Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag S-K-U-2819649 21 dec. 07 Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Kamervragen 1 1 november 2007 Hierbij zend ik u, mede namens de Ministers van Justitie en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van Velzen (SP) over het gebruik van doping in de paardensport (2070803790). De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mw. dr. J. Bussemaker Postbus 20350 Bezoekadres: Correspondentie uitsluitend Internetadres: 2500 EJ DEN HAAG Parnassusplein 5 richten aan het postadres www.minvws.nl Telefoon (070) 340 79 11 2511 VX DEN HAAG met vermelding van de Fax (070) 340 78 34 datum en het kenmerk van deze brief
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van Velzen over het gebruik van doping in de paardensport. (2070803790) Alvorens specifiek op de gestelde vragen in te gaan, wil ik voor een goed begrip benadrukken dat het gebruik van doping in de paardensport op verschillende wijzen tegengegaan wordt waarbij ook verschillende verantwoordelijkheden van bewindspersonen gelden. Deze verantwoordelijkheidsverdeling is neergelegd in een overeenkomst tussen de Ministeries voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 25 november 2004. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit blijft verantwoordelijk voor de veterinaire aspecten van de paardensport en alle andere activiteiten die direct of indirect een relatie hebben met de paardensport. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en sport is verantwoordelijk voor de top- en breedtesportactiviteiten van de Koninklijke Hippische Sportbond (KNHS) zoals die ook internationaal onder de vlag van de de Féderation Equestre Internationale (FEI) vallen. Ten aanzien van de Draf- en Rensport, een discipline die buiten de KNHS valt, is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport slechts verantwoordelijk voor de sportactiviteiten voorzover die passen in haar sportbeleid en daar ook een bijdrage aan leveren. Het dopingbeleid van de Nederlandse Draf en Rensport (NDR) is dat niet. Dit valt immers buiten de kaders van de FEI. Vanuit het oogpunt van dierenwelzijn valt het dopingbeleid van de NDR onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Tot slot is er nog een verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie. Het eerdergenoemde antidoping beleid van de private organisaties richt zich met name op het tegengaan van het gebruik van doping. Daarnaast dient ook de (strafbare) handel in doping bestreden te worden, hetgeen een justitiële verantwoordelijkheid is. 1 Is het u bekend dat paarden met een blessure door het gebruik van doping toch ingezet kunnen worden bij wedstrijden in de draf- en rensport? Deelt u de mening dat het toedienen van doping bij dieren om daarmee de wedstrijd resultaten te beïnvloeden niet in het belang van het welzijn van het betreffende dier is, maar slechts dient om over de ruggen van deze dieren grof geld te verdienen? 1) 1 Het is me bekend dat het mogelijk is om, afhankelijk van de soort blessure, een paard na toediening van middelen alsnog in te (kunnen) zetten bij wedstrijden in de draf- en rensport. Dit zal meestal niet in het belang van het welzijn van het dier zijn. Het toedienen van diergeneesmiddelen is mede daarom gebonden aan regelgeving. Middelen mogen alleen op basis van een indicatie worden toegediend. Het verbeteren van sportprestaties is geen indicatie en dus is toedienen van middelen met dat doel is verboden. De FEI/KNHS-sport gaat uit van eerlijke competitie en fairplay. Hiermee is het gebruik van niet toegestane middelen en of methoden strijdig en wordt dan ook als zeer ongewenst ervaren. Op deze punten is de KNHS-reglementering zeer helder. De KNHS en de FEI hebben reglementair vastgelegd dat het niet is toegestaan deel te nemen met een dier dat medicatie/een middel heeft gekregen dat op de verboden stoffenlijst (Prohibited List van de FEI en KNHS) voorkomt. Met het welzijn van het paard voor ogen hanteren de FEI en de KNHS het uitgangspunt dat een paard dat medicijnen gebruikt, niet mag sporten. Medische dispensatie is niet mogelijk.
2 Is het u bekend dat in de paardensport de controle op het gebruik van doping door een controleur gedaan kan worden die tegelijkertijd dierenarts is voor dezelfde paarden? Deelt u de mening dat een dergelijke belangenverstrengeling niet in het belang van het dier is en verder ook ongewenst is? Welke maatregelen gaat u treffen? 2 Deze belangenverstrengeling is inderdaad ongewenst. Het is in het kader van de sport een verantwoordelijkheid van de NDR om dit goed te regelen. Daarnaast is het een zaak van de dierenartsen in het kader van hun beroepsintegriteit. Voor de hippische sport heeft de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (met ruim 180.000 leden) een uitvoerige antidoping regelgeving vastgesteld. Belangrijk onderdeel van die regelgeving is dat de controlerend dierenarts geen direct of indirect belang mag hebben bij een door hem aan een controle op ongeoorloofde middelen onderworpen paard. De dierenartsen die voor de KNHS deze official-functie uitvoeren, zijn dierenartsen die niet meer praktiserend zijn of geen paarden behandelen (wel kleine huisdieren ). De ratio van deze bepaling is het tegengaan van mogelijke belangenverstrengeling. 3 Wie is er nu verantwoordelijk voor toezicht op dopinggebruik en wat is daarin de rol van De Nederlandse draf- en rensport (NDR)? 3 Tot het einde van de vorige eeuw had de draf- en rensport een redelijke omvang in Nederland. De koersbezoeken en ook het aantal renbanen namen echter in snel tempo af en bovendien nam de paardenracesector de controles op het gebruik van diergeneesmiddelen en andere prestatiebeïnvloedende middelen voortvarend ter hand. Redenen voor de overheid om het directe toezicht op de draf- en rensector te minimaliseren. De NDR voert het directe toezicht op dopinggebruik nu uit. Omdat er aanwijzingen waren dat er binnen de draf- en rensport middelen gebruikt werden die de paardenkoersen zouden kunnen beïnvloeden, wordt door de dienst opsporing van de Algemene Inspectiedienst (AID) onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van prestatieverhogende middelen bij drafpaarden. Het onderzoek dat momenteel gaande is, richt zich zowel op het voorhanden hebben van prestatiebeïnvloedende geneesmiddelen en het afleveren van dergelijke middelen aan paardenhouders als ook op het toedienen van prestatiebeïnvloedende (genees)middelen aan paarden. Voor de hippische sportdisciplines die onder de vlag van de FEI vallen is de KNHS verantwoordelijk voor het tegengaan van dopinggebruik, waarbij het sluitstuk wordt gevormd door een stelsel van tuchtrechtspraak in twee instanties (Tuchtcollege en Raad van Appèl). Voor internationale wedstrijden functioneert bij de internationale federatie FEI een identiek stelsel. 4 Is het u bekend dat de middelen die paarden worden toegediend zoals Rakelia, Aranez en Equi block vrij op internet te verkrijgen zijn? Wat is daarover uw oordeel?
4 Rakelin en Aranesp zijn receptplichtige geneesmiddelen voor humaan gebruik. In algemene termen is het in uitzonderingssituaties aan een dierenarts toegestaan geneesmiddelen, geregistreerd voor menselijk gebruik, bij dieren toe te passen in geval van diergeneeskundige noodzaak en bij niet-beschikbaar zijn van een geregistreerd diergeneesmiddel voor die toepassing. Prestatieverbetering ten behoeve van sport is geen veterinaire noodzaak en in dat kader mogen de bovengenoemde middelen dus niet worden toegediend aan een paard. Over Equi-Block is discussie gaande over de status van het middel: is het wèl of niet registratieplichtig als diergeneesmiddel. Een aanbieder van het middel op het internet is van mening dat het middel gezien de samenstelling en gebruikswijze niet registratieplichtig is en daarmee via het internet mag worden aangeboden. Het Bureau Diergeneesmiddelen van het ACBG is van mening dat het wèl registratieplichtig is, deze mening is aan de AID meegedeeld en maakt deel uit van de lopende besluitvorming en opstelling terzake. 5 Is het u bekend dat er in deze sector gelachen wordt om het toepassen van tuchtstraffen bij doping gebruik omdat er kennelijk zo veel mogelijkheden zijn om te ontsnappen en om gaten te vinden in dit tuchtrecht? 6 Is het u bekend dat trainers die geschorst worden omdat hun paarden onder de doping zitten, de dieren vervolgens op een andere naam zetten? Is het waar dat de paarden van de geschorste trainer hierdoor gewoon ingezet kunnen worden? Deelt u de mening dat dit een vorm van het ontduiken van deze schorsing is? Bent u bereid er voor te zorgen dat de paarden van een geschorste trainer niet op een andere naam gezet kunnen worden? 5 en 6 Nee, dit is mij niet bekend. Voor de draf - en rensport is het tuchtrecht en de daarmee samenhangende regels de verantwoordelijkheid van de NDR. Voor de hippische sport ligt die verantwoordelijkheid bij de KNHS. Gezien de uitvoerige regelgeving en het aantal tuchtrechtelijke beslissingen zijn er weinig mogelijkheden om aan dit tuchtrecht te ontsnappen. Hierbij is tevens het beginsel van risicoaansprakelijkheid van belang: de deelnemer/ruiter is altijd degene die in het kader van het tuchtrecht verantwoordelijk gehouden wordt. 7 Wat is uw oordeel over de suggestie van een oud KLPD medewerker om betrokkenen te verplichten bij het aantreffen van doping aangifte te doen? Wat is uw oordeel over de suggestie (meer) politiecontrole plaats te laten vinden omdat deze het recht heeft te zoeken naar doping voorraden en verbaliserend op kan treden? 7 De verplichting tot het doen van aangifte kan niet aan de orde zijn indien het gaat om (het vaststellen van) het gebruik van doping. Dopinggebruik is in ons land immers niet bij wet verboden en levert derhalve geen strafbaar feit op. Er kan wel sprake zijn van een strafbaar feit indien er aanwijzingen zijn van handel in doping. Een ieder die kennis draagt van een
begaan strafbaar feit is bevoegd daarvan aangifte te doen. De verplichting tot het doen van aangifte is toegespitst op een aantal, specifiek benoemde misdrijven (zie artikelen 160 en 162 Wetboek van Strafvordering). De strafrechtelijke sanctionering van deze aangifteplicht is beperkt. Ik verwijs naar de artikelen 135 t/m 137 en 368 van het Wetboek van Strafrecht. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat het verplichten van het doen van aangifte bij het aantreffen van doping zal leiden tot een substantiële verhoging van de aangiftebereidheid c.q. de pakkans en zie op dit moment geen aanleiding de huidige wet- en regelgeving hieromtrent aan te passen. Vanwege het feit dat het gebruik van doping niet bij wet verboden is zie ik voor extra politiecontroles zonder concrete signalen van handel in doping evenmin aanleiding. 1) nu.nl, 28 oktober 2007 'Dopingstraf in paardensport eenvoudig te ontlopen'