ECLI:NL:GHDHA:2014:4609

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8832

ECLI:NL:RBDHA:2017:4885

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:GHDHA:2015:457

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:


ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6231

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2017:1760

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711


ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9362

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:GHAMS:2015:2838 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHLEE:2006:AV4142 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2015:1859

ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ8119 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:GHDHA:2016:3526

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:GHAMS:2015:4335 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:GHDHA:2016:3495

ECLI:NL:GHLEE:2002:AE4023 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3576 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2006:AX1046

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHARL:2014:8075

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935

ECLI:NL:RBOVE:2014:5578

ECLI:NL:GHSHE:2015:3006

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7476 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

ECLI:NL:GHDHA:2015:1850

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2014:3035

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7402

ECLI:NL:RBMID:2008:BE0039

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:GHAMS:2013:1469 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744

ECLI:NL:GHARL:2016:2375 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

ECLI:NL:GHAMS:2016:3579 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI0508

ECLI:NL:RBALK:2012:BV0727

ECLI:NL:GHDHA:2014:21

ECLI:NL:GHDHA:2014:3652

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C03/1510 KA KG

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6748

ECLI:NL:GHDHA:2016:877

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2017:2679

ECLI:NL:GHARN:2010:BN9921

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2010:BP0257 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBARN:2005:AT7137

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

ECLI:NL:GHAMS:2014:4339 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer


Transcriptie:

ECLI:NL:GHDHA:2014:4609 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 03-06-2014 Datum publicatie 16-06-2015 Zaaknummer 200.132.906/01 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:3234, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Rechtspraak.nl AR 2015/1164 Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Afdeling Civiel recht Zaaknummer: 200.132.906/01 Zaak- en rolnummer rechtbank: C/09/413012 / HA ZA 12-0202 Arrest van 3 juni 2014 in de zaak van UITVOERINGSINSTITUUT WERNEMERSVERZEKERINGEN (UWV), gevestigd te Amsterdam, appellant, hierna te noemen: UWV, advocaat: mr. N.J. Oostenbroek te Den Haag, tegen [geïntimeerde], zonder bekende woon- of verblijfplaats,

geïntimeerde, hierna te noemen: [geïntimeerde], advocaat: mr. E.G.M. van den Heuvel te Breda. 1 Het geding Bij exploot van 16 juli 2013 is UWV in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Den Haag tussen onder meer partijen gewezen vonnis van 24 april 2013. UWV heeft bij memorie van grieven (met producties) zes grieven aangevoerd, die door [geïntimeerde] bij memorie van antwoord zijn bestreden. Vervolgens zijn stukken overgelegd en is arrest gevraagd. 2 Beoordeling van het hoger beroep 2.1 De door de rechtbank in haar vonnis onder 2.1-2.9 vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet bestreden. Ook het hof gaat van die feiten uit. 2.2 Het gaat in deze zaak om het volgende: - UWV heeft sedert 2002 een vordering jegens [RAS] wegens ten onrechte niet afgedragen werkgeverspremies. Die vordering is in de periode tot en met 2004 opgelopen tot een bedrag van 160.708,59. - [geïntimeerde] is, althans was destijds, bestuurder van RAS. - Nadat UWV RAS (nogmaals) tot betaling had gesommeerd, heeft RAS aan (de gemachtigde van) UWV medegedeeld dat zij op de rand van een faillissement stond en dat het enige mogelijke actief een vordering van 2 miljoen was waarover een procedure bij de rechtbank Breda liep, welke vordering zij aan UWV zou willen verpanden. - De advocaat van RAS heeft een pandakte opgesteld. Die akte is op 17 januari 2008 door [geïntimeerde] als bestuurder van RAS en op 11 februari 2008 namens UWV ondertekend. - De verpande vordering is in de pandakte omschreven als: "de betwiste vordering ( ) ter invordering waarvan een procedure aanhangig is bij de rechtbank Breda ( )". - Voorafgaande aan de ondertekening van de pandakte was de hiervoor bedoelde procedure tegen Haulotte Netherlands B.V. (verder: Haulotte) e.a. bij de rechtbank Breda door middel van een eindvonnis van 21 november 2007 beëindigd. De vordering van RAS is bij dat vonnis afgewezen. In zoverre is tegen dat vonnis geen hoger beroep ingesteld. - De procedure bij de rechtbank Breda betrof tevens een vordering van Acces Services B.V. (verder AS) tegen eveneens Haulotte e.a. - AS behoorde tot dezelfde groep van vennootschappen als RAS. [geïntimeerde] was ook, zij het indirect, bestuurder en aandeelhouder van AS. - De rechtbank heeft de vordering van AS in die zin toegewezen dat is verklaard voor recht dat Haulotte toerekenbaar is tekortgekomen in haar overeenkomst met AS en heeft die partij veroordeeld tot vergoeding van schade, op te maken bij staat. In hoger beroep is het vonnis in zoverre bekrachtigd. De veroordeelde partij heeft ter zake 100.000 betaald, welk bedrag door [geïntimeerde] in of omstreeks augustus 2011 in privé heeft ontvangen - Desgevraagd heeft de advocaat van RAS bij brief van 6 april 2011 aan UWV bericht dat de vordering van RAS was afgewezen. Na 27 september 2011 is UVW te weten gekomen dat het vonnis van de rechtbank Breda al op 21 november 2007 was gewezen en wat de inhoud van dat vonnis is. - UWV heeft naast [geïntimeerde] ook de advocaat van RAS wegens diens rol bij onder meer de

totstandkoming van de pandakte aansprakelijk gesteld. Dit heeft geresulteerd in een betaling van 100.000 door de aansprakelijkheidsverzekeraar van die advocaat aan UWV. 2.3 UWV vordert veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van 60.708,59 in hoofdsom, zijnde het hiervoor genoemde bedrag van haar vordering jegens RAS verminderd met de namens de advocaat van RAS betaalde schadeloosstelling ad 100.000. Aan deze vordering heeft UWV - verkort weergegeven - het volgende ten grondslag: - De pandakte was onjuist en misleidend, omdat ten tijde van de ondertekening daarvan de desbetreffende vordering door de rechtbank was afgewezen, waarvan door RAS geen mededeling aan UWV is gedaan. RAS moet hebben geweten dat die vordering ook in hoger beroep niet toewijsbaar zou zijn, omdat zij (uiteindelijk) heeft besloten om tegen dat deel van het vonnis geen hoger beroep in te stellen. - Ten onrechte heeft RAS ook na de ondertekening van de pandakte UWV niet over het vonnis van de rechtbank en het niet-instellen van hoger beroep daartegen geïnformeerd, doch deze relevante informatie stelselmatig verzwegen. - [geïntimeerde], die over alle van belang zijnde kennis beschikte, treft als bestuurder van RAS die de pandakte mede namens RAS heeft ondertekend, persoonlijk voor een en het ander een ernstig verwijt. - Indien UWV zou hebben geweten dat de verpande vordering door de rechtbank was afgewezen, dan zou UWV het op dat moment als enige nog ten dienste staande middel hebben aangegrepen, zijnde het in persoon aansprakelijk stellen van [geïntimeerde] op de voet van het destijds geldende artikel 16d van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen (CSV). Dat zou in elk geval hebben geleid tot de inning door UWV van het bedrag van 100.000 dat [geïntimeerde] als uitvloeisel van de procedure van AS tegen Haulotte Netherlands B.V. heeft ontvangen. Deze mogelijkheid om [geïntimeerde] persoonlijk aansprakelijk te stellen bestaat inmiddels wegens de - krachtens overgangsrecht nog toepasselijke - termijnen van artikel 13 CSV niet meer. 2.4 Hetgeen in de wederzijdse memories is aangevoerd en het devolutieve karakter van hoger beroep nopen tot beoordeling van de deugdelijkheid van de grondslag van de vordering van UWV. 2.5 Ook als er veronderstellende wijze van uit wordt gegaan dat (i) UWV in de hem gestelde zin is misleid, (ii) [geïntimeerde] daarvoor persoonlijk een ernstig verwijt treft, en (iii) [geïntimeerde] als bestuurder van RAS aan de vereisten van artikel 16d CSV voor hoofdelijk aansprakelijk voor de onderhavige premieschulden voldoet, is er geen grond om de vordering toe te wijzen, aangezien tussen de desbetreffende aansprakelijkheid van [geïntimeerde] en de door UWV gevorderde schade geen causaal verband als bedoeld in artikel 6:98 BW bestaat. Daartoe wordt het volgende overwogen. 2.6 UWV stelt dat het als gevolg van de aangeduide misleiding, de persoonlijke aansprakelijkstelling van [geïntimeerde] ex artikel 16d CSV en daarmee verband houdende beslagen op vermogensbestanddelen van [geïntimeerde] achterwege zijn gebleven, en dat tot die acties wel - toen dat nog kon - zou zijn overgegaan als zij over de verpande vordering niet zou zijn misleid. UWV heeft zulks echter - ondanks de betwisting daarvan door [geïntimeerde] - onvoldoende onderbouwd. Mede nu vaststaat dat UWV sedert het ontstaan van de opeisbare betalingsachterstand van RAS in 2002, tot de totstandkoming van de pandakte begin 2008, niets jegens [geïntimeerde] heeft ondernomen en ook niet in verband met de verpanding heeft doen blijken dat het [geïntimeerde] mede aansprakelijk acht voor de premieschulden, terwijl het ook bij en na de verpanding uiterst onzeker was of RAS de schulden zou kunnen voldoen - Ras had immers aan UWV kenbaar gemaakt dat haar enig mogelijke actief de in rechte betwiste vordering was -, had UWV moeten motiveren waarom zij, als zij (eerder) zou hebben geweten dat de verpande vordering niets waard was, actie jegens [geïntimeerde] zou hebben ondernomen. Een dergelijke motivering - bijvoorbeeld ontleend aan het dossier of vast beleid in dergelijke zaken - ontbreekt. Bovendien is op dit onderdeel geen concreet bewijsaanbod gedaan. De zogenoemde omkeringsregel is in dit geval niet toepasselijk, aangezien niet wordt voldaan aan

het daarvoor geldende vereiste, dat sprake is geweest van een gedraging in strijd met een norm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade en dat degene die zich op schending van deze norm beroept, ook bij betwisting aannemelijk heeft gemaakt dat in het concrete geval het (specifieke) gevaar waartegen de norm bescherming beoogt te bieden, zich heeft verwezenlijkt. 2.7 Voor zover UWV mede aan zijn vordering ten grondslag legt dat, indien UWV had geweten dat de vordering van AC jegens Haulotte door de rechtbank Breda gegrond was bevonden, UWV maatregelen zou hebben genomen die tot inning van de premies zouden hebben geleid, overweegt het hof dat uit de stellingen van UWV niet volgt dat RAS of [geïntimeerde] gehouden waren om UWV aldus te informeren, zeker niet nu aanwijzingen dat AC voor de betaling van de premies mede aansprakelijk is ontbreken. In dit opzicht is [geïntimeerde] derhalve niet aansprakelijk jegens UWV. 2.8 Voor zover UWV mede aan zijn vordering ten grondslag legt dat RAS of [geïntimeerde] gehouden waren om UWV mede te delen dat Haulotte wegens haar aansprakelijkheid jegens AC een bedrag van 100.000 aan [geïntimeerde] had betaald, wordt overwogen, dat uit hetgeen is aangevoerd niet volgt dat op [geïntimeerde] een dergelijke mededelingsplicht rustte. Er is bijvoorbeeld geen reden om te oordelen dat hij, wetende dat hij door UWV aansprakelijk werd gehouden voor de premiebetalingen, UWV onjuist of onvolledig over zijn betaal- of verhaalcapaciteit heeft geïnformeerd. Bovendien is namens de advocaat van RAS de kennelijk wegens de beweerdelijk door UWV in dezen misgelopen 100.000 vergoed, zodat er in zoverre geen resterende - door [geïntimeerde] te vergoeden - schade voor UWV is. Ook in dit opzicht mist de vordering een deugdelijke grondslag. 2.9 Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] door als bestuurder van RAS mee te werken aan de totstandkoming van de pandakte, UWV heeft afgehouden van invorderingsmatregelen jegens RAS, welke maatregelen als zij zouden zijn genomen tot betalingen door of namens RAS aan UWV zouden hebben geleid. 2.10 Het hof passeert het bewijsaanbod van UWV, als niet ter zake doende, althans onvoldoende gespecificeerd. 2.11 De conclusie is dat de vordering van UWV geen deugdelijke grondslag heeft. Het (dictum van het) vonnis zal op deze gronden worden bekrachtigd. 2.12 UWV zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. 3 Beslissing Het hof: bekrachtigt het vonnis waarvan beroep; veroordeelt UWV in de kosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] worden bepaald op 683,- aan griffierecht en 1.631 (tarief IV, 1 punt) aan salaris voor de advocaat;

verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de veroordeling in de proceskosten betreft. Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, J.H.W. de Planque en R.F. Groos, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2014 in aanwezigheid van de griffier.