Warmtepompen voor woningen

Vergelijkbare documenten
Warmtepompen voor woningen

MAKING MODERN LIVING POSSIBLE. Bedradingsschema DHP-L. DHP-L DHP-L Opti DHP-L Opti Pro/Opti Pro+

Servicehandleiding DHP-A DHP-A Opti DHP-AL DHP-AL Opti DHP-C DHP-H DHP-H Opti DHP-H Opti Pro DHP-L DHP-L Opti DHP-L Opti Pro

MAKING MODERN LIVING POSSIBLE. Bedradingsschema. DHP-R Eco.

MAKING MODERN LIVING POSSIBLE. Bedradingsschema. DHP-A Opti.

ONDERHOUDSHANDLEIDING

Inbedrijfstelling van de installatie

ONDERHOUDSHANDLEIDING

Atec 6-18 kw 400V 3-N

Inbedrijfstelling. Atec.

ONDERHOUDSHANDLEIDING

Installatiehandleiding DHP-A DHP-A Opti DHP-AL DHP-AL Opti DHP-C DHP-H DHP-H Opti Pro DHP-L DHP-L Opti

Gebruikershandleiding DHP-S VUGFA110

Installatiehandleiding DHP-A DHP-A Opti DHP-AL DHP-AL Opti DHP-C DHP-H DHP-H Opti DHP-H Opti Pro DHP-L DHP-L Opti DHP-L Opti Pro

Warmtepompen voor woningen

Elektrische installatie instructie

Warmtepompen voor woningen

Verkorte opstart procedure water/water warmtepompen voor het voorverwarmen van de woning/gebouw met het elektrisch verwarmingselement

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE

Handleiding aansluiten en in gebruik nemen zelfaanzuigende SHE pompen

Gebruikershandleiding DHP-AQ

Gebruikershandleiding. DHP-A DHP-A Opti DHP-AL DHP-AL Opti DHP-C DHP-H DHP-H Opti DHP-H Opti Pro DHP-L DHP-L Opti DHP-L Opti Pro VUBMA910

TOEPASSING. TECHNISCHE HANDLEIDING AsBN

Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA

Gebruikershandleiding Techneco Blomberg warmtepompboiler. Typen: BL 160 BL 200 BL 250 BL 300 E,V,W

STORINGEN BASIS.

Planningsgids. Atec.

Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA

LEGENDA 1145 (PC) / 1245 (PC), / oktober 2010 / zie tevens onze installatie- en onderhoud voorschriften.

Installatiehandleiding. Atec.

1245 / Schema's

1. Onderhoud en garantie

Gebruikershandleiding

Bedradingsschema. itec.

code Foutmelding Omschijving en Mogelijke oplossingen

Thermia warmtepomp. Thermia Comfort. Installatiehandleiding Rev. 2

Handleiding warmtepomp

GEBRUIKERS- HANDLEIDING

Aandachtspunten F1145 (PC) / F1245 (PC), bijlage bij de schema s.

GEBRUIKERSHANDLEIDING

STORINGSHANDLEIDING GASGESTOOKTE LUCHTVERWARMERS

Storing indicatie van LED binnen/buiten en eerste oordeel

Manual Pro-Leaf klimaatsystemen.

HANDLEIDING QUICKHEAT-FLOOR THERMOSTAAT

BASISINSTELLING WARMTEPOMP

GEBRUIKERSHANDLEIDING

Aandachtspunten bij de bodem schema s 1345/1355

Koelvloeistof bijvullen. Werkzaamheden aan het koelsysteem van het voertuig WAARSCHUWING!

Handleiding Zelfaanzuigende e-she pomp

Storing indicatie van LED binnen/buiten en eerste oordeel

TNG-serie warmtepomp Gebruikershandleiding

Byzoo Sous Vide Hippo

INHOUD. CE Verklaring van Overeenstemming 8. 2

MAKING MODERN LIVING POSSIBLE. Gebruikershandleiding. DHP-H Varius Pro+

Elektrische installatie instructie

Systeem kenmerken. Bivalent gas Bivalent elektrisch Zonne bijdrage Circulatienet warm water Opmerkingen. Horizontaal Open met GWS direct op verdamper

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

Spoel-vullen EnviLine warmtepomp

Handleiding Hogedrukpan Field Koch

CEEPEE 15 K / G / M. Montagevoorschrift condenswaterpomp

1245PC / 1255PC - Schema's

Thermostaten. Danfoss A/S (RA Marketing/MWA), DKRCC.PF.000.G1.10 / 520H

Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op we

MYSON. Kickspace 500, 600 & 800. Installatie-, bedienings- en onderhoudsvoorschriften. Deze instructies dienen bij het toestel bewaard te worden

MGC OpenTherm regelaar

Nefit EcomLine HR. Gebruikersinstructie. Nefit houdt Nederland warm

aanvullende gebruikers handleiding AQUA Plus Versie

Quality Heating elektrische vloerverwarmingsfolie

3. Afleverset, eigendom en verantwoordelijkheid van Warm Hartje Eindhoven

2Power opslagtank. Installatie instructies

SMART 1) VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN. NL-Version Lees deze handleiding alvorens het apparaat in INHOUDSOPGAVE 1) VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN

installatiehandleiding Alarmlicht

MS Semen Storage Pro

Installatie instructie

PARTYQ GEBRUIKERSHANDLEIDING 1.0 VOOR FIRMWARE 1.0

Kortsluiting van de aanvoer- Defecte of niet (goed) aangesloten aanvoer- of retourtemperatuursensor. Geen doorstroming

All-in-one warmtepomp water verwarming BOI-200/260

Instructiehandleiding

Algemene montage-instructie van het ATON B100RV-VW zonne-energie systeem- VOORL.

Sanifount. Elektronisch. Onderhoud/Storingen. Sanifount Sensorgestuurd

GIDS VOOR DE GEBRUIKER

Bedrade afstandbediening Introductie van het spare part. Knoppen en display van de afstandbediening.

1145 / PC- Schema's

Henks Reparatie Werkplaats - Van IJsendijkstraat LC - Purmerend - Bedienings display

Nefit Economy cv-boilers

INFORMATIE WARMTE & KOELING STORING

SENTRY ELEKTRISCHE BOILERS

Branderketel 12V DC/ 24 V DC

vanderbeyl IGB-100S, IGB-110H, IGB-150S Installatie- en montagehandleiding

Augustus 2013 Pagina 1

AT Multifunctioneel luchtbehandelingsapparaat

) voor verschillende systeemtypen Testen van de contactfunctie De juiste pressostaat voor uw systeem

Warmtepompen voor woningen

Erratablad Comfort Classic

MAKING MODERN LIVING POSSIBLE. Gebruikershandleiding. DHP-iQ.

HR-combiketel. Onderhoud / storingen

installatiehandleiding Rookmelder

Versie: juni installatiehandleiding. Alarmlicht LXA-8A

Techneco Elga. Regeling en Extra s

Quick Guide Artel Mono Block schema 1

Transcriptie:

MAKING MODERN LIVING POSSIBLE Servicehandleiding DHP-A Opti DHP-C Opti DHP-C Opti W/W DHP-H DHP-H Opti DHP-H Opti Pro/Opti Pro+ DHP-L DHP-L Opti DHP-L Opti Pro/Opti Pro+ www.heating.danfoss.com

Danfoss A/S is niet aansprakelijk en niet gebonden aan de garantie als deze instructies niet worden gevolgd tijdens installatie of onderhoud. De oorspronkelijke instructies zijn geschreven in het Engels. Andere talen zijn een vertaling van de oorspronkelijke instructies. (Richtlijn 2006/42/EG) Copyright Danfoss A/S

Inhoudsopgave 1 Installeer accessoires/extra functies... 4 1.1 Kamersensor... 4 1.2 EVU-functie... 5 1.3 Kamerverlaging... 5 1.4 Niveauschakelaar... 6 2 Oplossen van storingen... 7 2.1 Alarm... 7 2.2 Meetpunten... 7 2.3 Controlepunten... 8 2.4 Bedrijfsproblemen... 9 Danfoss Heating Solutions VIGFI210 3

1 Installeer accessoires/extra functies Gevaar Gevaarlijke elektrische spanning! De klemmenblokken staan onder spanning en kunnen bijzonder gevaarlijk zijn vanwege het risico van elektrische schokken. Alle voedingen moeten worden onderbroken voordat met de elektrische installatie wordt begonnen. 1.1 Kamersensor In de kamersensor zit een temperatuursensor die een extra waarde geeft waarmee het regelsysteem de aanvoertemperatuur kan berekenen. De invloed van de kamersensor op de berekening kan worden ingesteld in het menu WARMSTOOKLIJN -> KAMERFACTOR. De KAMERFACTOR is af fabriek ingesteld op 2, maar kan worden ingesteld tussen 0 (geen invloed) en 4 (veel invloed). Het verschil tussen de gewenste en werkelijke binnentemperatuur wordt vermenigvuldigd met de ingestelde waarde voor KAMERFAC- TOR. De instelwaarde voor de aanvoerleiding van het verwarmingssysteem wordt verhoogd of verlaagd met het resultaat, afhankelijk van de vraag of er een tekort of overschot aan warmte is. In de onderstaande tabel ziet u voorbeelden van hoe de instelwaarde voor de aanvoerleiding wordt beïnvloed bij STOOKLIJN 40 met verschillende instellingen voor KAMERFACTOR. Bij een tekort aan warmte: KAMERFACTOR Gewenste kamertemperatuur, C Werkelijke kamertemperatuur, C Instelwaarde aanvoerleiding, C 0 20 18 40 1 20 18 42 2 20 18 44 3 20 18 46 4 20 18 48 Bij een overschot aan warmte geldt het tegenovergestelde: KAMERFACTOR Gewenste kamertemperatuur, C Werkelijke kamertemperatuur, C Instelwaarde aanvoerleiding, C 0 20 22 40 1 20 22 38 2 20 22 36 3 20 22 34 4 20 22 32 De kamersensor installeren N De kamersensor wordt aangesloten op een zeer lage veiligheidsspanning. 4 VIGFI210 Danfoss Heating Solutions

1. Monteer de kamersensor op een plaats in huis waar de temperatuur in de ruimte relatief constant is: Centraal in het huis Op ooghoogte Niet in direct zonlicht Niet op de tocht Niet in een kamer met andere verwarmingsbronnen 2. Onderbreek alle spanning naar de warmtepomp. 3. Demonteer de frontplaat van de warmtepomp. 4. Leid de aansluitkabel van de kamersensor door de hiervoor bedoelde opening in de bovenplaat naar het klemmenblok. 5. Sluit de kabel aan zoals hieronder beschreven. 6. Monteer de frontplaat van de warmtepomp. Schakel de spanning in. 7. Hang een thermometer naast de kamersensor. 8. Kalibreer de sensor door beide knoppen 15 seconden ingedrukt te houden, totdat de display begint te knipperen. 9. Stel de werkelijke kamertemperatuur in die de thermometer aangeeft. 10. Wacht 10 seconden totdat de display stopt met knipperen. 303 304 Als de display "--" weergeeft voor de binnentemperatuur, is er geen binnentemperatuur ontvangen. 1.2 EVU-functie Door klem 307 en 308 te verbinden, wordt de EVU-functie (Elektrizitäts Versorgungs Unternehmen) verkregen. Hiermee wordt voorkomen dat de warmtepomp, bijverwarming en circulatiepomp van het brinecircuit gaan werken. Alleen de circulatiepomp van het verwarmingscircuit mag lopen. Als de functie actief is, wordt de tekst EVU-STOP weergegeven op de display. 1. Onderbreek alle spanning naar de warmtepomp. 2. Demonteer de frontplaat van de warmtepomp. 3. Leid de aansluitkabel van de EVU-functie door de hiervoor bedoelde opening in de bovenplaat naar het klemmenblok. 4. Sluit de kabel aan zoals in onderstaande afbeelding. 5. Monteer de frontplaat van de warmtepomp. Schakel de spanning in. 307 308 1.3 Kamerverlaging Door klem 307 en 308 met 10 kω-weerstand te verbinden, wordt de functie kamerverlaging verkregen, waarmee de binnentemperatuur met vaste regelmaat tijdelijk kan worden verlaagd. De omvang van de kamerverlaging wordt ingesteld in het menu INFORMATIE -> WARMSTOOKLIJN -> DALING. Danfoss Heating Solutions VIGFI210 5

1. Onderbreek alle spanning naar de warmtepomp. 2. Demonteer de frontplaat van de warmtepomp. 3. Leid de aansluitkabel voor de kamerverlagingsfunctie door de hiervoor bedoelde opening in de bovenplaat naar het klemmenblok. 4. Sluit de kabel aan zoals in onderstaande afbeelding. 10 kω 5. Monteer de frontplaat van de warmtepomp. Schakel de spanning in. 307 308 1.4 Niveauschakelaar In bepaalde landen moet de warmtepomp worden voorzien van een niveauschakelaar voor het brinesysteem. Raadpleeg altijd de lokale regels en voorschriften voordat de warmtepomp in bedrijf wordt gesteld. 1 1 Veiligheidsklep 2 Niveauschakelaar 3 Vlotter 2 3 Sluit de flowsensor aan volgens de bij het accessoire gevoegde installatiehandleiding. 6 VIGFI210 Danfoss Heating Solutions

2 Oplossen van storingen 2.1 Alarm Een alarm wordt op het displayscherm aangegeven met de tekst ALARM en een alarmmelding, zie de volgende tabel. Alarmmeldingen die niet automatisch worden gereset, moeten worden bevestigd. Bevestig het alarm door de warmtepomp in de bedrijfsmodus UIT en vervolgens weer in de gewenste bedrijfsmodus te zetten. FOUT HOGE DRUK FOUT LAGE DRUK FOUT MO- TORBEV. BRINE VAN BRINE- FLOW LAAG FOUT BIJ- VERWAR- MING BUITEN- SENSOR Overbelastingsrelais (overstroomrelais) compressor geactiveerd. Bij bepaalde modellen kunnen ook alarmen worden afgegeven vanuit de brinepomp of softstarter. Compressor gestopt. Temperatuur uitgaande brine lager dan ingestelde minimumtemperatuur. Compressor gestopt. Er vindt geen warmwaterproductie plaats. Flowsensor niet actief bij laatste start. Compressor gestopt. Er vindt geen warmwaterproductie plaats. Van toepassing op DHP-C Opti. Oververhittingsbeveiliging geactiveerd. Geen bijverwarming. Storing in buitensensor. Bij de berekening van de warmtevraag wordt nul graden gebruikt. Hogedrukschakelaar geactiveerd. Compressor gestopt. AANVOERS- ENSOR Lagedrukschakelaar geactiveerd. Compressor gestopt. RETOURSEN- SOR WARMWA- TERSENSOR KOELWATER TEMP. FOUT FASE- SEQ. HOOG RE- TOUR VXV PASSIE- VE KOELING Storing in aanvoerleidingsensor. Alles stopgezet, behalve de circulatiepomp van het verwarmingssysteem. Storing in retoursensor. Retourtemperatuur = aanvoerleiding -5 wordt gebruikt. De berekende aanvoertemperatuur wordt begrensd op maximaal 45 C. Storing in sensor voor starttemperatuur. Er vindt geen warmwaterproductie plaats. Storing in sensor. De koelfunctie wordt stopgezet. Alarm dat aangeeft dat de fasevolgorde naar de compressor onjuist is. Alleen weergave en alleen de eerste 10 minuten. Alarm dat aangeeft dat een hoge retourtemperatuur de werking van de compressor belemmert. Fout in wisselklep gedetecteerd bij opstarten. Van toepassing op DHP-C Opti W/W. Bij een alarm blijft de warmtepomp zo mogelijk verwarming leveren aan het huis. In de eerste plaats met de compressor, ten tweede met de bijverwarming. De warmwaterproductie stopt om te signaleren dat er iets is gebeurd dat aandacht vereist. 2.2 Meetpunten 1. Koppel de betreffende sensor los van de I/O-kaart / het klemmenblok. 2. Meet de weerstand van de sensor en eventuele verlengkabels. 3. Meet vervolgens alleen de sensor. Let op Bij weerstandsmeting van de sensoren moeten eerst de sensorkabels worden losgemaakt van de regelapparatuur. N Om zeker te zijn van de waarde van de sensor moet de werkelijke temperatuur worden gecontroleerd t.o.v. de gemeten weerstand. Controlemeting van sensoren bij storingzoeken C ohm, Ω buiten- en ontdooisensoren kilo-ohm, kω overige sensoren -30 1884-25 1443 Danfoss Heating Solutions VIGFI210 7

C ohm, Ω buiten- en ontdooisensoren kilo-ohm, kω overige sensoren -20 1115-15 868-10 681-5 538 0 428 66,3 5 343 52,4 10 276 41,8 15 224 33,5 20 183 27,1 25 150 22,0 30 124 18,0 35 103 14,8 40 86 12,2 45 10,1 50 8,5 55 7,1 60 6,0 65 5,0 70 4,2 75 3,7 80 3,1 85 2,7 2.3 Controlepunten Temperaturen Waarden Condensatietemperatuur 0,5-1,5 C boven aanvoerleidingtemperatuur. R410A: 0-1,5 C Verdampingstemperatuur 7-8 C lager dan ingaande brine. R410A: 5-7 C Nakoeling R404A, R407C, R410A 4-8 K Oververhitting R404A 5-8 K Oververhitting R407C 4 K ±1 K Oververhitting R410A 5 K ±1 K Radiatorcircuit Temperatuurverschil 5-10 K Brinecircuit Temperatuurverschil 2-5 K Koudemiddel Pressostaat Schakeldruk R404A (Geldt alleen voor DHP-A Opti modellen) Lagedrukpressostaat 0,08 MPa Bedrijfspressostaat A 2,65 MPa Bedrijfspressostaat B 2,85 MPa Hogedrukpressostaat 3,10 MPa R407C Lagedrukpressostaat 0,08 MPa Bedrijfspressostaat 2,85 MPa Hogedrukpressostaat 3,10 MPa R410A Lagedrukpressostaat 0,35 MPa Bedrijfspressostaat 4,00 MPa Hogedrukpressostaat 4,30 MPa 8 VIGFI210 Danfoss Heating Solutions

2.4 Bedrijfsproblemen De hierna volgende tabellen gelden voor alle verschillende soorten oplossingen met warmtepomp en collector. In de tabellen worden de meest waarschijnlijke en meest voorkomende oorzaken van het probleem eerst vermeld. Bij het oplossen van problemen begint u met de eerste oorzaak en werkt u de lijst af. Er kan ook sprake zijn van meerdere methodes voor het oplossen van een probleem. De meest waarschijnlijke oplossing wordt dan eerst aangegeven. 2.4.1 Alarm Probleem Alarm LP (lagedrukschakelaar) 1. Vuilzeef van brinecircuit verstopt. Controleer of de vuilzeef niet verstopt zit. Maak indien nodig de vuilzeef schoon. 2. Lucht in brinecircuit. Luister of er lucht zit in warmtepomp en brinecircuit. 3. Gesloten kranen, hoofdkraan of vulkraan voor brinecircuit. 4. De circulatiepomp voor het brinecircuit is defect of is vastgelopen. Controleer of de afsluitkraan of eventuele andere kranen openstaan. Controleer: of de circulatiepomp draait of de afsluitkleppen geopend zijn of de vuilzeef niet verstopt zit of er geen lucht in het verwarmingssysteem zit. Ontlucht het brinecircuit volgens de installatiehandleiding. Draai gesloten kranen open. De circulatiepomp kan zijn vastgelopen. Als dat het geval is, opent u de ontluchtingsschroef en probeert u het schoepenwiel los te krijgen met bijvoorbeeld een schroevendraaier. Zet gesloten kleppen of kranen open. Controleer de vuilzeef en maak deze indien nodig schoon. 5. Kabelbreuk of loszittende kabel naar lagedrukschakelaar. Controleer of beide kabels zijn aangesloten op de drukschakelaar. Controleer met zoemer of er sprake is van kabelbreuk. Ontkoppel hiervoor de kabels van pressostaat en printplaat. Ontlucht indien nodig het verwarmingssysteem volgens de installatiehandleiding. Als een kabel los is geraakt, sluit u deze weer aan. Als u een kabelbreuk constateert, vervangt u de kabel. 6. Lagedrukschakelaar gaat te vroeg open. Verkeerde drukschakelaar gemonteerd. Hogere schakeldruk dan beoogd. Zie markering. Storing in drukschakelaar, opent bij een hogere druk dan aangegeven (nominale druk). Controleer met manometerblok. Defecte drukschakelaar, altijd open. Als de lagedrukschakelaar te vroeg opent of altijd open is, vervangt u deze. 7. Verkeerd type antivriesmiddel, moet conform instructies zijn. 8. Onjuist gemengd antivriesmiddel, concentratie moet conform instructies zijn. Controleer of het juiste antivriesmiddel is gebruikt. Controleer het vriespunt van het mengsel met een refractometer. Als er een verkeerd antivriesmiddel wordt gebruikt, moet het hele systeem worden geleegd en gevuld met een nieuw mengsel. Indien het mengsel niet voldoet aan de instructies moet een nieuw mengsel worden gemaakt in een extern reservoir. Dit omdat de vloeistoffen zich niet goed met elkaar vermengen als één ervan rechtstreeks in het systeem wordt bijgevuld. Danfoss Heating Solutions VIGFI210 9

9. Korte actieve collector, bijv. kort of droog boorgat, korte grondcollector. 10. Te lange collector, te grote drukval. 11. Expansieklep defect of verkeerd ingesteld. 12. Tekort aan koudemiddel, te kleine hoeveelheid koudemiddel in het systeem. Controleer de lengte van de gebruikte collector en vergelijk deze met de collectorlengte in de maatvoeringsdocumentatie. Controleer bovendien bij gebruik van een boorgat of de collector niet "in de leegte" hangt. Controleer de lengte van de gebruikte collector en of deze parallel is geschakeld (en niet in serie) als er meer dan 1 spiraal wordt gebruikt. Controleer met manometerblok en thermometer de oververhittingswaarde van de installatie. Controleer bovendien of voeler en capillairbuis onbeschadigd zijn en of de voeler correct gemonteerd is. Controleer met manometerblok en thermometer of de oververhitting van de installatie correct is voor het specifieke koudemiddel. 13. Droogfilter verstopt. Controleer het temperatuurverschil boven het droogfilter. Het verschil mag max. één graad zijn. Bij een groter verschil is het filter verstopt. Meet tijdens bedrijf. Als de actieve collector te kort is, ontvangt de warmtepomp onvoldoende energie vanuit de warmtebron, wat ertoe leidt dat bijverwarming nodig is om in de energiebehoefte te voorzien. Bij gebruik van een langere collector dan wordt aanbevolen voor de specifieke warmtepomp, moet deze worden verdeeld over meerdere parallel geschakelde spiralen. Als de oververhitting niet overeenkomt met de instructies voor het specifieke koudemiddel, stelt u de expansieklep bij tot de juiste waarde verkregen wordt. Zie afzonderlijke instructies voor koeltechniek. Als de oververhitting niet kan worden aangepast met de expansieklep of als de capillairbuis/voeler beschadigd is, vervangt u deze. Pas de juiste procedure toe (afhankelijk van type koudemiddel) voor het toevoegen van de juiste hoeveelheid koudemiddel. Als u vermoedt dat er een lek zit in het koudemiddelcircuit, moet een lekonderzoek worden uitgevoerd en moeten eventueel corrigerende maatregelen worden getroffen. Als u constateert dat het droogfilter dicht zit, vervangt u het. 14. Ventilator draait niet. Controleer of de ventilator spanning heeft. Is er geen spanning, controleer waarom en vervang kapotte onderdelen (kabels, ontdooikaart, weerstand). 10 VIGFI210 Danfoss Heating Solutions

15. Verstopte verdamper aan waterzijde. Als er geen vuilzeef in het brinecircuit zit, bestaat het gevaar dat er vuil vast komt te zitten in de verdamper, waardoor deze verstopt raakt. Helaas is er geen makkelijke manier om te controleren of de verdamper verstopt zit. Dit kan worden getest door de compressor en de circulatiepompen in bedrijf te houden. Controleer of de circulatiepompen werken (bij circulatiepompen met ontluchtingsschroef kan deze eruit worden geschroefd, waarna u met een schroevendraaier voelt of het pompwiel ronddraait). Als u vermoedt dat de verdamper verstopt is, probeert u hem door te spoelen. Als dat niet werkt, moet hij worden vervangen. Meet vervolgens de temperatuur op beide aansluitleidingen naar de verdamper: Bij een temperatuurverschil van <1 C is de verdamper waarschijnlijk verstopt. Als het temperatuurverschil 2-6 C bedraagt, is hij waarschijnlijk niet verstopt. 16. Verstopte verdamper aan koudemiddelzijde. Bij een temperatuurverschil van >6 C is de verdamper waarschijnlijk verstopt. Controleer met manometerblok en thermometer of de oververhitting van de installatie correct is voor het specifieke koudemiddel. Als u vermoedt dat de verdamper verstopt is geraakt met bijvoorbeeld olie, kunt u proberen om er stikstofgas doorheen te blazen om de olie eruit te krijgen. Als dat niet werkt, moet hij worden vervangen. Probleem Alarm HP (hogedrukschakelaar) 1. Vuilzeef van verwarmingssysteem verstopt. 2. Lucht in het verwarmingssysteem. 3. Gesloten of gedeeltelijk gesloten thermostaten/kleppen in het verwarmingssysteem. Controleer of de vuilzeef niet verstopt zit. Luister of er lucht zit in de warmtepomp of het verwarmingssysteem. Controleer of de thermostaten/kleppen van het verwarmingssysteem open zijn. Maak indien nodig de vuilzeef schoon. Ontlucht het verwarmingssysteem volgens de installatiehandleiding. Zet gesloten thermostaten/kleppen open. Danfoss Heating Solutions VIGFI210 11

4. Circulatiepomp is defect of vastgelopen. Krijgt de circulatiepomp spanning? Controleer in het handmatige testmenu van het regelsysteem of de circulatiepomp actief is. Controleer of de circulatiepomp spanning krijgt. Als dat zo is en de circulatiepomp draait niet, is hij vastgelopen. Als dat het geval is, maakt u de ontluchtingsschroef open en probeert u het schoepenwiel met bijvoorbeeld een schroevendraaier los te krijgen (geldt niet voor warmtepompen met toerentalregeling). Als er geen spanning aanwezig is op de circulatiepomp, meet dan of er spanning aanwezig is vanaf de I/O-kaart (zie bedradingsschema). Als er spanning aanwezig is vanaf de I/O-kaart voert u een controlemeting uit van de onderdelen tussen de I/O-kaart en de circulatiepomp. 5. Hoofdkraan van verwarmingssysteem gesloten. 6. Kabelbreuk of loszittende kabel naar hogedrukschakelaar. Controleer of de hoofdkraan open is. Controleer of beide kabels zijn aangesloten op de drukschakelaar. Controleer met zoemer of er sprake is van kabelbreuk. Ontkoppel hiervoor de kabels van pressostaat en printplaat. Als er een onderdeel defect is, vervangt u dit. Draai gesloten hoofdkraan open. Als een kabel los is geraakt, sluit u deze weer aan. Als u een kabelbreuk constateert, vervangt u de kabel. 7. De hogedrukschakelaar gaat niet open. Verkeerde drukschakelaar gemonteerd. Schakeldruk even hoog of hoger dan hogedrukschakelaar. Zie markering. Storing in drukschakelaar, opent bij een hogere druk dan aangegeven (nominale druk). Controleer met manometerblok. Defecte drukschakelaar, gaat nooit open. Als de hogedrukschakelaar niet opengaat, vervangt u hem. 8. Hogedrukschakelaar gaat te vroeg open. 9. Externe systeemshunt die sluit door tijdsinstelling. 10. Verkeerd om gemonteerde terugslagklep of te hoge openingsdruk. Verkeerde drukschakelaar gemonteerd. Schakeldruk even laag als of lager dan de bedrijfspressostaat. Zie markering. Storing in drukschakelaar, opent bij een lagere druk dan aangegeven (nominale druk). Controleer met manometerblok. Defecte drukschakelaar, altijd open. Controleer of er in het systeem shunts of kleppen met timerregeling aanwezig zijn die het hele verwarmingssysteem of een te groot deel ervan uitschakelen. Controleer de stroomrichting in het systeem en controleer of de terugslagklep in de juiste richting staat. Controleer of de extern beschikbare druk van de warmtepomp groter is dan de openingsdruk van de terugslagklep. Als de hogedrukschakelaar te vroeg opengaat of altijd open is, vervangt u hem. Zorg dat er altijd voldoende watervolume voor de warmtepomp aanwezig is om zijn vermogen kwijt te kunnen, d.w.z. om zijn warmte aan af te geven. Als de terugslagklep verkeerd om staat, keert u hem om. Als de terugslagklep een te hoge openingsdruk heeft, vervangt u hem. 12 VIGFI210 Danfoss Heating Solutions

11. Grote drukval in verwarmingssysteem. Vuil in het verwarmingssysteem. Gesloten of gedeeltelijk gesloten thermostaten/kleppen in het verwarmingssysteem. Maatvoering leidingsysteem te klein. Controleer of de extern beschikbare druk van de warmtepomp groter is dan de drukval in het systeem. 12. Koudemiddelcircuit te vol. Controleer met manometerblok en thermometer of de oververhitting van de installatie correct is voor het specifieke koudemiddel. 13. Verstopte condensor aan waterzijde. Als er geen vuilzeef in het verwarmingssysteem zit, bestaat het gevaar dat er vuil vast komt te zitten in de condensor, waardoor deze verstopt raakt. Helaas is er geen makkelijke manier om te controleren of de condensor verstopt zit. Dit kan worden getest door de compressor en de circulatiepompen in bedrijf te houden en na enige tijd te controleren of de drukleiding heet wordt en of de circulatiepompen functioneren (voor circulatiepompen met ontluchtingsschroef kan deze eruit worden geschroefd, waarna u met een schroevendraaier voelt of de pomprotor ronddraait). Indien nodig het verwarmingssysteem reinigen/uitspoelen. Zet gesloten thermostaten/kleppen open. Als de druk onvoldoende wordt opgevoerd, kan het verwarmingssysteem worden aangepast m.b.v. de systeemoplossing voor een grote drukval. Pas de juiste procedure toe (afhankelijk van type koudemiddel) voor het toevoegen van de juiste hoeveelheid koudemiddel. Als u vermoedt dat er een lek zit in het koudemiddelcircuit, moet een lekonderzoek worden uitgevoerd en moeten eventueel corrigerende maatregelen worden getroffen. Als u vermoedt dat de condensor verstopt is, probeert u hem door te spoelen. Als dat niet werkt, moet hij worden vervangen. Meet vervolgens de temperatuur op beide aansluitleidingen naar de condensor: Bij een temperatuurverschil van <3 C is de condensor waarschijnlijk verstopt. Als het temperatuurverschil 3-13 C bedraagt, is hij waarschijnlijk niet verstopt. 14. Verstopte condensor aan koudemiddelzijde. Bij een temperatuurverschil van >13 C is de condensor waarschijnlijk verstopt. Controleer met manometerblok en thermometer of de oververhitting van de installatie correct is voor het specifieke koudemiddel. Als u vermoedt dat de condensor verstopt is geraakt door bijvoorbeeld olie, kunt u proberen om er stikstofgas doorheen te blazen om de olie eruit te krijgen. Als dat niet werkt, moet hij worden vervangen. Danfoss Heating Solutions VIGFI210 13

Probleem Alarm MS (motorbeveiliging) 1. Fase-uitval of doorgeslagen zekering. 2. Defecte softstarter (driefasige warmtepomp). 3. Defecte softstarter (eenfasige warmtepomp). 4. Motorbeveiliging defect of verkeerd ingesteld. Controleer of alle fasen aanwezig zijn op het klemmenblok voor ingaande voeding. Als dat niet het geval is, controleert u de zekeringen in de kast. Controleer bovendien of de bekabeling overal goed vastzit. Bij gebruik van schroefklemmen moeten deze overal goed zijn aangedraaid. Bij gebruik van doorvoerklemmen moeten de kabels goed in het juiste gat zitten met belasting op de kabel. Voer een controlemeting uit en kijk of bij een signaal van de I/O-kaart (er moet dan spanning zijn tussen A1 & A2 op de softstarter) de softstarter alle drie de fasen doorlaat naar de compressor. Voer een controlemeting uit en kijk of bij een signaal van de I/O-kaart (er moet dan spanning zijn tussen ON & N op de softstarter) de softstarter de fasen doorlaat naar de compressor. Gebruik een stroommeettang om te bepalen wanneer de motorbeveiliging wordt geactiveerd. Controleer de instelling van de motorbeveiliging. Vergelijk met de tabel. Voor een driefasige warmtepomp moeten alle drie de fasen actief zijn. 5. Kabelbreuk Controleer de voeding van de motorbeveiliging, softstarter of compressor. 6. Defecte compressor (geldt alleen voor driefasen-warmtepompen). 7. Alarm van overbelastingsbeveiliging op brinepomp (alleen bepaalde warmtepompmodellen). 8. Alarm vanuit eenfasige softstarter. Voer een controlemeting uit van de spanning voor alle drie de fasen (steeds naar de nul) bij de compressor. Er mag geen sprake zijn van grote afwijkingen tussen de fasen. Bij controlemeting van de weerstand van de wikkelingen moet de waarde voor alle drie de wikkelingen gelijk zijn. Schakel de warmtepomp uit en weer in. Als het alarm blijft bestaan, moet u de WSK-schakelaar op de brinepomp controleren. Bepaal de oorzaak van de storing aan de hand van de LED-lampjes op de softstarter. Als een van de fasen ontbreekt, controleert u achterwaarts in de richting van de hoofdelektriciteitskast van het gebouw. Als de fasen ook daar weg zijn, neemt u contact op met de elektriciteitsaanbieder. Als de softstarter de fasen niet naar behoren doorlaat bij een signaal vanaf de I/Okaart, vervangt u hem. Als de softstarter de fasen niet naar behoren doorlaat bij een signaal vanaf de I/Okaart en niet zoals hieronder beschreven een alarm geeft, vervangt u hem. Als de motorbeveiliging defect is, vervangt u deze. Als deze verkeerd is ingesteld, stelt u hem in op de juiste waarde. Als er een kabel beschadigd is, vervangt u hem. Als de compressor defect is, vervangt u hem. Als de brinepomp defect is, vervangt u hem. Probleem Alarm sensor (alle) Sensorstoring of kabelstoring. Bij weerstandsmeting van de sensoren moeten eerst de sensorkabels worden losgemaakt van de regelapparatuur of het klemmenblok. Meet eerst de sensor inclusief kabel en controleer aan de hand van de weerstandstabel. Zie het hoofdstuk Meetpunten. Als de gemeten waarde niet overeenkomt met de tabel, meet u alleen de sensor en controleert u aan de hand van de weerstandstabel. Zie het hoofdstuk Meetpunten. Als de waarde van de sensor correct is, is de kabel defect. Als de waarde van de sensor niet correct is, is de sensor defect. 14 VIGFI210 Danfoss Heating Solutions

Probleem Onjuiste fasevolgorde De volgorde van de ingaande fasen is onjuist (geldt alleen voor driefasen-warmtepompen). Als de tekst FOUT FASESEQ. wordt weergegeven op de display wanneer de warmtepomp stroom krijgt (wordt alleen de eerste 10 minuten weergegeven) wijst dit erop dat de volgorde van de fasen onjuist is. Controleer terwijl de compressor draait de temperatuur van de drukleiding door aan de drukleiding te voelen. Als de volgorde van de fasen correct is, moet hij heet zijn (niet slechts warm), ook op grotere afstand van de compressor. Als de compressor draait met een verkeerde fasevolgorde, kan er een abnormaal (hard, rammelend) geluid hoorbaar zijn als de compressor achteruit draait. Als de volgorde van de fasen onjuist is, verwisselt u de twee ingaande fasen op het hoofdklemmenblok en controleert u opnieuw volgens het venster voor het lokaliseren van de storing. Probleem Alarm AH (bijverwarming) 1. De oververhittingsbeveiliging is geactiveerd. 2. Fase-uitval. Het alarm treedt op als er geen 230 V aanwezig is tussen L2 op de printplaat en N. Controleer of de oververhittingsbeveiliging geactiveerd is. Controleer of de oververhittingsbeveiliging geactiveerd is. Controleer of er bij de printplaat of de oververhittingsbeveiliging geen kabels loszitten of beschadigd zijn. Als de oververhittingsbeveiliging geactiveerd is, reset u deze. Als de oververhittingsbeveiliging geactiveerd is, reset u deze. Als de kabels loszitten of beschadigd zijn, zet u ze vast of vervangt u ze. 3. Storing in oververhittingsbeveiliging, resetten lukt niet. Druk de resetknop in, meet of er 230 V staat op inen uitgaande aansluitingen. 4. Storing in flowsensor. Controleer wat de flowsensor aangeeft. Is het een aannemelijke/correcte waarde? Meet de weerstand van de sensor en controleer aan de hand van de weerstandstabel. Zie het hoofdstuk Meetpunten. 5. Geen of onvoldoende circulatie in het verwarmingssysteem. Controleer: of de circulatiepomp draait of de afsluitkleppen geopend zijn of de vuilzeef niet verstopt zit of er geen lucht in het verwarmingssysteem zit. Als de oververhittingsbeveiliging defect is, vervangt u deze. Als de sensor defect is, vervangt u hem. De circulatiepomp kan zijn vastgelopen. Als dat het geval is, opent u de ontluchtingsschroef en probeert u het schoepenwiel los te krijgen met bijvoorbeeld een schroevendraaier. Zet gesloten kleppen of kranen open. Controleer de vuilzeef en maak deze indien nodig schoon. 6. De dompelbuis in het elektrisch verwarmingselement raakt de spiralen. Controleer wat de aanvoertemperatuur is als de oververhittingsbeveiliging wordt geactiveerd. Deze wordt gewoonlijk geactiveerd bij circa 95 C. Ontlucht indien nodig het verwarmingssysteem volgens de installatiehandleiding. Wellicht is het mogelijk om de dompelbuis met een schroevendraaier of iets dergelijks een stukje van de spiralen af te bewegen. De dompelbuis moet verticaal staan. Danfoss Heating Solutions VIGFI210 15

Probleem Alarm uitgaande brine 1. Defecte sensor. Controleer wat de sensor aangeeft. Is het een aannemelijke/correcte waarde? Meet de weerstand van de sensor en controleer aan de hand van de weerstandstabel. Zie het hoofdstuk Meetpunten. 2. Te lage brinetemperatuur. Controleer de ingestelde waarde voor ALARM BRI- NE in de regelcomputer van de warmtepomp. Als de sensor defect is, vervangt u hem. Het alarm treedt op als de temperatuur van BRINE VAN even laag of lager is dan de ingestelde waarde voor ALARM BRINE. Bij de fabrieksinstelling is deze functie niet actief. Probleem Alarm lage flow brine 1. Verkeerd systeem geselecteerd in het regelsysteem. Als het systeem geen flowsensor heeft maar het regelsysteem wel is ingesteld voor een systeem met flowsensor, krijgt u dit alarm. Controleer in het menu SYSTEEM welk systeem er geselecteerd is. 2. Flow onvoldoende. Controleer of de grondwaterpomp draait. Controleer de flowsensor. Kalibratie/instelling van flowsensor. Wisselaar verstopt? Als het verkeerde systeem geselecteerd is, wijzigt u dit. De grondwaterpomp moet samen met de in de warmtepomp ingebouwde brinepomp starten en draaien. Controleer aan de hand van het bedradingsschema of de flowsensor correct is aangesloten. Controleer of de flowsensor is ingesteld voor het juiste werkbereik volgens de handleiding voor de flowsensor. Als de wisselaar verstopt is, moet deze worden schoongemaakt of vervangen. Probleem Alarm brinepomp Het ingebouwde alarm van de brinepomp is geactiveerd. (Geldt alleen voor warmtepompen met toerentalregeling.) Lucht in brinepomp? Brinepomp vastgelopen? Ontlucht het brinecircuit volgens de installatiehandleiding. Als de brinepomp is vastgelopen, is er een ingebouwde schudfunctie die max. 5 keer probeert om zichzelf los te schudden. Als dat niet lukt, treedt het alarm op. Probeer de spanning naar de warmtepomp te onderbreken om het alarm uit te schakelen en laat de brinepomp vervolgens handmatig draaien. Als het alarm terugkomt, herhaalt u de procedure enkele keren. Als dat niet helpt, vervangt u de brinepomp. 16 VIGFI210 Danfoss Heating Solutions

Probleem Alarm circulatiepomp Het ingebouwde alarm van de circulatiepomp is geactiveerd. (Geldt alleen voor warmtepompen met toerentalregeling) Lucht in de circulatiepomp? Circulatiepomp vastgelopen? Lucht in brinecircuit. Zie de installatiehandleiding voor de manier waarop u moet vullen. Als de circulatiepomp is vastgelopen, is er een ingebouwde schudfunctie die max. 5 keer probeert om zichzelf los te schudden. Als dat niet lukt, treedt het alarm op. Probeer de spanning naar de warmtepomp te onderbreken om het alarm weg te krijgen en vervolgens handmatig de circulatiepomp te laten draaien. Als het alarm terugkomt, herhaalt u de procedure enkele keren. Als dat niet helpt, vervangt u de circulatiepomp. Probleem Bedrijfspressostaat open of hoge temperatuur heet gas 1. Bedrijfspressostaat, functie. 1. Schakel de hoofdschakelaar voor de warmtepomp uit en wacht tot de compressor minimaal 15 minuten stil heeft gestaan. 2. Maak de twee kabels los van de pressostaat en controleer met een zoemer of de pressostaat gesloten is. Als de pressostaat gesloten is, moet u de pressostaatkabels tijdelijk doorverbinden en de spanning naar de warmtepomp weer inschakelen. Als op de display 0 (nul) wordt aangegeven, betekent dit dat de pressostaat storingsvrij is en dat het probleem in de bekabeling of in de printplaat zit. Als de pressostaat open is, probeert u voorzichtig met een schroevendraaier op de pressostaatkop te tikken en kijkt u met een zoemer of deze weer gesloten is. 2. Storing in sensor. Controleer wat de sensor aangeeft. Is het een aannemelijke/correcte waarde? Voer een weerstandsmeting uit voor de sensor en controleer aan de hand van de weerstandstabel in Meetpunten. 3. Te hoge heetgastemperatuur. Controleer de ingestelde waarde voor DISCH. PIPE in de regelcomputer van de warmtepomp (fabrieksinstelling 140 C). Vervang de pressostaat als deze herhaaldelijk lijkt vast te lopen. Als de sensor defect is, vervangt u hem. Het vierkantje wordt weergegeven als de drukleidingtemperatuur even hoog is als of hoger dan de ingestelde waarde voor DELI- VERY PIPE. Danfoss Heating Solutions VIGFI210 17

4. Te hoge oververhitting. Controleer met manometerblok en thermometer de oververhittingswaarde van de installatie. Controleer bovendien of voeler en capillairbuis onbeschadigd zijn en of de voeler correct gemonteerd is. 5. Tekort aan koudemiddel, te kleine hoeveelheid koudemiddel in het systeem. Controleer met manometerblok en thermometer of de oververhitting van de installatie correct is voor het specifieke koudemiddel. Als de oververhitting niet overeenkomt met de instructies voor het specifieke koudemiddel, stelt u de expansieklep bij tot de juiste waarde verkregen wordt. Zie afzonderlijke instructies voor koeltechniek. Als de oververhitting niet kan worden aangepast met de expansieklep of als de capillairbuis/voeler beschadigd is, vervangt u deze. Pas de juiste procedure toe (afhankelijk van type koudemiddel) voor het toevoegen van de juiste hoeveelheid koudemiddel. Als u vermoedt dat er een lek zit in het koudemiddelcircuit, moet een lekonderzoek worden uitgevoerd en moeten eventueel corrigerende maatregelen worden getroffen. Als u geen lekdetector hebt, kunt u zeepwater op de verdachte plek aanbrengen en kijken of er bubbels ontstaan. U kunt ook zoeken naar olie, die mogelijk uit het koudemiddelcircuit komt. 2.4.2 Lekkage Probleem Lek aan vloeistofzijde 1. Koppelingen niet voldoende aangehaald. Kijk waar de lekkage zit. Haal de koppeling aan en controleer of deze goed afdicht. Als het nog steeds niet dicht is, vervangt u de gehele koppeling en de steunhuls (alleen bij flexibele leidingen). 2. Kapotte moer of koppeling. Kijk waar de lekkage zit. Vervang de moer of koppeling. 3. Defecte pakking of O-ring. Kijk waar de lekkage zit. Vervang de pakking of O-ring. 4. Geen overstortleiding aangesloten op veiligheidsklep(pen). 5. Vulklep tussen ingaand koud water en het verwarmingssysteem is niet gesloten of is lek. 6. Condensafvoer naar lekbak warmtepomp ontbreekt. 7. Gebrekkige condensisolatie op koudwaterleiding en/of brineleiding. Kijk welke veiligheidsklep geen overstortleiding heeft. Controleer of er voortdurend water lekt uit de veiligheidsklep bij expansievat aan de warme zijde. Controleer of de lekbak gemonteerd is en correct is aangesloten. Kijk waar de condens wordt gevormd. Monteer de overstortleiding volgens de toepasselijke normen. Probeer de vulklep te sluiten en kijk of er geen water meer uit de veiligheidsklep druppelt. Als er nog wel water uit druppelt, vervangt u de vulklep. Monteren de condensafvoer die uitkomt in een afvoerput. Een brineleiding moet altijd geïsoleerd zijn. Bij problemen met condens op koudwaterleidingen moeten deze worden geïsoleerd. Condens wordt vaak gevormd in naden en hoeken van de isolatie. Verbeter de isolatie. 8. Lekkage in soldeernaden. Kijk waar de lekkage zit. Haal de vloeistof uit het systeem en repareer het lek. Als het lek op de aansluitleiding naar de warmtewisselaar zit, moet ook de koudemiddelzijde worden leeggemaakt. 9. Lekkage bij de aftapkraan van de condensor. 1. Controleer of de klep helemaal gesloten is. 2. Controleer of de afdichtkap goed afsluit. Als de afdichtkap niet goed afsluit, vervangt u deze of de gehele aftapkraan. 18 VIGFI210 Danfoss Heating Solutions

10. Lekkage bij de ontluchtingsklep van de condensor. 11. Lekkage in soldeernaad van de boiler. 12. Verbindingslekkage bij de boiler. Controleer of deze helemaal gesloten is. Kijk waar de lekkage zit. Controleer of er voortdurend water komt uit de veiligheidsklep op het expansievat aan de warme zijde. Controleer of er voortdurend water lekt uit de veiligheidsklep aan de koude zijde. Als deze goed gesloten is en toch lekt, vervangt u hem. Bij een lekkage in een soldeernaad vervangt u de boiler. Als de boiler lekt, vervangt u deze. 13. Verbindingslekkage in de condensor. Controleer of er een tekort is aan koudemiddel in de installatie. Controleer door te ruiken bij de veiligheidsklep aan de warme zijde, open de klep en controleer. Als de condensor lekt, vervangt u deze. 14. De antivries wordt uit de veiligheidsklep van het expansievat gedrukt (brinesysteem). 's Winters kan het water rond de slangen in het boorgat bevriezen. In sommige gevallen kan het ijs de slangen een beetje dichtdrukken. Als gevolg van het kleinere volume in de slang zal het expansievat gevuld raken met antivries en zal er uiteindelijk wat vloeistof uit de veiligheidsklep worden gedrukt. Als het ijs in het boorgat vervolgens smelt en de slang uitzet naar zijn oorspronkelijke vorm, ontstaat er een onderdruk die ertoe leidt dat het niveau in het vat daalt. Omdat de veiligheidsklep geen lucht naar binnen laat, kan het expansievat door de ontstane onderdruk in elkaar worden gezogen. Om te voorkomen dat er antivries uit de veiligheidsklep wordt gedrukt, kan het bestaande expansievat worden vervangen door een gesloten drukexpansievat met een groter volume. Om te voorkomen dat het expansievat in elkaar wordt gezogen, kan er een vacuümklep in het systeem worden geïnstalleerd. 2.4.3 Geluid Probleem Geluidsprobleem in het radiatorsysteem 1. Flexibele slangen ontbreken. Er moeten flexibele slangen zijn gemonteerd volgens de instructies. 2. Onjuist gemonteerde flexibele slangen. 3. Montage/ophanging van leidingen. Er moeten flexibele slangen zijn gemonteerd volgens de instructies. Controleer of de ophangingen te stijf zijn, welke soort en welk formaat er is gebruikt en/of of ze te dicht bij elkaar gemonteerd zijn. Monteer flexibele slangen volgens de instructie. Monteer flexibele slangen volgens de instructie. Als er volgens het vak voor het lokaliseren van de storing iets niet in orde is, onderneemt u de toepasselijke actie. Danfoss Heating Solutions VIGFI210 19

4. Tikken Kijk wanneer er sprake is van tikken, bij verwarming en/of na warmwaterproductie? Luister waar de tikken vandaan komen. 5. Circulatiegeluiden (ruisend geluid in het verwarmingssysteem). Loop het verwarmingssysteem na. Gesloten kleppen, smoorkleppen, afstelkleppen of andere plaatsen waar de stroom gesmoord wordt in het radiatorsysteem kunnen circulatiegeluiden veroorzaken. Is de flow van het verwarmingssysteem goed afgesteld? Een te grote flow in het verwarmingssysteem kan circulatiegeluiden veroorzaken. Er kan een buffervat worden geïnstalleerd op de aanvoerleiding om het warme water te vermengen met het aanwezige, iets koelere water voordat het naar de radiatoren gaat. Doorvoeren in wanden, daken en vloeren kunnen worden gesmeerd met siliconenspray. Als er een verkeerd type klep is gebruikt om de flow te smoren, vervangt u deze. Als het verwarmingssysteem niet goed is afgesteld, doet u dit alsnog. Kan het verwarmingssysteem draaien met een kleinere flow? Probleem Hard geluid van compressor 1. Fase-uitval. De compressor zal op twee fasen proberen te starten of in bedrijf zijn (geldt alleen voor driefasen-warmtepompen). 1. Controleer of er 400 V aanwezig is tussen ingaande fasen op de warmtepomp. 2. Krijgt de warmtepomp voeding? Meet de spanning voor alle elektrische onderdelen tot aan de compressor (zie bedradingsschema). Controleer waar de fase-uitval zit en verhelp deze. 2. Elkaar rakende leidingen trillingen. Kijk welke leiding(en) het probleem veroorzaakt/ veroorzaken. 3. Compressorstoring. Bepaal of de compressor abnormaal veel geluid maakt. Probeer de spanning op leidingen weg te nemen, die de trillingen veroorzaakt. Als de compressor defect is, vervangt u hem. 20 VIGFI210 Danfoss Heating Solutions

Probleem Piepend, fluitend geluid 1. Fluitende expansieklep. 1. Meet de oververhitting en stel deze af op de aanbevolen waarde. 2. Open en sluit de klep, helemaal uit en in. 3. Stel de expansieklep weer af op de aanbevolen oververhittingswaarde. 2. Geluid uit de softstarter. Voer een controlemeting uit op de ingangs- en uitgangsfase van de softstarter en het regelsignaal vanaf de I/O-kaart (zie bedradingsschema). 3. De IPR-klep van de compressor gaat open. De compressor heeft een ingebouwde IPR-klep die opent bij 28±3 bar. Als de klep opent, vindt er een drukegalisatie plaats tussen de hoge- en lagedrukzijde van de compressor en ontstaat er een sissend/fluitend geluid. Controleer of het geluid weg is. Als dat niet het geval is, gaat u verder met punt 2. Ga verder met punt 3. Als het probleem blijft bestaan, vervangt u de expansieklep. Als de softstarter defect is, vervangt u deze. Als deze bij een te lage druk opengaat, vervangt u de compressor. Om na te gaan of de klep bij de juiste druk opent, moet een manometer worden aangesloten op de hoge- en lagedrukzijde. Als de klep opent, merkt u dit doordat de druk aan de lagedrukzijde toeneemt en de druk van de hogedrukzijde nadert. Controleer bij welke druk de klep open begint te gaan. Probleem Geluid diversen 1. Trillende beschermbussen op de drukschakelaars. 2. Trillingsgeluid vanuit de elektrische installatie. 3. De warmtepomp staat niet waterpas. Kijk waar het trillende geluid wordt gevormd. Controleer of er sprake is van kabelladders of vergelijkbare voorzieningen die zijn vastgeschroefd aan de warmtepomp en op wanden. Hierdoor kunnen trillingen en geluiden ontstaan. Controleer met een waterpas of de warmtepomp waterpas staat. Controleer of de warmtepomp op alle vier de poten rust. 4. Algemene geluidsproblemen Voer preventieve maatregelen uit. Zie installatiehandleiding. Zorg er met behulp van bijvoorbeeld isolatietape voor dat de beschermbus niet kan trillen. Uitvoeren volgens de installatiehandleiding. Als de warmtepomp niet waterpas staat, stelt u de poten af. Voorbeeld: Verbeter de geluidsomgeving in ruimte waar de warmtepomp staat door akoestische panelen te plaatsen op wanden en aan het plafond. Monteer kap op de compressor (meest effectief voor hoge frequenties). Danfoss Heating Solutions VIGFI210 21

2.4.4 Warm water Probleem Temperatuur en/of hoeveelheid 1. Defecte motor driewegklep. Controleer de werking van de driewegklep. Kijk door handmatig proefdraaien of deze heen en weer gaat tussen de eindposities. 2. Driewegklepelement loopt aan. De klep sluit niet goed af, maar laat warm water door naar de radiatoren tijdens warmwaterproductie. 3. Lucht in TWS-spoel of buitenmantel. Maak de motor los en test of u met de hand de klep kunt sluiten en openen door de regelarm in te drukken. Tijdens warmwaterproductie: Luister of u lucht hoort. Controleer het temperatuurverschil tussen aanvoer- en retourleiding. Als de motor defect is, vervangt u deze. Als het element aanloopt, verwijdert u het en maakt u het schoon of vervangt u het door een nieuw element. Ontlucht het systeem. Een groot temperatuurverschil kan wijzen op lucht in het systeem. 4. Te hoog ingestelde starttemperatuur voor warmwaterproductie. Controleer of de starttemperatuur correct is ingesteld. Mag niet worden ingesteld boven de in de fabriek ingestelde waarde. Als de startwaarde te hoog is ingesteld, verlaagt u deze naar de in de fabriek ingestelde waarde. Als u een systeem hebt met hoge brinetemperaturen (>+8 C), moet wellicht de startwaarde nog verder worden verlaagd voor een langere looptijd. 5. Sensorstoring, warmwatersensor De warmwaterproductie wordt gestart door de warmwatersensor. Controleer wat de warmwatersensor (de startsensor) aangeeft. Is het een aannemelijke/correcte waarde? Meet de weerstand van de sensor en controleer aan de hand van de weerstandstabel. Zie het hoofdstuk Meetpunten. 6. Groot afvoerdebiet (>12 l/min.). Controleer hoeveel liter warm water (circa 40 C) per minuut via de kraan wordt afgevoerd. Gebruik een klok en een emmer om het afvoerdebiet te meten. Als de sensor defect is, vervangt u hem. Als het afvoerwaterdebiet boven de 12 l/ min. ligt, kan de stratificatie in de boiler worden beïnvloed, waardoor de warmwatercapaciteit verslechtert. Mogelijke maatregelen: 7. Te kleine boiler ten opzichte van de behoefte. 8. De bedrijfspressostaat gaat te vroeg open (bij een te lage druk). De warmwaterproductie wordt beeindigd als de bedrijfspressostaat opengaat. Hoe groot is de behoefte en wat is de capaciteit van de boiler? Controleer de schakeldruk met behulp van een manometerblok. Monteer een drukverlagingsklep op de ingaande koudwaterleiding. Neem een menger met een lager debiet. Pas het afvoerdebiet van de bestaande menger aan, zet de kraan niet helemaal open. Neem een grotere boiler of plaats er een extra boiler bij. Bv. aanvullen met een DWH of een elektrische boiler. Als de pressostaat bij de verkeerde druk opent, vervangt u deze. De vervangende pressostaat kan worden gemonteerd op de service-uitgang (Schrader-klep). 22 VIGFI210 Danfoss Heating Solutions

9. Te klein uitwisselingsoppervlak om het vermogen van de warmtepomp over te brengen op de boiler. (Geldt alleen voor warmtepompen met een aparte boiler.) 10. Warmteverlies in warmwaterleiding. Is het uitwisselingsoppervlak te klein? Is de boiler afgestemd op het vermogen van de warmtepomp? Zet de warmwaterkraan open, meet de temperatuur van de uitgaande warmwaterleiding vanaf de warmtepomp en de temperatuur van het warme water. Het gemeten temperatuurverschil tussen de warmtepomp en het warme water geeft aan hoe groot het temperatuurverlies is. Voorbeelden van oorzaken voor temperatuurverliezen: Lange waterleidingen. Niet geïsoleerde warmwaterleidingen. Warmwaterleidingen die door koude ruimtes lopen. Andere factoren die van invloed kunnen zijn op de warmwatertemperatuur: Neem een boiler met een groter uitwisselingsoppervlak. Als er zich tijdens het lokaliseren van storingen een probleem voordoet volgens een van de punten, verhelpt u dit. Om snel te controleren of de warmwaterproductie van de warmtepomp naar behoren functioneert, tapt u het warme water af, zodat de warmtepomp warm water gaat produceren. Als deze klaar is, leest u de temperatuur af op de doorverwarmingssensor en de startsensor. De doorverwarmingssensor moet een temperatuur van circa 50-55 C aangeven en de startsensor circa 45-48 C. Als na de productie van warm water deze temperaturen zijn bereikt, betekent dit dat u de juiste temperatuur en het juiste volume warm water hebt in de boiler. Is er een mengklep geïnstalleerd in het systeem? Te lage temperatuur ingesteld op de mengklep? Lekkende mengklep? Storing in waterkraan? Lek in thermostaatmenger? 2.4.5 Verwarmingscomfort Probleem Te koud 1. De regelcomputer van de warmtepomp is niet ingesteld/afgesteld volgens de behoeften/wensen van de klant. Controleer de instellingen voor KAMER en STOOK- LIJN en MAX. Pas onjuiste waarden in de regelcomputer van de warmtepomp aan. KAMER = gewenste binnentemperatuur STOOKLIJN = moet zijn ingesteld om de gewenste binnentemperatuur (KAMER) te handhaven, onafhankelijk van de buitentemperatuur. 2. Onjuiste bedrijfsmodus ingesteld in de regelcomputer van de warmtepomp. 3. Sensorstoring, BUITEN/KAMER/ AANV.LEIDING/RETOURLEIDING. Controleer welke bedrijfsmodus is ingesteld. Controleer wat de betreffende sensor aangeeft. Is het een aannemelijke/correcte waarde? Meet de weerstand van de sensor en controleer aan de hand van de weerstandstabel. Zie het hoofdstuk Meetpunten. MAX = hoogste instelwaarde voor de aanvoerleiding, onafhankelijk van de buitentemperatuur. Als er een onjuiste bedrijfsmodus is ingesteld, verandert u deze in de gewenste bedrijfsmodus. Als de sensor defect is, vervangt u hem. Danfoss Heating Solutions VIGFI210 23

4. De driewegklep is vastgelopen in de warmwatermodus. 1. Controleer de werking van de driewegklepmotor door handmatig proefdraaien. Als de motor de modus niet verandert bij handmatig proefdraaien, controleert u of de motor spanning krijgt (zie bedradingsschema). 2. Verwijder de motor en test of u met de hand de klep kunt sluiten en openen door de regelarm in te drukken. 1. Krijgt de motor in beide bedrijfsmodi spanning volgens het bedradingsschema? MANUEEL TEST VXV WARMWA- TER 0 = radiatormodus, arm van de klep af. 1 = warmwatermodus, arm richting de klep. Als de motor spanning krijgt maar de arm niet van stand verandert, vervangt u deze. 2. Aanlopend inzetelement verwijderen en reinigen of vervangen door een nieuw. 5. Defect elektrisch verwarmingselement. 6. De warmtepomp is gestopt vanwege HOOG RETOUR. 7. Warmteproductie wordt stopgezet door de functie HYSTERESIS. Gebruik een zoemer en controleer of alle spoelen in het elektrische verwarmingselement intact zijn. Controleer welke waarde is ingesteld voor MAX RETOUR in de regelcomputer van de warmtepomp. Deze moet worden afgesteld op de maximale aanvoertemperatuur van de installatie en het temperatuurverschil van het systeem, zodat er niet wordt onderbroken bij een te hoge retourtemperatuur als de hoogste aanvoertemperatuur wordt verzonden. Controleer wat de retourleidingsensor aangeeft. Is het een aannemelijke/correcte waarde? Als dat niet het geval is, voert u een weerstandsmeting uit van de sensoren en controleert u deze waarden aan de hand van de weerstandstabel in paragraaf 19.3 Meetpunten. Als de aanvoertemperatuur zo snel stijgt dat de warmteproductie wordt onderbroken door HYSTE- RESIS voordat INTEGRAAL 0 is geworden, kan er een verwarmingstekort ontstaan in het huis. Controleer of de warmteproductie wordt stopgezet omdat de hysteresewaarde te laag is ingesteld. (Zie installatiehandleiding voor fabrieksinstelling.) Controleer of de warmteproductie wordt stopgezet omdat thermostaten/kleppen in het verwarmingssysteem geheel of gedeeltelijk zijn gesloten. Controleer of de warmteproductie wordt stopgezet omdat het verwarmingssysteem een te kleine capaciteit heeft. Als het elektrische verwarmingselement defect is, vervangt u dit. Als de waarde voor MAX RETOUR niet is afgesteld op het systeem volgens het vak voor het lokaliseren van de storing, stelt u deze af. Als de sensor defect is, vervangt u hem. Probeer de hysteresewaarde te verhogen tot de warmtepomp in plaats daarvan stopt bij INTEGRAAL. Open thermostaten/kleppen in het verwarmingssysteem en controleer of de warmtepomp stopt op basis van IN- TEGRAAL. Als u constateert dat het verwarmingssysteem een te kleine capaciteit heeft, moet het systeem worden uitgebreid (door het warmteafgevende oppervlak te vergroten). 24 VIGFI210 Danfoss Heating Solutions