ECLI:NL:RBROT:2017:4009

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBROT:2016:7322

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBROT:2016:4938

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

ECLI:NL:RBROT:2016:3340

ECLI:NL:RBLIM:2016:3870

ECLI:NL:RBGRO:2011:BU9709

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

ECLI:NL:RBROT:2016:6088

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBROT:2016:10141

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:RBROT:2015:8694

ECLI:NL:RBAMS:2017:3179

ECLI:NL:RBAMS:2016:6651

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3477

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:GHDHA:2016:3002

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

ECLI:NL:RBROT:2014:10830

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:RBLIM:2016:661

ECLI:NL:RBLIM:2017:2557

ECLI:NL:CRVB:2017:2462

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:RBMNE:2016:530

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBGEL:2017:1576

ECLI:NL:RBGRO:2010:BN3546

ECLI:NL:RBROT:2017:886

ECLI:NL:RBMID:2008:BD7099

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBARN:2010:BO4467

ECLI:NL:RBLIM:2017:6026

ECLI:NL:RBALK:2006:AY4703

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430

ECLI:NL:RBNNE:2017:2980

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBDHA:2017:1591

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

ECLI:NL:RBMID:2007:BB8676

ECLI:NL:RBOVE:2016:5109

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:RBNNE:2013:6272

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBHAA:2006:AV7336

ECLI:NL:RBOBR:2016:7513

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBNHO:2016:9102

ECLI:NL:RBGRO:2009:BK5682

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

Uitspraak. Ontslagregeling. AR-Updates.nl AR 2016/1706 RAR 2016/144 RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT. Kanton. Breda

ECLI:NL:RBROT:2017:1535

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

ECLI:NL:RBAMS:2010:BO3017

ECLI:NL:GHAMS:2014:649 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNNE:2016:3629

ECLI:NL:RBNNE:2017:1905

ECLI:NL:CRVB:2017:1820

ECLI:NL:RBOVE:2017:1417

ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235

ECLI:NL:RBLEE:2007:BB5165

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBOBR:2017:2702

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8462

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1235

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011

LJN: AV7838,Sector kanton Rechtbank Haarlem, / VV EXPL Print uitspraak

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:OGEAC:2017:86

ECLI:NL:RBOBR:2014:3396

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBAMS:2017:2373

Transcriptie:

ECLI:NL:RBROT:2017:4009 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23052017 Datum publicatie 30052017 Zaaknummer 5663098 VZ VERZ 17981 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht Beschikking Vervolg op beschikking 24 maart 2017, waarin arbeidsovereenkomst tussen partijen is ontbonden. Berekening verschuldigde provisie en transitievergoeding. Vindplaatsen Rechtspraak.nl ARUpdates.nl 20170666 AR 2017/2738 Uitspraak RECHTBANK ROTTERDAM zaaknummer: 5663098 VZ VERZ 17981 uitspraak: 23 mei 2017 beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EGN Nederland B.V., gevestigd te Rotterdam, verzoekster, tevens verweerster ter zake van de tegenverzoeken, gemachtigde: mr. C.J.A.M. Bots te Breukelen, tegen

[verweerder], wonende te [plaatsnaam], verweerder, tevens verzoeker ter zake van de tegenverzoeken, gemachtigde: mr. T.G. Martens te Amsterdam. Partijen blijven hierna aangeduid als EGN en [verweerder]. 1 Het verdere verloop van de procedure 1.1 De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken: de beschikking van 24 maart 2017 en de daarin genoemde processtukken; het faxbericht zijdens EGN d.d. 14 april 2017, met bijlagen; de brief zijdens [verweerder] d.d. 1 mei 2017, met productie. 1.2 De kantonrechter heeft de beschikking bepaald op heden. 2 De verdere beoordeling 2.1 Bij beschikking van 24 maart 2017 is de beslissing op een aantal tegenverzoeken van [verweerder] aangehouden. Het gaat om de volgende verzoeken (zie ook onder 4.1 van genoemde beschikking): II. EGN te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van: 2.000,00 bruto, zijnde de overeengekomen retentiebonus over 2016; 6.400,00 bruto, zijnde de overeengekomen provisie over 2016; beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW (ad 50%) vanaf 1 januari 2017; de overeengekomen maandelijkse salarisverhoging vanaf 1 januari 2017 zijnde 250,00 bruto per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW (ad 50%) vanaf de gebruikelijke datum waarop de salarisbetaling plaatsvindt, te weten vanaf 20 januari 2017; de vanaf heden verschuldigde salarisverhoging (tijdig en correct) zijnde 250,00 bruto per maand, vermeerderd met, voor zover deze op enig moment te laat is betaald, de wettelijke verhoging conform het tijdschema ex artikel 7:626 BW en de wettelijke rente vanaf de vervaldata; en IV. aan [verweerder] een transitievergoeding van 9.024,00 bruto toe te kennen. Tevens moet nog worden beslist over de proceskosten. de retentiebonus 2.2 [verweerder] maakt aanspraak op een retentiebonus over 2016 ter hoogte van 2.000,00 bruto en verwijst in dit kader naar het emailbericht van [B.] van 29 september 2016 (weergegeven onder 2.8 van de beschikking van 24 maart 2017). Uit dit emailbericht blijkt de door EGN betwiste hoogte van de overeengekomen retentiebonus echter niet. Volgens EGN bedraagt de aan [verweerder] toekomende retentiebonus 1.650,00 bruto. In zijn brief van 1 mei 2017 refereert [verweerder] zich in deze aan het oordeel van de kantonrechter. Nu nergens uit blijkt dat de

retentiebonus het bedrag van 1.650,00 bruto te boven zou gaan, zal dit bedrag, dat nog niet aan [verweerder] is betaald, worden toegewezen. 2.3 De retentiebonus was volgens EGN ten tijde van de behandeling van het verzoekschrift nog niet opeisbaar, nu deze in het eerste kwartaal van 2017 is berekend. [verweerder] heeft tegen dit standpunt niets (concreet) ingebracht. Onduidelijk is dan ook gebleven wanneer de retentiebonus opeisbaar is geworden. Derhalve wordt de gevorderde wettelijke rente toegewezen vanaf de uitspraak van deze beschikking en is voor toewijzing van een wettelijke verhoging geen plaats. de provisie 2.4 Partijen zijn het er niet over eens of aan [verweerder] nog een provisie met betrekking tot de maand november 2016 toekomt. 2.5 EGN heeft zich op het standpunt gesteld dat aan [verweerder] geen provisie meer is verschuldigd. EGN onderbouwt dit standpunt met een door haar overgelegde berekening. Volgens deze berekening bedroeg de aan [verweerder] gerelateerde omzet in de maand november 2016 in totaal 24.050,00, waar een bedrag aan storneringen van in totaal 12.225,00 vanaf moet worden getrokken, zodat een bedrag van 11.825,00 resteert. Omdat 1/3e deel van laatstgenoemd bedrag lager is dan het garantiesalaris van 4.000,00, zou er over november 2016 geen bonus aan [verweerder] zijn verschuldigd. 2.6 [verweerder] heeft de berekening van EGN op twee onderdelen betwist. [verweerder] stelt zich allereerst op het standpunt dat over een extra omzet van zo blijkt uit de berekening van [verweerder] 1.300,00, te herleiden tot de deelnemers [A.] en [C.], nog een bonus aan hem moet worden betaald. Daarnaast heeft [verweerder] de in mindering gebrachte storneringen tot een bedrag van 6.675,00 betwist. 2.7 EGN heeft niet meer op het standpunt van [verweerder] met betrekking tot de heren [A.] en [C.] kunnen reageren. De kantonrechter stelt bovendien vast dat [verweerder] niet met stukken heeft onderbouwd dat aan hem wat deze heren betreft een bonus toekomt, die nog niet aan hem is uitbetaald. In dit stadium van de procedure wordt hiertoe geen gelegenheid meer geboden. De heren [A.] en [C.] worden dan ook voor de berekening van de al dan niet nog verschuldigde bonus over november 2016 buiten beschouwing gelaten. 2.8 De registeraccountant die de berekening van EGN heeft onderzocht, verklaart in zijn (door EGN overgelegd) rapport dat op het in het sales en retentiebonus overzichten opgenomen cijfermateriaal en toelichtingen geen accountantscontrole is toegepast en dat evenmin een beoordelingsopdracht is uitgevoerd. Dit houdt volgens de registeraccountant in dat aan diens rapportage, waarin weliswaar de berekeningen van EGN worden goedgekeurd, geen zekerheid kan worden ontleend omtrent de getrouwheid van het in het sales en retentiebonus overzichten opgenomen cijfermateriaal en toelichtingen daarop. Gelet hierop, alsmede op de gemotiveerde betwisting door [verweerder] van de door EGN gestelde storneringen en het feit dat EGN ter onderbouwing hiervan nog geen enkel stuk in het geding heeft gebracht, is het bedrag van 6.675,00 aan betwiste storneringen onvoldoende komen vast te staan. In dit stadium van de procedure zal EGN niet meer in de gelegenheid worden gesteld de storneringen nader te onderbouwen. 2.9 Het voorgaande betekent dat de kantonrechter uitgaat van een aan [verweerder] gerelateerde omzet van 24.050,00, waar een bedrag van 5.550,00 aan terechte storneringen (een bedrag van 3.700,00 is door [verweerder] erkend en een bedrag van 1.850,00 met betrekking tot [X.] is door [verweerder] niet weersproken) vanaf moet worden getrokken. Zodoende resteert een bedrag van 18.500,00, waarvan [verweerder] 1/3e deel, te weten 6.166,67 toekomt. Hiervan moet het reeds uitbetaalde garantiesalaris van 4.000,00 nog worden afgetrokken. Als provisie over de maand november 2016 moet aldus nog een bedrag van 2.166,67 bruto aan [verweerder] worden uitbetaald.

2.10 Gelet op hetgeen in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst over het moment van uitbetaling van de provisie is bepaald, is de vanaf 1 januari 2017 gevorderde wettelijke rente toewijsbaar. De gevorderde wettelijke verhoging wordt gematigd tot 20%. de salarisverhoging 2.11 Tussen partijen is niet in geschil dat zij per 1 januari 2017 een verhoging van het garantiesalaris ad 250,00 bruto per maand zijn overeengekomen. EGN heeft in haar faxbericht van 14 april 2017 aangegeven dat de niet tijdige uitbetaling hiervan berust op een misverstand en inmiddels is gecorrigeerd. In zijn brief van 1 mei 2017 heeft [verweerder] gesteld dat EGN het verhoogde salaris vanaf 1 januari 2017 alsnog heeft voldaan, behalve over de maand april 2017. Ingevolge artikel 5 van de arbeidsovereenkomst tussen partijen dient het salaris telkens voor het einde van de kalendermaand te worden uitbetaald. Het salaris over de maand april 2017 was ten tijde van het versturen van genoemde brief dan ook pas één dag opeisbaar. Nu daarnaast EGN niet meer heeft kunnen reageren op de brief van [verweerder] en zij de door haar erkende salarisverhoging over de voorgaande maanden alsnog heeft voldaan, ziet de kantonrechter thans onvoldoende grond voor een veroordeling van EGN ter zake van de salarisverhoging over april 2017 (met wettelijke rente en verhoging). Zij merkt op dat EGN, voor zover betaling van het betreffende bedrag nog niet heeft plaatsgevonden, uiteraard wel is gehouden dit terstond aan [verweerder] te voldoen. Voor toewijzing van wettelijke rente en wettelijke verhoging over de loonperiodes januari tot en met maart 2017 bestaat evenmin grond, te meer nu [verweerder] daar geen aanspraak (meer) op maakt. de transitievergoeding 2.12 Op grond van artikel 7:673 lid 2 BW bedraagt de transitievergoeding in het onderhavige geval een zesde van het loon per maand voor elke periode van zes maanden dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd. Onder loon wordt ingevolge artikel 2 lid 1 sub a van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (hierna: het Besluit) verstaan het vaste bruto maandloon in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, alsmede op grond van artikel 3 lid 1 sub a en c van het Besluit de vakantiebijslag waar de werknemer binnen twaalf maanden aanspraak op zou hebben bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst, gedeeld door twaalf, en de overeengekomen variabele looncomponenten verschuldigd in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, gedeeld door zesendertig. 2.13 Bij de berekening van het vaste bruto maandloon in de twaalf maanden voorafgaand aan in dit geval 1 mei 2017, moet rekening worden gehouden met de overeengekomen loonsverhoging per 1 januari 2017. Zodoende wordt uitgekomen op een gemiddeld bruto maandloon van 4.083,33 ((8 x 4.000,00 + 4 x 4.250,00) / 12). Voor de vakantiebijslag geldt een referteperiode van 1 juni 2016 tot en met 31 mei 2017 (zie artikel 5 van de arbeidsovereenkomst). De bij het maandloon op te tellen vakantiebijslag bedraagt derhalve 328,33 per maand ((7 x 4.000,00 + 5 x 4.250,00) x 0,08 / 12). 2.14 Volgens productie 14 bij het verweerschrift bedroeg de in het jaar 2014 aan [verweerder] uitbetaalde provisie in totaal 22.984,00 en de in het jaar 2015 aan [verweerder] betaalde provisie in totaal 21.558,00. EGN heeft deze bedragen niet (gemotiveerd) betwist. De vanaf januari 2016 tot en met november 2016 aan [verweerder] uitbetaalde provisie bedraagt volgens dit in zoverre niet door EGN betwiste overzicht in totaal 30.350,00, waarbij het hiervoor toegewezen bedrag van 2.166,67, dat in december 2016 had moeten worden uitbetaald, nog moet worden opgeteld. De provisie, verschuldigd in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, komt derhalve uit op een totaalbedrag van 77.058,67. Voor de berekening van de transitievergoeding wordt uitgegaan van 1/36e deel van dit bedrag, te weten 2.140,52.

2.15 Het loon per maand waarmee zal worden gerekend, is dan ook een bedrag van 6.552,18 ( 4.083,33 + 328,33 + 2.140,52). 1/6e deel hiervan is 1.092,03. Nu de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft bestaan van 8 april 2013 tot en met 30 april 2017, dient EGN aan [verweerder] een transitievergoeding, over de verschuldigdheid waarvan in de beschikking van 24 maart 2017 al een beslissing is genomen, ad 8.736,24 ( 1.092,03 x 8) bruto te voldoen. Dit bedrag wordt toegewezen. 2.16 Gelet op de uitkomst van deze procedure, waarin partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de kosten daarvan te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. 3 De beslissing De kantonrechter: veroordeelt EGN tot betaling aan [verweerder] van 1.650,00 bruto aan retentiebonus over 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de uitspraak van deze beschikking tot aan de dag der algehele voldoening; veroordeelt EGN tot betaling aan [verweerder] van 2.166,67 bruto aan provisie over november 2016, te vermeerderen met de wettelijke verhoging in de zin van artikel 7:625 BW ad 20% en de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening; veroordeelt EGN tot betaling aan [verweerder] van een transitievergoeding ad 8.736,24 bruto; bepaalt dat elk van partijen de eigen kosten van deze procedure draagt; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting. 673