1976L0756 NL 15.10.2008 009.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B RICHTLIJN VAN DE RAAD van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (76/756/EEG) (PB L 262 van 27.9.1976, blz. 1) Gewijzigd bij: Publicatieblad nr. blz. datum M1 Richtlijn 80/233/EEG van de Commissie van 21 november 1979 L 51 8 25.2.1980 M2 Richtlijn 82/244/EEG van de Commissie van 17 maart 1982 L 109 31 22.4.1982 M3 Richtlijn 83/276/EEG van de Raad van 26 mei 1983 L 151 47 9.6.1983 M4 Richtlijn 84/8/EEG van de Commissie van 14 december 1983 L 9 24 12.1.1984 M5 Richtlijn 89/278/EEG van de Commissie van 28 maart 1989 L 109 38 20.4.1989 M6 Richtlijn 91/663/EEG van de Commissie van 10 december 1991 L 366 17 31.12.1991 M7 Richtlijn 97/28/EG van de Commissie van 11 juni 1997 L 171 1 30.6.1997 M8 Richtlijn 2007/35/EG van de Commissie van 18 juni 2007 L 157 14 19.6.2007 M9 Richtlijn 2008/89/EG van de Commissie van 24 september 2008 L 257 14 25.9.2008 Gerectificeerd bij: C1 C2 Rectificatie PB L 111 van 30.4.1980, blz. 22 (80/233/EEG) Rectificatie PB L 131 van 17.5.1984, blz. 50 (84/8/EEG)
1976L0756 NL 15.10.2008 009.001 2 B RICHTLIJN VAN DE RAAD van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (76/756/EEG) DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ), Overwegende dat de technische voorschriften waaraan motorvoertuigen krachtens de nationale wetgevingen moeten voldoen, onder meer betrekking hebben op de installatie der verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen; Overwegende dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen; dat het derhalve noodzakelijk is dat alle Lid-Staten dezelfde voorschriften aannemen, hetzij ter aanvulling, hetzij in de plaats van hun huidige regelingen, met name om voor elk type voertuig de uitvoering mogelijk te maken van de E.E.G.-goedkeuringsprocedure van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ( 3 ); Overwegende dat de gemeenschappelijke voorschriften voor de constructie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen zullen worden opgenomen in andere bijzondere richtlijnen; Overwegende dat de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen inzake motorvoertuigen inhoudt dat de Lid-Staten onderling de controle erkennen die door elk van op grond van de gemeenschappelijke voorschriften wordt uitgevoerd; dat een dergelijk systeem, wil het goed functioneren, inhoudt dat deze voorschriften door alle Lid-Staten met ingang van één zelfde datum moeten worden toegepast, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: M6 Artikel 1 In deze richtlijn wordt onder voertuig verstaan ieder voertuig waarop Richtlijn 70/156/EEG van toepassing is. ( 1 ) PB nr. C 55 van 13.5.1974, blz. 14. ( 2 ) PB nr. C 109 van 19.9.1974, blz. 22. ( 3 ) PB nr. L 42 van 23.2.1970, blz. 1.
1976L0756 NL 15.10.2008 009.001 3 M6 Artikel 2 1. Met ingang van 1 januari 1993 mogen de Lid-Staten: de EEG-goedkeuring, de afgifte van het in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 70/156/EEG bedoelde document of de nationale goedkeuring voor een voertuigtype niet weigeren, of het in het verkeer brengen van voertuigen niet verbieden, om redenen die verband houden met de installatie van de verlichtingsof lichtsignaalinrichting op dit voertuigtype of op deze voertuigen, als deze inrichtingen overeenkomstig de voorschriften van deze richtlijn zijn geïnstalleerd. 2. Met ingang van 1 oktober 1993 mogen de Lid-Staten: het in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 70/156/EEG bedoelde document niet meer afgeven en de nationale goedkeuring weigeren voor een voertuigtype waarvan de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen niet voldoen aan de voorschriften van de onderhavige richtlijn. 3. Met ingang van 1 oktober 1994 mogen de Lid-Staten het voor het eerst in het verkeer brengen verbieden van voertuigen waarvan de installatie van deze inrichtingen niet aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet. Artikel 3 M7 Een lidstaat die EEG-onderdeeltypegoedkeuring heeft verleend, dient de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat hij op de hoogte wordt gesteld van een wijziging van de de in de definitie van een voertuigtype, wat betreft de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen, genoemde onderdelen of kenmerken. De bevoegde instanties van die Lid-Staat stellen vast of aanvullende proeven dienen te worden uitgevoerd voor het gewijzigde voertuigtype en een nieuw rapport moet worden opgesteld. Als uit dergelijke proeven blijkt dat niet aan de voorschriften van deze richtlijn wordt voldaan, wordt de wijziging niet goedgekeurd. Artikel 4 Alle wijzigingen die noodzakelijk zijn voor aanpassing van de inhoud van de bijlagen van deze richtlijn om rekening te houden met de technische vooruitgang, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG. Artikel 5 1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 januari 1993 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. 2. Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen verwijzen zij in de officiële publikatie naar deze richtlijn. De vorm van deze verwijzing wordt door de Lid-Staten vastgesteld.
1976L0756 NL 15.10.2008 009.001 4 M6 B 3. De Lid-Staten zien erop toe dat de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, aan de Commissie wordt medegedeeld. Artikel M1 6 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
1976L0756 NL 15.10.2008 009.001 5 M7 LIJST VAN BIJLAGEN BIJLAGE I: BIJLAGE II: Administratieve bepalingen voor de typegoedkeuring Aanhangsel 1: Inlichtingenformulier Aanhangsel 2: EG-typegoedkeuringsformulier Technische voorschriften
1976L0756 NL 15.10.2008 009.001 6 M7 BIJLAGE I ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN VOOR DE TYPEGOEDKEURING 1. AANVRAAG VAN EG-TYPEGOEDKEURING VAN EEN VOER TUIGTYPE 1.1. De aanvraag van een EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG voor een voertuigtype wat betreft de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen wordt ingediend door de fabrikant. 1.2. Een model van het inlichtingenformulier is in aanhangsel 1 opgenomen. 1.3 Het volgende moet ter beschikking worden gesteld aan de voor de uitvoering van de typegoedkeuringsproeven verantwoordelijke technische dienst: 1.3.1. een goed te keuren voertuig dat voor het type representatief is. 2. VERLENING VAN EG-TYPEGOEDKEURING VAN EEN VOER TUIGTYPE 2.1. Indien aan de terzake dienende voorschriften is voldaan, wordt EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG verleend. 2.2. Een model van het EG-typegoedkeuringsformulier is in aanhangsel 2 opgenomen. 2.3. Er dient een goedkeuringsnummer overeenkomstig bijlage VII van Richtlijn 70/156/EEG aan elk goedgekeurd voertuigtype te worden toegekend. Dezelfde lidstaat mag datzelfde nummer niet aan een ander voertuigtype toekennen. 3. WIJZIGING VAN HET TYPE EN WIJZIGING VAN DE GOEDKEU RING 3.1. Bij wijziging van het overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurde type zijn de bepalingen van artikel 5 van Richtlijn 70/156/EEG van toepassing. 4. OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE 4.1. Normaal dienen maatregelen te worden genomen overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 70/156/EEG om de overeenstemming van de productie te waarborgen. 4.2. In bijlage 9 van de in punt 1 van bijlage II van deze richtlijn genoemde documenten zijn specifieke voorschriften opgenomen voor de uit te voeren proeven.
1976L0756 NL 15.10.2008 009.001 7 M7 Aanhangsel 1
M7 1976L0756 NL 15.10.2008 009.001 8
M7 1976L0756 NL 15.10.2008 009.001 9
1976L0756 NL 15.10.2008 009.001 10 M7 Aanhangsel 2
M7 1976L0756 NL 15.10.2008 009.001 11
1976L0756 NL 15.10.2008 009.001 12 M7 Addendum
1976L0756 NL 15.10.2008 009.001 13 M8 BIJLAGE II M9 M8 1. De technische voorschriften zijn die van de punten 2, 5 en 6 van VN/ECE- Reglement nr. 48 ( 1 ) en van de bijlagen 3 tot en met 11 bij dat reglement. 2. Voor de toepassing van de in punt 1 bedoelde voorschriften geldt het volgende: a) onder onbeladen voertuig wordt verstaan: een voertuig waarvan de massa is beschreven in punt 2.6 van aanhangsel 1 van bijlage I bij deze richtlijn, zonder bestuurder; b) het inlichtingenblad betekent het typegoedkeuringscertificaat in aanhangsel 2 van bijlage I bij deze richtlijn; c) Partijen bij de respectieve reglementen betekent de lidstaten; d) de verwijzing naar Reglement nr. 3 wordt gelezen als een verwijzing naar Richtlijn 76/757/EEG; e) voetnoot 2 in punt 2.7.25 is niet van toepassing; f) voetnoot 8 in punt 6.19 is niet van toepassing; g) voetnoot 1 in bijlage 5 wordt gelezen als: Voor een definitie van de voertuigcategorieën: zie bijlage II, deel A, bij Richtlijn 70/156/EEG.. 3. Onverminderd de voorschriften van artikel 8, lid 2, onder a) en c), en lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG, de voorschriften van deze bijlage en de voorschriften van de bijzondere richtlijnen is het verboden andere dan de in punt 2.7 van VN/ECE-Reglement nr. 48 gedefinieerde verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen te installeren. ( 1 ) PB L 135 van 23.5.2008, blz. 1.