Advies Vervolg vrijstelling bovengronds aanwenden drijfmest TCB A102(2015)

Vergelijkbare documenten
Advies Vrijstellingsregeling stuifbestrijding TCB A085(2013)

Advies Vernietiging grasland TCB A089(2013)

Advies Ontheffing voor onderzoek met DuoSpray TCB A105(2015)

ADVIES TIJDELIJKE VRIJSTELLINGSREGELING STUIFBESTRIJDING 2013 ADVIES A084(2013)

Advies Verzoek om verlenging uitrijperiode TCB A088(2013)

Advies Tijdelijke vrijstellingsregeling stuifbestrijding 2014 TCB A093(2014)

Technische commissie bodem Postbus T GX Den Haag E ADVIES VRIJSTELLING WINDEROSIE

TCB A066(2011) Den Haag, 18 februari 2011

Aan De Staatssecretaris van Economische Zaken Mevrouw SAM. Dijksnia Postbus EX Den Haag. TCB A106(2015) Den Haag, 23 juli 2015

TCB A069(2011) Den Haag, 28 april 2011

Advies Beoordeling verzoek om verlenging uitrijperiode dierlijke mest TCB A098(2014)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

ONTWERP DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN. Gelet op de artikelen 10, eerste lid, en 12, derde lid, van de Meststoffenwet; BESLUIT:

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

TCB A057(2010) Den Haag, 15 februari 2010

Advies Bodem in de omgevingswet TCB A109(2016)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds en uitrijden drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib 2016.

Advies Project IDS: maatregelen vermindering methaanemissie (fase 5) ADVIES A090(2013)

Advies Vrijstelingsregelingbovengronds aanwendenrunderdrijfmestop eigengrasland TCBA091(2014)

Advies Project IDS: maatregelen vermindering methaanemissie (fase 5) ADVIES A090(2013)

c.c. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Mevrouw S.A.M. Dijksma Postbus EX Den Haag Bilthoven, 29 augustus 2016

TCB A061(2010) Den Haag, 20 augustus 2010

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Additionele regels ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij (Wet grondgebonden groei melkveehouderij)

Vraag 1 Kunt u aangeven hoeveel melkveehouders sinds 2 juli 2015 gestart zijn met hun bedrijf of kort voor 2 juli 2015 zijn gestart?

Datum 31 maart 2015 Betreft Beantwoording vragen over private kwaliteitssystemen in varkens- en kalversector

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds van haar overeenkomst tussen handelaren in gewasbeschermingsmiddelen;

O 5 NOV. 20U Gewijzigde tarieven grondkamers

2. Onderdeel f komt te luiden: f. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;.

Technische commissie bodem

Courage. Datum. project Gezonde Partners. Geachte heer XX

Antwoord Het is aan het CBb om te bepalen hoe het invulling geeft aan zijn rechtsprekende taak.

Het project dient te worden uitgevoerd in de periode van 1 juni 2017 tot en met

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2e HERZIENE CONVOCATIE (agendapunten toegevoegd)

Review excretieforfaits melkvee en jongvee - Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Datum 17 juni 2016 Betreft Beantwoording vragen over het bericht "Onkruidverdelger glyfosaat niet kankerverwekkend"

3 en 4 Het artikel stelt dat bijna alle inzet van LTO [bleek] van tafel geveegd ; herkent u zich hierin? Zo nee, waarom niet?

CONCEPT. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Gelet op artikel 38, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet; Besluit:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Paarden 6 mnd., kg 11 11,6 127,6 36,6 402,6 17,5 192,5 Paarden 6 mnd., > 450 kg 4 15,0 60,0 47,6 190,4 22,0 88,0 Totaal

Rekenmodel grondgebondenheid behorende bij de AMvB Verantwoorde groei melkveehouderij

Hierbij ontvangt u mijn antwoorden op de vragen van het lid Thieme (PvdD) over het verbod op het aanbinden van koeien.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hierbij informeer ik uw Kamer over de voortgang en resultaten van verschillende onderwerpen op het gebied van het mestbeleid.

1 Heeft u kennisgenomen van het bericht Eten voedselbank vaak onvoldoende? 1

Directoraat-generaal Energie, Telecom & Mededinging Bezoekadres Postadres Factuuradres Overheidsidentificatienr Behandeld door Besluit

Advies Uitgangspunten afwegingssystematiek en Structuurvisie Ondergrond TCB A099(2014)

Het projectplan dient te worden uitgevoerd in de periode van 3 maart tot en met 31 december 2016.

..^i-fie EERSTE WAfe < IR , TyU ^ 0 9 JUL 2010 DATUM V J U L KOPIE

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

3 Kunt u bevestigen dat Universiteit Maastricht nog geen besluit heeft genomen over dierproeven op labradors in de toekomst?

1.1 Procesverloop U heeft mij op 24 november 2017 nog aanvullende informatie bij de aanvraag gestuurd.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, HANDELENDE IN OVEREENSTEMMING MET DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Directoraat-Generaal Milieu en Internationaal; Directie Duurzaamheid

AWAGENINGEN. WOT Natuur & Milieu. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Directie Aam en Natuurkennis (ANK)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De ontvangst van uw verzoek is schriftelijk bevestigd bij brief van 25 november jongstleden, kenmerk

Ministerie van Economische Zaken

Het project dient te worden uitgevoerd in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017.

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

> Retouradres Postbus EK Den Haag Directoraat-generaal Agro

Datum 8 september 2015 Betreft Beantwoording vragen over het artikel 'Worden we de melkvee-industrie ingerommeld'

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein Waarborgen van platina, gouden en zilveren voorwerpen over de periode

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, In overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Informeel advies Bijdrage grondwaterlaag en toplaag aan circulaire economie TCB A086(2013)

Rijnstraat 8 Postbus GX Den Haag Technische Universiteit Delft Interne postcode 645 (Rector Instituut Delft) Postbus 5

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van xxx, nr. xxx);

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage

VBBM & NFW VERENIGING TOT BEHOUD VAN BOER EN MILIEU & NOORDELIJKE FRIESE WOUDEN. Wehl, donderdag 20 september Geachte mevrouw Veerbeek,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage

TCB. Jaarverslag Technische commissie bodem

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Gaswinning Noordzee blok K17 Advies inzake het verzoek om ontheffing van de m.e.r.-plicht

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s -GRAVENHAGE

WIJ BEATRIX, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE- NASSAU, ENZ. ENZ. ENZ.

DECEMBER DECEMBER Ministerie van Economische Zaken. artikel 1, zesde lid wordt onderhavige subsidie niet verleend aan ondernemingen

CDM-Advies Kortingspercentage fosfaatrechten. Samenvatting

Besluit. TenneT TSO B.V. Datum Wnb; goedkeuringsbesluit Heiplan - Borssele Beta; NOZ Borssele. Geachte,

i/tri\ provincie groningen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Datum 22 april 2016 Betreft Beantwoording vragen over bericht dat varkens sterven voor de slacht

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Forfaitaire waarden met betrekking tot de veestapel in relatie tot de KringloopWijzer

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

MaximumPermisibleConcentrationsfor. polychlorinated biphenyls. Bezoekadres: Rijnstraat8 DenHaag. Postadres: Postbus GX DenHaag

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

1. Hoe groot is de groep huiseigenaren die door deze nieuwe regel geen gebruik meer kan maken van de tijdelijke regeling waardevermeerdering?

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

1 3 APR Ministerie van Economische Zaken. Provincie Groningen De Gedeputeerde Staten Postbus AP GroningenGeachte mevrouw/mijnheer,

Transcriptie:

Advies Vervolg vrijstelling bovengronds aanwenden drijfmest TCB A102(2015)

De TCB is een onafhankelijke adviescommissie die in 1987 bij wet is ingesteld. De TCB adviseert hoofdzakelijk de ministers van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken over technischwetenschappelijke aspecten van milieubeleid voor de bodem. Het gaat daarbij om het vertalen en toepasbaar maken van wetenschappelijke kennis voor het beleid. De leden van de TCB zijn afkomstig uit disciplines zoals bodemkunde, chemie, geohydrologie, ecologie en toxicologie. Zij adviseren vanuit een brede oriëntatie. De TCB adviseert onder meer over bodemnormstelling en risicobeoordeling van bodemverontreiniging, bodembeheer in de landbouw, beheer van het bodemwatersysteem inclusief grondwater, en ruimtelijke ordening in relatie tot bodemkwaliteit. De duurzaamheid van het bodemgebruik en het bodembeheer is daarbij het uitgangspunt. Contactgegevens Technische commissie bodem Postbus 30947 2500 GX Den Haag T 070 456 6596 E info@tcbodem.nl W www.tcbodem.nl

Technische commissie bodem Postbus 30947 T 070 4566596 2500 GX Den Haag E info@tcbodem.nl Aan De Staatssecretaris van Economische Zaken Mevrouw S.A.M. Dijksma Postbus 20401 2500 EK Den Haag TCB A102(2015) Den Haag, 20 januari 2015 Betreft: advies Vervolg vrijstelling bovengronds aanwenden drijfmest Mevrouw de Staatssecretaris, In uw brief van 19 december jongstleden (zie bijlage 1) vraagt u, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, advies uit te brengen over uw voornemen om een bestaande vrijstelling te verlengen voor het bovengronds uitrijden van dierlijke mest. Het gaat hierbij om de vrijstelling die u in februari 2014 voor een jaar heeft verleend, waarin het landbouwers met een melkveebedrijf is toegestaan om onder voorwaarden runderdrijfmest bovengronds aan te wenden. In de toelichting bij de vrijstellingsregeling 2014 is aangegeven dat op basis van een evaluatie een besluit zou worden genomen over verlenging. Dit advies heeft betrekking op uw voornemen om deze verlenging te verlenen, alsmede de voorwaarden die hierbij zullen gelden. Achtergrond vrijstellingsregeling De Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden 2014 1 gaf uitvoering aan de motie van kamerlid Van Gerven c.s. 2, waarin wordt gevraagd om maximaal 100 gecertificeerde kringloopboeren van de Vereniging tot Behoud van Boer een Milieu (VBBM) en de vereniging Noordelijke Friese Wouden (NFW) voor vijf jaar vrijstelling te verlenen van de verplichting dierlijke mest emissiearm aan te wenden. Deze periode is volgens de Vrijstellingsregeling bedoeld voor vervolgonderzoek en doorontwikkeling. Omdat, gelet op het gelijkheidsbeginsel, de vrijstelling niet kon worden beperkt tot uitsluitend gecertificeerde leden van de VBBM en de NFW zijn algemene voorwaarden opgesteld om gebruik te mogen maken van de vrijstelling. Deze voorwaarden sloten aan bij de kenmerken van het certificaat van de twee verenigingen. Hierdoor was echter niet geborgd dat maximaal 100 bedrijven van de voorziening gebruik maken. De vrijstelling werd beperkt tot een jaar, en een evaluatie werd aangekondigd voorafgaand aan een eventuele verlenging. 1 Staatscourant 5213, 19 februari 2014. 2 Kamerstukken II 2012/13, 33037, nr. 68.

TCB-bezwaren tegen de vrijstelling De TCB heeft geadviseerd over de vrijstelling in 2014 3. Zij heeft hierin haar bezwaren tegen de vrijstelling genoemd. Deze bezwaren blijven ook bij verlenging van de vrijstelling van kracht: Er is geen ruimte voor toename van de nationale ammoniakemissie. Blijvende aantasting van de functionaliteit van het bodemleven door emissiearme aanwendingstechnieken is niet aangetoond. Bovengronds aanwenden van dierlijke mest past niet goed bij het gedachtegoed van kringlooplandbouw omdat relatief veel stikstof naar de lucht verdwijnt. Een andere overweging is dat mestinjectie leidt tot minder oppervlakkige afspoeling dan het bovengronds aanwenden van mest. 4 Evaluatie Zoals aangekondigd heeft u in oktober 2014 een evaluatie uitgevoerd van de Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden 2014. De resultaten staan beschreven in de Nota van Toelichting (NvT) bij de ontwerpregeling ter verlenging van de vrijstelling. Hieruit blijkt dat de vrijstelling wordt verlengd met enigszins aangepaste voorwaarden. De TCB mist hierbij een weergave van de concrete informatie en beoordelingscriteria op grond waarvan het besluit over verlenging is genomen. De TCB vindt het onduidelijk hoe controles op bedrijven zijn uitgevoerd. Om te beoordelen of de voorwaarden die betrekking hebben op het ureumgetal en het maximaal stikstofoverschot worden nageleefd, is controle nodig. In de NvT is aangegeven dat bij de bedrijven die zijn gecontroleerd geen afwijkingen zijn geconstateerd. Niet bekend is hoeveel bedrijven zijn gecontroleerd. Verwachting aantal deelnemende bedrijven Uit de NvT blijkt dat 250 bedrijven zich hebben aangemeld voor de vrijstellingsregeling, waarbij niet duidelijk is of deze bedrijven daadwerkelijk gebruik hebben gemaakt van de vrijstelling. Voor het jaar 2015 wordt in de NvT geschat dat er van de bedrijven die zich aanmelden ongeveer 150 overblijven die voldoen aan de gestelde voorwaarden. Met name de voorwaarde dat de op de deelnemende bedrijven aangevoerde mest van andere bedrijven alleen rundermest mag zijn, beperkt volgens de NvT het aantal bedrijven dat aan de voorwaarden voldoet. Rundermest aangevoerd van andere bedrijven moet wel emissiearm worden aangewend. De voorwaarde dat minimaal 85 procent van het tot het bedrijf behorende oppervlak uit grasland moet bestaan en de voorwaarde dat de kunstmestgift niet meer mag zijn dan 100 kg stikstof per ha grasland kan, zo wordt verondersteld, het aantal bedrijven dat voldoet nog verder doen dalen. De TCB onderschrijft dat de aanvullende voorwaarden waarschijnlijk zullen leiden tot een beperking van het aantal bedrijven dat gebruik zal maken van de vrijstellingsregeling. De gestelde criteria zullen naar verwachting van de TCB leiden tot een aantal deelnemende bedrijven dat ligt tussen de 100 en 250. 3 Advies Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden runderdrijfmest op eigen grasland, TCB A091(2014). 4 Velthof, G.L et al. (2013) Protocol Gebruiksvoorschriften Dierlijke mest, versie 1.0. WOT Rapport 120, Wageningen, 98 pp. 2

Handhaafbaarheid verlenging vrijstellingsregeling De manier waarop bedrijven zich kunnen aanmelden voor de verlenging van de vrijstelling is vereenvoudigd ten opzichte van de Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden 2014. Een verklaring van de landbouwer dat hij voldoet aan de voorwaarden is volgens de regeling voldoende om in aanmerking te komen voor de vrijstelling. In de Ontwerp vrijstellingsregeling ontbreken regels over de wijze waarop gecontroleerd wordt of bedrijven aan de voorwaarden voldoen. Bovendien is onduidelijk wat de consequenties zijn als achteraf blijkt dat bedrijven niet aan de voorwaarden blijken te voldoen. De TCB vindt dat de Ontwerp vrijstellingsregeling te weinig waarborgen biedt dat daadwerkelijk aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Tussenevaluatie In de NvT bij de voorgenomen vrijstellingsregeling geeft u aan dat een tussenevaluatie gewenst is in 2016. In deze evaluatie kan worden getoetst of een onverwacht groot aantal veehouders gebruik maakt van de regeling en of de regeling om die reden aanpassing behoeft. Ook kan worden vastgesteld of inmiddels een alternatief uitrijdsysteem beschikbaar en toegelaten is. Voorwaarde voor toelating is dat een dergelijk systeem voldoende reductie van ammoniakemissie geeft, waardoor een vrijstelling niet meer nodig is. De TCB onderschrijft het belang van een dergelijke tussenevaluatie. Zij vindt dat de criteria voor verlenging van de vrijstelling voorafgaand aan de evaluatie dienen te worden vastgesteld. Te denken valt aan criteria als het aantal bedrijven dat daadwerkelijk gebruik maakt van de regeling of de resultaten van onderzoek naar emissiearme technieken. Nieuwe technieken De TCB heeft van uw ministerie begrepen dat de alternatieve uitrijdsystemen die momenteel worden onderzocht de methoden Boerenverstand (eerder ook Green Duo genoemd) en Triple Spray zijn. De TCB memoreert dat zij in een eerder advies is ingegaan op de Green Duo 5 en - negatief - heeft geadviseerd over de ontheffing voor bovengronds aanwenden van drijfmest ten behoeve van onderzoek naar de effectiviteit van verschillende varianten van het opbrengen van mest in combinatie met water 6. De TCB is geïnteresseerd in de resultaten van de lopende onderzoeken naar de effectiviteit van toepassing van dergelijke technieken. Samenvatting De TCB heeft bezwaren tegen de vrijstelling. Deze heeft zij in haar advies over de vrijstelling in 2014 uiteengezet en deze bezwaren blijven, ook na de voorgestelde aanpassing van de voorwaarden, ongewijzigd. De TCB constateert dat de evaluatie van de vrijstelling van 2014 leidt tot een voorstel voor verlenging van de vrijstellingsregeling met enigszins aangepaste voorwaarden. De TCB mist in de evaluatie een beschrijving van de concrete informatie en beoordelingscriteria op grond waarvan het besluit over verlenging is genomen. Het is de TCB derhalve niet duidelijk op grond van welke argumenten de vrijstelling wordt verlengd. De TCB verwacht op basis van de evaluatie en de aanvullende voorwaarden dat tussen de 100 en 250 bedrijven aanspraak zullen maken op de verlengde regeling. 5 Advies tijdelijke vrijstellingsregeling stuifbestrijding, TCB A084(2013). 6 Advies Onderzoeksontheffing BGM, TCB A094(2014). 3

De TCB mist in de ontwerpregeling een voorstel hoe de controle wordt uitgevoerd om te beoordelen of bedrijven voldoen aan de voorwaarden en maatregelen in het geval bedrijven niet aan de voorwaarden blijken te voldoen. De TCB vindt dat criteria voor verlenging van de vrijstelling voorafgaand aan de in 2016 voorgenomen tussenevaluatie dienen te worden opgesteld. Te denken valt aan criteria als het aantal bedrijven dat daadwerkelijk gebruik maakt van de regeling of de resultaten van onderzoek naar emissiearme technieken. De TCB ziet met belangstelling uit naar de resultaten van onderzoek naar manieren om ammoniakuitstoot te verminderen bij het bovengronds aanwenden van dierlijke mest. Met de meeste hoogachting, Het ondertekende exemplaar is verstuurd aan de staatssecretaris van Economische Zaken. Een kopie van het ondertekende exemplaar is verkrijgbaar bij het secretariaat van TCB Ali Edelenbosch Voorzitter Technische commissie bodem 4

Bijlage 1 Adviesaanvraag

Ministerie van Economische Zaken > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Technische Commissie Bodem Postbus 30947 2500 GX DEN HAAG Directoraat-generaal Agro Directie Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Factuuradres Postbus 16180 2500 BD Den Haag Datum 1 9 DEC. 2014 - Betreft Verzoek voor advies vervolg vrijstelling bovengronds aanwenden drijfmest Geachte Voorzitter, Naar aanleiding van de motie van Kamerlid Van Gerven cs. (Kamerstukken II 2012/13, 33037, nr. 68) heb ik in februari 2014 een vrijstelling verleend voor een jaar om bovengronds drijfmest aan te wenden. In de motie vragen de indieners aan de regering om maximaal 100 gecertificeerde kringloopboeren van de Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu (VBBM) en de vereniging Noordelijke Friese Wouden (NFW) voor een periode van vijfjaar vrijstelling te verlenen voor bovengrondse aanwending van drijfmest teneinde deze periode te gebruiken voor vervolgonderzoek en doorontwikkeling. Overheidsidentificatienr 00000001003214369000 T 070 379 8911 (algemeen) www.rijksoverheid.nl/ez Behandeld door ing. J. van Vliet T 070 757 3164 j.vanvlietominez.nl Ons kenmerk DGA-PAV / 14209180 Uw kenmerk Bijlage(n) 2 Zoals uiteengezet in een brief aan de Tweede Kamer van 5 februari 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 33 037, nr. 86) is de regeling van 2014 niet geheel uitgewerkt volgens het verzoek in de motie. Dat is u bekend omdat u in januari 2014 op mijn verzoek een advies voor de regeling van 2014 hebt uitgebracht. Aan het einde van 2014 heb ik de regeling geëvalueerd. Op grond van de motie en de evaluatie overweeg ik een vervolg aan de vrijstelling te geven met enkele wijzigingen ten opzichte van de vrijstelling in 2014. Conform artikel 64, derde lid, van de Wet bodembescherming leg ik mijn voornemen om vrijstelling te verlenen aan u voor. Mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu vraag ik u in januari 2015 advies uit te brengen over mijn voornemen vrijstelling te verlenen aan het bovengronds uitrijden van dierlijke mest. Uw advies ontvang ik graag op uiterlijk 21 januari 2015. De Staatssecretaris van Economische Zaken, Voor deze. Ir. C. Lever MPA Directeur directie Plantaardige Agroketens en Voedselveiligheid Pagina 1 van 1

Ontwerp Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van, nr. WJZ /, tot tijdelijke vrijstelling van artikel 5, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen (Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden runderdrijfmest 2015-2016) De Staatssecretaris van Economische Zaken, Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu; Gelet op artikel 64 Wet bodembescherming; Besluit: Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: bedrijf: bedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Meststoffenwet; runderdrijfmest: drijfmest als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van het Besluit gebruik meststoffen, afkomstig van runderen; tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond: tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Meststoffenwet. Artikel 2 Vrijstelling van het verbod, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen, wordt verleend, voor zover het gaat om de aanwending van runderdrijfmest, waarbij de runderdrijfmest: a. geproduceerd is op het eigen bedrijf; b. op grasland van het eigen bedrijf wordt aangewend; c. niet wordt aangewend op een afstand van ten minste twee meter vanaf de insteek van een watergang. Artikel 3 Aan de in artikel 2 bedoelde vrijstelling zijn de volgende voorwaarden verbonden: a. In het jaar voorafgaand aan en in het jaar dat gebruik wordt gemaakt van de vrijstelling: 1 o. bestaat minimaal 85 procent van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond uit grasland; 2 o. bedraagt de kunstmestgift op het bedrijf minder dan 100 kilogram stikstof per hectare grasland; 3 o. is het stikstofoverschot op het bedrijf maximaal 125 kilogram stikstof per hectare, berekend volgens het principe van een stikstofbalans op bedrijfsniveau; 4 o. worden de runderen in de periode 1 april tot en met 30 november minimaal 150 dagen per jaar gedurende minimaal 6 uur per dag geweid 5 o. is de melkproductie van het bedrijf niet hoger dan 14.000 kilogram per hectare, indien de op het bedrijf geproduceerde mest niet volledig kan worden geplaatst op het eigen bedrijf; 6 o. is het gemiddeld gewogen ureumgetal van de op het bedrijf tijdens de perioden van 1 januari tot en met 31 maart en van 1 december tot en met 31 december geproduceerde melk lager dan 21 milligram per 100 gram melk; b. op het bedrijf mag geen andere dierlijke mest worden aangevoerd dan rundermest; 1

c. uiterlijk 7 dagen voordat van de vrijstelling gebruik gemaakt wordt, meldt de landbouwer het bedrijf voor de toepassing van artikel 2 aan bij de minister waarmee de landbouwer verklaart te voldoen aan artikel 2 en aan de voorwaarden, bedoeld in de onderdelen a en b; d. de landbouwer bewaart de stukken waarmee aannemelijk kan worden gemaakt dat aan de voorwaarden, bedoeld in de onderdelen a en b, is voldaan en een afschrift van de aanmelding als onderdeel van de administratie, bedoeld in artikel 32 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet. Artikel 4 Deze regeling wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden runderdrijfmest 2015-2016. Artikel 5 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2017... Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. s-gravenhage, De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma 2

TOELICHTING 1. Doel en aanleiding In 2014 was het landbouwers met een melkveebedrijf toegestaan om onder de in de Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden 2014 opgenomen voorwaarden runderdrijfmest bovengronds aan te wenden. Deze vrijstellingsregeling maakte het mogelijk om af te wijken van de verplichting om drijfmest emissie-arm aan te wenden. In de toelichting bij deze regeling was aangegeven dat de vrijstellingsregeling werd getroffen voor één jaar en dat op basis van een evaluatie een besluit zou worden genomen over verlenging. De evaluatie heeft geleid tot de onderhavige vrijstellingsregeling. De regeling strekt ter uitvoering van de motie van het lid van Gerven c.s. (Kamerstukken II 2012/13, 33 037, nr. 68), waarin de regering wordt gevraagd aan maximaal honderd gecertificeerde kringloopboeren van de Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu (VBBM) en de vereniging Noordelijke Friese Wouden (NFW) voor een periode van vijf jaar vrijstelling te verlenen voor bovengrondse aanwending van drijfmest teneinde deze periode te gebruiken voor vervolgonderzoek en doorontwikkeling. De onderhavige vrjjstellingsregeling werkt deze motie, net als de Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden 2014, niet in alle aspecten uit. Gelet op het gelijkheidsbeginsel kan de vrijstelling niet worden beperkt tot uitsluitend gecertificeerde leden van de Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu (VBBM) en de vereniging Noordelijke Friese Wouden (NFW). In plaats daarvan zijn de relevante kenmerken van het certificaat van de twee verenigingen als voorwaarde opgenomen om gebruik te mogen maken van de vrijstelling. Gevolg daarvan is dat niet is geborgd dat maximaal 100 bedrijven van de voorziening gebruik maken. Dit is uiteengezet in een brief aan de Tweede Kamer van 5 februari 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 33 037, nr. 86). Aan de onderhavige vrijstellingsregeling wordt een aantal nieuwe voorwaarden gesteld, waarin in de onderstaande paragrafen op wordt ingegaan. 2, Evaluatie vrijstellingsregeling 2014 In oktober 2014 heeft de staatssecretaris van Economische Zaken een evaluatie uitgevoerd. Uit de evaluatie komt naar voren dat in 2014 250 bedrijven zich hebben aangemeld. Het is niet duidelijk of deze bedrijven daadwerkelijk gebruik hebben gemaakt van de vrijstelling. Dit kan ook alleen maar worden nagegaan als alle bedrijven die zich hebben aangemeld een bezoek krijgen of worden gebeld; dat is niet gebeurd. Op drie van de bedrijven werden naast runderen tevens varkens gehouden en op twee bedrijven werden tevens kippen gehouden. Ruim een derde van de bedrijven hield geen melkgevende runderen. De melkveebedrijven die zich in 2014 hebben aangemeld blijken gemiddeld kleiner in bedrijfsomvang te zijn dan de gemiddelde bedrijfsomvang van de melkveebedrijven in Nederland. Bij de bedrijven die ook of uitsluitend geen melkgevende runderen hielden, bestond het rundvee voornamelijk uit jongvee ter vervanging van melkvee (voor andere bedrijven) en zoogkoeien en daaraan te relateren runderen als jongvee voor vervanging en overig jongvee voor de vleesproductie. Daar een substantieel deel van de bedrijven (ook) andere runderen dan melkvee hield, die ook worden geweid, wordt in de onderhavige vrijstellingsregeling de voorwaarde opgenomen dat de runderen worden geweid; de vrijstellingsregeling wordt niet beperkt tot melkveebedrijven. Op 40% van de aangemelde bedrijven werd naast runder(drijf)mest ook mest van andere diersoorten aangevoerd; daarbij ging het vooral om varkensdrijfmest. Het laatste past niet in de geest het 3

principe van het kringloopboeren. Daarom is als thans extra opgenomen dat,alleen mest van runderen mag worden aangevoerd op de bedrijven. Deze mest kan zowel drijfmest als vaste mest zijn. Naar verwachting zullen minder bedrijven kunnen voldoen aan deze eis, waardoor het aantal aanmeldingen in 2015 wordt geschat op 150. Circa 12% van de bedrijven voldeed in 2013 niet aan de voorwaarde dat minimaal 85% van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond uit grasland bestond. Voor een even groot aandeel bedroeg de kunstmestgift meer dan 100 kg stikstof per hectare grasland. De verwachting is dat het niet voldoen aan (een van) deze twee voorwaarden verbetert door de beperking dat er alleen rundermest mag worden aangevoerd. De aangemelde melkveebedrijven bleken in 2013 op enkele bedrijven na te voldoen aan de voorwaarde van maximaal 14.000 kg melk per hectare. Deze voorwaarde mag worden overschreden als alle mest binnen de grenzen van gebruiksnormen op het eigen bedrijf kan worden geplaatst. In een enkel geval had een aangemelde bedrijf een zodanig hoge melkproductie per hectare, dat duidelijk is dat niet werd voldaan aan deze voorwaarde. Voor de overige voorwaarden geldt dat de naleving ervan alleen via de administratie van de deelnemende bedrijven kan worden nagegaan. Bij de bedrijven die zijn gecontroleerd, is geen afwijking geconstateerd. 3. Voorwaarden vrijstellingsregeling 2015-2016 In de onderhavige vrijstellingsregeling zijn de voorwaarden van de Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden 2014 overgenomen en op een aantal punten gewijzigd. De landbouwer moet niet alleen in het voorgaande jaar hebben voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 3, onderdeel a, maar ook in het jaar dat hij gebruik maakt van de vrijstelling. De vrijstelling is alleen van toepassing op runderdrijfmest die geproduceerd is op het eigen bedrijf. De runderen moeten in de periode van 1 april tot en met 30 november minimaal 150 dagen per jaar gedurende minimaal 6 uur per dag worden geweid. Deze voorwaarde is gewijzigd ten opzicht van de voorwaarde van de Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden 2014. In die regeling gold de verplichting tot weiden alleen voor het melkvee; in de onderhavige regeling wordt geen onderscheid gemaakt tussen melkvee en ander rundvee. Daarnaast is de periode waarbinnen de runderen moeten worden geweid vastgelegd. Het aantal dagen en het aantal uren per dag is ongewijzigd overgenomen. In de voorwaarde over het ureumgetal is opgenomen dat het gaat om het gemiddelde ureumgetal in de stalperiode. Doorgaans loopt deze van 1 november in jaar x tot 1 mei in jaar x+1. Het kan voorkomen dat door gunstige weersomstandigheden de koeien tot eind november nog buiten kunnen lopen, of in het voorjaar al in het begin van de maand april naar buiten kunnen. In de regeling is opgenomen dat voor het ureumgetal de periode van 1 december t/m 31 maart geldt. Dit is twee maanden korter dan de periode die was opgenomen in de vrijstellingsregeling voor 2014, omdat op verschillende deelnemende bedrijven weidegang zowel aan het einde als aan het begin van de vermelde periode in de regeling van 2014 plaatsvond. Aan de voorwaarde over het stikstofoverschot per hectare is toegevoegd dat deze op basis van een stikstofbalans op bedrijfsniveau moet worden berekend; deze methodiek is qua principe te vergelijken met die in de Handreiking Bedrijfsspecifieke excretie melkvee (BEX). 4

Deelnemende bedrijven mogen alleen rundermest (zowel drijfmest als vaste mest) aanvoeren op het bedrijf. Deze dient volgens de voorschriften van het Besluit gebruik meststoffen te worden aangewend. Voor runderdrijfmest betekent dit dat deze mest emissiearm moet worden aangewend. De vrijstelling is alleen van toepassing op de rundermest die op het eigen bedrijf wordt geproduceerd. Ondernemers moeten zich ook weer aanmelden om de vrijstelling te benutten (artikel 3, onderdeel c). Een ondernemer die gebruik wil maken van de vrijstelling moet bij de melding verklaren dat aan de voorwaarden is voldaan. Hij zal dat bij controle aannemelijk moeten kunnen maken met bewijsstukken van bijvoorbeeld leveranciers of afnemers of verklaringen van deskundigen (artikel 3, lid d). 4. Advies Technische Commissie Bodem Over de vrijstelling is overeenkomstig artikel 64, derde lid, van de Wet Bodembescherming, advies gevraagd aan de Technische Commissie Bodem (TCB). [PM reactie TCB] 5. Regeldruk De kosten die bedrijven moeten maken om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden is voldaan worden geraamd op een bedrag van circa 120 euro per bedrijf per jaar. Op basis van de bedrijfsgegevens waarover RVO.nl beschikt, zouden 150 bedrijven kunnen voldoen aan de voorwaarden. Als al deze bedrijven zich ook daadwerkelijk aanmelden, zouden de totale kosten voor bedrijven uitkomen op circa 19.000 euro. Toezichts- en nalevingskosten [PM] 6. Inwerkingtreding De vrijstellingsregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met op 1 januari 2017. Om de mogelijkheid te houden maatregelen te nemen als een onverwacht groot aantal veehouders gebruik wil maken van deze regeling is een evaluatie gewenst in 2016. Dan kan voor een vervolg worden nagegaan hoe een regeling er dan uit zou moeten zien. Daarnaast zijn er op dit moment enkele systemen in onderzoek voor bovengronds uitrijden van drijfmest in combinatie met sprayen van water over de uitgereden mest (in een werkgang), vooral als vervanging van de sleepvoetmethode die per 1 januari 2017 verboden is. Indien een alternatief uitrijdsysteem per 1 januari 2017 beschikbaar en toegelaten zou zijn, dan is een vrijstellingsregeling niet meer nodig. De Staatssecretaris van Economische Zaken 5

TCB publicaties gerelateerd aan dit advies: Advies Onderzoeksontheffing BGM, A094(2014) Advies Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden runderdrijfmest op eigen grasland, TCB A091(2014) Advies tijdelijke vrijstellingsregeling stuifbestrijding, A084(2013) Advies Beoordeling onderzoeksvoorstel VBBM en NFW, TCB A083(2013) Advies Emissiearm aanwenden van mest: verlenging ontheffing en vrijstelling, TCB A076(2012) De commissieleden van de TCB zijn: Mevr. A. Edelenbosch, voorzitter TCB, openbaar bestuur Prof.dr. A.P. van Wezel, vicevoorzitter TCB, hoogleraar Water Quality and Human Health in de faculteit Geowetenschappen aan de Universiteit Utrecht en principle scientist bij KWR Watercycle Research Institute, Nieuwegein Prof.dr. M.A.P.A. Aerts, hoogleraar systeemecologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en directeur van de afdeling Ecologische Wetenschappen van de VU Prof.dr. J. Griffioen, hoogleraar waterkwaliteitsbeheer in de faculteit Geowetenschappen aan de Universiteit Utrecht en onderzoeker milieugeochemie, Deltares, Utrecht Prof.dr.ir. T. J. Heimovaara, hoogleraar geo-environmental engineering, aan de Technische Universiteit Delft Dr.ir. J.J. Neeteson, manager business unit Agrosysteemkunde van Plant Research International, Wageningen UR Prof.dr. A.M. de Roda Husman, hoogleraar global changes en milieuoverdraagbare infectieziekten in het Institute of Risk Assessment Sciences (IRAS) aan de Universiteit Utrecht en afdelingshoofd Milieu bij het RIVM, Bilthoven Prof.dr. J.C.H.M. Vangronsveld, hoogleraar biologie en milieukunde aan de universiteit van Hasselt en directeur van het Centrum voor Milieukunde van de Universiteit Hasselt, België Prof.dr. J.A. van Veen, gasthoogleraar microbiële ecologie aan de Universiteit Leiden en onderzoeker bij het KNAW-Nederlands Instituut voor Ecologie, Wageningen Prof.dr.ir. A. Veldkamp, hoogleraar ruimtelijke omgevingskwaliteit en decaan van de faculteit Geoobservatie en aardobservatie (ITC) aan de Universiteit Twente, Enschede Drs. K. de Snoo, ministerieel vertegenwoordiger, directeur Duurzaamheid, Ministerie van Infrastructuur en Milieu Het secretariaat van de TCB: Dr. J. van Wensem, algemeen secretaris/ directeur Dr.ir. A.E. Boekhold, adviseur, tevens plaatsvervangend algemeen secretaris Drs. J. Tuinstra, adviseur Drs. M. ten Hove, adviseur Drs. C.C.M. Gribling MPA, adviseur J.A. Oudshoorn, ondersteuner Dit advies is opgesteld door Marlies ten Hove en Jaap Tuinstra