o / : i /; Het stoomgemaal van de polder De Eendracht Polder De Eendracht

Vergelijkbare documenten
Van Welkom op de 250 e verjaardag van de Hazerswoudsche Droogmakerij. Vierheemkinderenweg 7 Hazerswoude

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

ARCHIEF VAN HET WATERSCHAP KORTRIJK EN GIELTJESDORP,

Gemaal Eemnes. Door RICHARD SIERAT

Negentien windmolens van rond 1740

ALBLASSERDAM Door menig voorbijganger zal de witgekalkte, wiekloze molen aan de rand van Alblasserdam de afgelopen jaren ten dode opgeschreven zijn.

Enkele opmerkingen naar aanleiding van een bijschrift over kasteel Crayenstein.

ROTZOOIEN. MET WATER Opdrachtbladen

INHOUDSOPGAVE Inventarislijst (aanwinsten 7 aug. 1975, 1977/232 & 1978/224), december 1978, 1982 nr ALGEMEEN...2 ARCHIEFBEHEER...

Renovatie Heinellensluisje Eemnes

werelderfgoed Opdracht 1

Polder Halsteren Schade en herstel 1953

DE DIJKGRAAF. Wat gebruikt de dijkgraaf voor gereedschap? Voorzittershamer, bel, pennen en papier.

Gemaal A.F. Stroink 100 jaar. Open de rondleiding in Acrobat Reader of ibooks START PLATTEGROND

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

sporen zoeken Opdracht 2 Sporen zoeken van 1000 jaar waterbeheer. Zoek de plekken en maak de vragen.

Beverdam in de Scheide

Inhoudsopgave. Routekaarten voor het museumbezoek 17 Handleiding 17 Molenzaal 18 Ketelhuis 19 Waterschapszaal 20 Machinekamer 21

BoxBarrier. Gebruikershandleiding

14 God ging steeds voor hen uit, overdag in een wolk, s nachts in licht en vuur.

KORTE GESCHIEDENIS VAN HET GELDERS RIVIERENGEBIED

INVENTARIS VAN HET ARCHIEF VAN HET WATERSCHAP WULVEN (1950)

INVENTARIS. van de archieven van de waterschappen ZEGVELD EN ZEGVELDERBROEK, (1488) , ZvCVJ V CLD, (1798) ,

Verantwoord waterbeheer

De steen die verhalen vertelt.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. P.G. Salvadori, secretaris)

WOONARK Rikus Koops 2003

N.B. Inleiding van het waterschap De Dongestroom zie archiefnummer 1141.

Peilbesluit Waddenzeedijk Texel Auteur Registratienummer Datum

Route door Museum De Cruquius

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

Inventaris van het archief. van het waterschap. "De Geertruidapolder"

Het plaatwerk aan de Spaarndamsche sluizen.

Gemaal De Fiemel. op de Punt van Reide Opname tijdens de bouw van het nieuwe gemaal. Links de Eems, boven de Dollard, foto Aerophoto Eetde

Hoe Jan ten Holt in Kampen de waaiersluis uitvond

N.B. Inleiding van het waterschap De Dongestroom zie archiefnummer 1141.

Nieuwe schroefas voor de Jellianne

~ Tauw I Grootingemalen

Rapport. Verslag van Rapport over een klacht over de SVB te Amstelveen. Datum: 22 januari Rapportnummer: 2013/007

B1 Hoofddorp pagina 1

Ha Khorong. Malealea, Lesotho. Projectnummer S05018, gerealiseerd 2006

What s up Zuiderzeeland? Natuurkunde, theoretische opdracht

LANDGOED VILSTEREN - WATER

Wel heeft op deze locatie 20 jaar geleden een dijkverzwaring plaatsgevonden waarbij de dijk verhoogd en verzwaard is aan de binnenzijde.

Opdrachten bij de tentoonstelling over het NAP

Keerperiode In het inlaatbeleid wordt er onderscheid gemaakt in twee periodes: De zomerperiode De winterperiode

Partiële herziening Peilbesluit Duivenvoordse- en Veenzijdsepolder. Peilvak Noortheylaan

Archief van de. Onderlinge Veeverzekeringsmaatschappij. Tholen (OVT)

introductie waterkwantiteit waterkwaliteit waterveiligheid virtuele tour Waar zorgen de waterschappen in mijn omgeving voor?

INHOUDSOPGAVE Algemeen... 2 Droogmaking... 3 Financiën... 4 Gemaal c.a... 5 Grondeigendom... 6

Middenbeemster, Korenmolen De Nachtegaal

What s up Zuiderzeeland? Natuurkunde, theoretische opdracht

Twiskemolen nieuwsbrief, december 2012 nr.11

2. Stuw Kortrijk blz Stuw Kerkweg-noord blz Stuw Portengen blz Stuw Schutterskade-west blz Stuw Schutterskade-oost blz 7

een aanvullend krediet van ,- toe te kennen voor de uitgevoerde herstelwerkzaamheden aan de Oude Sluis te Nieuwegein.

1513 Waterschap Bloemendaal en in uitwatering gecombineerde polders,

molenaarsles Opdracht 1 Welkom in één van de Schatkamers van de wereld. In deze lessen leer je meer over de molens van Kinderdijk. Wat gebeurt daar?

o

Korte geschiedenis van de parochie

Lesbrief. Watersysteem. Droge voeten en schoon water. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

OVER HET VERDWENEN LAND VAN THIJSSE. 1. Schoonrewoerdse wiel. Ed Buijsman

LANDELIJKE CONFERENTIE VAN DE SWP OP 1 en 2 OKTOBER 1960

Gerechtsbestuur Honswijk H.J.J. Scholtens Houten, Versie november 2016

N.B. Inleiding van het waterschap De Dongestroom zie archiefnummer 1141.

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Paalrot door lekke drainerende riolen

Lesbrief. Droge Voeten

noiaterinzagelegging nu

ZAND BOVEN WATER LESBRIEF PRIMAIR ONDERWIJS BOVENBOUW ANTWOORDEN

ACHTERGRONDINFORMATIE VOOR DE DOCENT OVER DE NOORDMOLEN

INLEIDING VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN SYMBOLEN. De symbolen in deze gebruiksaanwijzing. Symbolen op het apparaat

schutting plaatsen met rabbat delen

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

Het ontstaan van de Warderweg. De ontsluiting van een geïsoleerd dorp

U woont langs een dijk die versterkt moet worden. dijkversterking. waar heeft u mee te maken?

REDENGEVENDE OMSCHRIJVING RIOOL ONDER HET GLOP EN DE BOTERHAL

N.B. Inleiding van het waterschap De Dongestroom zie archiefnummer 1141.

Het Snijdersplein. Voorwoord

Lager gelegen dak zijn planken vervangen. Dak afdekken en latten structuur. Ter controle dat de afmetingen correct zijn

NOTA VAN ANTWOORD. Ontwerp-projectplan Gemaal Vijfhuizen / Hallumer Ryt; aanvulling t.p.v. buitendijks gebied

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Ui tgraven wel 1 en bij Andel st S

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

..het eten stond net op tafel

: kredietaanvraag restauratie Wetsingerzijl

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Zoekopdrachten bij Het water komt. **

Verslag van de bouw van een nyckelharpa - deel 2 - Ton Pel

BOERDERIJ MOERBEEK 48 LUTJEWINKEL juni boerderij Moerbeek 48. Inleiding. eerste steen. Luchtfoto vanuit het noorden.

Profielen van het Mallegat en geologische profielen aan de Pr. Hendrikkade in Katwijk D. Parlevliet, D. van der Kooy, mei 2003

Vraag 1b. Wat was de oorzaak van deze ramp? Vraag 1a. In welke provincie was de Watersnoodramp van 1953? ...

N.B. Inleiding van het waterschap De Dongestroom zie archiefnummer 1141.

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris)

Wijs met water! Verkiezingsprogramma

INVENTARIS. Inventaris van het Archief van de. Brandstoffenvereniging. te Lopikerkapel

N.B. Inleiding van het waterschap De Dongestroom zie archiefnummer 1141.

Installatie voorschriften Rigid Core XL. Ga voor meer informatie naar:

N.B. Inleiding van het waterschap De Dongestroom zie archiefnummer 1141.

FHN Reglementen. Behendigheid Toestellen

Transcriptie:

Het stoomgemaal van de polder De Eendracht Polder De Eendracht Tot in de achttiende eeuw lag buitendijks bij Lexmond en Vianen een groot uiterwaardengebied, dat werd doorsneden door kreken en geulen. Dit waren vertakkingen van de rivier de Lek. Door verzanding en uitschuring veranderde de loop van deze watergangen voortdurend. De stukken land, vaak eilanden, waren niet of nauwelijks omgeven door kaden en liepen bij hoogwater steeds onder. Er werd dan een laagje klei afgezet dat dit uiterwaardencomplex tot een vruchtbaar gebied maakte. De afgezette klei was er ook de oorzaak van dat het niveau van de uiterwaarden steeds hoger kwam te liggen. Dat viel des te meer op omdat het binnendijkse land steeds lager werd door het inklinken van de veenlaag. De eigenaren van de uiterwaarden hadden geen bezwaar tegen die vruchtbaar makende overstromingen, als ze maar in de late herfst, de winter of het vroege voorjaar kwamen. In de rest van het jaar moesten de uiterwaarden droog zijn en moest er goed bruikbaar gras groeien. Slibafzettingen in die periode deden de waarde van het gras snel dalen, nog afgezien van het feit dat onder water geen gras groeit. De oplossing was natuurlijk om een dijk rond elke waard te leggen, maar dat was een kostbare zaak. Om de kosten te drukken werd in 1763 door de grondeigenaren, de ingelanden, besloten om gezamenlijk rond het gebied een dijk aan te leggen die aan de einden aansloot op de hoge Lekdijk. Op 28 juli 1763 werd de overeenkomst getekend en op 11 april 1764 goedgekeurd door de Gecommitteerde Raden van Holland. Drie jaar later,.v o / : i /; De situatie voordat de polder De Eendracht was gesticht. Deel van Kaart van de Rivier de Lek met zijne Uyterwaarden door Melchior Bolstra, 1751/1764, kaart 6. Het Utrechts Archief, Top. Atlas, 240-1. 20

op 24 februari 1767, werd de overeenkomst iets gewijzigd 1. Het resultaat was een langgerekte buitenpolder die in Vianen begon bij de Buitenstad (die buiten de Lekpoort lag en ook wel Straatweg werd genoemd) en eindigde tegenover de Dorpsstraat in Lexmond. De polder (311 ha na 1862) bevond zich dus op het grondgebied van zowel Vianen (232 ha) als Lexmond (79 ha) en bestond uit een aantal door watergangen gescheiden uiterwaarden 2. Op Viaans grondgebied waren dat, beginnend in het noordoosten, de Mijnsheeren- of 's Heerenwaard, de Middelwaard, de Zaadwaard, de Doornwaard en de Lagewaard, die later de Zandwaard werd genoemd. Op Lexmonds grondgebied lagen het Kinderwerk en het grootste deel van de Bolswaard 3. Ongeveer 55 meter ten oosten van het nu nog bestaande brugje in de Lekstraat, (de vroegere Bolsteeg) die van de Lekdijk naar de camping loopt, werd vanaf de zuidelijke kade van de Bolswaard tot aan de Lekdijk een kade gemaakt waardoor een gesloten polder ontstond. Deze kade werd Nieuwe Kade genoemd. De westelijke punt van de Bolswaard werd niet in de nieuwe polder opgenomen. De bochtige kade, die dwars door de Bolswaard liep, vormde een soort uitstulping. Het is mogelijk dat deze bochtige kade in 1763 al bestond. De uitstulping van de Bolswaard vormde slechts een klein deel van de polder, Huidige vorm van polder de Eendracht. Topografische kaart van Nederland 1995. Schaal 1:10.000 (verkleind). Blad 38Fnoord (Vianen) en Blad 38Fzuid (Hei- en Boeicop) 21

maar de kade ervan was lang en bochtig. In 1856 werd daarom besloten om de kade in het verlengde van de Bolsteeg door te trekken in een bijna rechte lijn naar de kade langs de Lek. De Bolsteeg zou ook worden verhoogd 4. In 1857 werd dit plan uitgevoerd 5. Deze kade werd eveneens Nieuwe Kade of Dwarskade genoemd. Door het maken van de kade was de kadelengte van de polder een stuk kleiner geworden, wat scheelde in het onderhoud. Helaas was de kade niet sterk genoeg, want in de winter van 1861/62, toen de polder vol water stond, bezweek zij. De doorbraak was juist op het punt waar de Bolsteeg overging in de Nieuwe Kade. Buiten de kade werd door het uitstromende water een diepe put, een wiel, gevormd die nu nog bestaat. In 1862 werd rond de binnenkant van het wiel een nieuwe kade gemaakt 6. Deze sloot aan op de zomerkade langs de Lek, die doorliep tot het hoge deel van het Kinderwerk, waarop vroeger een steenoven was gevestigd. De hoogste gronden lagen aan de Viaanse kant en langs de Lek. De lagere gronden lagen voornamelijk op Lexmonds grondgebied. De waterhuishouding van de polder Om water in de polder toe te laten, was bij Vianen een molentje met een houten duiker gemaakt. Dit zal wel niet hebben voldaan want tussen 1833 en 1840 werden beide afgebroken 7. Er waren naar alle waarschijnlijkheid aanvankelijk ook een aantal overlaten om bij hoog water het rivierwater gecontroleerd de polder te Situatie bij Lexmond. Basis: Kadastrale kaart ca. 1832, Lexmond, Sectie B, blad 1, Kadaster Rotterdam. 22

s-c/ie Lf-Ze e A<L?. Polder De Eendracht. Schetskaart uit 1916. Gem. Archief Gorinchem, inv. Polder De Eendracht, nr. 13. laten instromen. In 1850 werd een nieuwe duiker gemaakt 8. Ook door de uitwateringssluis bij Lexmond, gelegen aan de monding van de Heulsloot, kon in principe de polder worden blank gezet. Dit mocht alleen tussen 1 december en 15 maart 9. Later werd deze periode verlengd. Door de hoge vloer van het sluisje ging dit echter niet zo goed en in de volgende jaren werd gesproken over een stelsel van overlaten of een stenen duiker in het oostelijke deel van de polder, maar het bleef bij praten. Niemand wilde een overlaat op zijn land omdat het instromende water achter de overlaat een put maakte en deze schade kreeg de eigenaar niet vergoed. Bovendien hadden de eigenaren van de hoge gronden daar niets aan, wat een extra reden was om die plannen weg te stemmen 10. H.J.F. Reijgers uit Vianen verhoogde in 1864 zijn kade en de reeds bestaande overlaat langs de Mijnsheerenwaard tot meer dan 4,80 m boven AP en probeerde zo van het probleem van de overlaat af te komen". De afwatering van de gehele polder gebeurde door een hoofdwatergang die bestond uit de Kleine Lek of Hank en een aantal langssloten. Waarschijnlijk werden bij het ontstaan van de polder in 1763 ter hoogte van Het Kinderwerk twee langssloten met elkaar verbonden. Daardoor was een hoofdwatergang ontstaan die begon in Vianen, aan het boveneinde van de Mijnsheerenwaard en eindigde bij de sluis te Lexmond 12. Deze watergang werd de Heulsloot of Kilsloot genoemd, naar 23

het eerste stuk van de Kleine Lek bij Vianen. Bij Lexmond lag ook een stuk water dat de Kil heette. Een veel groter probleem dan het inlaten van water was echter de uitwatering. In Lexmond, ongeveer 130 meter uit de Lekdijk, waar de zuidelijke Nieuwe Kade de Heulsloot kruiste, was in 1763 een stenen overkluist uitwateringssluisje gemaakt 13. Dit sluisje had waarschijnlijk een breedte van ongeveer één meter, want in 1865 is er sprake van vernieuwing van de sluisdeur met die breedte 14. In later jaren is het sluisje vergroot. Het werd toen een gemetselde overwelfde duikersluis, die aan de buitenzijde werd afgesloten door een deur. Het sluisje was 4,90 meter lang en had een inwendige breedte van 1,75 meter. De onderkant van de sluis lag op 0,95 m boven NAP en de hoogte van de duikeropening was 2,50 meter 15. Hoog water Kwel Kwetstroom Uiterwaard In de polder kwam veel kwel voor. Dat trad vooral op bij hoog water wanneer het water bijna tegen de kruin van de kade stond, die ongeveer 4 meter boven NAP lag. Vooral de lage polders, die eenderde van de polder uitmaakten, hadden veel last van kwel. Bij hoog water kon het water niet op een natuurlijke wijze op de rivier worden geloosd, wat inhield dat ook 's zomers de lage delen onder water kwamen te staan. Hierdoor ging het hooigras verloren of werd veel minder waard. Zo bracht het gras van de Zaadwaard in 1867 slechts ƒ 134,- op, terwijl dit normaal gemiddeld ƒ 6000,- was! De schade aan hooigras was bij hoogwater meestal ƒ 50,- per hectare 16. Aanvankelijk was het onderhoud van de kade voor rekening van de eigenaar van het aangrenzende stuk land. Dat was meestal hoog land, zodat de eigenaars van de lage uiterwaarden niets betaalden. In 1845, bij de invoering van een nieuw reglement, was dit veranderd en werden de kosten voor het onderhoud over alle ingelanden omgeslagen 17. De eigenaren van de hoge uiterwaarden waren tevreden met deze regeling, maar dat veranderde toen er kosten moesten worden gemaakt om de wateroverlast van de lage polderdelen te bestrijden, waaraan ook zij moesten meebetalen. Een stoompomp aanschaffen? Vooral bij wat hogere waterstanden verliep de uitwatering van de lage delen van de polder erg traag. Het nauwe uitwateringssluisje bij Lexmond liet slechts zoveel water door, dat het waterpeil maar 1 oude duim (2,5 cm) zakte per etmaal 18. Behalve verbreden van het sluisje, zou een door stoom aangedreven centrifugaalpomp een oplossing kunnen zijn. Die pomp zou het water slechts 1 meter omhoog moeten brengen. Centrifugaalpompen werden nog niet veel toegepast. Om een idee te krijgen over de consequenties van een stoomaandrijving moest voorzitter Joh. Mijnlieff Az. in 1868 informatie gaan inwinnen over de werking en de kosten van het stoomgemaal bij de Arkelse Dam, dat dateerde uit 1826 en het water omhoog bracht met een scheprad 19. Kennelijk pakte dit goed uit want toen O. de Kievit uit Vianen in januari 1869 een aanbieding deed om voor ƒ 1800,- een tweedehands stoompompmachine van 6 à 8 paardekracht, met vertikalen cylinder en pomptoestel te leveren en te plaatsen, werd dit in welwillende.^rs5iyrikk>4ça3fï5ï Locomobiel. De schoorsteen is neergeklapt. Briefhoofd Landré en Glinderman. 24

overweging genomen. Met de pomp kon per minuut 4 tot 5 m ruim 8 meter omhoog worden gebracht. Hiervoor was per dag 6 mud kolen nodig 20. De pomp was echter te klein en het werd weer stil rondom de stoompomp. Drie jaar later, in de zomer van 1871 en 1872, kwam eenderde van de polder, ongeveer 100 ha, door kwelwater blank te staan 21. Er moest iets gebeuren. In april 1873 kreeg dijkmeester T. Swets Jz. van de ingelanden opdracht om een rapport op te maken over de mogelijkheden en kosten van een locomobiel met centrifugaalpomp 22. Een locomobiel was een stoommachine die samen met de ketel op een verrijdbaar onderstel was gemonteerd en dus gemakkelijk overal naar toe kon worden gebracht. Een locomobiel was al lang bekend in Nederland, maar de centrifugaalpomp was pas omstreeks 1860 geïntroduceerd 23. In september diende Swets het rapport 21 in, maar pas een half jaar later, in maart 1874, werd het in de jaarlijkse ingelandenvergadering besproken. Besloten werd om eerst maar eens zo'n locomobiel te huren. Een locomobiel kostte ongeveer ƒ 3500,-, in die tijd een flink bedrag. De Amsterdamse firma Landré en Glinderman had een gebruikte locomobiel van 7 pk, die compleet met centrifugaalpomp en 25 centimeter wijde pijpen kon worden gehuurd voor ƒ 250,- per maand. Ook een machinist kon voor ƒ 16,- per week ter beschikking worden gesteld. De pomp kon ruim 4,5 m 3 water per minuut 2 tot 272 meter omhoog pompen. Swets stelde voor om de locomobiel in het onderhuis of de timmermanswinkel van de kinderen van Jacob van Ek, nu bewoond door de schilders Van Zelm te plaatsen. Het water zou uit de kadesloot worden gezogen en door een koker met schuif worden weggeperst. De koker moest worden aangebracht in de dam bij het uitwateringssluisje. Een ander plan was om de locomobiel in Vianen neer te zetten, net boven de kleine sluis bij de oven van de heer Van den Broeke 24. Van den Broeke bood aan om de locomobiel kosteloos op zijn fabriek te bergen wanneer de locomobiel op zijn kade zou worden geplaatst. De heer Van Eethen, die hoog gelegen land had, was niet overtuigd dat de kosten van stoombemaling opwogen tegen de voordelen, omdat de polder (lees: zijn eigen hoge land) daarvoor te weinig last had van kwelwater. Met 140 tegen 76 stemmen werd op voorstel van voorzitter Mijnlieff besloten om ƒ 500,- uit te trekken om de proef met de locomobiel te nemen, waarbij de kosten maximaal ƒ 1,50 per bunder zouden zijn 25. In de volgende drie zomers bleef het rivierpeil echter laag en het bestuur, dat toch al geen groot voorstander was van de stoombemaling, voerde het besluit niet uit. In plaats van kwelwater dat de polder inkwam, kwelde het polderwater door de lage waterstand nu uit de polder. Bovendien was de voorzitter intussen tot de conclusie gekomen dat ruim ƒ 1000,- nodig was, dus tweemaal het budget dat hij indertijd zelf had voorgesteld. Er gebeurde dus niets. In het voorjaar van 1877 was het rivierpeil opnieuw hoog en stonden de lage polderdelen blank. Op verzoek van de ingelanden Van den Broeke en Lanschot werd op 25 mei een speciale vergadering belegd. Besloten werd aan twee firma's prijs te vragen voor het binnen veertien dagen met een stoompomp wegmalen van de overtollige 30 cm water in de polder 26. Reeds vijf dagen later, op 30 mei, was er weer een vergadering van de ingelanden, waarin de twee binnengekomen offertes werden besproken. Bennink uit Vreeswijk wilde een locomobiel plaatsen en gedurende 14 etmalen flink werkend houden voor f 480,-, terwijl Smulders uit Utrecht een wat grotere installatie voor ƒ 840,- wilde laten werken. Een garantie voor het leegmalen in veertien dagen gaven ze echter niet. De ingelanden vonden de proef te kostbaar en kozen een oplossing, die ook toendertijd al gangbaar was: er werd een commissie benoemd. Deze commissie moest ervaringen met stoombemaling en de kosten daarvan nagaan en advies inwinnen bij deskundigen. Om de benodigde ƒ 300,- te kunnen opbrengen werd 25

de omslag verhoogd van 4 tot 5 gulden per hectare. De eerste plannen voor een permanent stoomgemaal De commissie vroeg twee deskundigen, ingenieur P.A. Korevaar uit Sliedrecht en ingenieur Nierstrasz, om een advies. Korevaar adviseerde om een permanent stoomgemaal met scheprad te maken in de kade tegen de dijk te Lexmond, Nierstrasz om bij hoog polderwater tijdelijk een locomobiel met centrifugaalpomp in te zetten. In december 1877 presenteerde de commissie de twee plannen aan het bestuur. Zowel de commissie als het bestuur gaven de voorkeur aan het plan van Korevaar 27. Beide plannen werden aan de ingelanden voorgelegd in de algemene vergadering van 18 januari 1878 en ontketenden een stevige discussie. J.C. van Eethen en zijn vrouw J. Begram uit Utrecht, H.J.F. Reijgers te Vianen en D. Bikker uit Lexmond voerden als bezwaren aan de slechte resultaten die de polder Jaarsveld met stoombemaling had, het grote gevaar dat het gemaal door kruiend ijs werd beschadigd, waarschijnlijk hogere kosten dan geraamd en de mogelijkheid dat jaren achtereen een stoomgemaal niet nodig zou zijn. Het ijsgevaar was niet denkbeeldig, want in het plan stond de machine slechts 1 meter boven de kade. Daarop volgde de stemming met als uitslag 131 stemmen voor en 131 tegen! De stem van de voorzitter Mijnlieff moest de doorslag geven. Hij stemde tegen en het plan was verworpen! 28 Ook in dit voorjaar 1878 was de waterstand hoog, dus bleven de lage polderdelen last houden van kwelwater. De hoge delen in het oosten van de polder hadden hiervan geen last. In mei sloot een ingeland de duiker in de benedenste uitweg van de Zaadwaard af met een schuif en een slot, waardoor het kwelwater van de lage, westelijk gelegen polders niet in de oostelijke polders kon stromen. Op 14 mei stond het water in de westelijke delen 20 cm hoger dan in de oostelijke delen! 29 Dit zette kwaad bloed en gaf veel gemor. Op 24 mei werd over deze kwestie een extra ingelandenvergadering gehouden. Het bestuur beloofde de boze ingelanden van de lage polderdelen dat het zou proberen met iemand een overeenkomst te sluiten om bij wateroverlast steeds binnen drie dagen na afroep tijdelijk een stoomwerktuig te plaatsen en te laten werken 30. Anderhalve week later, op 4 juni 1878, was er opnieuw een vergadering van de ingelanden over een voorstel dat F. Kool uit Leerdam reeds in april had ingediend. Hij wilde zijn pomp op proef bij de Staartse steenoven van Van den Broeke neerzetten. De kosten waren ƒ 85,- per etmaal. Wanneer de proef slaagde, kon de polder de pomp kopen voor ƒ 600,- 31. Nieuw kostte hij ƒ 4000,-. Dijkmeester Swets was in Leerdam gaan kijken hoe die pomp eruit zag. Het 10 jaar oude en 800 kg wegende apparaat was een soort schepradwerktuig dat zijn water terzijde uitstort in een bak, die in de kade gezet zijnde, of ingegraven, het water buiten de polder voert. Het werd aangedreven met draaijen aan twee krukken, door zeven man, om de tien minuten af en aan, dat is 14 man; in de 24 uren wordt 15.000 kubieke meters water verzet, bij geen hogere opbrengst dan tot 1 el [= 1 m]. De kosten daarvan zijn 14 mannen ad f 3,- in de 24 uren is f 42,-. Daar kwam nog ƒ 7,- bij voor huur en een opzichter, zodat de kosten per etmaal ƒ 49,- bedroegen. Inplaats van de 2 x 7 man kon echter ook een locomobiel worden gebruikt 32. Het voorstel werd met 225 tegen 11 stemmen aangenomen, het bestuur kreeg een budget van ƒ 1000,- en Van den Broeke stelde kosteloos zijn terrein ter beschikking. Met de proef kon waarschijnlijk al op 9 juni worden begonnen. Meteen na de vergadering werd met Kool een contract gesloten en reeds op 8 juni zou hij beginnen met malen. Hij zou ook voor een locomobiel zorgen, maar reeds de volgende dag moest hij melden dat hij zijn belofte niet kon nakomen en de polder moest zelf maar voor een locomobiel, het opstellen ervan of voor mannen zorgen 33. 26

Waarschijnlijk is de proef toen niet doorgegaan en als dat toch is gebeurd zal het wel geen succes zijn geweest. Hoe dan ook, de volgende vier jaar bleef het stil rond de stoompomp. Er komt een vast stoomgemaal Bemaling door stoomkracht was in die tijd niets nieuws in Nederland. Na een mislukt experiment bij de Oostpoort te Rotterdam in 1776, was in 1786 een stoomgemaal Doorsnede A-A geïnstalleerd in de polder Blijdorp bij Rotterdam dat een groot succes was 34. In 1825-1826 was bij de Arkelse Dam, op het zuidelijke eind van het Zederikkanaal, ook reeds een stoomgemaal gebouwd. Om de Haarlemmermeer droog te leggen waren in 1845/46 enkele grote gemalen in werking gesteld, waaronder het nog steeds bestaande Cruqiusgemaal 35. In 1882 waren er al ongeveer 350 stoomgemalen in Nederland 36. In de herfst van dat jaar dienden twee Aanzicht X Doorsnede C-C Doorsnede B-B Ontwerptekening van het gemaal. In de doorsnede A-A is de omvang van het scheprad te zien en in doorsnede B-B het massieve metselwerk rond de ketel. De ketel is zichtbaar als de witte cirkel. Gem. Archief Gorinchem, Inv. Polder De Eendracht, nr. 131. 27

vrouwelijke ingelanden, M.H. Oomen (weduwe van A.C. van Lanschot) en J.C.H.B. van Zijll (weduwe van H.C. van den Broeke) een verzoekschrift in om een permanent stoomgemaal te plaatsen. Mevr. M.H. Oomen had, evenals vele andere ingelanden, jaren achtereen belangrijke schade geleden en nu moest het probleem maar eens goed worden aangepakt. Op 3 november werd een extra vergadering voor de ingelanden belegd en met 170 tegen 89 stemmen werd besloten om definitief over te gaan op stoombemaling. De lasten zouden hectaregewijs gelijkelijk worden verdeeld. De tegenstemmers waren mevr. Begram (38 stemmen) en haar echtgenoot J.C. van Eethen uit Utrecht (2 stemmen), mevr. J.M. Mijnlieff uit Vianen (24 stemmen) en H. Royaards van Scherpenzeel uit Utrecht (25 stemmen). Ze hadden allemaal hoge gronden en voerden als extra argument aan dat ze in droge perioden hun landerijen zelfs moesten besproeien. Toen het besluit voor stoombemaling eenmaal was genomen, wilde men niet gaan knoeien met een locomobiel maar meteen een permanent stoomgemaal bouwen volgens het plan dat Korevaar al in 1877 had ingediend. Alleen de familie Van Eethen was tegen een permanent stoomgemaal 37. Voor Joh. Mijnlieff Az., de voorzitter van het polderbestuur en echtgenoot en vertegenwoordiger van mevr. J.M. Mijnlieff, was het besluit extra zuur. Een paar jaar tevoren had hij de lage Mijnsheerenwaard, die hij samen met anderen bezat, moeten verkopen en daar een betrekkelijk laag bedrag voor gekregen omdat zij in de regel voor een groot deel onder water staat of met overtollig water heeft te kampen 38. De tegenstemmers lieten het er echter niet bij zitten en gingen tegen het besluit in beroep bij de Gedeputeerde Staten van Zuidholland. Deze vroegen advies aan het hoogheemraadschap, die merkwaardigerwijs op zijn beurt weer advies vroeg aan het bestuur van de polder De Eendracht, waarvan voorzitter Mijnlieff het beroep mede had ingediend. De rest van het bestuur zag echter niets in het beroep en het advies luidde dan ook om het besluit niet terug te draaien. In april 1883 beschikten GS inderdaad afwijzend op het ingediende beroep en op 11 mei besloten de ingelanden om zo snel mogelijk met Korevaar in zee te gaan 39. Het stoomgemaal Daarna ging het snel. Korevaar raadde een stoomwerktuig van 20 pk aan, dus zes meer dan in 1877, met ijzeren scheprad. Reeds op 29 juni 1883 vond de aanbesteding plaats. Voor de stoominstallatie was de Isselburger Hütte A.G. uit Duitsland met ƒ 9850,- de goedkoopste en deze firma werd de levering gegund. Het werd een liggende stoommachine van 17 pk met een liggende vlampijpketel. Door middel van een tandwieloverbrenging werd het scheprad aangedreven. Het ijzeren scheprad had een diameter van 6,20 VOORNAAMSTE BESTEKGEGEVENS UIT 1883: Gebouw Tandrad en as Lengte x breedte: 8 x 7,50 m Materiaal: Ijzeren tandrad met Basis van de schoorsteen: vierkant uitw. 1,60 m houten tanden Uitwendige diameter schoorsteen: op 7,50 m h 00 gte: Uitwendige diameter: 3,155 m 1,30 m, op 20 hoogte Aantal tanden: 144 0,90 m Breedte tandkrans: 250 mm Lengte schoorsteen: 21,5 m Aslengte: 2,97 m Horizontale stoommachine Scheprad Cylinderdia x slag: 34 x 80 cm Constructie: opgebouwd uit gego Diameter vliegwiel: 3m ten ijzeren stukken en Aantal dubbele zuigerslagen: 44 per minuut schoepen van Vermogen: 17 pk gebogen ijzeren plaat Aantal schoepen: 24 Horizontale ketel Diameter buitenwerks: 6.20 m Lengte x diameter: 2,65 x 1,30 m Breedte: 0,50 m Aantal vlampijpen: 36, met inwend ge diameter 80 mm 28

Deze foto, gezien vanuit richting Vianen, dateert waarschijnlijk van 1918 toen het bovenste deel van de schoorsteen werd versterkt met ijzeren banden. In het linkerdeel van het gebouw stond de ketel. Het deel met de trapgevel was de machinekamer. Rechts beneden is het waterkanaal van het scheprad. Verz. H. Molenaar; Lexmond in oude Ansichten. meter en bevatte 24 schoepen 40. Het was aan de buitenkant van het gebouw aangebracht. Het gebouw bestond uit een machinekamer en een ketelhuis en was gefundeerd op maar liefst 200 palen. Onder het ketelhuis was een spuikoker (spuisluis of duiker) gemaakt die aan de westelijke zijde werd afgesloten door een vertikaal scharnierende eikehouten deur. Bij hoog polderwater en laag buitenwater kon hierdoor worden gespuid 41. Vanaf het gemaal werd nog een geul gegraven naar een reeds bestaande watergang die, evenals de Heulsloot, uitmondde in het boveneind van de Lexmondse haven 42. Voor het gebouw en het andere civiele werk was K. van der Sluis uit IJsselmonde met ƒ 17.820,- de goedkoopste 43. Om alles te kunnen financieren werd een lening van ƒ 33.000,- afgesloten 44 maar deze werd niet geheel gebruikt, want het gemaal kostte maar ƒ 29.528,36 5, waarbij die laatste halve cent niet werd vergeten! 45 Op 23 augustus 1883 werd met vaste hand op het met groen en vlaggen versierde terrein de eerste steen gelegd voor het in aanbouw zijnde stoomgemaal door de 87-jarige Teun is van Dieren Sr die reeds 64 jaar in het bestuur van de polder zitting had 46. Op 1 februari 1884, dus slechts 7 maanden na de gunning, werd het stoomgemaal opgeleverd. Het voldeed en gaf de indruk dat het stoomgemaal, licht en zacht en toch zeer krachtig als het werkte, het vereiste vermogen van uitmaling bezit. Machinist werd de Lexmondse smid Van Mazijk, die van de monteur van de stoominstallatie leerde hoe alles werkte. Zijn loon bestond uit ƒ 75,- per jaar en ƒ 2,50 voor elk etmaal van 18 uur dat het gemaal in werking was. Wanneer moest worden gemalen kreeg hij dus maar 6 uur slaap per dag 47. Om dag en nacht te kunnen doordraaien was een tweede machinist nodig en die kwam in 1888 48. In de strenge winter van 1890/91 vroor de zuigpomp van de stoommachine kapot 49. Hij werd gemaakt door F. Smulders uit Utrecht, maar toen de machine midden april weer werd aangezet, kon slechts met moeite stoom worden gehouden. Eerst dacht men dat de kolen niet goed waren en werden goede machinekolen gekocht. Dat bleek echter niet de oorzaak van het probleem te zijn, maar een lekke schoorsteen. De bovenste 9,5 meter van de vijftien meter hoge schoorsteen liet veel rook door, waardoor er niet genoeg trek in de vuren was. Als noodoplossing dichtte metselaar Floor Sloof de kieren met klei. Zijn stelling liet men voorlopig staan tot er een gelegenheid was om de schoorsteen door een bekwame metselaar gedeeltelijk te laten afbreken en weer opbouwen. Dat zou ƒ 300,- moeten kosten. Pas in september kreeg Sloof opdracht voor die prijs het werk uit te voeren. Eerst werd het polderpeil tot 10 cm onder het zomerpeil afgemalen en toen kon Sloof zijn gang gaan 50. De kolenloods In het bestek van het stoomgemaal was ook de bouw van een kolenloods opgeno- 29

men, maar deze werd toen waarschijnlijk niet gebouwd. In 1898 werd voorgesteld om naast het gemaal een stuk grond te kopen om daar een kolenloods op te zetten. Er werd een begroting gemaakt 51, maar daarna bleef het stil, totdat in 1901 bleek dat de machine niet genoegzaam stoom houdt om voldoende water op te brengen. Dat kwam omdat er gewone kachelkolen werden gebruikt die bij de plaatselijke kolenboeren konden worden gekocht. Machinekolen waren veel geschikter, maar die moesten in grote partijen worden gekocht en binnen worden opgeslagen. Er was dus een kolenloods nodig. Op 3 september 1901 werd daarom besloten een houten loods te bouwen op een ongeveer 45 m 2 groot terrein dat werd aangekocht van de wed. Zorn voor één gulden per vierkante meter. De 6 meter lange en 4 meter brede loods werd gebouwd door M. de Koning te Lexmond voor ƒ 342,- 52. Inlaten en sluizen In 1885 kwamen er verzoeken om een inof overlaat te maken, zodat 's winters water in de polder kon worden toegelaten 53. In 1891 werd daartoe langs de Lek, in het boveneind van de polder (bij Vianen, op het land van H. Royaards van Scherpenzeel, in het deel van de kade op Leeuwenhoek, juist voor het bestaande wiel) geen overlaat, maar een stenen bevloeiingssluis gebouwd, die door een dubbele rij schotbalken kon worden gesloten en van boven open was. Deze waterinlaat van ruim 3 meter breedte werd voor ƒ 887,- gemaakt door Christiaan Streefkerk uit Ameide 54. Door deze inlaatsluis was het inlaten van water nu mogelijk. De polder kon nu weliswaar onder water worden gezet, maar door het lekkende uitwateringssluisje in Lexmond liep het water langzaam maar zeker weer weg 55. In 1893 werd aan de onderzijde van de sluisdeur een betere afdichting gemaakt en hiermee was ook dit euvel verholpen 56. In de jaren vijftig van deze eeuw was als gevolg van het lagere rivierpeil het inlaten van water alleen mogelijk bij bijzonder hoog water 57. In 1899 werd geprobeerd of de duiker (spuisluis) die zich onder het gemaal bevond, groot genoeg was om het overtollige water uit de polder te laten stromen. Helaas bleek dat niet het geval. Was dit wel zo geweest, dan had de uitwateringssluis kunnen vervallen. Dat zou mooi uitkomen, want de uitwateringssluis verkeerde in zeer slechte staat en opknappen zou minimaal ƒ 2000,- kosten 58. Toch moest er iets gebeuren, want wanneer de uitwateringssluis het begaf, liep de hele polder onder water. Daarom werd in 1904 besloten om schotbalken met messing en groef te maken om desnoods het uitwateringssluisje aan de binnenzijde te kunnen afsluiten 59. Het sluisje was gebouwd om water uit de polder weg te laten lopen, niet om het erin te laten lopen of erin te houden. Dat zou in lange droge perioden wel handig zijn maar de sluisdeur, die naar buiten opende, kon bij hoog buitenwater niet tegen de waterdruk in worden geopend. Een oplossing zou zijn om een schuif aan te brengen, maar dat wilde men pas doen wanneer het echt nodig was 60. In de winter van 1905/1906 deed men een ontdekking. De schotbalkjes in de Lexmondse uitwateringssluis waren aangebracht en het water dat bij hoogwater door de sluisdeur lekte werd door de erachter gelegen en goed afdichtende stapel schotbalkjes tegengehouden. Daardoor kwam het water aan beide zijden van de deur even hoog te staan en zie daar, de sluisdeur kon worden geopend! Zo was een manier ontdekt om de sluis bij hoog water toch open te krijgen 61. Door de deur in de duiker (spuisluis) van het stoomgemaal kon alleen worden geloosd. Om bij het gemaal ook water in te kunnen laten werd in 1921 voorgesteld een schuif aan te brengen 62, maar pas in 1934 werd een nieuwe duiker met een schuif aangebracht 63. De deur van de uitwateringssluis in de kade was in 1956 zo slecht geworden, dat werd besloten deze te vervangen door een duiker met een schuif. Dit plan werd pas in 1958 uitgevoerd 64. 30

toch kon worden weggemalen. De Lexmonder Koen Horden zag wel wat in het baantje en bood zich aan als machinist. Op 10 augustus 1910 begon hij onder toezicht van de monteur te malen en hij voldeed zo goed dat hij werd benoemd tot machinist op een jaarlijkse beloning van f 85, -, benevens f 2,50 per etmaal van 18 uren, wanneer er gemalen wordt. Verder mocht hij zich voorzien van een stoker tegen een beloning van 11 cent per uur 68. Problemen rond de Eerste Wereldoorlog De inlaatsiuis te Vianen die in 1891 werd gebouwd. In de gleuven konden horizontale balken (de schotbalken) worden aangebracht, zodat een waterdicht schot ontstond. Gem. Archief Gorinchem, Inv. polder De Eendracht, nr. 77. In de waterinlaat te Vianen werd na enkele jaren praten en plannen maken in 1939 de vloer 60 cm verlaagd. Ook daar kon nu bij normaal hoogwater het water in de polder worden ingelaten 65. Een andere machinist In 1905 was het salaris van Van Mazijk op diens verzoek opgetrokken van ƒ 75,- tot ƒ 85,-- Omdat evenwel alle extra inkomsten, zoals een toeslag van ƒ 5,- voor kleine reparaties en schoonhouden van de machine, daarmee vervielen schoot hij er niet veel mee op 66. Op vrijdag of zaterdag 29 of 30 juli 1910 had voorzitter B. Mijnlieff, die de in 1897 overleden J. Mijnlieff was opgevolgd 67, met de heer den Hartog het stoomgemaal te Lexmond bezocht en waargenomen dat er nog vrij veel water op het zomerpeil stond en toen aan machinist Van Mazijk medegedeeld dat wanneer zondag 31 juli het water boven peil was en bleef, er op zondag moet gemalen worden, hetwelk door Mazijk op de meest brutale manier werd geweigerd. Zijn weigering stoelde op godsdienstige gronden. Toen hij inderdaad die zondag niet maalde werd hij ontslagen. Machinefabriek F. Smulders uit Utrecht, die al de nodige reparaties had uitgevoerd, leverde tijdelijk een monteur die tevens machinist was, zodat het water in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) waren de kolen schaars en dus duur. In september 1916 lag bij het gemaal nog maar een kleine voorraad, te weinig om een volgende maalperiode door te komen. Besloten werd om pas (dure) kolen te bestellen wanneer er moest worden gemalen en de voorraad zou dan meteen geheel worden opgebruikt 69. Deze zuinigheid pakte echter verkeerd uit. Op de ingelandenvergadering van 29 mei 1917 moest de voorzitter mededelen dat hij ter verkrijging van steenkolen voor het stoomgemaal zich heeft gewend tot de commissie voor de distributie van steenkolen te 's-gravenhage, dat dit tot een minder aangename correspondentie heeft geleid en het resultaat was dat we tot dusver geen steenkolen hebben verkregen, noch in uitzicht is dat we binnen afzienbare tijd die zullen verkrijgen. Gelukkig kon in de loop van dat jaar een partijtje kolen worden gekocht bij de Steenkolen Handelsvereeniging te Utrecht en kon het gemaal weer draaien 70. In de zomer van 1918 was ook de voorraad machine- en cylinderolie op, zodat bij de eerstvolgende noodzakelijkheid om te malen, de machine niet in werking zal kunnen worden gesteld. Bij de autoriteiten werden toen 25 liter machineolie en 15 liter cylinderolie aangevraagd, maar wanneer die werden geleverd is niet bekend 71. Met de installatie waren nooit grote problemen geweest en het onderhoud bleef beperkt tot het vervangen van kleine 31

onderdelen. Alleen in 1905 waren, op last van het Stoomwezen, 34 vlampijpen van de 21 jaar oude ketel vernieuwd door Machinefabriek F. Smulders te Utrecht. Zuinig als de poldereigenaren waren, werd een paar keer geprobeerd om de rekening te verlagen, maar die pogingen waren vruchteloos 72. In 1913 stelde machinist Horden voor om een druppelaar of vetpot op de machine aan te brengen, waardoor deze, in werking zijnde, gelijkmatig van olie zou worden voorzien. De circa ƒ 75,- die dat zou gaan kosten werd echter veel te duur geacht. Nog twee jaar later werd besloten de aankoop tot een volgend jaar uit te stellen 73. Wanneer die vetpot er is gekomen is niet bekend, maar dat zal nog wel even hebben geduurd. De schoorsteen was in de loop der tijd een paar keer door de bliksem getroffen en mede hierdoor was het bovenste deel nogal slecht geworden. Dit deel werd in 1918 versterkt door ijzeren banden, zoals die bij de bouw onderaan reeds waren aangebracht 74. De laatste jaren van de ketel In het voorjaar van 1923 moest de 40 jaar oude stoomketel worden gekeurd door het Stoomwezen. De ketel was helemaal ingemetseld, maar slechts een deel van dat metselwerk hoefde te worden verwijderd. Wanneer de ketel zou zijn afgekeurd mocht hij verder niet meer worden gebruikt en dat zou betekenen dat er die zomer niet kon worden gemalen. De kans was dan groot dat door het onder water staan van de uiterwaarden de hooioogst zou mislukken. In een brief had het Stoomwezen al laten weten dat het voornemen bestaat de ketel wegens ouderdom buiten dienst te stellen 75. Er werd uitstel gevraagd en gekregen en pas in het najaar van 1924 werd de ketel gekeurd. Die keuring kostte alles bij elkaar ƒ 1870,-, voor die tijd een heel bedrag, maar gelukkig werd de ketel goedgekeurd. Het gebouw werd geschilderd en voor een deel opnieuw gevoegd en er waren voldoende kolen. Begin 1925 was het urama Het gemaal en de hoge schoorsteen gezien vanaf de toren. De foto dateert van omstreeks 1910. Verz. H. Molenaar, Lexmond in oude Ansichten. 32

gemaal weer in een uitstekende staat. In 1928 werd Lexmond aangesloten op het elektriciteitsnet van Dordrecht. In dat jaar kwam voor het eerst de mogelijkheid ter sprake om, wanneer de ketel zou worden afgekeurd, de stoommachine te vervangen door een elektromotor 77. In februari 1930 schreef de hoofdingenieur van het Stoomwezen te Dordrecht dat in mei de ketel moest worden beproefd. Daarbij wordt in overweging gegeven daaraan geen kosten te besteden, daar de 47-jaar oude ketel vrij zeker zal worden afgekeurd. De ingemetselde ketel moest voor de keuring gehee! worden ontmanteld en omhooggezet, zodat hij aan alle kanten goed te inspecteren was. Dit zou een kostbare operatie worden 78. Daarom werd op 23 mei 1930 aan de ingelanden voorgesteld om de ketel te verwijderen en te vervangen door een motor, bij voorkeur een elektromotor, die via een overbrenging het scheprad moest aandrijven. De ingelanden gingen met dit voorstel accoord en machtigden het bestuur om de schoorsteen af te breken en het gebouw te vernieuwen, in goede staat te brengen en het Stoomwezen te vragen om de stoomketel tot 1 november 1930 in gebruik te mogen houden 79. Bij de Electromotorenfabriek Dordt te Dordrecht werd een 30 pk elektromotor besteld met bijbehorende installatie, die totaal ƒ 2452,- kostte. Er werd ook een verlengde as voor het scheprad gekocht. De firma Flesch uit Rotterdam brak de schoorsteen, het ketelmetselwerk en het ketelhuis af en verwijderde de stoominstallatie voor ƒ 125,-, waarbij de machine en alle afbraak haar eigendom werd. De werkende stoominstallatie had vroeger meteen voor verwarming van het gemaal gezorgd, maar van een elektromotor kon dat niet worden verwacht en dus werd in het gebouw ook verwarming aangebracht. Het is overigens niet waarschijnlijk dat de verwarming daadwerkelijk is aangebracht, want in 1940 vroeg de 'machinist' een kachel te plaatsen tegen de kou in de winter en tegen het vocht. De trap naar het gemaal werd vernieuwd en de stenen trap bij het scheprad werd afgesloten, de nog aanwezige steenkolen werden verkocht en de kolenloods werd gesloopt. Al met al bedroegen de totale kosten ongeveer ƒ 3600,- 80. Op 8 mei 1931 werd de elektrische installatie opgeleverd en werd er kort proefgedraaid. Door de lage waterstand was lang proefdraaien niet mogelijk. Kennelijk kwam er dat jaar verder geen hoog water in de polder voor, want pas negen maanden later, op 30 januari 1932, kon echt worden proefgemalen en dan nog maar twee uur lang op halve kracht 81. Een stoommachinist was nu niet meer nodig en K. Horden werd per 1 januari 1931 ontslagen. In zijn plaats kwam de Lexmonder J. Molenaar, die ƒ 25,- per jaar verdiende en 55 cent voor elk uur dat hij in dienst van de polder is 82. Het gebouw was nogal vochtig, wat slecht was voor de elektrische installatie. Er Het elektrische gemaal Op deze foto, waarschijnlijk uit 1918 of net daarna, is de schoorsteen geheel voorzien van ijzeren banden. Op de voorgrond de kolenschuur. De foto is genomen vanaf de voet van de Lekdijk. Verz. H. Molenaar; Lexmond in oude Ansichten. 33

werd ook gesproken over het aanbrengen van asbestplaten om het vocht te weren en voor een beter aanzien van het interieur, maar of dit is gebeurd is niet zeker 83. De laatste periode van het gemaal Het gemaal is de Tweede Wereldoorlog redelijk doorgekomen, dit in tegenstelling tot de kaden langs de Lek die veel schade leden van de golven, die werden veroorzaakt door passerende Duitse snelboten 84. Wijs geworden door de ervaring in de Eerste Wereldoorlog werd er in 1941 voor gezorgd dat voldoende smeerolie in voorraad was 85. In de laatste periode van de oorlog was het gemaal niet afgesneden van het elektriciteitsnet. Er kwam over die periode nog een hoge rekening binnen, hoewel het niet nodig was geweest om te malen 86. Onderhoud aan het gemaal werd gedurende de oorlog niet gepleegd, erger nog, de zoldervloer werd gesloopt en de planken werden gebruikt voor het herstellen van de Het machinehuis bestaat nog. Schoorsteen en ketelhuis zijn in 1931 afgebroken. De inlaatopeningen naar het scheprad en voor het waaiersluisje zijn nog zichtbaar. Foto van de auteur, 1996. beschoeiing, daar geen hout in de handel meer beschikbaar /'s 87. Na de oorlog begon men last te krijgen van illegale huisvuilstortingen bij het gemaal, speciaal door een aanwonende, die een hek in de heining had gemaakt. Het hek werd in 1949 vervangen door een bordje Verboden Toegang 88. In 1951 wilde die bewoner het hek weer in ere herstellen teneinde een achteruitgang aldaar te hebben. Het verzoek werd echter afgewezen omdat het bestuur bij de schouw van het gemaal in het najaar van 1950 had opgemerkt dat hij met een kruiwagen, gevuld met afval, op weg was naar het gemaal en dat [hij] de kruiwagen bij het ontmoeten van het bestuur ter plaatse liet staan en zich verwijderde 89. In het begin van de jaren vijftig gingen er stemmen op om het gemaal op te heffen. De initiatiefnemer hiervan was Van Lanschot. In 1953 werd op zijn voorstel besloten om hierover en over de toekomstige waterafvoer een rapport te laten maken door opzichter Kronenberg 90. Door diverse oorzaken bleef het rapport echter uit. Op 6 mei 1955 werd de knoop doorgehakt en besloot het bestuur aan de ingelanden voor te stellen om het gemaal op te heffen 91. Dat gebeurde op de ingelandenvergadering van 28 mei 1955, waarbij als reden werd aangevoerd dat het gemaal in een lange reeks van jaren niet in bedrijf is geweest en al die tijd overbodig was. Ook werd verwacht dat door normalisering van de rivieren en door de aanwezigheid van de stuw bij Hagestein er minder vaak hoog water zou zijn waardoor het gevaar van overstroming van lieverlede kleiner wordt en het gemaal nutteloos wordt. Bovendien verkeert het gebouw in zodanige toestand dat binnen afzienbare tijd belangrijke reparatiekosten dienen te worden besteed, terwijl de jaarlijkse exploitatiekosten niet gering zijn. Daarop werd besloten om het gemaal op te heffen 92. Het duurde nog tot 1958 voordat het gemaal inderdaad buiten werking kon worden gesteld. Om desalniettemin een goede afwatering van de polder te garanderen moest bij het gemaal echter eerst een goede sluis 34

zn Noten Het sluisje in de kade bij het gemaal. Hierin zat eerst een deur, nu een schuif. Foto van de auteur, 1997. komen. Dat was een juiste belissing want in 1957 moest het gemaal toch nog worden gebruikt om het overtollige water uit de polder te krijgen 93. Het bestaande sluisje werd verbreed, er werden twee stenen vleugels aangebracht en de houten sluisvloer werd vervangen door een van beton. Bij het gemaal werden de grote deur bij de machine en de kleine deur bij het scheprad verwijderd en de daardoor ontstane openingen werden dichtgemaakt. Op 11 oktober 1958 werd het vernieuwde sluisje opgeleverd en werd besloten dat het gebouw en de inventaris nu konden worden verkocht 94. Na wat loven en bieden werd het gebouw en de ongeveer 7,5 are grond verkocht aan G. de Jong te Zeist, die reeds eigenaar was van een belendende woning 95. Na 74 jaar dienst te hebben gedaan was definitief het doek gevallen voor het stoomgemaal van de polder De Eendracht. Momenteel doet het dienst als stal. W. van Zijderveld GA = Gemeente Archief. PDE = Inventaris Polder De Eendracht, Archief Hoogheemraadschap Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. 1. GA Gorcum, PDE, nr. 13, Ontwerp reglement, ongedateerd. 2. L.F. Teixeira de Mattos, De Waterkeehngen, Waterschappen en Polders van Zuid-Holland, IV 1 ", De Waarden (Vervolg), Afd. II, Onderafd. IV, Den Haag, 1931, 819; Kadastrale kaart 1832. 3. Kaart van de Lek van Bolstra (1751-1764), blad 6 en 7. 4. GA Gorcum, PDE, nr. 88, 7 nov. 1856. 5. Idem, nr. 89, bestek 1857. 6. Idem, nr. 92 en 93, 17 maart en 6 mei 1862. 7. Idem, nr. 1, 4 juli 1832 en 20 maart 1840. 8. Idem, nr. 72, ca. 1850. 9. Idem, nr. 2, 11 sept. 1865 en 31 mei 1892. 10. Idem, nr. 2, 18 mei 1866, 13 maarten 22 mei 1874. 11. Idem, nr. 2, 27 juli 1864 en 13 maart 1874. 12. Idem, nr. 50, Keur op de waterkering, art. 6, 1864; nr. 2, 6 juni 1877. 13. Idem, nr. 70, rek. 19 nov. 1819 14. Idem, nr. 73, 15 sept. 1865. 15. Teixeira, 821. 16. GA Gorcum, PDE, nr. 2, 13 maart 1874. 17. Idem, nr. 2, 3 nov. 1882. 18. Idem, nr. 2, 30 mei 1877. 19. Idem, nr. 2, 13 mei 1868; Catharina L. van Groningen, De Vijfheerenlanden met Asperen, Heukelum en Spijk, 's-gravenhage/zeist, 1989, 42. 20. GA Gorcum, PDE, nr. 2, 20 jan. 1869. 21. Idem, nr. 128, 24 sept. 1873. 22. Idem, nr. 2, 22 april 1873. 23. H.W. Lintsen, 'Stoom en Bemaling', in: Geschiedenis der Techniek in Nederland, IV, Zutphen, 1993, 144. 24. GA Gorcum, PDE, nr. 128, 28febr. 1874. 25. Idem, nr. 2, 13 maart 1874 en nr.128, 18 febr. 1874. 26. Idem, nr. 2, 26 mei 1877. 27. Idem, nr. 2, 8 dec. 1877. 28. Idem, nr. 2, 18 jan. 1878. 29. Idem, nr. 2, 14 mei 1878. 30. Idem, nr. 2, 24 mei 1878. 31. Idem, nr. 2, 4 juni 1878. 32. Idem, nr. 130, 28 mei 1878. 33. Idem, nr. 130, 4 en 5 juni 1878. 34. Lintsen, 'Stoom en Bemaling', 132; 35

H.W. Lintsen, 'Stoom in ontwikkeling', in: Geschiedenis der Techniek in Nederland, IV, Zutphen, 1993, 114/115. 35. Lintsen, 'Stoom en Bemaling', 142; Texeira de Mattos, 254-256. 36. Lintsen, 'Stoom en Bemaling', 146. 37. GA Gorcum, PDE, nr. 2, 3 nov. 1882. 38. Idem, nr. 2, 12 dec. 1882. 39. Idem, nr. 2, 11 mei 1883. 40. Idem, nr. 131, bestek van de machineinstallatie, 1883. 41. Idem, nr. 131, Bestek van de civiele werkzaamheden, 1883. 42. Teixeira de Mattos, 820. 43. GA Gorcum, PDE, nr. 2, 14 juni 1883 en nr. 131, 29 juni 1883. 44. Idem, nr. 2, 6 aug. 1883. 45. Idem, nr. 2, 19 sept. 1884 en nr. 131, invest, berekening. 46. Schoonhovensche Courant, 25 aug. 1883. 47. GA Gorcum, PDE, nr. 2, 1 febr. 1884. 48. Idem, nr. 2, 22 mei 1888. 49. Idem, nr. 2, 3 maart 1891. 50. Idem, nr. 2, 24 april en 4 sept. 1891. 51. Idem, nr. 3, 13 en 29 april 1898. 52. Idem, nr. 3, 3 sept, en 15 okt. 1901 en nr. 131, 15 okt. 1901. 53. Idem, nr. 2, 7 mei 1885, 17 mei 1887, 13 mei 1890, 3 maart en 24 april 1891. 54. Idem, nr. 2, 5 juni t/m 14 okt. 1891 ; nr. 77, 1 sept. 1891. 55. Idem, nr. 4, 11 mei 1937. 56. Idem, nr. 2, 14 april, 3 en 12 mei 1893. 57. Idem, nr. 2, 31 mei 1892. 58. Idem, nr. 3, 28 maart 1899. 59. Idem, nr. 3, 11 febr. en 6 sept. 1904. 60. Idem, nr. 3, 5 mei 1905. 61. Idem, nr. 3, 20 april 1906. 62. Idem, nr. 3, 24 aug. 1921. 63. Idem, nr. 3, 14 sept. 1934 en 10 sept. 1935; nr. 80, 1934. 64. Idem, nr. 4, 8 mei 1956, 4 mei en 31 aug. 1957, 17 mei en 11 okt. 1958. 65. Idem, nr. 4, 26 mei en 13 sept. 1937; 14 april 1939. 66. Idem, nr. 3, 6 sept. 1904, 26 mei 1905 67. Idem, nr. 3, 13 aug. en 6 okt. 1897. 68. Idem, nr. 3, 9 sept. 1910. 69. Idem, nr. 3, 6 sept. 1916. 70. Idem, nr. 3, 29 mei en 6 sept. 1917. 71. Idem, nr. 3, 6 sept. 1918. 72. Idem, nr. 3, 7 sept. 1905 en 8 mei 1906. 73. Idem, nr. 3, 5 sept. 1913 en 7 mei 1915. 74. Idem, nr. 3, 6 sept. 1918. 75. Idem, nr. 3, 17 april en 3 juli 1923. 76. Idem, nr. 3, 6 okt. 1923 en 13 mei 1925. 77. Idem, nr. 3, 5 okt. 1928. 78. Idem, nr. 3, 6 mei 1930. 79. Idem, nr. 3, 23 mei 1930. 80. Idem, nr. 3, 4 okt. 1930 en 18 sept. 1931. 81. Idem, nr. 3, 3 mei 1932. 82. Idem, nr. 3, 8 mei 1931. 83. Idem, nr. 4, 26 april en 10 sept. 1940. 84. Idem, nr. 4, 26 mei 1944. 85. Idem, nr. 4, 11 sept. 1941. 86. Idem, nr. 4, 5 juli 1945. 87. Idem, nr. 4, 4 sept. 1942. 88. Idem, nr. 4, 17 sept. 1949. 89. Idem, nr. 4, 11 mei 1951. 90. Idem, nr. 4, 26 sept. 1953. 91. Idem, nr. 4, 3 april en 9 okt. 1954 en 6 mei 1955. 92. Idem, nr. 4, 28 mei 1955. 93. Idem, nr. 4, 31 aug. 1957 en 17 mei 1958. 94. Idem, nr. 4, 11 okt. 1958. 95. Idem, nr. 4, 5 juni 1956, 4 en 25 mei 1957, 23 mei, 9 okt. en 27 nov. 1959, 14 mei en 10 sept. 1960. Een zaak van lange adem Mensen maken plannen. Plannen die soms snel, soms helemaal niet worden uitgevoerd. Maar het kan ook gebeuren dat de plannen, nadat ze zijn opgesteld, eerst veel later tot uitvoering komen. Zo geschiedde ook in 1566, in welk jaar door bestuur en ingelanden van de polders Over en Neder Boeicop een plan werd opgesteld om, naast de al aanwezige twee wipwatermolens die de polders bemaalden, een derde molen te laten bouwen. Voordat met de bouw kon worden begonnen moest toestemming van hogerhand worden verkregen. Voor een goed begrip is het dienstig eerst na te gaan hoe de genoemde polders waren samengesteld. De polder Over Boeicop ressorteerde vanouds onder het graafschap Leerdam, terwijl Neder Boeicop viel onder het gerecht Hei en Boeicop, dat deel uitmaakte van het Land van Vianen. Bestuurlijk vormden ze dus een tweedeling, waarop we hier verder niet zullen ingaan. Maar één ding hadden ze gemeen: waterstaatkundig vormden ze een geheel, dat de waterhuishoudkunde via bemaling op de Zederik regelde. Vanuit het noorden lopen de polders in 36