kennis en ervaring en onder gebruikmaking van een door de minister beschikbaar te stellen geschiktheidsmatrix; 5e een door de minister beschikbaar te stellen en door de kandidaat ingevuld formulier betrouwbaarheidsonderzoek; 6e een door de kandidaat verkregen verklaring omtrent zijn gedrag, als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, en 7e drie referenties. 4. in geval van een voorgenomen herbenoeming van een kandidaat: de documenten, genoemd in onderdeel a, onder 1, 2, 4, 5 en 6.

10 Statuten Artikel 5 1. De raad van commissarissen stelt het bezoldigingsbeleid voor het bestuur vast met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving. 2. De raad van commissarissen stelt voor elk van de leden van het bestuur, binnen het kader van het bezoldigingsbeleid, het salaris vast alsmede de overige arbeidsvoorwaarden. 3. In haar hoedanigheid van werkgever van de leden van het bestuur wordt de stichting vertegenwoordigd door de raad van commissarissen. Artikel 6 1. Bij ontstentenis of belet van een of meer leden van het bestuur behoudt het bestuur zijn bevoegdheden. De raad van commissarissen dient er voor te zorgen dat zo spoedig mogelijk in vacatures wordt voorzien. 2. Bij ontstentenis of belet van alle leden van het bestuur neemt de raad van commissarissen onverwijld zodanige maatregelen dat op de kortst mogelijke termijn de bestuurstaak wordt uitgeoefend door ten minste één, niet uit zijn midden, benoemde (waarnemend) bestuurder. Artikel 7 Bestaat het bestuur uit meer dan één persoon dan stelt het bestuur in het reglement van het bestuur nadere regels omtrent de verdeling van werkzaamheden en de werkwijze en het functioneren van het bestuur. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de raad van commissarissen. Statuten Artikel 8 1. Onverminderd het in lid 2 van dit artikel bepaalde wordt de stichting vertegenwoordigd door: a. het bestuur; b. elk van de leden van het bestuur afzonderlijk, indien het bestuur bestaat uit meer dan één persoon. 2. In alle gevallen waarin de stichting naar het oordeel van de raad van commissarissen een tegenstrijdig belang heeft met een of meer leden van het bestuur, wordt de stichting vertegenwoordigd door twee door de raad van commissarissen uit zijn midden aan te wijzen personen.

11 Burgerlijk Wetboek (boek 2) Artikel 291 1. Behoudens beperkingen volgens de statuten is het bestuur belast met het besturen van de stichting. 2. (..). Statuten Artikel 9 Behalve de in artikel 26, lid 1, van de Woningwet genoemde besluiten van het bestuur zijn ook aan de goedkeuring van de raad van commissarissen onderworpen de besluiten van het bestuur omtrent: a. vaststelling van het volkshuisvestingsverslag; b. vaststelling dan wel wijziging van de begroting; c. vaststelling van de meerjarenprognoses en de financiële meerjarenplanning; d. het uitgeven van schuldbrieven; e. het vestigen van beperkte zakelijke rechten op onroerende zaken van de vereniging, anders dan de in artikel 26, lid 1, onder i van de Woningwet genoemde rechten; f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de vereniging zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt; g. het vaststellen dan wel wijzigen van een reglement voor het financiële beleid en beheer, inclusief het investerings-, beleggings- en treasurystatuut; h. het oprichten van andere rechtspersonen; i. het vaststellen dan wel wijzigen van het beleid van de vereniging op hoofdlijnen; j. het uitoefenen van stemrecht op aandelen in een dochtermaatschappij van de vereniging alsook op aandelen die een deelneming van de vereniging vormen; k. de opdracht tot het uitvoeren van visitatie bij de vereniging en de wijze van uitvoering van en verslaggeving over de visitatie. Woningwet Artikel 26 1. Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn, behoudens in bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen, onderworpen de besluiten van het bestuur omtrent: a. overdracht of overgang van de door de toegelaten instelling in stand gehouden onderneming dan wel een overwegend deel van die onderneming aan een derde; b. het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking van de toegelaten instelling met een andere rechtspersoon of vennootschap dan wel als volledig aansprakelijke vennote in een commanditaire vennootschap of vennootschap onder firma, indien

12 deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de toegelaten instelling; c. het doen van een investering ten behoeve van de volkshuisvesting, indien daarmee ten minste 3 000 000, gemoeid is; d. wijziging van de statuten of, bij een toegelaten instelling die een vereniging is, een voorstel daartoe; e. ontbinding van de toegelaten instelling of, bij een toegelaten instelling die een vereniging is, een voorstel daartoe; f. aangifte van faillissement en aanvraag van surseance van betaling van de toegelaten instelling; g. gelijktijdige beëindiging of beëindiging binnen een kort tijdsbestek van de arbeidsovereenkomst van een aanmerkelijk aantal werknemers van de toegelaten instelling; h. ingrijpende wijziging in de arbeidsomstandigheden van een aanmerkelijk aantal werknemers van de toegelaten instelling of van personen die als zelfstandigen of in een rechtspersoon of vennootschap daarin werkzaam zijn; i. het vervreemden van onroerende zaken en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden van de toegelaten instelling, het daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en het overdragen van de economische eigendom daarvan, telkens indien daarmee ten minste een bij algemene maatregel van bestuur bepaald bedrag gemoeid is, welk bedrag verschillend kan worden bepaald ten aanzien van verschillende categorieën beoogde verkrijgers van die zaken en aanhorigheden; j. het vaststellen van het overzicht, bedoeld in artikel 43, eerste lid, en k. andere, in de statuten bepaalde, voornemens dan die, bedoeld in de onderdelen a tot en met j. 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de goedkeuring, bedoeld in het eerste lid. 3. Het ontbreken van de goedkeuring van de raad van toezicht van een besluit als bedoeld in het eerste lid tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuur of bestuurders niet aan. Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 Artikel 21 1. De goedkeuring, bedoeld in artikel 26, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de wet, is niet vereist in geval van investeringen ten behoeve van het in stand houden van of treffen van voorzieningen aan onroerende zaken in eigendom van de toegelaten instelling, tenzij de statuten bepalen dat die goedkeuring in dat geval wel vereist is. 2. De goedkeuring, bedoeld in artikel 26, eerste lid, aanhef en onderdeel i, van de wet, is niet vereist, indien: a. met het betrokken besluit van het bestuur een bedrag van minder dan 10.000.000 gemoeid is; b. de betrokken besluiten van het bestuur transacties als bedoeld in dat onderdeel betreffen met betrekking tot woongelegenheden van welke de beoogde verkrijger een natuurlijke persoon is en waarin die persoon of een bloed- of aanverwant in de eerste graad van die persoon zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben, tenzij de statuten bepalen dat die goedkeuring in die gevallen wel vereist is.

13 Woningwet Artikel 27 1. Aan de goedkeuring van Onze Minister, op een daartoe strekkend verzoek van de toegelaten instelling, zijn, behoudens in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen, onderworpen de besluiten van het bestuur omtrent: a. het vervreemden van onroerende zaken en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden van de toegelaten instelling, het daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en het overdragen van de economische eigendom daarvan; b. het vervreemden door de toegelaten instelling van aandelen in een dochtermaatschappij en c. overdracht of overgang van de door de toegelaten instelling in stand gehouden onderneming dan wel een overwegend deel van die onderneming aan een derde. 2. Onze Minister kan besluiten om een besluit als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a of c, niet goed te keuren in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, met dien verstande dat onder betrokkene als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van die wet: a. voor de toepassing van de artikelen 3, 4, 12, 26, 30 en 32 van die wet wordt verstaan de wederpartij van de toegelaten instelling en b. voor de toepassing van de artikelen 28, derde lid, en 33 van die wet die wederpartij mede wordt verstaan. 3. Voordat Onze Minister toepassing geeft aan het tweede lid, kan hij het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies vragen als bedoeld in artikel 9 van die wet. 4. Een besluit als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a of b, dat wordt genomen of uitgevoerd zonder dat Onze Minister het heeft goedgekeurd, is nietig. 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, te verstrekken gegevens, de wijze waarop Onze Minister degenen die een belang hebben bij de goedkeuring, bedoeld in dat lid, daarbij betrekt en de gronden waarop Onze Minister zodanige besluiten kan goedkeuren dan wel zijn goedkeuring daaraan kan onthouden. Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 Artikel 24 De goedkeuring, bedoeld in artikel 27, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet, is niet vereist, voor zover het betrokken besluit van het bestuur betreft: a. de vervreemding van een woongelegenheid of van een gebouw als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel d, van de wet aan een toegelaten instelling; b. de vervreemding van een woongelegenheid aan een natuurlijke persoon tegen ten minste 90% van de getaxeerde leegwaarde of de WOZ-waarde, indien die persoon of een bloedof aanverwant in de eerste graad van die persoon daarin zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben; c. een vervreemding onder voorwaarden; d. de vervreemding van een gebouw als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel d, van de wet tegen een prijs van ten minste de getaxeerde leegwaarde of de WOZ-waarde aan degene die het direct voorafgaand aan die vervreemding huurde; e. de vervreemding van een andere onroerende zaak dan een woongelegenheid of een gebouw als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel d, van de wet of f. de vestiging van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een andere gebouwde

14 onroerende zaak dan een woongelegenheid, een gebouw als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel d, van de wet, of op onbebouwde grond, of overdracht van de economische eigendom van een zodanige onroerende zaak. Artikel 25 1. Het verzoek om een goedkeuring als bedoeld in artikel 27, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet gaat vergezeld van: a. een uiteenzetting van het belang voor de volkshuisvesting van het ter goedkeuring voorgelegde besluit; b. in geval van een vervreemding: de ontwerpkoopovereenkomst die de toegelaten instelling voornemens is met de beoogde verkrijger te sluiten en c. een verklaring als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens omtrent het gedrag van de beoogde verkrijger of begunstigde. 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, gaat voorts vergezeld van: a. in geval van vervreemding van een woongelegenheid aan een natuurlijke persoon, waarin die persoon of een bloed- of aanverwant in de eerste graad van die persoon zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben: de getaxeerde leegwaarde of de WOZ-waarde van de woongelegenheid; b. in geval van vervreemding van een woongelegenheid aan een natuurlijke persoon, waarin die persoon of een bloed- of aanverwant in de eerste graad van die persoon niet zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben, of aan een andere rechtspersoon dan een toegelaten instelling, met betrekking tot welke woongelegenheid de waardering van de kwaliteit, bedoeld in artikel 5 van het Besluit huurprijzen woonruimte, kan leiden tot een huurprijs van ten hoogste het in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag, of in geval van vervreemding van een gemengd gereguleerd complex aan een andere rechtspersoon dan een toegelaten instelling: 1e de zienswijze van de gemeente waar die woongelegenheid of dat complex is gelegen en van de betrokken bewonersorganisatie; 2e een verklaring van de beoogde verkrijger dat hij zich als een sociale verhuurder zal gedragen; 3e de getaxeerde marktwaarde of de WOZ-waarde van die woongelegenheid of dat 4e complex en tenzij de beoogde verkrijger een dochtermaatschappij van de vervreemdende toegelaten instelling is: bescheiden waaruit blijkt dat die woongelegenheid of dat complex gedurende ten minste vier weken te koop is aangeboden aan toegelaten instellingen en, in het openbaar, aan elke andere gegadigde in Nederland, en dat die woongelegenheid, indien zij verhuurd is, gedurende ten minste vier weken te koop is aangeboden aan de huurder tegen een prijs van ten hoogste de getaxeerde leegwaarde of de WOZ-waarde, met dien verstande dat uit die bescheiden niet behoeft te blijken van een zodanige aanbieding aan elke andere gegadigde in Nederland, indien de toegelaten instelling 5% of meer van de aandelen van de beoogde verkrijger houdt; c. in geval van vervreemding van een woongelegenheid aan een natuurlijke persoon, waarin die persoon of een bloed- of aanverwant in de eerste graad van die persoon niet zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben, of aan een andere rechtspersoon dan een toegelaten instelling, met betrekking tot welke woongelegenheid de waardering van de kwaliteit, bedoeld in artikel 5 van het Besluit huurprijzen woonruimte, kan leiden tot een huurprijs die hoger is dan het in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag, of in geval van vervreemding van een gemengd geliberaliseerd complex aan een andere rechtspersoon dan een toegelaten instelling: 1e de zienswijze van de gemeente waar die woongelegenheid of dat complex is gelegen;

15 2e de getaxeerde marktwaarde of de WOZ-waarde van die woongelegenheid of dat complex en 3e tenzij de beoogde verkrijger een dochtermaatschappij van de vervreemdende toegelaten instelling is: bescheiden waaruit blijkt dat die woongelegenheid of dat complex gedurende ten minste vier weken te koop is aangeboden aan toegelaten instellingen en, in het openbaar, aan elke andere gegadigde in Nederland, met dien verstande dat uit die bescheiden niet behoeft te blijken van een zodanige aanbieding aan elke andere gegadigde in Nederland, indien de toegelaten instelling 5% of meer van de aandelen van de beoogde verkrijger houdt; d. in geval van vervreemding van een gebouw als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel d, van de wet, anders dan bedoeld in artikel 24, onderdelen a en d: 1e de zienswijze van de gemeente waar dat gebouw is gelegen en, indien dat gebouw verhuurd is, van de huurder; 2e de getaxeerde marktwaarde of de WOZ-waarde van dat gebouw, en 3e tenzij de beoogde verkrijger een dochtermaatschappij van de vervreemdende toegelaten instelling is: bescheiden waaruit blijkt dat dat gebouw gedurende ten minste vier weken te koop is aangeboden aan toegelaten instellingen en, in het openbaar, aan elke andere gegadigde in Nederland, en, indien het verhuurd is, dat het gedurende ten minste vier weken te koop is aangeboden aan de huurder, met dien verstande dat uit die bescheiden niet behoeft te blijken van een zodanige aanbieding aan elke andere gegadigde in Nederland, indien de toegelaten instelling 5% of meer van de aandelen van de beoogde verkrijger houdt, of e. in geval van vervreemding van een andere onroerende zaak dan die, genoemd in onderdeel a of de aanhef van onderdeel b, c of d, van vestiging van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een onroerende zaak of van overdracht van de economische eigendom van een onroerende zaak: de zienswijze van de gemeente waar die onroerende zaak is gelegen en de bij ministeriële regeling bepaalde andere zienswijzen. 3. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend met gebruikmaking van een door Onze Minister beschikbaar te stellen formulier. Onze Minister bevestigt binnen twee weken de ontvangst van een zodanig verzoek. 4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de bij een verzoek om een goedkeuring als bedoeld in artikel 27, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet over te leggen gegevens. Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 Artikel 12 1. In geval van vervreemding door een toegelaten instelling van een woongelegenheid als bedoeld in artikel 25, tweede lid, onderdeel b, aanhef, van het besluit aan een andere rechtspersoon dan een toegelaten instelling kan de prijs waartegen deze wordt vervreemd overeenkomstig artikel 26, eerste lid, onderdeel a, onder 2, van het besluit lager zijn dan 75% van de getaxeerde leegwaarde of de WOZ-waarde. 2. Indien de toegelaten instelling voornemens is een woongelegenheid overeenkomstig het eerste lid te vervreemden, gaat het verzoek om de goedkeuring, bedoeld in artikel 27, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet, van die vervreemding vergezeld van de huurprijs van die woongelegenheid.

16 Woningwet Artikel 28 Besluiten van het bestuur kunnen bij of krachtens de statuten worden onderworpen aan de goedkeuring van de raad van toezicht en de algemene vergadering, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. Artikel 29 1. Indien naar het oordeel van het bestuur bij een toegelaten instelling of een met haar verbonden onderneming de financiële middelen ontbreken om haar werkzaamheden te kunnen voortzetten, meldt het dat onverwijld aan Onze Minister en de borgingsvoorziening. Het bestuur stelt voorts een plan voor financiële sanering van de toegelaten instelling op, indien de situatie, bedoeld in de eerste volzin, betrekking heeft op of gevolgen heeft voor het kunnen voortzetten van werkzaamheden als genoemd en bedoeld in het bepaalde bij en krachtens artikel 47, eerste lid, onderdelen a tot en met g. 2. Indien naar het oordeel van het bestuur een toegelaten instelling in enig kalenderjaar niet zal voldoen aan artikel 48, eerste lid, eerste volzin, meldt het dat onverwijld aan Onze Minister en aan degenen voor wie toepassing van artikel 48, zevende lid, tweede volzin, overigens directe gevolgen kan hebben. Artikel 29a 1. Het bestuur van de toegelaten instelling (.) doet onverwijld, op diens verzoek of eigener beweging, aan de raad van toezicht of Onze Minister mededeling van alle feiten en omstandigheden met betrekking tot welke het voor dat bestuur duidelijk is of redelijkerwijs duidelijk zou moeten zijn dat zij van invloed kunnen zijn op enig door hem te nemen besluit omtrent de goedkeuring van enig door dat bestuur daartoe aan hem ingevolge dit hoofdstuk voorgelegd plan of voornemen. 2. Het opzettelijk niet voldoen aan het eerste lid is een overtreding. Artikel 29b Het bestuur voorziet in het behouden en ontwikkelen van de kennis en de vaardigheden die met inachtneming van het bij en krachtens deze wet bepaalde noodzakelijk zijn voor het geschikt blijven van natuurlijke personen voor het lidmaatschap van het bestuur. Governancecode woningcorporaties 2015 (vet = dwingend) 1.1 Bestuur en RvC hebben een visie op besturen en toezicht houden, waarbij wordt ingegaan op de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de doelstellingen, de strategie, het beleid, de financiering en de onderlinge wisselwerking in rollen. De RvC beschrijft hierin zijn rollen (werkgever, toezichthouder en klankbord)en taakuitoefening als intern toezichthouder. 1.2 Bestuur en RvC zijn zich bewust van hun voorbeeldfunctie. Hun gedrag is van invloed op het functioneren en de reputatie van de organisatie en de gehele sector. Bestuur en RvC besteden aandacht aan het intern en extern communiceren van kernwaarden en zorgen voor bekendheid van de Governancecode 2015. Het aspect voorbeeld- functie is een belangrijk onderdeel van het introductieprogramma voor nieuwe bestuurders en commissarissen. 1.3 Het bestuur streeft een cultuur na en schept voorwaarden voor het zorgvuldig voorbereiden en nemen van besluiten en voor het uitoefenen van toezicht daarop.

17 1.4 Het bestuur zorgt voor een interne gedrags- of integriteitscode en een klokkenluidersregeling en publiceert deze op de website van de corporatie. Deze code beschrijft waarden en normen die medewerkers in acht moeten nemen. 1.5 Het bestuur brengt ten minste eenmaal per jaar verslag uit aan de RvC over de ingediende klachten bij de corporatie. In dit verslag geeft het bestuur een toelichting over de aard van de klachten, de mate waarin diverse klachten een gemene deler hebben en hoe de klachten zijn opgevolgd. In het jaarverslag wordt hiervan een samenvatting opgenomen. 1.6 Een kritische en open geest is van belang om het werk als bestuurder en commissaris te kunnen doen. Daarnaast zijn durf, onafhankelijk denken, samenwerkingsbereidheid en oog en respect voor elkaars rollen nodig voor een gezonde cultuur waarin groepsdenken wordt vermeden. 1.7 Leden van bestuur en RvC dragen actief bij aan voorwaarden die goede besluit- vorming mogelijk maken. Daarbij gaat het onder meer om onderling respect, goed luisteren, een open oog voor andere invalshoeken met als doel te komen tot gezamenlijke opvattingen. 1.8 Leden van bestuur en RvC blijven hun kennis ontwikkelen door middel van trainingen en cursussen. Daarbij wordt aandacht besteed aan gewenst gedrag. De afgesproken Permanente Educatie-systematiek is hierop van toepassing7. In het jaarverslag worden in het verslagjaar behaalde PE-punten van bestuur en RvC vermeld. 2.1 Het bestuur legt in het strategisch ondernemingsplan vast wat zij ziet als haar maatschappelijke, operationele en financiële doelen. Dit wordt vastgesteld door het bestuur en goedgekeurd door de RvC. De vastgestelde doelen zijn de uitkomst van een zorgvuldig en transparant proces waarbij de corporatie de mening betrekt van belanghebbende partijen. In volgorde van belang: de (toekomstige) bewoners, de gemeente en andere belanghebbende partijen. De corporatie is eindverantwoordelijk voor de afweging van belangen en de keuzes die op basis daarvan gemaakt worden (zie ook principe 4). 2.2 Het bestuur legt de wijze van besluitvorming over majeure onderwerpen en de bijbehorende rolverdeling tussen bestuur en RvC, voor zover niet expliciet geregeld in de wet en/of in de statuten, vast in een bestuursreglement. 2.3 In het jaarverslag rapporteert het bestuur over de gerealiseerde maatschappelijke, operationele en financiële resultaten van de corporatie. Daarbij wordt ook aandacht gegeven aan de doelmatigheid van de corporatie (efficiëntie) en de mate waarin de corporatie in staat is haar maatschappelijke taak op langere termijn te vervullen (continuïteit)9. Het jaarverslag wordt openbaar gemaakt. 2.4 Woningcorporaties laten hun maatschappelijke prestaties minimaal eens per vier jaar onderzoeken door een door de SVWN geaccrediteerd visitatiebureau. Het visitatierapport wordt op de website van de woningcorporatie geplaatst, samen met een reactie daarop van bestuur en RvC. Het visitatierapport wordt besproken met huurdersorganisaties en B&W van de gemeente als belanghebbenden. 3.1 Het bestuur is geschikt voor zijn taak volgens de actuele geschiktheidsnorm15 ten aanzien van onder meer deskundigheid, competenties, bestuurlijke ervaring, onafhankelijk denken en kritisch vermogen. Indien het bestuur uit meerdere leden bestaat, worden de taken binnen het