ECLI:NL:RBDHA:2017:5150

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

ECLI:NL:RBDHA:2015:2826

ECLI:NL:RBDHA:2017:6614

ECLI:NL:RBDHA:2014:11422

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077

ECLI:NL:GHAMS:2016:4075 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBMNE:2017:386

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717

ECLI:NL:RBSGR:2012:25290

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/ FA RK ; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:RBASS:2011:BP3458

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBDHA:2016:13341

ECLI:NL:RBOVE:2015:5761

ECLI:NL:RBNHO:2013:10520

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:RBDHA:2016:1836

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276

ECLI:NL:GHSHE:2017:146

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770

ECLI:NL:RBDHA:2013:13810

ECLI:NL:RBALK:2009:BH5268

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594

ECLI:NL:GHDHA:2013:591

ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0577

ECLI:NL:RBDHA:2016:16586

ECLI:NL:RVS:2010:BL1854

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:OGEAA:2017:172

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHLEE:2003:AL3148 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rekestnummer

ECLI:NL:RBNHO:2015:9608

ECLI:NL:CRVB:2017:2709

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBAMS:2017:2967

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6197 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

ECLI:NL:RBDHA:2015:4913

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU7565

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ECLI:NL:RBDHA:2016:13772

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBDHA:2017:1797

ECLI:NL:RBROT:2017:2113

ECLI:NL:RBDHA:2017:2806

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

ECLI:NL:RVS:2017:2013

ECLI:NL:RBHAA:2012:2572

Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBDHA:2016:14425

ECLI:NL:RBDHA:2013:8822

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

ECLI:NL:RBNHO:2015:8872

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Arnhem afdeling civiel recht

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1975 Nr. 132

ECLI:NL:RBOVE:2015:5815

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011

ECLI:NL:GHDHA:2014:935

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBDHA:2016:4544

ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/03/213774/FA RK

ECLI:NL:RBZWB:2015:5579

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0950

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:RBDHA:2017:3957

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBZWB:2016:6374

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

Transcriptie:

ECLI:NL:RBDHA:2017:5150 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 11052017 Datum publicatie 24052017 Zaaknummer C/09/501371 / HA RK 15544 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen en familierecht Beschikking Verzoek vaststelling Nederlanderschap afgewezen. Verzoekster heeft bewust stappen ondernomen om de Dominicaanse nationaliteit te verkrijgen. Hierdoor heeft zij op grond van art. 15 lid 1 aanhef en onder a RWN de Nederlandse natio van rechtswege verloren. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak Rechtbank DEN HAAG Meervoudige kamer Rekestnummer: HA RK 15544 Zaaknummer: C/09/501371 Datum beschikking: 11 mei 2017 Beschikking op het op 10 december 2015 ingekomen verzoekschrift van: [verzoekster] verzoekster, wonende te [woonplaats], advocaat mr. J.D. Linscheer te Rotterdam, tegen DE STAAT DER NEDERLANDEN, (Ministerie van Veiligheid en Justitie, Immigratie en Naturalisatiedienst,

verder te noemen de IND ), zetelende te sgravenhage, belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. drs. [naam 1] Procedure De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder: het verzoekschrift; de brief d.d. 4 januari 2016, met bijlage, van de zijde van de IND; de brief d.d. 17 februari 2016, met bijlagen, van de zijde van verzoekster; de brief d.d. 13 juni 2016 van de zijde van de IND; de conclusie van de officier van justitie d.d. 22 augustus 2016. Op 30 maart 2017 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekster met haar advocaat, alsmede mr. drs. [naam 1] voornoemd namens de IND. De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn. Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank vaststelt dat verzoekster op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) de Nederlandse nationaliteit bezit. De IND concludeert tot afwijzing van het verzoek. De officier van justitie heeft bij brief van 22 augustus 2016 medegedeeld zich aan te sluiten bij de conclusie van de IND. Feiten Verzoekster is geboren op [geboortedatum] te Aruba, als kind van een Dominicaanse moeder en een Nederlandse vader. Verzoekster verkreeg bij geboorte de Nederlandse nationaliteit door afstamming op grond van artikel 1, aanhef en sub a, van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap. Artikel II aanhef en sub 3 van de Grondwet 1966 van de Dominicaanse Republiek van 28 november 1966 luidde destijds: Dominicanen zijn: alle personen die in het buitenland uit een Dominicaanse vader of moeder zijn geboren, mits zij, overeenkomstig de wetten van het land hunner geboorte, geen vreemde

nationaliteit hebben verkregen of die, voor het geval zij deze hebben verkregen, na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, door middel van aan de Uitvoerende Macht gezonden akte ten overstaan van een openbaar ambtenaar, de wens te kennen geven voor de Dominicaanse nationaliteit te opteren. Verzoekster verkreeg op grond van deze Dominicaanse wetgeving bij geboorte omdat zij buiten de Dominicaanse Republiek is geboren en bij geboorte de Nederlandse nationaliteit verkreeg niet van rechtswege (ook) de Dominicaanse nationaliteit. Op 10 mei 1994 heeft verzoekster zich vanuit Aruba in Nederland gevestigd. Op 19 november 2012 werd verzoekster uitgeschreven uit de Nederlandse basisregistratie wegens emigratie. Op 3 mei 2013 zijn de geboortegegevens van verzoekster geregistreerd bij de burgerlijke stand van [plaatsnaam], Dominicaanse Republiek. In de Nederlandse vertaling van de akte van inschrijving is daarbij, voor zover van belang, vermeld Hierbij laten wij vastleggen dat op 3 mei van het jaar 2013 bij het kantoor van de Burgerlijke Stand (..) een afschrift opgenomen werd van de geboorteakte (..), krachtens het recht dat aan haar wordt toegekend door artikel 18 van de Grondwet van de Dominicaanse Republiek (..). Artikel 18, vierde lid, van de Grondwet 2010 van de Dominicaanse Republiek luidt, voor zover van belang: Dominicanen zijn zij die in het buitenland zijn geboren uit een Dominicaanse vader of moeder, niettegenstaande het feit dat zij, gelet op hun geboorteplaats, een andere nationaliteit dan die van hun ouders hebben verkregen. Bij het bereiken van de achttienjarige leeftijd kunnen zij, ten overstaan van het bevoegde orgaan, hun wens kenbaar maken, om dubbele nationaliteit aan te nemen of om afstand te doen van een van de nationaliteiten. Aan verzoekster is vervolgens een Dominicaanse identiteitskaart verstrekt, geldig tot 14 juni 2024, met daarop de vermelding dat verzoekster de Dominicaanse nationaliteit bezit. Op 23 mei 2015 heeft verzoekster een Nederlands paspoort aangevraagd bij de Nederlandse vertegenwoordiging op de Dominicaanse Republiek. Op 16 juli 2015 is aan verzoekster een Dominicaans paspoort verstrekt met daarop de vermelding dat verzoekster de Dominicaanse nationaliteit bezit. Bij beschikking van 10 september 2015 van de Minister van Buitenlandse Zaken is beslist dat de aanvraag van verzoekster om een Nederlands paspoort niet in behandeling wordt genomen. De motivering van deze beslissing komt erop neer dat verzoekster op 3 mei 2013 de Dominicaanse nationaliteit heeft verkregen door registratie van haar geboortegegevens in de Dominicaanse Republiek, waardoor zij op grond van artikel 15 lid 1 aanhef en onder a RWN de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. Beoordeling Vast staat dat verzoekster bij geboorte de Nederlandse en gelet op artikel II aanhef en sub 3 van de Grondwet 1966 van de Dominicaanse Republiek niet tevens de Dominicaanse nationaliteit heeft verkregen. Voorts staat vast dat verzoekster door inschrijving van de geboortegegevens op 3 mei 2013 de Dominicaanse nationaliteit heeft verkregen op grond van artikel 18 van de Dominicaanse Grondwet 2010. Daarbij geldt dat het verzoek van verzoekster om zich bij de gemeente [plaatsnaam] te registreren en het verzoek om een Dominicaanse identiteitskaart door de Dominicaanse autoriteiten kennelijk is aangemerkt als een verklaring als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Grondwet 2010 Dominicaanse Republiek. In geschil is of deze verkrijging van de Dominicaanse nationaliteit aangemerkt dient te worden als een vrijwillige verkrijging en of verzoekster daarmee op grond van artikel 15 lid 1 aanhef en onder a RWN op 3 mei 2013 de Nederlandse nationaliteit van rechtswege heeft verloren. Verzoekster stelt dat dat niet het geval is en heeft daartoe verkort weergegeven het volgende aangevoerd. In 2012 is zij naar de Dominicaanse Republiek gegaan met een Nederlands noodpaspoort, om het overlijden van haar expartner op juridisch vlak te regelen. Het was niet haar

bedoeling om daar te blijven. Tijdens haar verblijf daar is haar tas met geld en paspoort gestolen. De Nederlandse ambassade heeft haar toen niet willen helpen. Zij kon toen niet anders dan een baan zoeken om geld te verdienen, waarmee zij weer een vliegticket naar Nederland zou kunnen kopen. Zij heeft zich om te kunnen werken in de Dominicaanse Republiek gewend tot de autoriteiten aldaar, om zich tot Dominicaanse te laten naturaliseren. Daar werd haar verteld dat zij niet het naturalisatieproces hoefde te doorlopen om de Dominicaanse nationaliteit te verkrijgen, maar dat zij eenvoudigweg haar geboortegegevens kon laten registreren om de Dominicaanse nationaliteit te verkrijgen. Het was nooit haar bedoeling om daarmee afstand te doen van de Nederlandse nationaliteit. Verzoekster stelt zich daarom op het standpunt dat zij nog steeds in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De IND stelt zich op het standpunt dat verzoekster door haar handelen vrijwillig de Dominicaanse nationaliteit heeft verkregen, hetgeen van rechtswege heeft geleid tot verlies van het Nederlanderschap op grond van artikel 15 lid 1 aanhef en onder a RWN. Van een uitzondering als bedoeld in lid 2 van voornoemd artikel is geen sprake, aldus de IND. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 15 lid 1 aanhef en onder a RWN gaat het Nederlanderschap voor een meerderjarige verloren door het vrijwillig verkrijgen van een andere nationaliteit. Van belang is dus of de verkrijging van de Dominicaanse nationaliteit door verzoekster vrijwillig is geweest. Van vrijwillige verkrijging van een andere nationaliteit is sprake in geval van een wilsdaad die specifiek is gericht op de verkrijging van een andere nationaliteit. Van vrijwilligheid is geen sprake indien: bij besluit van vreemde autoriteiten is overgegaan tot ongevraagde collectieve naturalisatie van bijvoorbeeld personen die geruime tijd in het land wonen; de andere nationaliteit van rechtswege is verkregen als automatisch gevolg van een aanstelling in een bepaalde functie, in dienst van het land van die nationaliteit; de andere nationaliteit van rechtswege verkregen is als automatisch gevolg van een huwelijk met een persoon van die nationaliteit. De rechtbank is op grond van het dossier en op grond van hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen van oordeel dat er op 3 mei 2013 sprake is geweest van vrijwillige verkrijging van de Dominicaanse nationaliteit door verzoekster. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking. Verzoekster die er op goede gronden steeds (in ieder geval tot 2013) vanuit is gegaan dat zij alleen de Nederlandse nationaliteit bezat heeft zich gewend tot de Dominicaanse autoriteiten om een naturalisatieprocedure te doorlopen om de Dominicaanse nationaliteit te verkrijgen. Daar werd aan verzoekster medegedeeld dat een naturalisatieprocedure niet nodig was en dat zij de Dominicaanse nationaliteit kon verkrijgen door zich tot de gemeente te wenden. Verzoekster heeft dit advies opgevolgd en heeft zich tot de gemeente gewend. Daar zijn haar geboortegegevens geregistreerd bij de burgerlijke stand van [plaatsnaam], Dominicaanse Republiek, waarna verzoekster de Dominicaanse nationaliteit verkreeg. De omstandigheden die ertoe hebben geleid dat verzoekster de Dominicaanse nationaliteit wilde verkrijgen, namelijk om te kunnen werken om haar terugreis naar Nederland te betalen, leiden er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat de verkrijging van de Dominicaanse nationaliteit als onvrijwillig moet worden aangemerkt. Verzoekster heeft bewust stappen gezet om de Dominicaanse nationaliteit te verkrijgen. Hierdoor heeft verzoekster op grond van artikel 15 lid 1, aanhef en onder a, RWN de Nederlandse nationaliteit van rechtswege verloren. Het feit dat verzoekster zich van dit gevolg niet bewust was toen zij de Dominicaanse nationaliteit aanvroeg en dat dit ook niet haar bedoeling was, maakt dit niet anders. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de toepasselijke bepaling uit de RWN, die bepaalt dat

met vrijwillige verkrijging van een andere nationaliteit het Nederlanderschap wordt verloren, in werking is getreden op 1 januari 1985 en niet zoals verzoekster stelt pas in 2012. Beslissing De rechtbank: wijst het verzoek af. Deze beschikking is gegeven door mrs. N.B. Verkleij, S.M. WesterhuisEvers en M.P. Verloop, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2017.