Nalevingsstrategie kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen, gemeente Rotterdam 2017

Vergelijkbare documenten
Bijlage 1 Afwegingsoverzicht

Nalevingsstrategie kwaliteit kinderopvang gemeente Rotterdam 2018

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Kapelle 2017

Nalevingsstrategie kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen, gemeente Rotterdam 2016

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente De Marne

Bijlage bij artikel 3, derde lid van de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Waterland 2013

Afwegingsoverzicht kinderopvang en peuterspeelzaalwerk 2016

de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Olst-Wijhe

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Kapelle

Indien niet voldaan: geen kinderopvang in de zin van de wet. Verwijdering uit landelijk register

De gastouder is goed telefonisch bereikbaar Gemiddeld 750,-

Domein Prioriteit Bestuurlijke boete Hoogte dwangsom Grote onderneming

Bijlage 1: Afwegingsoverzicht dagopvang/ buitenschoolse opvang/ gastouderopvang/ gastouderbureau

Domein Prioriteit Bestuurlijke boete Ouders Houder heeft een reglement oudercommissie

Afwegingsoverzicht Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014

Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau. Exploitatie zonder toestemming college van B en W

Bijlage: Afwegingsoverzicht

Afwegingsoverzicht buitenschoolse opvang / kinderdagverblijf / gastouderopvang / gastouderbureau

Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014

Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau

Toelichting. Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

AFWEGINGSOVERZICHT # Domein en voorwaarden Prioriteit Bestuurlijke boete KDV BSO GOB VGO PSZ Wko Vergeleken met domeinindeling DOV 1

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Vrijwilligersbeleid (peuterspeelzalen) Gemiddeld 1.500,- Houder heeft vrijwilligers tegen wettelijke

Inspectie items Prioriteit Bestuurlijke boete

Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Venlo

1. Afwegingsoverzicht. 3.1 Hoogte last onder dwangsom. 3.2 Vorm last onder dwangsom. 3.3 Hoogte boete

Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau

Bijlage: Afwegingsoverzicht

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor de gemeenten in de regio Gooi & Vechtstreek

besluiten vast te stellen de navolgende BELEIDSREGELS HANDHAVING WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE MARUM 2015

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Enschede. Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Bijlage 1 Afwegingsoverzicht dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderopvang, gastouderbureau

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Haaren

Handhavingsprotocol kinderopvang s-hertogenbosch 2014

Bijlage 1 bij de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Hof van Twente.

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2015

Bijlage 2 Toelichting op het afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Bergen op Zoom

BELEIDSREGELS HANDHAVING WET KINDEROPVANG - GEMEENTE RENKUM

Gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Terneuzen 2014

Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang/ gastouderbureau

Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau

Handhavingsbeleid kinderopvang Gouda

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Texel

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Gilze en Rijen

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor de gemeenten in de regio Gooi & Vechtstreek

Handhavingsbeleid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Lochem 2015

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang van de gemeente Borsele

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Smallingerland 2014

Handhavingsbeleid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Lochem

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Roermond 2013

Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Castricum 2014

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang; Het Toezicht - en handhavingsbeleid kinderopvang vast te stellen.

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Gemeente Olst-Wijhe. Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Apeldoorn

De beleidsregels worden sedert besluit name gehanteerd. Gemeenteblad Nijmegen. Jaartal / nummer 2013 / 111

GASTOUDERBUREAU. Bijlage 5: Afwegingsoverzicht gastouderbureau. Gastouderbureau in de zin van de Wet kinderopvang

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Oost Gelre

Handhavingsprotocol kinderopvang s-hertogenbosch 2014

Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gemeente Den Haag 2016

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Nederweert

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Leeuwarden

Beleidsregels Handhaving Wet kinderopvang en Kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2014

Handhavingsprotocol kinderopvang 2018

de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Druten

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor de gemeenten in de regio Gooi & Vechtstreek

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente HEILOO 2019

Kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang Termijn Prio Hersteltraject Bestraffend traject

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Krimpen aan den IJssel 2013

Handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzalen Waddinxveen

Gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

nee 1. Het betreft dezelfde overtreding op dezelfde locatie binnen drie jaar. 2. Er is sprake van een verzwarende omstandigheid.

CVDR. Nr. CVDR614038_1

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende handhaving kwaliteit kinderopvang

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Opsterland Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Eijsden-Margraten 2018

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Dronten

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Bunnik Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Roermond 2013

Inspectierapport BSO Carolus (BSO) Kerkweg BN COTHEN

AFWEGINGSMODEL HANDHAVING KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZALEN

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Pijnacker-Nootdorp

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Transcriptie:

Nalevingsstrategie kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen, gemeente Rotterdam 2017

Inhoudsopgave pag. 1. Inleiding 1.1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 1 1.2 Het Landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen 1 1.3 Nalevingsstrategie kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen Rotterdam 1 2. Mandatering en samenwerking 2.1 Mandatering 3 2.2 Samenwerking met andere afdelingen en instellingen 3 2.3 Samenwerking met het Openbaar Ministerie 3 3. De registervoering 3.1 Aanvraag tot exploitatie 4 3.2 Wijzigingsverzoeken 4 3.3 Uitschrijving uit het LRKP 4 3.4 Niet-geregistreerde kinderopvang 5 4. Toezicht op de naleving van de voorschriften (de GGD-inspectie) 4.1 De inspecties 6 4.2 Overleg en overreding 7 4.3 Inspectierapporten en openbaarheid 7 5. Handhavingsprotocol 5.1 Uitgangspunten en Afwegingsoverzicht 8 5.2 Handhavingsprotocol 9 5.2.1 Inleiding 9 5.2.2 Herstellend traject 9 5.2.2.1 De herstelmaatregelen 10 Bevel 10 Aanwijzing 10 Last onder dwangsom 10 Last onder bestuursdwang 11 Exploitatieverbod 11 5.3 Bestuurlijke boete 11 5.4 Handhaving en openbaarheid 12 5.5 De bezwaarprocedure 12 6. Voorschoolse Educatie 13 7. Communicatie 13 Bijlage: Afwegingsoverzicht

1. Inleiding 1.1. Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (verder: de Wko) staat het raamwerk van de voorschriften waaraan kinderopvangvoorzieningen 1 moeten voldoen. De Wko is uitgewerkt in nadere regelgeving zoals het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen en de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen. Naast deze landelijke wet- en regelgeving stelt de gemeente Rotterdam aanvullend accommodatie-eisen aan de peuterspeelzalen in Rotterdam. Deze aanvullende voorschriften vindt u in de geldende Verordening kinderopvang, welke evenals de Nalevingsstrategie staat gepubliceerd op de website www.rotterdam.nl/kinderopvang. Het college van burgemeester en wethouders (verder: het college) is verantwoordelijk voor zowel de registervoering van de Rotterdamse opvangvoorzieningen als het toezicht op en handhaving van de voorschriften gesteld bij of krachtens de Wko en de Verordening (verder: de voorschriften) en beschikt daartoe over sanctiemogelijkheden in het kader van de Wko en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college brengt verplicht jaarlijks verslag uit aan de Inspectie van het Onderwijs over de in het kader van de Wko verrichte toezichts- en handhavingstaken. De Inspectie beoordeelt vervolgens of het college deze taken goed vervult en kan in geval van ernstige tekortkomingen maatregelen treffen. 1.2 Het Landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen Degene die voornemens is een opvangvoorziening in exploitatie te nemen (verder: de houder) is wettelijk verplicht een aanvraag in te dienen tot registratie van deze voorziening in het Landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen (verder: LRKP). Zodra de houder heeft aangetoond dat hij naar verwachting redelijkerwijs aan de Wko-voorschriften gaat voldoen, besluit het college tot registratie in het LRKP. In dit positieve besluit bepaalt het college ook de datum van ingang van de exploitatie. De in het LRKP verwerkte gegevens worden gebruikt voor de toezichts- en handhavingstaken van het college. Het LRKP is daarnaast van belang voor ouders. Zij vinden daarin de gegevens van de opvangvoorzieningen en alle inspectierapporten. Door deze rapporten kunnen ouders een beeld krijgen van de kwaliteit van de opvangvoorzieningen voordat ze kiezen van welke voorziening zij gebruik willen gaan maken. 1.3 Nalevingsstrategie kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen Rotterdam Het uitvoeren van de register-, toezichts- en handhavingstaken ziet het college als essentiële voorwaarden om te komen tot kwalitatief goede kinderopvang. Dat wil zeggen kinderopvang die voorziet in een veilige en gezonde omgeving voor de op te vangen kinderen en een pedagogisch klimaat waarin kinderen zich emotioneel veilig voelen en zich kunnen ontplooien. Hieraan kent Rotterdam hoge prioriteit toe. Als uitgangspunt voor het Rotterdamse handhavingsbeleid kinderopvang geldt de door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (verder: VNG) gehanteerde definitie van handhaving: alles wat wordt gedaan om ervoor te zorgen dat de wet- en regelgeving op het terrein van kinderopvang wordt nageleefd. De onderhavige nalevingsstrategie geeft aan op welke wijze de gemeente Rotterdam hieraan vorm geeft. Doelen van de Nalevingsstrategie zijn: - het bevorderen van kwalitatief goede kinderopvang in Rotterdam; - transparantie van het Rotterdamse handhavingsbeleid; - het bevorderen van rechtsgelijkheid door het hanteren van eenduidige uitgangspunten bij de registratie en de handhaving. 1 De term kinderopvangvoorzieningen in deze nalevingsstrategie omvat de volgende vormen van kinderopvang: kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang (gastouder) en peuterspeelzaal. 1

In het Afwegingsoverzicht (zie de bijlage) ziet u aan welke voorschriften Rotterdam een hoge, gemiddelde of lage prioriteit toekent. Deze prioriteitsstelling is onder meer een belangrijke grondslag voor de hoogte van de eveneens in het Afwegingsoverzicht opgenomen dwangsom- en boetebedragen. De Nalevingsstrategie wordt geactualiseerd indien wijzigingen in landelijke wet- en regelgeving en/of gemeentelijk beleid hiertoe aanleiding geven. 2

2. Mandatering en samenwerking 2.1 Mandatering De wetgever stelt het college verantwoordelijk voor de registervoering, het toezicht op en de handhaving van de naleving van de Wko-voorschriften. Wettelijk is ook vastgelegd dat het college de directeur publieke gezondheid van de GGD moet aanwijzen als toezichthouder. De handhavingstaken en de registervoering voor de gemeente Rotterdam heeft het college gemandateerd aan het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling / Directie Jeugd & Onderwijs (verder: de directie). 2.2 Samenwerking met andere afdelingen en instellingen Naast de Wko-voorschriften hebben de kinderopvangvoorzieningen te maken met andere regelgeving. In de toelichting op het aanvraagformulier tot exploitatie wordt vermeld dat een houder zich op de hoogte dient te stellen van gemeentelijke regelgeving. Ook staat beschreven dat, zolang de opvanglocatie niet aan deze gemeentelijke regelgeving voldoet, het geen zin heeft om een aanvraag tot exploitatie in te dienen. De directie werkt met betrekking tot de veiligheid en gezondheid samen met de afdeling Bouw- en Woningtoezicht en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Een voorbeeld is de vergunningverlening in het kader van de bouw- en brandveiligheid, onderwerpen die raakvlakken hebben met de veiligheid en gezondheid van de op de desbetreffende locatie op te vangen kinderen. Deze vergunningverlening vindt plaats binnen de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Indien een houder niet kan aantonen hoe de veiligheid en gezondheid van de kinderen gewaarborgd wordt, kan de directie besluiten om negatief te beschikken op de aanvraag en daarmee de exploitatie van het kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of peuterspeelzaal. Dit geldt ook voor bestaande kinderopvangvoorzieningen die verhuizen of van opvangvorm veranderen. De directie kan eventueel met dit besluit afwijken van een advies van de GGD / Toezicht kinderopvang (verder: GGD). Ook kunnen de GGD, de afdeling Bouw- en Woningtoezicht en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond onderling informatie uitwisselen. Indien bijvoorbeeld de GGD tijdens inspectie constateert dat het kindercentrum niet (langer) voldoet aan een vergunning kan zij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht en/of de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond informeren. Omgekeerd kunnen deze partijen bijvoorbeeld een onveilige opvangsituatie melden bij de GGD. Zo nodig kunnen de partijen samenwerken in het handhavingstraject. Naast bovenstaande werkt de directie inzake de gesubsidieerde voorschoolse educatie bij kinderdagverblijven en peuterspeelzalen samen met de afdeling Onderwijs. 2.3 Samenwerking met het Openbaar Ministerie Sommige overtredingen zijn strafrechtelijk vervolgbaar en dienen te worden aangemeld bij het OM. Voorbeelden hiervan zijn het overtreden van een exploitatieverbod, het exploiteren van een opvangvoorziening zonder dat deze in het LRKP staat geregistreerd, het niet verlenen van medewerking aan de toezichthouder (art. 5:20 Awb en art. 184 Wetboek van Strafrecht). Ten behoeve van slagvaardige handhaving heeft de directie met betrekking met het OM afgesproken dat handhaving op deze overtredingen langs de bestuursrechtelijke weg zal plaatsvinden. In bijzondere situaties treedt de directie in overleg met het OM in verband met een mogelijke strafrechtelijke vervolging. Als het OM niet overgaat tot vervolging kan de directie alsnog zelf een bestuurlijke boete opleggen. 3

3. De registervoering 3.1 Aanvraag tot exploitatie Een houder mag een kinderopvangvoorziening pas gaan exploiteren nadat deze in het LRKP is geregistreerd. Om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de kinderopvang vanaf de start zo veel mogelijk is gewaarborgd staat de gemeente Rotterdam een beleid voor waarbij aan de poort streng wordt gecontroleerd: bij een aanvraag beoordeelt de GGD alle voorschriften die voor aanvang van de exploitatie kunnen worden beoordeeld. Een aanvraag tot exploitatie is verbonden aan vormvereisten, zoals gebruikmaking van een voorgeschreven formulier en toevoeging van een aantal verplichte bijlagen. Indien de aanvraag niet compleet blijkt en, op verzoek, niet (tijdig) wordt aangevuld, wordt deze in principe niet in behandeling genomen. Indien de houder naar verwachting niet zal voldoen aan de voorschriften, kan de directie negatief beschikken op de aanvraag. Ook kan de directie negatief beschikken op een aanvraag als de houder al in een handhavingstraject zit voor andere kinderopvangvoorzieningen. Het achterliggende idee hierbij is dat de houder ook bij nieuwe voorzieningen naar verwachting niet aan de voorschriften zal voldoen. 3.2 Wijzigingsverzoeken De houder van een geregistreerde kinderopvangvoorziening dient wijzigingen in de geregistreerde gegevens onverwijld (zonder uitstel) te melden aan de directie, met het verzoek deze gegevens te wijzigen. Ook dit wijzigingsverzoek kent vormvereisten. Als het verzoek niet compleet blijkt en niet (tijdig) wordt aangevuld, wordt het in principe niet in behandeling genomen. Aan de houder die niet aan de registerverplichting voldoet kan de directie een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste (zie 5.3 Bestuurlijke boete en het Afwegingsoverzicht). Voor verzoeken tot adreswijziging van een opvanglocatie, wijziging van opvangvorm of wijziging van houder geldt een bijzondere procedure: ingevolge de Wko worden deze wijzigingsverzoeken behandeld als aanvraag tot exploitatie. Dus ook na deze wijzigingsverzoeken moet de GGD een onderzoek na aanvraag tot exploitatie uitvoeren. De gewenste wijziging mag door de houder pas worden doorgevoerd na een positief besluit van de directie. Voor wijzigingsverzoeken die kunnen leiden tot het niet langer voldoen aan de voorschriften geldt eveneens dat deze door de houder pas mogen worden geëffectueerd na een positief besluit van de directie. Denk bijvoorbeeld aan een verzoek tot verhoging van het geregistreerde kindaantal, waarbij de GGD onder andere eerst dient te inspecteren of de beschikbare speelruimte daartoe volstaat. 3.3 Uitschrijving uit het LRKP Er zijn verschillende grondslagen voor uitschrijving van een voorziening uit het LRKP, bijvoorbeeld: - de houder exploiteert niet langer de kinderopvangvoorziening; - uit een inspectierapport blijkt dat de houder niet voldoet aan de voorschriften of hieraan naar verwachting niet langer zal voldoen; - de opvang- of bemiddelingsactiviteiten van de kinderopvangvoorziening zijn drie maanden na registratie niet daadwerkelijk begonnen. Per de datum dat een kinderopvangvoorziening is uitgeschreven uit het LRKP dienen de opvangwerkzaamheden te worden gestaakt en gestaakt te blijven. Voortzetten/hervatten van deze werkzaamheden is aan te merken als illegale opvang en kan leiden tot een bestuurlijke boete van 20.250,- (zie Afwegingsoverzicht) of strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie. Zodra een kinderopvangvoorziening uit het LRKP is uitgeschreven, vervalt ook het recht op kinderopvangtoeslag voor de vraagouders. (NB: voor opvang in een peuterspeelzaal is geen recht op kinderopvangtoeslag.) 4

3.4 Niet-geregistreerde kinderopvang Wanneer de GGD vaststelt dat er sprake is van kinderopvang in de zin van de Wko in een nietgeregistreerde opvanglocatie, deelt zij aan de houder mee dat deze in overtreding is en maakt hiervan een rapport op. De houder dient per direct de illegale opvang te staken en gestaakt te houden en alsnog een aanvraag tot exploitatie in te dienen. Pas nadat op deze aanvraag positief is beslist en de aangevraagde voorziening is opgenomen in het LRKP kan de exploitatie opnieuw worden aangevangen. Het exploiteren van een niet in het LRKP geregistreerde kinderopvangvoorziening is (evenals het niet naleven van een exploitatieverbod) in strijd met zowel de Wko als de Wet op de economische delicten (WED). De bestuurlijke boete voor exploitatie zonder te zijn geregistreerd is ten hoogste 20.250,-. Overtredingen van de WED kunnen, indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven, ter strafrechtelijke vervolging worden aangemeld bij het Openbaar Ministerie. 5

4 Toezicht op de naleving van de voorschriften (de GGD-inspectie) 4.1 De inspecties De GGD beoordeelt jaarlijks de geregistreerde opvangvoorzieningen. Enkel de gastouders beoordeelt zij steekproefsgewijs. Er zijn verschillende typen GGD-onderzoek: 1. Onderzoek na aanvraag tot exploitatie. 2. Onderzoek na aanvangsdatum registratie (binnen drie maanden na registratie). 3. Jaarlijks onderzoek. 4. Incidenteel onderzoek: inspectie naar aanleiding van een signaal of wijzigingsverzoek. 5. Nader onderzoek in het kader van handhaving. Bij elk onderzoekstype beoordeelt de GGD of de houder voldoet aan (een deel van) de voorschriften. De GGD legt de resultaten van het onderzoek vast in een inspectierapport. Daarin neemt zij ook het advies aan de gemeente 2 op. Met uitzondering van het nader onderzoek in het kader van de handhaving, stelt de GGD de houder in de gelegenheid van het concept rapport kennis te nemen en daarop een zienswijze te geven. De GGD neemt deze zienswijze op in het rapport, stelt het vervolgens vast en publiceert het in het LRKP. Deze GGD-werkwijze is wettelijk vastgelegd. Ad 1: Onderzoek voor registratie Tijdens dit onderzoek beoordeelt de GGD, naar aanleiding van een aanvraag tot exploitatie, of de houder redelijkerwijs zal voldoen aan de voorschriften en brengt in het inspectierapport advies uit aan de gemeente tot al dan niet registreren. De directie neemt vervolgens een besluit op de aanvraag, waarbij zij de bevoegdheid heeft om af te wijken van het advies van de GGD. In de wet- en regelgeving is opgenomen dat ook een verzoek tot adreswijziging van een opvanglocatie, wijziging van opvangvorm of wijziging van houder wordt behandeld als aanvraag tot exploitatie. Ad 2: Onderzoek na registratie Binnen drie maanden nadat een kindercentrum, peuterspeelzaal of gastouderbureau is geregistreerd, vindt het onderzoek na registratie plaats, waarbij de GGD alle voorschriften beoordeelt. Ad 3: Jaarlijks onderzoek De GGD beoordeelt jaarlijks alle kinderopvangvoorzieningen (met uitzondering van de gastouders) op de naleving van de voorschriften. De onderzoeken zijn in principe onaangekondigd en kunnen plaatsvinden volgens een risicogestuurd model. De GGD kan ten behoeve van het onderzoek aanvullende informatie opvragen om tot een goed oordeel te komen. Ad 4: Incidenteel onderzoek Naar aanleiding van signalen en wijzigingsverzoeken kan de GGD (on)aangekondigd een onderzoek verrichten. Denk bijvoorbeeld aan een signaal van ouders of beroepskrachten over de kwaliteit van de opvang. Een wijzigingsverzoek is bijvoorbeeld een verzoek tot verhoging van het aantal kindplaatsen. Een specifieke vorm van incidenteel onderzoek is het onderzoek inzake niet-geregistreerde kinderopvang. Een signaal over niet-geregistreerde kinderopvang kan komen van bijvoorbeeld buurtbewoners, andere houders binnen de kinderopvang of ouders. De GGD beoordeelt dan of er kinderopvang in de zin van de wet plaatsvindt. Zo ja dan is er sprake van illegale kinderopvang. Ad 5: Nader onderzoek op deelaspecten Als de directie naar aanleiding van geconstateerde overtredingen de houder een herstelsanctie oplegt, voert de GGD na het verstrijken van de herstelperiode een nader onderzoek uit om na te gaan of de houder de overtredingen heeft beëindigd en herhaling van de overtredingen voorkomt. In de Wko is bepaald dat bij een nader onderzoek de houder geen zienswijzegelegenheid krijgt van de GGD. 2 Het college van Burgemeester en Wethouders heeft de directie van Jeugd & Onderwijs / cluster Maatschappelijke Ontwikkeling gemandateerd voor de bevoegdheden op het gebied van handhaving van de vereisten gesteld bij of krachtens de Wko en de Verordening. 6

4.2 Overleg en overreding Overleg en overreding is een instrument gericht op het opheffen van de overtreding voordat de GGD een inspectierapport uitbrengt. Binnen de periode van opstellen van het conceptrapport kan de GGD de houder de gelegenheid bieden bepaalde geconstateerde overtredingen alsnog te beëindigen om zodoende handhaving te voorkomen. De overtredingen waarvoor de GGD Overleg en overreding toepast moeten uiteraard van dien aard zijn dat deze zich lenen voor dit traject. De GGD maakt deze afweging. De resultaten van het Overleg- en overredingstraject neemt de GGD op in het inspectierapport. Overleg en overreding zet de GGD niet in tijdens een nader onderzoek. 4.3 Inspectierapporten en openbaarheid De Wko bepaalt dat de GGD het oordeel naar aanleiding van het onderzoek vastlegt in een inspectierapport dat openbaar wordt gemaakt. Openbaarmaking van het rapport door de GGD vindt plaats middels publicatie ervan in het LRKP. Daarnaast bepaalt de Wko dat ook de houder zelf verplicht is elk inspectierapport openbaar te maken door plaatsing op de eigen website, of, als er geen eigen website is, terinzagelegging op een voor de medewerkers en ouders toegankelijke plaats. 7

5 Handhavingsprotocol 5.1 Uitgangspunten en Afwegingsoverzicht De uitgangspunten van het Rotterdamse (handhavings)beleid kinderopvang zijn als volgt: - Bescherming van veiligheid, gezondheid en emotioneel welbevinden van kinderen door ervoor te zorgen dat de houder de voorschriften naleeft. - Handhavingsacties en behandelingstermijnen zijn afgestemd op de prioriteit van de overtredingen (bijvoorbeeld risico s voor de kinderen, ernst van de overtredingen, aantal overtredingen). - Naleving van de Wko begint bij het indienen van een aanvraag tot exploitatie. Om te voorkomen dat kort na registratie handhavingacties nodig blijken wordt de aanvraag zo breed mogelijk door de GGD beoordeeld en vindt afstemming plaats met de afdeling Bouw- en Woningtoezicht en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. - Om een snelle beëindiging van de overtredingen te bewerkstelligen kan * in het toezichtstraject de GGD Overleg en overreding toepassen om te bewerkstelligen dat de houder overtredingen beëindigt voordat de GGD het inspectierapport opstelt; * in het handhavingstraject de directie een overredingsgesprek voeren. De afwegingen hiertoe maken de GGD en de directie. Het handhavingsbeleid kinderopvang van de gemeente Rotterdam is vastgelegd in onderhavige nalevingsstrategie. Handhaving is echter maatwerk; de directie weegt in elke situatie de verzwarende en verzachtende omstandigheden af om te bezien of en in hoeverre toepassing van een bepaalde handhavingsmaatregel proportioneel is. Daardoor zijn niet automatisch alle in de nalevingsstrategie genoemde stappen onverkort van toepassing op een geconstateerde overtreding. Een belangrijk onderdeel van de Nalevingsstrategie is het Afwegingsoverzicht (bijlage). In dit overzicht zijn de prioriteiten van de overtredingen vastgelegd. Deze prioriteiten zijn doorvertaald naar de hoogte van de bestuurlijke sancties en de duur van de hersteltermijnen. Het handhavingstraject begint na de ontvangst van het inspectierapport met handhavingsadvies van de GGD. In het inspectierapport beschrijft de GGD per inspectiedomein de bevindingen en geeft aan of de houder aan de voorschriften voldoet. De directie neemt in de regel het advies van de GGD over, maar is bevoegd hiervan af te wijken. 8

5.2 Handhavingsprotocol 5.2.1 Inleiding Voordat de eerste juridische stap (het opstellen van een handhavingsbesluit) wordt gezet, kan de directie overgaan tot het geven van bijvoorbeeld een schriftelijke waarschuwing of het voeren van een overredingsgesprek om de houder te bewegen tot herstel van de overtredingen. Zowel de waarschuwing als het overredingsgesprek hebben geen juridische status. Inzet van deze instrumenten valt onder preventief handhavingsbeleid. Vanuit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent handhaving twee typen sancties: 1) de herstelsanctie (last onder dwangsom) en 2) de bestraffende sanctie (bestuurlijke boete). De herstelsanctie strekt ertoe de houder te bewegen de geconstateerde overtreding te beëindigen en/of herhaling van de overtreding te voorkomen. De bestraffende sanctie strekt ertoe de overtreder financieel te treffen. Zowel de geregistreerde houder als de feitelijk leidinggevende kunnen als overtreder worden aangemerkt. Dit houdt in dat aan de feitelijk leidinggevende (ook) een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Omdat de herstelsanctie en bestraffende sanctie een verschillend doel hebben (resp. herstel en leedtoevoeging) kunnen deze tegelijkertijd, naast elkaar, voor één en dezelfde overtreding worden opgelegd. Aanvullend biedt de Wko enkele bijzondere handhavingsinstrumenten: de aanwijzing en het bevel (art. 1.65 en 2.23 Wko) en het exploitatieverbod (art. 1,66 en 2.24 Wko). Het sanctiebeleid van de gemeente Rotterdam is op herstel gericht. Daarom legt de directie in principe op herstel gerichte maatregelen op om overtredingen te beëindigen. Tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld ernstige overtredingen, recidive) legt de directie in de regel pas een bestuurlijke boete op wanneer op herstel gerichte maatregelen geen of onvoldoende effect hebben. Daarnaast legt de directie in principe een boete op wanneer houders de registerverplichting (wijzigingen onverwijld melden) niet of onvoldoende nakomen. Onderstaand vindt u een nadere uiteenzetting van het herstellend traject en een toelichting op de daarbij behorende maatregelen. 5.2.2 Herstellend traject Wanneer de directie een herstelsanctie oplegt krijgt de houder een hersteltermijn. Om te beoordelen of de overtredingen zijn beëindigd voert de GGD daarna een nader onderzoek uit. Als de overtredingen niet zijn beëindigd zet de directie in principe een volgende handhavingsactie in. Uitgangspunten voor het herstellend traject zijn: 1. De directie hanteert in beginsel de volgende stappen: a. stap 1: aanwijzing b. stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang, c. stap 3: exploitatieverbod d. stap 4: uitschrijving uit het LRKP 2. Als de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan de directie besluiten om een of meerdere stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen. Bijvoorbeeld bij recidive of een opeenvolging van (nieuwe) overtredingen bij dezelfde voorziening en/of houder kan zonder voorafgaande aanwijzing direct een last onder dwangsom worden opgelegd of, bij ernstige overtredingen, een exploitatieverbod. 3. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan het voorschrift (zie het Afwegingsoverzicht) en de omstandigheden. 9

4. Bij het opleggen van een herstelsanctie gelden de volgende hersteltermijnen als richtlijn: a. prioriteit hoog: per direct tot 1 maand b. prioriteit gemiddeld: 1 tot 2 maanden c. prioriteit laag: 2 tot 6 maanden Als de herstelsanctie meerdere overtredingen betreft wordt de hersteltermijn in beginsel afgestemd op de overtreding met de hoogste prioriteit. 5.2.2.1 De herstelmaatregelen Bevel Een bevel is een herstelmaatregel die de GGD indien nodig direct, tijdens een inspectie, kan inzetten wanneer zij van oordeel is dat de kwaliteit bij de kinderopvangvoorziening dusdanig is dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. De GGD beslist over de inzet van dit middel. Als de situatie daar aanleiding toe geeft kan de te nemen maatregel ook inhouden het staken van de opvang. Aanwijzing Wanneer een houder de voorschriften niet of in onvoldoende mate naleeft, kan de directie deze houder een aanwijzing geven. Deze aanwijzing benoemt de geconstateerde overtredingen en geeft aan welke maatregelen de houder binnen de geboden hersteltermijn moet nemen om de overtredingen te beëindigen. Het niet (voldoende) opvolgen van de aanwijzing kan, indien de situatie daar aanleiding toe geeft, leiden tot een last onder dwangsom of een exploitatieverbod. Tegelijkertijd kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. Last onder dwangsom Wanneer een houder de voorschriften niet of in onvoldoende mate naleeft, kan de directie deze houder een last onder dwangsom opleggen. Evenals de aanwijzing benoemt de last onder dwangsom de geconstateerde overtredingen en geeft aan welke herstelmaatregelen de houder moet nemen om de overtredingen te beëindigen. Een belangrijk verschil met de aanwijzing is dat per te nemen herstelmaatregel (de last) een dwangsom wordt vastgesteld. Voor overtredingen die na de hersteltermijn niet blijken te zijn beëindigd verbeurt de bijbehorende dwangsom van rechtswege (automatisch) en moet de houder deze betalen. Voor overtredingen die blijken te zijn beëindigd verbeurt de dwangsom niet en hoeft de houder deze niet te betalen. De last onder dwangsom is daarmee een herstelsanctie met een financiële stok achter de deur. Een last onder dwangsom kan ook worden opgelegd wanneer het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt (artikel 5:7 Awb). Bij het vaststellen van de hoogte van de dwangsommen hanteert de directie het bijgevoegde Afwegingsoverzicht als uitgangspunt. De hoogte van de dwangsommen is gerelateerd aan: * de ernst van het geschonden belang; * de omvang van de onderneming; * omstandigheden die naar het oordeel van de directie aanleiding geven tot verhoging of verlaging van de dwangsom. Dwangsomverhogende omstandigheden zijn, bijvoorbeeld, recidive of het niet volledig voldoen aan een opgelegde last. Dergelijke omstandigheden kunnen leiden tot verdubbeling van het dwangsombedrag. De maatstaf voor het vaststellen van de omvang van de opvangvoorziening is als volgt: een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of peuterspeelzaal: Klein: 1-20 geregistreerde kindplaatsen Middel: 21-60 geregistreerde kindplaatsen Groot: 61 en meer geregistreerde kindplaatsen een gastouderbureau: Klein: 1-40 geregistreerde bemiddelingsrelaties Middel 41-100 geregistreerde bemiddelingsrelaties 10

Groot: 101 en meer geregistreerde bemiddelingsrelaties een gastouder heeft maximaal 6 kindplaatsen en is daarmee een kleine opvangvoorziening. Last onder bestuursdwang Een last onder bestuursdwang (art. 5:21 Awb) is een herstelsanctie waarbij de directie bevoegd is om, wanneer de houder de opgelegde herstelmaatregel niet volledig en/of niet tijdig uitvoert, deze herstelmaatregel zelf te nemen door feitelijk handelen. De kosten van dit feitelijk handelen zijn daarbij voor de houder. Exploitatieverbod De directie is bevoegd de houder een exploitatieverbod voor een opvangvoorziening op te leggen (art. 1.66 en 2.24 Wko). Een exploitatieverbod duurt in beginsel voort totdat de houder de opgelegde herstelmaatregelen heeft genomen. Dit dient de houder tijdens een herinspectie aan de GGD aan te tonen. Indien na verloop van drie maanden de houder nog niet heeft aangetoond de opgelegde herstelmaatregelen te hebben genomen, start de directie een traject tot verwijdering van de opvangvoorziening uit het LRKP. Als echter de omstandigheden daar aanleiding toe geven gaat de Directie dit verwijderingstraject eerder in. Aan een herinspectie kunnen voorwaarden worden verbonden. Daarbij kunt u denken aan het door de houder onderbouwd aangeven welke maatregelen precies zijn genomen, het voorafgaand aan een eventuele herinspectie inzenden van aangepaste documenten, e.d. 5.3 Bestuurlijke boete Bestraffing van geconstateerde overtredingen geschiedt middels het opleggen van een bestuurlijke boete. Op grond van de Wko kan de directie een bestuurlijke boete van ten hoogste 45.000,- opleggen. Naast de houder kan ook de feitelijk leidinggevende als overtreder worden aangemerkt. Partijen kunnen naast elkaar, voor één en dezelfde overtreding worden beboet. Het opleggen van een bestuurlijke boete acht de directie aangewezen in de volgende situaties: een of meer van de voorschriften is overtreden; een opgelegde herstelsanctie is niet (volledig) opgevolgd; een exploitatieverbod is niet of onvoldoende nageleefd; er is geen of onvoldoende medewerking aan de GGD verleend; de voorschriften zijn bij herhaling overtreden; er wordt geen of onvoldoende zorg gedragen voor naleving door de gastouder van de wet; de begeleidende en bemiddelende gastouderbureautaken worden onvoldoende vervuld; er wordt niet of onvoldoende aan de registerverplichting voldaan; de overtreder exploiteert een niet-geregistreerde kinderopvangvoorziening Bij het vaststellen van de hoogte van de boete hanteert de directie het bijgevoegde Afwegingsoverzicht als uitgangspunt. De hoogte van de boete is gerelateerd aan: de ernst van de overtreding; de mate van verwijtbaarheid; omstandigheden die naar het oordeel van de directie aanleiding geven tot verhoging of verlaging van de boete. Boeteverhogende omstandigheden kunnen leiden tot verdubbeling van het boetebedrag. Een boeteverhogende of boeteverlagende omstandigheid kan zijn: de houder van een kinderopvangvoorziening is al eerder beboet voor eenzelfde type overtreding (boeteverhogend). Daarbij is de opvanglocatie minder relevant. Bepalend is of aan de houder als overtreder al eerder een boete is opgelegd; de houder heeft economisch voordeel genoten als gevolg van de verboden gedraging (boeteverhogend); andere boeteverhogende/-verlagende omstandigheden, bijvoorbeeld de mate van verwijtbaarheid, de mate van niet-voldoen; 11

indien de directie aanleiding ziet om de omvang van een onderneming mee te wegen geldt hierbij in beginsel de maatstaf als gehanteerd bij het opleggen van een last onder dwangsom. 5.4 Handhaving en openbaarheid Per 1 januari 2016 zijn alle gemeenten wettelijk verplicht om sancties die zij in hun besluiten opleggen aan houders van kinderopvangvoorzieningen te publiceren zodra het besluit onherroepelijk is. Een besluit is onherroepelijk na het verstrijken van de bezwaartermijn. Als bezwaar of beroep is aangetekend, is het besluit onherroepelijk na het volledig doorlopen van de bezwaar- en/of beroepsprocedure. Publicatie gebeurt in het Landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen en blijft drie jaar zichtbaar. 5.5 De bezwaarprocedure Tegen besluiten van de directie kan bezwaar worden aangetekend. Hoe deze bezwaarprocedure werkt wordt in het besluit uitgelegd. Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen uitstel van het besluit tot gevolg. Tenzij er sprake is van risico s voor de veiligheid, gezondheid en emotioneel welbevinden van de kinderen, kan verdere handhaving gedurende een bezwaarprocedure worden opgeschort. De afweging hiertoe maakt de directie. 12

6. Voorschoolse Educatie Bij en krachtens de Wko worden eisen gesteld aan de voorschoolse educatie. Deze voorschoolse educatie is een belangrijk instrument om te voorkomen dat kinderen met een achterstand aan het basisonderwijs beginnen. De gemeente Rotterdam kent een hoge concentratie kinderen met een grote kans op onderwijsachterstand en hecht dan ook groot belang aan een goede uitvoering van de voorschoolse educatie in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Aanvullend op de voorschriften gesteld bij of krachtens de Wko, heeft de gemeente daarom extra kwaliteitseisen voor de voorschoolse educatie geformuleerd in de Beleidsregel voor- en vroegschoolse educatie. Als bij inspectie blijkt dat de houder niet voldoet aan de voorschriften voorschoolse educatie gesteld bij of krachtens de Wko, treedt de directie handhavend op. De directie informeert de subsidieverlener (cluster Maatschappelijke Ontwikkeling, afdeling Onderwijs) over de geconstateerde overtredingen en het hersteltraject. De subsidieverlener kan deze informatie meewegen bij de besluitvorming over de subsidie. Als blijkt dat de houder niet voldoet aan de Wko-overstijgende subsidievoorschriften voor voorschoolse educatie, kan de subsidieverlener zelf handhavend optreden. Directie en subsidieverlener kunnen samenwerken in het handhavingstraject. Nadere informatie over de gesubsidieerde voorschoolse educatie en de daaraan verbonden voorwaarden staat, evenals de Beleidsregel voor- en vroegschoolse educatie, gepubliceerd op de website http://www.rotterdam.nl/product:subsidie_vve 7. Communicatie Veel informatie, zoals te volgen procedures bij aanvragen, de nalevingsstrategie, wet- en regelgeving is voor houders te vinden op de website van de gemeente Rotterdam onder de volgende link: www.rotterdam.nl/kinderopvang. De GGD Rotterdam-Rijnmond informeert houders binnen de regio Rijnmond over het toezichtstraject en, middels een nieuwsbrief, over nieuwe ontwikkelingen op het gebied van toezicht. Deze informatie vindt u onder de link: http://www.ggdrotterdamrijnmond.nl/kinderen-en-jeugd/professionals/toezicht-kinderopvang.html. 13

Bijlage: Afwegingsoverzicht De hoogte van de normbedragen is gerelateerd aan de ernst van het geschonden belang (de prioriteit). Kinderopvangvoorziening - definitie De term kinderopvangvoorziening in dit Afwegingsoverzicht omvat alle vormen van kinderopvang (kinderdagverblijf (dagopvang), buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang (gastouder), peuterspeelzaal), voor zover hiervoor dezelfde of gelijkwaardige voorschriften gelden. Indien een overtreding enkel door een gastouder/gastouderbureau/peuterspeelzaal kan worden begaan, geldt het normbedrag als opgenomen bij de desbetreffende overtreding. Richtlijnbedrag Het boetebedrag is tevens het richtlijnbedrag voor de dwangsom Bij het vaststellen van de dwangsom wordt rekening gehouden met de omvang van de opvangvoorziening. De vermenigvuldigingsfactor is als volgt: Kleine voorziening: richtlijnbedrag x 1/3 Middelgrote voorziening: richtlijnbedrag x 2/3 Grote voorziening: richtlijnbedrag x 3/3 De maatstaf voor het vaststellen van de omvang van de opvangvoorziening is als volgt: een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of peuterspeelzaal: Klein: 1-20 geregistreerde kindplaatsen Middelgroot: 21-60 geregistreerde kindplaatsen Groot: 61 en meer geregistreerde kindplaatsen een gastouderbureau: Klein: 1-40 geregistreerde bemiddelingsrelaties Middelgroot: 41-100 geregistreerde bemiddelingsrelaties Groot: 101 en meer geregistreerde bemiddelingsrelaties een gastouder heeft maximaal 6 kindplaatsen en is daarmee een kleine opvangvoorziening Voor zover het Afwegingsoverzicht niet voorziet in een overtreding wordt aansluiting gezocht bij overtredingen waarin het overzicht wel voorziet. PEDAGOGISCH BELEID De kinderopvangvoorziening beschikt over een pedagogisch beleidsplan, waarin de voor deze opvangvoorziening kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de wettelijk voorgeschreven onderwerpen. PEDAGOGISCHE PRAKTIJK PRIORITEIT BOETE 3.000,- 400,- per item Houder, personen werkzaam bij de opvangvoorziening, gastouder, handelen in de praktijk naar het pedagogisch beleidsplan VOORSCHOOLSE EDUCATIE (VE) - De VE omvat per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de voorgeschreven ontwikkelingsdomeinen. - De houder stelt jaarlijks een VE-opleidingsplan op. - De VE-beroepskrachten zijn (naast de kwalificatie als beroepskracht) VE-gecertificeerd. 1.000,- 750,- 750,- 14

VERKLARING OMTRENT HET GEDRAG - De volgende personen zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die aan de voorschriften voldoet: houder, personeelsleden, uitzendkrachten, stagiaires, vrijwilligers en andere personen die op de kinderopvangvoorziening worden ingezet, gastouders, bij gastouder hun hoofdverblijf hebbende meerderjarigen (indien opvang bij gastouder). - De verklaring omtrent het gedrag is voor aanvang van werkzaamheden aan de houder overlegd. De verklaring omtrent het gedrag is bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden. - De houder overlegt - indien de toezichthouder dit verlangt - een nieuwe verklaring omtrent het gedrag van personen ouder dan twaalf jaar - De verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire of uitzendkracht is niet ouder dan twee jaar. BEROEPSKWALIFICATIE - Beroepskrachten en gastouders beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie. - De inzet van beroepskrachten in opleiding vindt plaats in overeenstemming met de Collectieve Arbeidsovereenkomst Kinderopvang. OPVANG IN GROEPEN - Opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang), basisgroepen (BSO) of vaste groepen (peuterspeelzaal) - Kinderen worden maximaal in één andere stam- of basisgroep opgevangen, met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders gedurende een tussen houder en ouder overeengekomen periode - De samenstelling van de groep (bijvoorbeeld groepsgrootte, leeftijd opvangkinderen) is conform de voorschriften. - De houder deelt de ouder en het kind mee tot welke groep het kind behoort en welke beroepskrachten op welke dag aan welke groep zijn toegewezen - Aan een kind worden maximaal drie beroepskrachten toegewezen (of bij een groep met drie beroepskrachten per dag maximaal vier), waarvan per dag ten minste één van de beroepskrachten werkzaam is in de groep van dat kind - Ieder kind maakt gedurende de week gebruik van maximaal twee stamgroepruimtes. BEROEPSKRACHT-KINDRATIO - De voorgeschreven beroepskracht-kindratio wordt nageleefd. - Als slechts één beroepskracht in de kinderopvangvoorziening aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld, conform de voorschriften - Indien op grond van art. 5 lid 10 van de Regeling slechts één beroepskracht in de kinderopvangvoorziening wordt ingezet, is ter ondersteuning van deze beroepskracht ten minste één andere volwassene in de kinderopvangvoorziening aanwezig. VOORGESCHREVEN VOERTAAL Laag Per VOG: 3.000,- per persoon per persoon 750,- 3.000,- per ontbrekende beroepskracht Bij kinderopvang in een kinderopvangvoorziening wordt de Nederlandse taal als voertaal gebruikt. 15

VEILIGHEID EN GEZONDHEID - Er is een risico-inventarisatie opgesteld inclusief plan van aanpak. De risico-inventarisatie is actueel en compleet (te beschrijven ruimtes en risico s, verplichte thema s). Inhoud veiligheids- en gezondheidsbeleid - In het plan van aanpak is op samenhangende wijze opgenomen welke maatregelen zijn of worden genomen met betrekking tot de beschreven risico s en binnen welke termijn. - De risico-inventarisatie bevat een lijst van ongevallen die voldoet aan de beschreven eisen. - De houder van een kinderopvangvoorziening zorgt er voor dat medewerkers werkzaam bij de kinderopvangvoorziening, gastouders, kennis kunnen nemen van de voor deze voorziening vastgestelde inventarisatie. In de dagelijkse praktijk handelen deze medewerkers, gastouders, conform. 3.000,- MELDCODE KINDERMISHANDELING - De houder heeft een meldcode kindermishandeling. - De meldcode is conform de voorschriften. - De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode bij medewerkers, gastouders. - De houder bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze bij medewerkers, gastouders, met betrekking tot vermoedens van een gewelds- of zedendelict jegens een opgevangen kind door een collega of de houder VIEROGENPRINCIPE 3.000,- De houder heeft de opvang zo georganiseerd dat de medewerkers de werkzaamheden uitsluitend kunnen verrichten terwijl ze gezien of gehoord kunnen worden door een andere volwassene. ACCOMMODATIE EN INRICHTING Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte. Binnenspeelruimte - In de dagopvang, de buitenschoolse opvang en de peuterspeelzalen is ten minste 3,5 m2 passend ingerichte speelruimte beschikbaar per aanwezig kind per groep per kind teveel - De binnenruimte is veilig, toegankelijk en passend ingericht. - Er is een op het aantal kinderen afgestemde afzonderlijke slaapruimte voor kinderen tot anderhalf jaar. Buitenspeelruimte Er is ten minste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind. De buitenspeelruimte is structureel toegankelijk De buitenspeelruimte is aangrenzend aan de kinderopvangvoorziening (dagopvang en peuterspeelzaal). Een niet-aangrenzende buitenspeelruimte van een buitenschoolse opvang en een voorziening voor gastouderopvang is nabij gelegen en is veilig bereikbaar per kind teveel 16

De buitenspeelruimte is veilig en passend ingericht. OUDERS - De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website of legt het op een voor ouders/personeel/gastouders toegankelijke plaats. - De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. Oudercommissie De houder heeft een oudercommissie ingesteld. Er is een vastgesteld reglement oudercommissie dat aan de voorschriften voldoet. De houder voldoet aantoonbaar aan de inspanningsverplichting tot het instellen van een oudercommissie en betrekt de ouders aantoonbaar op andere wijze bij de onderwerpen waarvoor het adviesrecht geldt. 750,- 1.000,- 1.000,- 1.000,- KLACHTEN EN GESCHILLEN De houder heeft ten behoeve van de ouders een regeling voor de afhandeling van klachten welke aan de wettelijke voorschriften voldoet en legt deze regeling schriftelijk vast. De houder brengt de klachtenregeling en wijzigingen daarvan op passende wijze onder de aandacht van de ouders. De houder handelt in overeenstemming met de klachtenregeling. Indien er klachten zijn ingediend stelt de houder over het betreffende kalenderjaar een klachtenjaarverslag op conform de voorschriften, zendt dit verslag tijdig in aan de toezichthouder en brengt het op passende wijze onder de aandacht van de ouders. De houder is aangesloten bij de voorgeschreven geschillencommissie. De houder informeert de ouders op passende wijze over de mogelijkheid om geschillen voor te leggen aan de geschillencommissie. Overige voorschriften m.b.t. de geschillenbeslechting. VOORWAARDEN SPECIFIEK VOOR PEUTERSPEELZALEN - Er is een vrijwilligersbeleidsplan dat aan de voorschriften voldoet. - De houder draagt er zorg voor dat de vrijwilligers tegen wettelijke aansprakelijkheid zijn verzekerd. Laag Laag Laag Laag 750,- 750,- 750,- 750,- 500,- 500,- VOORWAARDEN SPECIFIEK VOOR GASTOUDERS De gastouder is goed telefonisch bereikbaar. De gastouder beschikt over een EHBO-certificaat conform de voorschriften. De gastouder kent de inhoud van en handelt in de dagelijkse opvangpraktijk in overeenstemming met * het pedagogisch beleidsplan * de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid * de meldcode en meldplicht kindermishandeling De gastouder zorgt ervoor dat - indien er meer dan 3 kinderen op het opvangadres aanwezig zijn - ondersteuning door een andere volwassene in geval van calamiteiten conform de voorschriften is geregeld. De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij. 100,- 150,- 250,- 250,- 250,- 250,- 250,- 17

VOORWAARDEN SPECIFIEK VOOR GASTOUDERBUREAUS Het gastouderbureau is goed bereikbaar De houder van het gastouderbureau draagt, conform de voorschriften, per opvanglocatie zorg voor een inventarisatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico s. Dit vindt plaats vóór aanvang van de opvang en daarna jaarlijks. Risico-inventarisaties zijn inzichtelijk voor vraagouders van het gastouderbureau De houder van het gastouderbureau draagt er zorg voor dat de voorziening voor gastouderopvang beschikt over voldoende: - speel- en slaapruimte; - buitenspeelmogelijkheden, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen - rookmelders en te allen tijde rookvrij is. De houder van het gastouderbureau draagt er zorg voor dat per opvanglocatie beoordeeld wordt of de samenstelling van de groep op te vangen kinderen verantwoord is. Het gastouderbureau * bezoekt ten minste 2x per jaar de gastouderopvanglocatie. * voert ten minste 1x per jaar een voortgangsgesprek met de gastouder. Het gastouderbureau evalueert met de vraagouder jaarlijks mondeling de gastouderopvang en legt deze evaluatie schriftelijk vast Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau Het gastouderbureau voert een zodanig beleid dat dit leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden en tot naleving van artikel 1.56b door de gastouder. OVERIGE OVERTREDINGEN De administratie voldoet aan de voorschriften als genoemd in artikel 11 Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en wordt, indien niet op de locatie aanwezig, bij een onderzoek onverwijld beschikbaar gesteld aan de toezichthouder. Aanbieden kinderopvang zonder schriftelijke overeenkomst. Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 Awb. Exploitatie zonder toestemming college. Niet (onverwijld) melden van wijzigingen. Niet opvolgen aanwijzing/bevel Overtreden exploitatieverbod per opvanglocatie 750,- per opvanglocatie per opvanglocatie per opvanglocatie per opvanglocatie per vraagouder 1.000,- 3.000,- 4.050,- (boete 2e categorie) 20.250,- (boete 4e categorie) 20.250,- (boete 4e categorie) 18