Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 03/10/2013

Datum van inontvangstneming : 07/04/2017

Datum van inontvangstneming : 06/07/2017

Datum van inontvangstneming : 02/07/2015

Datum van inontvangstneming : 11/07/2014

Datum van inontvangstneming : 10/10/2017

Datum van inontvangstneming : 31/01/2014

Datum van inontvangstneming : 13/11/2015

Datum van inontvangstneming : 22/05/2017

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 20/09/2016

Datum van inontvangstneming : 13/10/2017

Datum van inontvangstneming : 22/02/2016

Datum van inontvangstneming : 16/12/2016

Datum van inontvangstneming : 08/11/2016

Datum van inontvangstneming : 03/07/2015

Datum van inontvangstneming : 26/04/2016

Datum van inontvangstneming : 09/02/2015

Datum van inontvangstneming : 21/11/2017

Datum van inontvangstneming : 06/04/2017

Datum van inontvangstneming : 20/09/2016

Datum van inontvangstneming : 28/07/2015

Datum van inontvangstneming : 30/08/2017

Datum van inontvangstneming : 24/03/2016

Datum van inontvangstneming : 20/06/2017

Datum van inontvangstneming : 11/01/2019

Datum van inontvangstneming : 07/10/2013

Datum van inontvangstneming : 29/04/2016

Datum van inontvangstneming : 05/09/2016

Datum van inontvangstneming : 16/12/2016

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 september 2017 *

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 11/08/2017

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015

Datum van inontvangstneming : 07/10/2013

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Datum van inontvangstneming : 23/09/2013

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 4 juli 2018 *

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 13/03/2019

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 oktober 2011 *

Vertaling C-441/13-1. Zaak C-441/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Datum van inontvangstneming : 21/11/2018

Datum van inontvangstneming : 17/12/2013

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Datum van inontvangstneming : 14/12/2017

Datum van inontvangstneming : 06/08/2012

Datum van inontvangstneming : 06/07/2017

Datum van inontvangstneming : 12/07/2013

Datum van inontvangstneming : 20/02/2019

Datum van inontvangstneming : 21/09/2017

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015

Datum van inontvangstneming : 13/10/2015

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 18/10/2018

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

ECLI:NL:RBAMS:2016:3562

Datum van inontvangstneming : 07/02/2017

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Datum van inontvangstneming : 20/11/2015

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 11/05/2016

2. kennelijk ook van mening is dat verzoeker geen recht had op schadevergoeding.

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

Datum van inontvangstneming : 17/12/2015

Datum van inontvangstneming : 19/03/2019

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Datum van inontvangstneming : 07/02/2018

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 14/09/2012

ECLI:NL:RBNHO:2013:5999 Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

Datum van inontvangstneming : 02/10/2015

Datum van inontvangstneming : 26/02/2019

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Datum van inontvangstneming : 02/04/2018

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 12/12/2013

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 27/06/2016

Datum van inontvangstneming : 06/02/2014

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

Datum van inontvangstneming : 11/03/2014

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Datum van inontvangstneming : 22/08/2013

Datum van inontvangstne ming : 04/05/2012

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Vertaling C-74/17-1 Zaak C-74/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 februari 2017 Verwijzende rechter: Amtsgericht Düsseldorf (Duitsland) Datum van de verwijzingsbeslissing: 30 januari 2017 Verzoekende partij: Verwerende partij: German Wings GmbH Amtsgericht Düsseldorf Beslissing In het geding tussen en German Wings GmbH heeft het Amtsgericht Düsseldorf (rechter in eerste aanleg Düsseldorf, Duitsland) [OMISSIS] besloten als volgt: I. 1. De behandeling van de zaak wordt geschorst totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak heeft gedaan. 2. Het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen: N L

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 30. 1. 2017 ZAAK C-74/17 Dient artikel 12, lid 1, van verordening (EG) nr. 261/2004 [van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB 2004, L 46, blz. 1)] aldus te worden uitgelegd dat de aldaar genoemde rechten op verdere compensatie slechts rechten betreffen die op rechtsgrondslagen buiten de verordening zijn gebaseerd? II. a. Indien vraag I ontkennend wordt beantwoord, dient artikel 8 van verordening nr. 261/2004 dan aldus te worden uitgelegd dat wanneer een luchtvaartmaatschappij de in de leden 1 en 2 van dit artikel bepaalde diensten niet verricht, uit dat artikel voor de passagier een eigen recht op compensatie wegens het niet verrichten van de genoemde diensten voortvloeit, en, zo ja, omvat dit recht ook de terugbetaling van de kosten van een door de [Or. 2] passagier zelf georganiseerd ander vervoer tot op zijn eindbestemming? aa. Indien vraag a. bevestigend wordt beantwoord, wordt het recht op compensatie voor het door de passagier zelf georganiseerd alternatief vervoer dan verrekend in de zin van artikel 12, lid 1, tweede zin, van verordening nr. 261/2004? b. Indien vraag I bevestigend wordt beantwoord, en het nationale recht een regeling bevat op grond waarvan een passagier wegens niet-nakoming van de verplichting van artikel 8 van de verordening ten aanzien van de luchtvaartmaatschappij recht heeft op terugbetaling van de kosten die hem zijn opgekomen doordat hij zelf voor alternatief vervoer heeft gezorgd, wordt dit nationale recht op compensatie dan verrekend overeenkomstig artikel 12, lid 1, tweede zin, van de verordening? c. Indien het antwoord op vraag II.a. of II.b. luidt dat een verrekening overeenkomstig artikel 12, lid 1, tweede zin, van verordening nr. 261/2004 dient plaats te vinden, dient artikel 12 dan aldus te worden uitgelegd dat de verrekening automatisch plaatsvindt, zonder dat de vergoedingsplichtige partij dit moet inroepen? 2

Feiten Verzoeker is verweerster is German Wings GmbH. Verzoeker beschikte voor 30 mei 2016 over een bevestigde boeking voor de vlucht met nummer 4U 9451 van Marseille naar Düsseldorf, die door verweerster moest worden uitgevoerd. De vlucht werd geannuleerd, en verzoeker kreeg geen alternatief vervoer aangeboden. In overleg met de medewerkers van verweerster organiseerde verzoeker zelf zijn reis van Marseille naar Düsseldorf per trein en met de auto. De reis van Marseille naar Düsseldorf heeft verzoeker 258,60 EUR gekost. Deze kosten vordert hij thans terug van verweerster, evenals de compensatie van 250,00 EUR wegens de annulering van de vlucht van Marseille naar Düsseldorf. Verweerster heeft geen standpunt ingenomen. Relevantie voor de beslechting van het geschil De verwijzende rechter twijfelt over de uitlegging van artikel 12, lid 1, en artikel 8, van verordening nr. 261/2004. [Or. 3] Voor de verwijzende rechter is om te beginnen niet duidelijk of het door verzoeker geldend gemaakte recht op terugbetaling van de kosten voor het alternatief vervoer, dat hij wegens de geannuleerde vlucht zelf heeft georganiseerd, rechtstreeks voortvloeit uit artikel 8 van de verordening, dan wel of voor het concrete recht op compensatie als schadeloosstelling toepassing moet worden gemaakt van de bepalingen van het nationale recht. Onafhankelijk van de vraag of verzoeker rechtstreeks op grond van de verordening dan wel op grond van het nationale recht, recht op terugbetaling van de kosten van het alternatief vervoer heeft, betwijfelt de verwijzende rechter verder of het recht op terugbetaling van de kosten voor het alternatief vervoer overeenkomstig artikel 12, lid 1, tweede zin, van verordening nr. 261/2004 met het recht op compensatie moet worden verrekend. Bij arrest van 13 oktober 2011, C-83/10, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld dat een nationale rechter een luchtvaartmaatschappij niet kan veroordelen om aan de passagiers wier vlucht is geannuleerd op grond van artikel 12 van verordening nr. 261/2004 als verdere compensatie de kosten terug te betalen die dezen hebben gemaakt ten gevolge van het verzuim van de betrokken vervoerder om de in de artikelen 8 en 9 van de verordening bedoelde bijstand en verzorging te bieden. De desbetreffende aanspraken van de passagiers zouden dus niet als verdere compensatie kunnen worden beschouwd. Onduidelijk is echter of, en eventueel in welke mate, rechten die rechtstreeks uit de verordening voortvloeien (indien artikel 8 zelf als basis voor de rechten kan dienen), of rechten die uit een schending van de in de verordening bepaalde 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 30. 1. 2017 ZAAK C-74/17 rechten in samenhang met bepalingen van nationaal recht voortvloeien, verrekend worden overeenkomstig artikel 12. Het antwoord op de gestelde vragen is beslissend voor de beslechting van het geding omdat geoordeeld moet worden of verzoeker het recht op compensatie uit hoofde van de artikelen 5 en 7 van de verordening cumulatief geldend kan maken met een mogelijk extra recht op schadeloosstelling op basis van artikel 8 van de verordening of op basis van nationaal recht, en of een eventueel in aanmerking te nemen verrekening ook moet worden toegepast wanneer de gedaagde luchtvaartmaatschappij er zich niet op beroept. [OMISSIS] 4