Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Vergelijkbare documenten
Vraag Antwoord Scores

Correctievoorschrift HAVO 2013

Examen HAVO economie. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2013

Correctievoorschrift VMBO-BB 2013

Correctievoorschrift VMBO-BB 2013

Correctievoorschrift VMBO-BB 2014

Correctievoorschrift VWO 2013

Correctievoorschrift VMBO-BB 2013

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL

Correctievoorschrift VWO 2014

Correctievoorschrift VMBO-KB 2013

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2013

Correctievoorschrift VMBO-KB 2016

Correctievoorschrift VWO 2014

Correctievoorschrift HAVO

Correctievoorschrift VMBO-KB 2015

Correctievoorschrift VMBO-KB 2014

Correctievoorschrift HAVO 2014

Correctievoorschrift VMBO-BB 2013

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2014

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2014

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL

Correctievoorschrift VMBO-KB 2014

Correctievoorschrift HAVO 2013

Correctievoorschrift VWO 2013

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL

Correctievoorschrift HAVO 2012

Correctievoorschrift HAVO 2015

Correctievoorschrift VMBO-BB 2014

Correctievoorschrift HAVO 2012

Correctievoorschrift HAVO 2013

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2015

Correctievoorschrift HAVO 2013

Correctievoorschrift HAVO 2015

Correctievoorschrift VWO 2014

Correctievoorschrift VMBO-BB 2012

Correctievoorschrift HAVO 2013

Correctievoorschrift VMBO-BB 2013

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2013

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL

Correctievoorschrift VWO 2014

Correctievoorschrift VWO 2016

Correctievoorschrift VMBO-BB 2014

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL

Correctievoorschrift HAVO 2014

Correctievoorschrift VMBO-KB 2014

Correctievoorschrift HAVO 2016

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL

Correctievoorschrift VMBO-BB 2015

Correctievoorschrift VMBO-KB 2014

Correctievoorschrift HAVO 2017

Correctievoorschrift VMBO-KB 2013

Correctievoorschrift VMBO-KB 2015

Correctievoorschrift VMBO-BB 2016

Correctievoorschrift HAVO 2012

Correctievoorschrift HAVO

Correctievoorschrift HAVO 2018

Correctievoorschrift HAVO 2015

Correctievoorschrift VMBO-KB 2014

Correctievoorschrift VMBO-BB 2014

Correctievoorschrift VMBO-BB 2014

Correctievoorschrift HAVO 2012

Correctievoorschrift VWO 2015

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2015

Correctievoorschrift VWO 2015

Correctievoorschrift HAVO

Correctievoorschrift HAVO 2017

Correctievoorschrift HAVO

Correctievoorschrift VMBO-BB 2012

Correctievoorschrift VWO 2012

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2012

Correctievoorschrift VMBO-KB 2015

Correctievoorschrift VMBO-BB 2017

Correctievoorschrift HAVO 2015

Correctievoorschrift VWO 2012

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2014

Correctievoorschrift HAVO 2015

Correctievoorschrift HAVO 2018

Correctievoorschrift VWO

Correctievoorschrift VMBO-KB 2016

Correctievoorschrift VMBO-KB

Correctievoorschrift VMBO-BB 2013

Correctievoorschrift VWO 2015

Correctievoorschrift VMBO-BB

Correctievoorschrift VWO 2014

Correctievoorschrift HAVO 2014

Correctievoorschrift HAVO 2013

Correctievoorschrift VMBO-KB 2015

Correctievoorschrift VMBO-BB 2015

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL

Correctievoorschrift HAVO 2016

Correctievoorschrift VMBO-KB 2015

Correctievoorschrift VMBO-BB 2012

Correctievoorschrift VMBO-KB 2016

Correctievoorschrift VWO 2013

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2014

Correctievoorschrift VWO 2012

Transcriptie:

Examen HAVO 2013 tijdvak 2 woensdag 19 juni 13.30-16.30 uur economie Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 29 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 60 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld. HA-1022-a-13-2-o

Opgave 1 Zó kunnen we niet draaien! De gemeente Kreims verhuurt elk jaar gedurende de kermis alle standplaatsen voor attracties. De prijs per standplaats komt tot stand door een systeem van gesloten verhuur: zie bron 1. De huursom is een bron van inkomsten voor de gemeente. Bij het aanbieden van de standplaatsen kan de gemeente aanvullende eisen stellen. 1p 1 Van welke marktvorm is er sprake bij de verhuur van standplaatsen op de kermis van Kreims? Gebruik bron 1. 3p 2 Maak van de onderstaande zinnen een economisch juiste tekst. Door (1)... omtrent de biedingen van andere aanbieders zal elke kermisexploitant individueel een zo (2) mogelijke huurprijs bieden. Zo ontstaat op de kermis van Kreims...(3)... en zal de totale opbrengst voor de gemeente Kreims zo (4) mogelijk worden. Kies uit: bij (1) de onzekerheid / het risico bij (2) hoog / laag bij (3) averechtse selectie / een gevangenendilemma bij (4) hoog / laag John de Draaijer is exploitant van kinderattractie de Plob. Al jaren staat hij met de Plob op de kermis in Kreims. In 2010 stelde John de ritprijs vast op 3,50. Opbrengsten en kosten van de Plob staan in bron 2. Gebruik bron 2 bij de vragen 3 en 4. 2p 3 Hoe blijkt uit bron 2 dat John bij een ritprijs van 3,50 in 2010 wel winst maakte, maar niet de maximale totale winst behaalde? Licht het antwoord toe met vermelding van gegevens uit bron 2. Gebruik de uitwerkbijlage. 2p 4 Arceer op de uitwerkbijlage de totale winst van de Plob per dag op de kermis van Kreims in 2010. In 2011 wil de gemeente Kreims de kermis beter betaalbaar maken voor alle kinderen door maximumprijzen vast te stellen. Voor de Plob wordt dat maximaal 1,20 per rit. John is het niet eens met de hoogte van de maximumprijs. Hij durft echter niet zijn betalingsbereidheid voor de standplaats te verlagen, omdat hij niet weet wat de andere aanbieders zullen doen. HA-1022-a-13-2-o 2 / 13 lees verder

John: Als ik die maximumprijs reken, kan ik zelfs mijn vaste kosten niet dekken. Gebruik bron 2. 2p 5 Heeft John gelijk? Verklaar het antwoord met een berekening. bron 1 systeem van gesloten verhuur Bij een gesloten verhuur maakt elke kermisexploitant zijn betalingsbereidheid voor een standplaats bekend in een gesloten envelop die tot een bepaalde datum kan worden ingeleverd bij de gemeente. Na die datum maakt de gemeente een keuze uit de binnengekomen enveloppen. De aanbieders met het hoogste bod krijgen een standplaats. bron 2 opbrengsten en kosten van de Plob per dag op de kermis van Kreims (2010 en 2011) P GO Q 7 P ritprijs ( ) GO gemiddelde opbrengst ( ) MO 2Q 7 Q aantal verkochte ritten (x 100) GTK 1 7,7 Q GTK gemiddelde totale kosten ( ) MK 1 MO marginale opbrengst ( ) MK marginale kosten ( ) 7 6 5 4 GO 3 2 MO GTK 1 MK 0 0 1 2 3 3,5 4 5 6 7 Q HA-1022-a-13-2-o 3 / 13 lees verder

Opgave 2 Direct of indirect betalen? In 2011 presenteert de Nederlandse regering een plan voor vernieuwing van het belastingstelsel. Dit belastingplan heeft drie doelstellingen: lagere belastingdruk op arbeid hogere belastingdruk op consumptie vereenvoudiging van de belastinginning IB btw De regering wil dat de totale belastingopbrengsten per jaar gelijk blijven. Uit dit plan komen de volgende concrete maatregelen: maatregel A: afschaffing verlaagd btw-tarief en één btw-tarief van 19% voor alle niet-vrijgestelde goederen en diensten; maatregel B: verlaging van de schijftarieven in box 1 van de inkomstenbelasting (IB). 2p 6 Leg uit hoe maatregel A kan bijdragen aan het realiseren van twee van de drie doelstellingen uit het belastingplan. Econoom De Kan reageert op dit belastingplan en dan met name op de verandering van de btw: Eén btw-tarief van 19% kent drie nadelen: 1 ik verwacht een extra inflatie van 2,1%, uitgaande van een ongewijzigd consumptiepatroon; 2 arbeidsintensieve dienstverlening, zoals de kapper en de fietsreparateur, wordt verplaatst naar de informele economie; 3 de concurrentiepositie van de detailhandel in de grensstreken van Nederland gaat verslechteren. Gebruik bron 3. 2p 7 Leg uit met welke gegevens uit bron 3 econoom De Kan de bewering bij nadeel 3 kan onderbouwen. De Kan wijst op het voorbeeld van het gezin Krap, dat model staat voor een alleenverdienershuishouden in de laagste inkomensgroep. Het gezin heeft in 2011 een belastbaar inkomen uit arbeid van 21.218 en een netto-inkomen van 17.546. Beide heffingskortingen zijn van toepassing voor dit gezin en blijven in deze opgave onveranderd. Ga uit van een gelijkblijvend belastbaar inkomen. Gebruik bron 4 en nadeel 1 van De Kan bij vraag 8. 3p 8 Laat met een berekening zien of gelijktijdige invoering van maatregelen A en B leidt tot koopkrachtverlies voor dit gezin. 2p 9 Leg uit waarom de aanname van een ongewijzigd consumptiepatroon bij uitvoering van de beide belastingmaatregelen niet realistisch is. HA-1022-a-13-2-o 4 / 13 lees verder

bron 3 uit het belastingplan: btw-tarieven vrijgestelde goederen/diensten verlaagd tarief (o.a. voeding en arbeidsintensieve diensten) Nederland tarief 2011 maatregel A Duitsland 2011 België 2011 0% 0% 0% 0% 6% 19% 7% 6% normaal tarief 19% 19% 19% 21% bron 4 uit het belastingplan (vereenvoudigd en bewerkt) schijftarieven inkomstenbelasting (IB) belastbaar inkomen (in euro s) tarief 2011 maatregel B eerste schijf 0 tot en met 18.628 33% 30% tweede schijf 18.629 tot en met 33.436 41,95% 40% derde schijf 33.437 tot en met 55.694 42% 40% vierde schijf vanaf 55.695 52% 50% heffingskortingen: algemene heffingskorting: 1.987 arbeidskorting: 1.574 HA-1022-a-13-2-o 5 / 13 lees verder

Opgave 3 Kind van de rekening? uit een krant (2010): De kinderopvang in Nederland wordt duurder. De overheid heeft besloten om tot 2015 fors te bezuinigen op kinderopvangsubsidies. Werkende ouders met kinderen in de formele opvang gaan vanaf 2011 veel meer betalen. Bestuurslid Wouters van de brancheorganisatie voor kinderopvang vindt dit een slecht plan. Hij beweert: Het subsidiëren van kinderopvang is ook buiten mijn eigen branche goed voor de arbeidsmarkt in Nederland. 2p 10 Leg de bewering van Wouters uit. Tot 2005 is de subsidie van de overheid gericht op de aanbodzijde van de markt voor formele kinderopvang: kinderdagverblijven, gastouders en scholen ontvangen een subsidie waardoor het gemiddelde uurtarief (de prijs ) kan dalen. Informele kinderopvang via familie, bekenden of vrijwilligers wordt niet gesubsidieerd. Gebruik bron 5 bij de vragen 11 en 12. 2p 11 Welke grafiek geeft de markt voor formele kinderopvang tot 2005 juist weer? 2p 12 Leg uit waardoor de verandering van het uurtarief per kinderopvangplaats kleiner is dan het bedrag van de subsidie per kinderopvangplaats. In 2005 verandert de overheid dit subsidiebeleid. Niet langer ontvangen de aanbieders de subsidie, maar de vragers. Ouders kunnen subsidie ontvangen als ze hun kind(eren) inschrijven voor een plaats in de formele opvang. Hierdoor neemt de vraag naar plaatsen in de formele kinderdagopvang fors toe. Er ontstaan lange wachtlijsten omdat het aanbod de toenemende vraag op korte termijn niet kan opvangen. Deze wachtlijsten leiden tot een te snelle, ongereguleerde groei van nieuwe kinderopvangplaatsen. Ouders hebben onvoldoende zicht op de kwaliteit van de nieuwe aanbieders. Een econome noemt dit een vorm van informatieasymmetrie. 2p 13 Geef een verklaring waarom de formele kinderopvang de toenemende vraag op korte termijn niet kon opvangen. 2p 14 Leg uit op welke manier de overheid het beschreven probleem van informatieasymmetrie kan verkleinen. HA-1022-a-13-2-o 6 / 13 lees verder

bron 5 de markt van formele kinderopvang in Nederland: situatie tot 2005 grafiek 1 grafiek 2 uurtarief A 1 uurtarief A 2 7 A 2 7 A 1 5 4 5 4 1 V 1 V Q Q grafiek 3 grafiek 4 uurtarief 10 A uurtarief 10 A 7 7 5 5 3 V 2 3 V 1 1 V 1 Q 1 V 2 Q Q aantal kinderopvangplaatsen V vraag A aanbod V 1 vraag zonder subsidie A 1 aanbod zonder subsidie V 2 vraag met subsidie A 2 aanbod met subsidie HA-1022-a-13-2-o 7 / 13 lees verder

Opgave 4 Voor wat hoort wat G-Skate produceert wintersportkleding voor enkele grote winkelketens. G-Skate is een onderneming met twee afdelingen. De directie besluit om de beloning voor de werknemers deels afhankelijk te maken van de geleverde prestaties: een bonusregeling. De directeur van G-Skate stelt: Wij hebben drie redenen om een bonusregeling in te stellen. Ten eerste kan een bonus helpen om sneller te voorzien in vacatures. In onze bedrijfstak zijn bonusregelingen immers niet gebruikelijk. Ten tweede kan een bonus onze werknemers prikkelen om hun productiviteit en daarmee de productiviteit van hun afdeling te verhogen. Ten derde stimuleert het onze werknemers om zelf te investeren in kennis en vaardigheden en op die manier de productiviteit te vergroten. BONUS 2p 15 Leg uit hoe een bonusregeling in het geval van G-Skate kan bijdragen om sneller in vacatures te voorzien. 2p 16 Leg uit hoe een werkgever met behulp van een bonusregeling het probleem van de asymmetrische informatie bij de productiviteit van de werknemers kan verkleinen. Productie en Verkoop zijn de twee afdelingen van G-Skate. Nadat alle werknemers zijn geïnformeerd over de bonusregeling, bespreken medewerkers van de afdeling Verkoop de mogelijkheid om op eigen kosten scholing te volgen die hen in staat zal stellen de productiviteit te vergroten. De werknemers van de afdeling Productie doen dit ook, onafhankelijk van de collega s van Verkoop. Gebruik bron 6, bron 7 en bron 8. 3p 17 Bereken, uitgaande van getallen in de matrix, hoe hoog de verwachte groei van de toegevoegde waarde zal zijn als alleen de werknemers van de afdeling Productie de scholing volgen. Gebruik bron 8. 2p 18 Welke keuze zal de afdeling Verkoop maken op basis van de getallen in de matrix? Verklaar het antwoord. Gebruik bron 7 en bron 8. 2p 19 Leg uit hoe zelfbinding door de afdeling Verkoop er voor kan zorgen dat de toegevoegde waarde bij G-Skate daadwerkelijk zal stijgen zoals verwacht door de directie. HA-1022-a-13-2-o 8 / 13 lees verder

bron 6 bonusregeling bij G-Skate De individuele prestaties van onze werknemers of afdelingen zijn voor mij als directeur moeilijk vast te stellen en daarom kiezen wij ervoor de individuele bonus afhankelijk te maken van de toegevoegde waarde van het totale bedrijf. In het nieuwe beloningsstelsel wordt boven het vaste salaris een bonus uitgekeerd van 5% procent van de stijging van de toegevoegde waarde die ons bedrijf in een jaar weet te realiseren. Deze bonus wordt gelijkelijk verdeeld over alle werknemers. bron 7 kengetallen G-Skate en verwachting directie totaal aantal werknemers G-Skate 40 aantal werknemers per afdeling 20 éénmalige kosten scholing 1) 600 per werknemer verwachte stijging toegevoegde waarde G-Skate 2) 800.000 op jaarbasis 1) door de werknemer zelf te betalen 2) als alle werknemers de scholing volgen bron 8 matrix met netto-opbrengst per werknemer voor de afdeling Verkoop en voor de afdeling Productie Productie wel scholing geen scholing Verkoop wel scholing 400 ; 400 600 ; 0 geen scholing 500 ; 100 0 ; 0 netto-opbrengst per werknemer individueel te ontvangen bonus minus individuele kosten scholing netto-opbrengst per werknemer Verkoop cursief; netto-opbrengst per werknemer Productie vet Ga er van uit dat: er geen overleg is tussen de afdelingen binnen elke afdeling alle werknemers dezelfde keuze maken als alleen de werknemers van Verkoop een scholing volgen, de toegevoegde waarde van G-Skate niet zal toenemen als alleen de werknemers van Productie een scholing volgen, de groei van de toegevoegde waarde lager zal zijn dan verwacht (bron 7) HA-1022-a-13-2-o 9 / 13 lees verder

Opgave 5 Noors medicijn voor Hollandse ziekte Noorwegen is een belangrijke producent van olie en gas. Dankzij de export van deze energieproducten stroomt er veel geld in de Noorse schatkist. Een groot deel van deze inkomsten wordt sinds de jaren 90 van de vorige eeuw in het Noorse staatspensioenfonds gestopt: in de volksmond bekend als het Petroleumfonds. Het geld in dit fonds wordt in het buitenland belegd. Hiermee probeert de Noorse overheid de opwaartse druk op de koers van de Noorse kroon (NOR) tegen te gaan, om de internationale concurrentiepositie van Noorwegen sterk te houden. Op deze manier hoopt Noorwegen een situatie te voorkomen die onder economen bekend staat als de Dutch Disease : zie verder bron 9. Het Petroleumfonds heeft in december 2010 een waarde van 401 miljard euro. Dit fonds is bedoeld om de komende lasten van de vergrijzing op te vangen, maar zou ook ingezet kunnen worden om in slechtere tijden de Noorse economie te stimuleren. 2p 20 Heeft de Noorse overheid in de jaren 90 met de vorming van het Petroleumfonds gekozen voor het kapitaaldekkingsstelsel of voor het omslagstelsel? Verklaar het antwoord. 2p 21 Maak van onderstaande zinnen economisch juiste redeneringen. Als gevolg van de toegenomen olie- en gasexport (1) het saldo op de (2) van de Noorse betalingsbalans. Door de olie- en gasexport stijgt de vraag naar Noorse kronen (NOR) op de valutamarkt. De aankoop van buitenlandse beleggingen door het Noorse staatspensioenfonds leidt tot een (3) van het saldo op de (4) van de betalingsbalans. Zo probeert de Noorse overheid de koers van de NOR te stabiliseren. Kies uit: bij (1) verbetert / verslechtert bij (2) kapitaalrekening / lopende rekening bij (3) verbetering / verslechtering bij (4) kapitaalrekening / lopende rekening In Nederland is het totaal van alle opgebouwde pensioenvermogens samen méér dan 100% van het bruto binnenlands product. Gebruik bron 10 en bron 11. 2p 22 Laat met een berekening zien dat dit in december 2010 ook gold voor het totaal opgebouwde vermogen van het Noorse Petroleumfonds. Noorwegen heeft in de jaren 90 voor de bestemming van de opbrengsten uit de export van olie en gas een andere intertemporele afweging ( ruilen over de tijd ) gemaakt dan Nederland heeft gemaakt in de jaren 60 en 70. Gebruik bron 9. 2p 23 Leg dit verschil in intertemporele afweging uit. HA-1022-a-13-2-o 10 / 13 lees verder

Gebruik bron 9 en bron 11. 3p 24 Beschrijf, aan de hand van kengetallen uit bron 11, hoe de Noorse en de Nederlandse intertemporele afwegingen verschillend hebben uitgewerkt op de economie. Leg daarbij uit welke bijdrage het Noorse Petroleumfonds in de laagconjunctuur van 2010 kan hebben gehad aan de betere cijfers van Noorwegen in vergelijking met Nederland. Gebruik ongeveer 65 woorden. bron 9 Dutch Disease (Hollandse ziekte) Met de uitdrukking Hollandse ziekte wordt bedoeld dat: Nederland in de jaren 60 en 70 door de verkoop aan het buitenland van recent ontdekt aardgas te maken kreeg met een koersstijging van de Nederlandse valuta (gulden). In de jaren 80 leidde deze verslechtering van de internationale concurrentiepositie tot een sterk oplopende werkloosheid. Nederland de extra miljarden uit de aardgasopbrengsten niet spaarde maar gebruikte voor de financiering van lopende overheidsuitgaven. bron 10 euro en VS dollar uitgedrukt in Noorse kronen (NOR) oktober 2010 november 2010 december 2010 1 euro is 8,11 8,14 7,90 1 VS dollar is 5,84 5,96 5,98 bron 11 economische kengetallen van Nederland en Noorwegen in de laagconjunctuur van 2010 Nederland Noorwegen bevolking miljoen personen 16,6 4,9 bruto binnenlands product (bbp) miljard VS dollar 853,8 470,9 groei bbp % ten opzichte van vorig jaar vermogen Petroleumfonds miljard euro niet van toepassing 1,8 0,3 bbp per hoofd VS dollar 51.434 96.102 begrotingssaldo in % van het bbp 5,3 10,5 staatsschuld in % van het bbp 59 29,1 werkloosheid in % van de beroepsbevolking 401 4,5 3,5 belastingopbrengsten in % van het bbp 38,4 36,8 HA-1022-a-13-2-o 11 / 13 lees verder

Opgave 6 Wel of niet verzekeren? Oma Van Riethoven (72) woont in een dorpje in Noord-Brabant. Voor recreatieve tochten in de natuur heeft ze onlangs een nieuwe e-bike (elektrische fiets) ter waarde van 2.099 aangeschaft. Bij de verkoop is haar de mogelijkheid geboden een fietsverzekering af te sluiten. Hoewel de verkoper zegt dat in haar situatie de mogelijke schade waarschijnlijk niet opweegt tegen de extra kosten, overweegt ze toch een verzekering af te sluiten. Oma besluit haar kleinzoon Rick om raad te vragen. Rick (24) woont, werkt en gaat uit in het centrum van Amsterdam en heeft net een nieuwe stadsfiets gekocht met een nieuwwaarde van 999. Ook Rick heeft nagedacht over het sluiten van een aparte fietsverzekering, maar hij heeft daar niet voor gekozen. Om oma een advies te geven, bekijkt hij de voorwaarden bij verzekeraar VELO (bron 12) en zoekt hij op internet naar aanvullende gegevens voor het maken van een risicoanalyse (bron 13). Oma Van Riethoven is een risicoavers persoon. 1p 25 Citeer de zin uit bovenstaande tekst waaruit dat blijkt. Gebruik bron 12 bij de vragen 26 en 27. 2p 26 Bij welke verzekering past VELO meer risicoselectie toe: bij de stadsfiets of bij de e-bike? Verklaar het antwoord. 2p 27 Hoe blijkt dat VELO probeert het risico op moral hazard (risico op moreel wangedrag) te beperken? Verklaar het antwoord. Rick adviseert zijn oma over de verzekering voor haar e-bike. Op basis van de premies die VELO rekent, maakt Rick een schatting van het gemiddelde risico op diefstal. Vervolgens maakt hij een vergelijking tussen premie en risico. Gebruik bron 12. 2p 28 Laat met een berekening zien dat de gemiddelde kans op diefstal bij e-bikes van 2.099 in Noord-Brabant kleiner is dan bij stadsfietsen van 999 in Amsterdam, ervan uitgaande dat bij deze fietsen de premieontvangsten van de verzekeraar precies kostendekkend zijn voor de uit te keren schadelast bij diefstal. Gebruik bron 12 en bron 13 en de informatie over oma en Rick. 2p 29 Leg het verband uit tussen de premieverschillen tussen e-bikes en stadsfietsen in bron 12 en de diefstalrisico s op basis van bron 13. HA-1022-a-13-2-o 12 / 13 lees verder

bron 12 de beide fietsverzekeringen vergeleken VELO fietsverzekering e-bike VELO fietsverzekering stadsfiets voordelen voordelen lage premie lage premie 3 jaar lang verzekerd 3 jaar lang verzekerd tegen diefstal en beschadiging tegen diefstal en beschadiging premie (voor 3 jaar) premie (voor 3 jaar) vaste premie 125 bij elke e-bike met een nieuwwaarde tot 2.100 afhankelijk van postcode en nieuwwaarde alleen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht geldt een vaste premie van 160 voor elke stadsfiets met een nieuwwaarde lager dan 1.000 eigen risico alleen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht geldt een eigen risico van 20% van het verzekerde bedrag bij diefstal of total loss (totaal verlies) in alle andere gevallen: een eigen risico van 20 in de kosten per geval van schadeherstel bron 13 gegevens voor een risico-analyse van fietsdiefstal Waar worden fietsen gestolen? sport/recreatie 4% uitgaansgebied 6% anders 4% woning 16% station 19% woonomgeving 15% onderwijs 3% winkelgebied 9% werk 3% stadscentrum 21% einde HA-1022-a-13-2-o 13 / 13 lees verder

economie HAVO 2013-2 uitwerkbijlage Naam kandidaat Kandidaatnummer 4 7 6 5 4 GO 3 2 MO GTK 1 MK 0 0 1 2 3 3,5 4 5 6 7 Q VERGEET NIET DEZE UITWERKBIJLAGE IN TE LEVEREN HA-1022-a-13-2-u lees verder einde

Correctievoorschrift HAVO 2013 tijdvak 2 economie Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens. HA-1022-a-13-2-c 1 lees verder

De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2,..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; HA-1022-a-13-2-c 2 lees verder

3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. 4 Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. 5 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 6 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 7 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 8 Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 9 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer. NB1 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB2 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen. Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. HA-1022-a-13-2-c 3 lees verder

Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid. 3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 60 scorepunten worden behaald. Voor dit examen is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld: Voor rekenfouten worden geen scorepunten afgetrokken. Wanneer echter de kandidaat bij een berekening kennelijk verzuimd heeft door schatting controle op het antwoord uit te oefenen, wordt voor deze fouten één scorepunt afgetrokken tot een maximum van drie scorepunten voor het hele examen. 4 Beoordelingsmodel Vraag Antwoord Scores Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 monopolie 2 maximumscore 3 bij (1) de onzekerheid bij (2) hoog bij (3) een gevangenendilemma bij (4) hoog indien alle vier juist 3 indien drie juist 2 indien twee juist 1 indien één of geen juist 0 HA-1022-a-13-2-c 4 lees verder

Vraag Antwoord Scores 3 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Een antwoord op basis van de vergelijkingen waaruit blijkt dat 3,50 = Q + 7 dus Q = 3,5 GTK = 1 + 7,7 3,5 = 3,2 en John dus winst maakt omdat GO > GTK 1 maar niet de maximale winst, want MO = 2 3,5 + 7 = 0 < MK 1 Een antwoord waaruit blijkt dat uit de grafiek afgeleid kan worden dat bij een prijs van 3,50 de afzet 350 ritten bedraagt, waarbij de gemiddelde opbrengst (GO) hoger is dan de gemiddelde totale kosten (GTK) 1 maar de totale winst niet maximaal is omdat bij 350 ritten de marginale kosten (MK) hoger zijn dan de marginale opbrengsten (MO) 1 Opmerking Als in het tweede antwoorddeel is berekend of verwoord dat MO = MK bij een andere afzet dan 350 ritten, voor dit deel ook 1 scorepunt toekennen. 4 maximumscore 2 5 maximumscore 2 ja (John heeft gelijk) Een voorbeeld van een juiste berekening is: nieuwe afzet als P = 1,20 1,2 = Q + 7 Q = 5,8 (580 ritten) 1 omzet wordt 580 1,20 = 696, hetgeen minder is dan de vaste kosten, 7,7 100 = 770 1 HA-1022-a-13-2-c 5 lees verder

Vraag Antwoord Scores Opgave 2 6 maximumscore 2 Een juist antwoord bestaat uit twee van de onderstaande drie elementen: Een antwoord waaruit blijkt dat één tarief in plaats van twee verschillende tarieven de uitvoering van de belastingheffing vereenvoudigt (zowel voor ondernemers als voor de belastingdienst) met de verschuiving van goederen en diensten van het verlaagde naar het normale tarief de gemiddelde belastingdruk op consumptie zal toenemen verhoging van de btw-inkomsten meer budgettaire ruimte kan opleveren om de belastingdruk op arbeid te verlagen (bij gelijkblijvende totale belastingopbrengsten) per juist element (maximaal twee) 1 7 maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat de producten van detailhandelaren die voorheen onder het verlaagde tarief vielen duurder zullen worden in vergelijking met dezelfde producten (bij detailhandelaren) in België en Duitsland als in die landen een verlaagd tarief gehandhaafd blijft. 8 maximumscore 3 Een voorbeeld van een juiste berekening is: belasting bij nieuwe tarieven: 0,3 18.628 + 0,4 2.590 = 6.624 netto inkomen: 21.218 6.624 + 1.987 + 1.574 = 18.155 1 18.155 17.546 stijging netto inkomen: 100% = 3,5% 1 17.546 conclusie: géén koopkrachtverlies omdat het netto-inkomen procentueel meer stijgt dan de extra inflatie (2,1%) 1 HA-1022-a-13-2-c 6 lees verder

Vraag Antwoord Scores 9 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Een antwoord waaruit blijkt dat de verhoging van alleen het verlaagde btw-tarief zal leiden tot een verandering in prijsverhoudingen tussen verschillende goederen en diensten, hetgeen kan leiden tot veranderingen in het koopgedrag van consumenten. Een antwoord waaruit blijkt dat de verlaging van de tarieven inkomstenbelasting aanleiding kan zijn tot extra / hogere uitgaven van consumenten die hun netto-inkomen zien toenemen en dit besteden aan artikelen die niet duurder worden door de btw-verhoging (luxe goederen, buitenlandse vakanties e.d.). Opmerking Correcte antwoorden moeten een relatie leggen met één of beide belastingmaatregelen. Opgave 3 10 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Een antwoord waaruit blijkt dat de participatie van (met name) vrouwen op de arbeidsmarkt toeneemt, omdat kinderopvang betaalbaar / ruim beschikbaar is, waardoor de arbeidsmarkt kwantitatief en/of kwalitatief verruimt. Een antwoord waaruit blijkt dat hierdoor werkzoekenden met (jonge) kinderen beter in staat zijn snel in te spelen op vacatures, omdat kinderopvang betaalbaar / ruim beschikbaar is, hetgeen de flexibiliteit op de arbeidsmarkt vergroot / frictiewerkloosheid vermindert. 11 maximumscore 2 grafiek 1 Opmerking Uitsluitend 2 of 0 scorepunten toekennen. HA-1022-a-13-2-c 7 lees verder

Vraag Antwoord Scores 12 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Een antwoord waaruit blijkt dat de ontvanger van de subsidie niet het gehele bedrag van de subsidie doorgeeft aan de vrager in de vorm van een verlaging van het uurtarief. Een antwoord waaruit blijkt dat de subsidie een verschuiving van de aanbodlijn veroorzaakt, waardoor bij een gegeven vraag de (evenwichts)hoeveelheid hoger komt te liggen dan voorheen en de daarbij behorende betalingsbereidheid (prijs) lager is. Opmerking Als de kandidaat bij vraag 11 heeft gekozen voor een andere grafiek dan grafiek 1 en vanuit deze keuze doorwerkt bij vraag 12, kunnen voor vraag 12 alle scorepunten worden behaald bij een correcte redenering. 13 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Een antwoord waaruit blijkt dat het investeren in extra capaciteit (bouwen van kinderdagverblijven/opvangruimtes, aanvragen van vergunningen) op korte termijn moeilijk te realiseren is / tijd kost. Een antwoord waaruit blijkt dat het werven en/of opleiden van extra personeel op korte termijn moeilijk te realiseren is / tijd kost. 14 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Een antwoord waaruit blijkt dat de overheid: door middel van het afgeven van een keurmerk de kwaliteit van kinderopvangplaatsen kan garanderen. via een systeem van vergunningen het aanbod van nieuwe kinderopvangplaatsen kwantitatief en kwalitatief kan reguleren. via een toezicht(houder) op de kwaliteit van kinderopvangplaatsen aan de vragers meer garanties kan bieden voor een bepaalde (standaard aan) kwaliteit. via voorlichting (websites, brochures) een deel van de informatieachterstand van de vragers kan compenseren. HA-1022-a-13-2-c 8 lees verder

Vraag Antwoord Scores Opgave 4 15 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Een antwoord waaruit blijkt dat werkzoekenden die bereid zijn tot het leveren van een extra inspanning eerder zullen kiezen voor G-Skate als werkgever omdat G-Skate in tegenstelling tot andere werkgevers in de bedrijfstak wel een bonusregeling heeft. Een antwoord waaruit blijkt dat de specifieke bonusregeling, zoals beschreven in bron 6, meelifters kan aantrekken die denken te profiteren van de extra inspanning van afdelingscollega s zonder daarvoor zelf extra hard te moeten werken / te moeten investeren. 16 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Een antwoord waaruit blijkt dat een bonus de werknemer stimuleert tot een grotere inspanning 1 waardoor de werkgever minder nadeel ondervindt van de informatieachterstand met betrekking tot de inspanning van de werknemer 1 Een antwoord waaruit blijkt dat een werkgever er voor kan kiezen om individuele prestaties / productiviteit van werknemers te registreren teneinde de bonus daarop te kunnen baseren 1 hetgeen betekent dat de informatieachterstand van de werkgever daadwerkelijk wordt verkleind 1 17 maximumscore 3 Voorbeelden van een juiste berekening zijn: medewerkers Verkoop volgen geen scholing maar ontvangen wel een bonus van 500 (cel linksonder) totale bonus 40 500 = 20.000 20.000 = 400.000 0,05 medewerkers Productie volgen scholing tegen 600 per persoon en gaan er 100 per persoon op achteruit (cel linksonder): bonus is 500 totale bonus 40 500 = 20.000 20.000 = 400.000 0,05 voor het gebruik van de juiste cel uit de matrix 1 voor een juiste berekening 2 HA-1022-a-13-2-c 9 lees verder

Vraag Antwoord Scores 18 maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat de medewerkers van de afdeling Verkoop géén scholing zullen volgen, omdat voor deze afdeling de keuze geen scholing (per werknemer) meer oplevert dan de keuze wel scholing 1 ongeacht de keuze van (de medewerkers van) de afdeling Productie 1 19 maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat wanneer alle medewerkers van de afdeling Verkoop gezamenlijk besluiten in te schrijven voor een scholing en zich individueel vastleggen de scholing te volgen 1 het collectieve belang van maximale stijging van de toegevoegde waarde (en dus een hogere bonus) wel wordt waargemaakt 1 Opgave 5 20 maximumscore 2 het kapitaaldekkingsstelsel Uit de motivering moet blijken dat de ingelegde bedragen worden belegd om pas op termijn ingezet te kunnen worden (voor het financieren van specifieke overheidsuitgaven met betrekking tot ouderdomspensioenen). 21 maximumscore 2 bij (1) verbetert bij (2) lopende rekening bij (3) verslechtering bij (4) kapitaalrekening indien (1) en (3) juist 1 indien (2) en (4) juist 1 HA-1022-a-13-2-c 10 lees verder

Vraag Antwoord Scores 22 maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste berekening zijn: een berekening in VS dollars 401 miljard 7,90 = 529,75 miljard VS dollar 1 5,98 529,75 100% = 112,5% / 529,75 is groter dan 470,9 1 470,9 een berekening in euro s 470,9 miljard 5,98 = 356,45 miljard euro 1 7,90 401 100% = 112,5% / 401 is groter dan 356,45 1 356,45 23 maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat Nederland de extra inkomsten uit export van aardgas direct heeft ingezet ter financiering van lopende overheidsuitgaven, terwijl Noorwegen vergelijkbare inkomsten heeft opgespaard voor financiering van toekomstige overheidsuitgaven. 24 maximumscore 3 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat Noorwegen in 2010 een (veel) hogere productie per hoofd weet te bereiken bij een lagere werkloosheid en betere cijfers voorlegt voor begrotingssaldo en staatsschuldquote dan Nederland 1 hetgeen kan betekenen dat Noorwegen in tijden van laagconjunctuur de verslechtering van de overheidsfinanciën heeft kunnen opvangen door het Petroleumfonds als buffer 1 waardoor Noorwegen de welvaart (en werkgelegenheid) beter op peil heeft weten te houden in tijden van laagconjunctuur 1 HA-1022-a-13-2-c 11 lees verder

Vraag Antwoord Scores Opgave 6 25 maximumscore 1 Hoewel de verkoper zegt dat in haar situatie de mogelijke schade waarschijnlijk niet opweegt tegen de extra kosten, overweegt ze toch een verzekering af te sluiten. 26 maximumscore 2 stadsfiets Uit de verklaring moet blijken dat VELO bij de stadsfiets de premie deels afhankelijk maakt van postcode en nieuwwaarde (met uitzondering van stadsfietsen tot 1.000 in de vier grote steden) terwijl deze premie bij e-bikes tot 2.100 een vast bedrag is. 27 maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat VELO eigen risico s heeft ingesteld in geval van schade 1 hetgeen risicovol gedrag van de verzekerde kan voorkomen / verminderen omdat deze zelf een deel van de schadelast moet betalen 1 28 maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: 160 (Amsterdam): 100% = 20% (afgerond) 0,8 999 tegen (Noord-Brabant): 125 100% = 6% (afgerond) 2.099 29 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Een antwoord waaruit blijkt dat e-bikes die voornamelijk recreatief gebruikt worden een laag risicoprofiel hebben, omdat sport/recreatie slechts 4% uitmaakt van alle fietsdiefstallen en daarom ook een relatief lage verzekeringspremie hebben ten opzichte van de nieuwwaarde. Een antwoord waaruit blijkt dat stadsfietsen een hoog risicoprofiel hebben wanneer ze gebruikt worden in stadscentra (21% van alle fietsdiefstallen) en daarom ook een relatief hoge verzekeringspremie hebben ten opzichte van de nieuwwaarde / een variabele premie hebben die afhankelijk is van postcode en nieuwwaarde. 5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 21 juni naar Cito. HA-1022-a-13-2-c 12 lees verder einde